In dit laatste artikel wil ik kijken naar de aanwezigheid van Gods Heerlijkheid op aarde anno nu en in de tijd die nog moet komen. We hebben in het boek Ezechiël gezien hoe Gods Heerlijkheid de tempel te Jeruzalem verliet, en daar tot op de dag van vandaag niet in is teruggekeerd. Wel lazen we in de laatste hoofdstukken van Ezechiël dat Gods Heerlijkheid na de Grote Verdrukking terugkomt en dan ten volle aanwezig zal zijn en blijven.
Huidige situatie
Daarvoor kijken we andermaal naar het visioen van Jesaja (Jesaja 6 vers 1-8). Hij ziet God zitten op een hoge en verheven troon. Die aanblik is te veel voor de jonge profeet, en hij vreest dan ook te zullen sterven. Het loopt anders. God voorziet in de nood van Jesaja, en roept hem tot het profetenambt. Aan een van de dingen die hij ziet zullen we nu aandacht besteden. Rondom en boven de troon bevinden zich namelijk serafs, een bijzondere orde van engelen. Zij roepen, proclameren twee aspecten van het wezen van God, Zijn Heiligheid en Zijn Heerlijkheid:
De een riep tot de ander: Heilig, heilig, heilig is de Here van de legermachten; heel de aarde is vol van Zijn heerlijkheid! (Jesaja 6 vers 3)
Het roepen van de serafs lijkt te betekenen dat Gods heerlijkheid ook nu op aarde is, ja, de aarde zelfs geheel vervult. De vraag is of dat correct is. Een wereld waar ziekte, dood en verderf aan de orde van de dag zijn, waar valse godsdiensten en afgoderij normaal wordt geacht, zal niet de plaats zijn waar de Heerlijkheid van God Zich ’thuis voelt’. Men zoekt de oplossing voor deze tegenstrijdigheid wel in de vertaling.
De gangbare vertaling luidt: ‘Heel de aarde is vol van zijn heerlijkheid’. De letterlijke vertaling is heel anders: ‘De volheid van geheel de aarde is zijn heerlijkheid’. Een duidelijk verschil. De eerste vertaling zegt dat Gods Heerlijkheid nu op aarde is, ja, dat de aarde er helemaal mee vervuld is. De tweede vertaling rept niet over een eventuele verblijfplaats van Gods Heerlijkheid. Er wordt eigenlijk een soort definitie gegeven. Zo van: wil je weten wat Gods Heerlijkheid is? Kijk dan naar de aarde, naar de schepping, want daar zie je Gods Heerlijkheid. De vraag is nu of de mens dat onderkent. Zien wij iets van Gods Heerlijkheid op aarde? Of zijn we ziende blind? Voor een uitgebreid antwoord wenden we ons tot de apostel Paulus.
18 Want de toorn van God wordt geopenbaard vanuit de hemel over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van de mensen, die de waarheid in ongerechtigheid onderdrukken,
19 omdat wat van God gekend kan worden, hun bekend is. God Zelf heeft het hun immers geopenbaard.
20 Want de dingen van Hem die onzichtbaar zijn, worden sinds de schepping van de wereld uit Zijn werken gekend en doorzien, namelijk én Zijn eeuwige kracht én Zijn Goddelijkheid, zodat zij niet te verontschuldigen zijn.
21 Want zij hebben, hoewel zij God kennen, [Hem] niet als God verheerlijkt of gedankt, maar zij zijn verdwaasd in hun overwegingen en hun onverstandig hart is verduisterd.
22 Terwijl zij zich uitgaven voor wijzen, zijn zij dwaas geworden,
23 en hebben zij de heerlijkheid van de onvergankelijke God vervangen door een beeld dat lijkt op een vergankelijk mens, op vogels en op viervoetige en kruipende dieren.
24 Daarom ook heeft God hen in de begeerten van hun hart overgegeven aan de onreinheid om hun lichamen onder elkaar te onteren. (Romeinen 1 vers 18-24)
Wat zegt de apostel hier?
Er zijn goddeloze mensen die God beledigen door te beweren dat Hij niet bestaat. Zij negeren als het ware de waarheid. God laat dat niet geworden, maar straft deze mensen. God bestaat immers wel. En voor iedereen die het wil zien, is die waarheid duidelijk. Ja, God Zelf is onzichtbaar. Maar je hoeft maar naar de schepping te kijken om te weten dat Hij bestaat. Mensen die zeggen dat God niet bestaat, erkennen Hem niet, danken Hem niet, eren Hem niet. Het gevolg is dat hun denken verduisterd is. Ze hebben Gods licht uitgedaan. Ze zich gedragen zich dwaas, want ze denken dat ze alles beter weten dan een ander en niet bereid zijn om naar raad te luisteren. Ze hebben de ware God verlaten en buigen zich neer voor allerlei afgoden. God maakt deze mensen gelijk aan hun dwaze gedachten: ze gedragen zich niet langer zoals God dat bedoeld heeft.
Paulus’ betoog is duidelijk. Veel mensen willen niet inzien dat Gods Heerlijkheid in de schepping te herkennen is. De schepping is ongelooflijk mooi en ingewikkeld. Alleen een onvoorstelbaar creatief genie kon zoiets tot stand brengen. En als de schepping al zo mooi is, wat valt er dan te zeggen over Degene die het allemaal bedacht en maakte? Dit:
‘Here, onze Here, hoe machtig is Uw Naam op de hele aarde!’ (Psalm 8)
Intussen leert de Bijbel dat de schepping slechts deels de Heerlijkheid van God weerspiegelt. Na de zondeval, de zondvloed en duizenden jaren van menselijk wanbeheer is het een wonder op zich dat ook in onze tijd nog steeds zoveel moois in de schepping te vinden is. Maar wat heeft de mensheid een ellende veroorzaakt. Hij heeft het bewijs van Gods Heerlijkheid moedwillig vertrapt. Het is niet te vatten. Al die zonde, al dat verdriet, al die narigheid, al die pijn, al die oorlogen … Als de Here Jezus niet drager van de schepping was, zou het hier onleefbaar zijn. Terecht zeggen velen dat het op aarde al lang een hel is. God zij dank hebben we Zijn Woord. Daarin wordt beloofd, ja voorzegd, dat het niet altijd zo zal blijven.
Bewijs dat de ommekeer samenhangt met de wederkomst van de Here Jezus:
19 Kom dus tot inkeer en bekeer u, opdat uw zonden uitgewist worden en er tijden van verkwikking zullen komen van het aangezicht van de Here,
20 en Hij Jezus Christus zal zenden, Die tevoren aan u verkondigd is.
21 Hem moet de hemel ontvangen tot de tijden waarin alle dingen worden hersteld, waarover God gesproken heeft bij monde van al Zijn heilige profeten door de eeuwen heen. (Handelingen 3 vers 19-21)
Dan zal het leed geleden zijn:
3 En ik hoorde een luide stem uit de hemel zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk zijn, en God Zelf zal bij hen zijn en hun God zijn.
4 En God zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal er niet meer zijn; ook geen rouw, jammerklacht of moeite zal er meer zijn. (…) (Openbaring 21 vers 3-4)
Een schets van het Duizendjarig Rijk:
Men zal nergens kwaad doen of verderf aanrichten op heel Mijn heilige berg, want de aarde zal vol zijn van de kennis van de Here, zoals het water de bodem van de zee bedekt. (Jesaja 11 vers 9)
Bijbelse gebeden beginnen vaak met het danken voor de schepping
Paulus toonde dus aan dat talloze mensen niet willen inzien dat Gods Heerlijkheid in de schepping te herkennen is. Deze mensen onthouden God de eer die Hem toekomt. Zelf zegt onze Schepper:
Ik ben de Here – dat is Mijn Naam; Mijn eer zal Ik aan geen ander geven, evenmin Mijn lof aan de afgodsbeelden. (Jesaja 42 vers 8)
Gelukkig zijn er nog velen die wel willen zien dat de schepping Gods werk is, en dat Hem daarvoor alle eer toekomst. Het is dan ook een goede Bijbelse gewoonte gebeden te beginnen met God te eren voor Zijn schepping. En paar voorbeelden:
Hizkia:
(…) Hizkia bad voor het aangezicht van de Here en zei: Here, God van Israël, Die tussen de cherubs troont, U bent het, U alleen bent de God van alle koninkrijken van de aarde, Ú hebt de hemel en de aarde gemaakt. (2 Koningen 19, vers 15)
Nehemia:
U bent het, Here, U alleen. U hebt de hemel gemaakt, de allerhoogste hemel en heel het leger erin, de aarde en al wat daarop is, de zeeën en al wat daarin is, en U doet dat alles leven, en de menigte aan de hemel buigt zich voor U neer. (Nehemia 9:6)
Petrus en Johannes (en andere apostelen):
En toen zij dat gehoord hadden, verhieven zij eensgezind hun stem tot God en zeiden: Here! U bent de God Die de hemel en de aarde en de zee gemaakt hebt, en alle dingen die erin zijn (Handelingen 4 vers 24)
De vierentwintig ouderlingen rondom Gods troon:
U bent het waard, Here, te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de kracht, want U hebt alle dingen geschapen, en door Uw wil bestaan zij en zijn zij geschapen. (Openbaring 4 vers 11)
|
Elk mens dient zich te realiseren dat hij of zij een schepsel is van God (Psalm 139). Daarenboven moet elke gelovige ervan doordrongen zijn dat hij of zij een nieuwe schepping is (2 Korinthe 5 vers 17). We komen uit de eerste schepping, we behoren inmiddels bij de toekomstige nieuwe schepping (Openbaring 21 vers 5). Zouden we God dan niet de Hem toekomende eer en heerlijkheid geven? |
Onze toekomstige heerlijkheid
We hebben in de voorgaande artikelen verschillende keren stilgestaan bij die indrukwekkende woorden in de Schrift, die ons verzekeren dat JHWH God is in al Zijn macht en majesteit, en wij slechts zondige schepselen. Dit oneindige verschil heeft verregaande consequenties voor de omgang met onze God, Die Heilig is:
(…) U zou Mijn aangezicht niet kunnen zien, want geen mens kan Mij zien en in leven blijven. (Exodus 33 vers 20)
Hoe wonderlijk is het dan dat diezelfde Schrift ons een toekomstige verandering op dit punt voorzegt:
Die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het gelijkvormig wordt aan Zijn verheerlijkt lichaam, (…). (Filippi 3 vers 21)
En zoals wij het beeld van de stoffelijke gedragen hebben, zo zullen wij ook het beeld van de Hemelse dragen. (1 Korinte 15 vers 49)
Dus: vandaag de dag is rechtstreekse omgang met God onmogelijk. Eens echter zal het wel kunnen! Ons vernederd lichaam zal gelijkvormig worden aan het verheerlijkte lichaam van Jezus Christus. Dat betekent dat de eigenschappen die het lichaam van de Opgestane Christus heeft, ook de onze zullen worden. We moeten ons daarbij wel realiseren dat Paulus in zijn brief aan de Filippezen het woord ‘gelijkvormig’ gebruikt, en dat is wat anders dan ‘gelijk’. De knikker die het kind gebruikt bij zijn spel op het schoolplein heeft dezelfde vorm als planeet Aarde. Niemand zal het echter in zijn hoofd halen te beweren dat de knikker en de Aarde geheel gelijk zijn. Zo zal er altijd een oneindig verschil blijven tussen God de Zoon, en ons gelovigen.
Behalve het massieve gegeven dat we God niet kunnen zien, verzekert de Schrift ons ook dat het echt waar is: niemand heeft God gezien. Bij de berg Sinaï sprak God vanuit het midden van het vuur. Het geluid van de woorden was hoorbaar, maar een gestalte werd niet gezien (Deuteronomium 4 vers 12). De Here Jezus getuigt dat alleen Hij de Vader heeft gezien, Hij alleen (Johannes 6 vers 46). Paulus houdt Timotheüs voor dat God als enige onsterfelijkheid bezit; niemand heeft Hem gezien, niemand kan Hem zien (1 Timotheüs 6 vers 16). Daar is geen woord Frans bij. Maar dan ineens stuiten we op een profetie van de apostel Johannes:
Geliefden, nu zijn wij kinderen van God, en het is nog niet geopenbaard wat wij zullen zijn. Maar wij weten dat, als Hij geopenbaard zal worden, wij Hem gelijk zullen zijn; want wij zullen Hem zien zoals Hij is. (1 Johannes 3 vers 2)
Wat wil dat nu zeggen: ‘wij zullen Hem zien zoals Hij is’? Het betekent simpelweg dat wij als gelovigen nu slechts een gebrekkig, onvolkomen beeld van de Here Jezus hebben. Paulus schrijft:
9 Want wij kennen ten dele en wij profeteren ten dele,
10 maar wanneer het volmaakte zal gekomen zijn, zal wat ten dele is, tenietgedaan worden. (1 Korinte 13 vers 9-10)
Weliswaar zien we de Here Jezus met eer en heerlijkheid gekroond (Hebreeën 2 vers 9), maar dat doen we met ons geloofsoog. Er komt echter een dag dat geloven aanschouwen wordt. En dan zal blijken dat we ‘nog niets hebben gezien’, om het maar eens plat te zeggen. Petrus, Jakobus en Johannes zagen op de berg iets van de heerlijkheid van de Here Jezus (Mattheus 17 vers 1-8), Johannes zou later op Patmos een andere kant van die heerlijkheid zien (Openbaring 1 vers 9-18). Maar ook dat is allemaal slechts ten dele. Wanneer zullen we Hem zien zoals Hij is? Johannes zegt het: ‘Als Hij geopenbaard zal worden’. Hieronder staan een aantal verzen vermeld die spreken over het voorrecht Hem te mogen zien zoals Hij is, en het zullen zijn zoals Hij is. Afgezien van enkele accentueringen voeg ik geen commentaar bij. Lees deze teksten rustig en overdenk ze. Bid God om inzicht, en dank Hem voor deze zegeningen. Zegeningen voor nu – wat een vooruitzicht! Toekomstige zegeningen – wat God allemaal voor ons heeft klaargelegd. Al doende zult u schatten verzamelen, schatten in de hemel.
19 Verzamel geen schatten voor u op de aarde, waar mot en roest ze verderven, en waar dieven inbreken en stelen;
20 maar verzamel schatten voor u in de hemel, waar geen mot of roest ze verderft, en waar dieven niet inbreken of stelen;
21 want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn. (Mattheus 6 vers 19-21)
1. De gelovigen zullen Hem zien zoals Hij is
Zalig [zijn] de reinen van hart, want zij zullen God zien. (Mattheus 5 vers 8)
Vader, Ik wil dat waar Ik ben, ook zij bij Mij zijn die U Mij gegeven hebt, opdat zij Mijn heerlijkheid zien, die U Mij gegeven hebt, omdat U Mij hebt liefgehad vóór de grondlegging van de wereld. (Johannes17 vers 24)
Nu immers kijken wij door middel van een spiegel in een raadsel, maar dan [zullen wij zien] van aangezicht tot aangezicht. Nu ken ik ten dele, maar dan zal ik kennen, zoals ik zelf gekend ben. (1 Korinte 13 vers 12)
(…) en zullen Zijn aangezicht zien, en Zijn Naam zal op hun voorhoofd zijn. (Openbaring 22 vers 4)
2. Elke gelovige afzonderlijk zal zijn zoals Hij
Want ik ben ervan overtuigd dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid die aan ons geopenbaard zal worden. (Romeinen 8 vers 18)
En hen die Hij er van tevoren toe bestemd heeft, die heeft Hij ook geroepen, en hen die Hij geroepen heeft, die heeft Hij ook gerechtvaardigd, en hen die Hij gerechtvaardigd heeft, die heeft Hij ook verheerlijkt. (Romeinen 8 vers 30)
En zoals wij het beeld van de stoffelijke gedragen hebben, zo zullen wij ook het beeld van de Hemelse dragen. (1 Korinte 15 vers 49)
Die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het gelijkvormig wordt aan Zijn verheerlijkt lichaam (…) (Filippi 3 vers 21)
Wanneer Christus geopenbaard zal worden, Die ons leven is, dan zult ook u met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid. (Kolosse 3 vers 4)
De ouderlingen onder u roep ik ertoe op, als medeouderling en getuige van het lijden van Christus en deelgenoot van de heerlijkheid die geopenbaard zal worden: (1 Petrus 5:1)
Toekomstige heerlijkheid voor de gemeente van Jezus Christus
De Bijbel belooft ons dat we deel krijgen aan Gods heerlijkheid, daarover kan geen misverstand bestaan. Maar wat ook duidelijk is, dat die belofte niet alleen voor elk van de gelovigen afzonderlijk geldt, het gaat ook om het geheel: de gemeente. Voor al die beloften geldt bovendien dat het ons begripsvermogen volkomen te boven gaat. Het is zoals Paulus dat in zijn eerste Korintebrief uitroept:
9 Maar het is zoals geschreven staat: Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgekomen, dat is wat God bereid heeft voor hen die Hem liefhebben.
10 Aan ons echter heeft God het geopenbaard door Zijn Geest. (1 Korinte 2 vers 9)
Niemand ter wereld heeft iets gezien of gehoord van wat God ons gelovigen zal doen toekomen, ja zelfs onze fantasie schiet tekort. Kortom, de wereld weet niets van Gods wijsheid en evenmin iets van Gods heilsplan. ‘Maar,’ zegt Paulus, ‘aan ons, die Hem liefhebben’ is het wel bekend gemaakt: het is ons geopenbaard door de Heilige Geest (Romeinen 16 vers 26; Efeze 3 vers 3 en 5). Dezelfde waarheid wordt ons ook nog in andere bewoordingen meegedeeld: Het gaat dan om ‘verlichte ogen van ons verstand, om te weten wat de hoop van Zijn roeping is, en wat de rijkdom is van de heerlijkheid van Zijn erfenis in de heiligen,’ (Efeze 1 vers 18). Paulus bidt dat de Heilige Geest de gelovigen de ogen zal openen voor die heerlijke toekomstverwachting.
Wat zegt de Bijbel dan over het toekennen van Gods heerlijkheid aan de gemeente? Ik beperk me tot twee (rijke) beelden: de bruid van Christus en het Nieuwe Jeruzalem, die de vrouw van het Lam is.
De Gemeente: de vrouw van het Lam
In Openbaring 19 lezen we over de bruiloft van het Lam. De gemeente wordt hier als een bruid voorgesteld. Van deze vrouw (de Gemeente!) wordt het volgende gezegd:
7 (…) de bruiloft van het Lam is gekomen en Zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt.
8 En het is haar gegeven zich met smetteloos en blinkend fijn linnen te kleden, want dit fijne linnen zijn de gerechtigheden van de heiligen. (Openbaring 19 vers 6-8)
Ze heeft zich gereedgemaakt, ze is gekleed in smetteloos en blinkend fijn linnen. Zo kan ze ‘waardig’ voor de dag komen. Ter verduidelijking wordt nog toegevoegd dat het materiaal van haar kleed (het fijne linnen) bestaat uit de gerechtigheden van de heiligen. Het ‘oogsten’ van het fijne linnen is een zaak van vele eeuwen geweest. Vanaf het begin werkte de Here Jezus toe naar dit moment. Zo wordt ons al in Efeze 5 voorgehouden dat het Zijn bedoeling is haar (de Gemeente) in heerlijkheid voor Zich te plaatsen, een gemeente zonder smet of rimpel of iets dergelijks, (…) heilig en smetteloos (…). Daar hebben we het woord ‘heerlijkheid’ al! Christus werkt aan haar heerlijkheid. Maar er wordt in Openbaring ook gesproken over rechtvaardigheden, of anders verwoord: rechtvaardige daden. En dan moeten we meteen denken aan het ‘al wat gedaan wordt uit liefde tot Jezus, dat houdt zijn waarde en zal blijven bestaan’. Rechtvaardige daden dus, van de gelovigen zelf. Hoe komen zij daar toe? Welnu, in Efeze lezen we dat de gelovigen ‘geschapen (lees: wedergeboren) zijn in Christus Jezus om goede werken te doen, die God van tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen. Als er dus al sprake is van rechtvaardige daden, dan ligt de oorsprong er van in God. Maar gelovigen slaan ook regelmatig de plank mis. Dat betekent dat rechtvaardige en niet-rechtvaardige daden als het ware ordeloos door elkaar heen liggen. Alleen de Here Jezus kan orde scheppen in zo’n chaos. En dat zal Hij dan ook doen, Hij gaat al die daden beoordelen. Gelovigen komen niet in het oordeel voor de witte Troon, immers hun zonden zijn al in Christus geoordeeld (Johannes 3 vers 18). Wel komen de gelovigen voor de rechterstoel van Christus. Daar worden niet hun zonden geoordeeld, maar hun daden, hun werken:
Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat ieder vergelding ontvangt voor wat hij door middel van zijn lichaam gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad. (2 Korinte 5 vers 10)
Wat goed is, wordt bewaard, en wordt onderdeel van het bruidskleed van de vrouw van het Lam 1).
De Gemeente: het Nieuwe Jeruzalem
In Openbaring 19 heeft Johannes de bruiloft van het Lam gezien, en uiteraard de bruid. Nu gaan we naar hoofdstuk 21. Daar lezen we dat een van de zeven engelen met de zeven schalen (waar de laatste zeven rampen in gezeten hadden) naar Johannes toe kwam en zei: ‘Kom mee, dan zal ik je de bruid laten zien, de vrouw van het Lam!’ Hij bracht Johannes in de geest naar een hele hoge berg, en daar liet de engel aan Johannes de heilige stad Jeruzalem zien die neerdaalde uit de hemel bij God vandaan (Openbaring 21 vers 9-10). In 1 Korinte deelt Paulus ons mee dat de Gemeente de tempel van God is en dat de Geest van God in de Gemeente woont. Die tempel van God is heilig, alle gelovigen samen vormen deze tempel (1 Korinte 3 vers 16; 2 Korinte 6 vers 16). Op dezelfde manier is de Gemeente die de bruid van het Lam is, ook het Nieuwe Jeruzalem. De volgende punten zijn hier van belang:
- Het nieuwe Jeruzalem daalt neer vanuit de hemel aan het begin van het Duizendjarig Rijk.
- De stad daalt neer, maar landt niet op aarde.
- Het neerdalen van de stad beeldt de terugkomst van de Here Jezus uit; bij die gelegenheid zal Hij immers verheerlijkt worden in al zijn heiligen en bewonderd worden in allen die hebben geloofd (2 Thessalonica 1 vers 10).
- Hét kenmerk van het nieuwe Jeruzalem is dat het de heerlijkheid van God heeft (Openbaring 21 vers 11), en dat de heerlijkheid van God haar verlicht (Openbaring 22 vers 5).
- De heerlijkheid van de stad is afkomstig van de lichtglans van ‘Iemand die op de troon zat’ (Openbaring 22 vers 3).
Kortom, het Nieuwe Jeruzalem, de vrouw van het Lam, de gemeente van Christus, zal prachtig zijn. Woorden schieten te kort.
Toekomstige heerlijkheid voor Israël
Hoewel de tijd van David en Salomo de glorietijd van Israël wordt genoemd, is het niet dé glorietijd van Gods volk. Die zal pas aanbreken met de wederkomst van de Here Jezus, aan het begin van het Duizendjarig Rijk. In afwachting van dat glorieuze moment geldt de situatie zoals die door Paulus in zijn Romeinenbrief staat beschreven. Hij spreekt over struikelen en vallen:
Ik zeg dan: Zijn zij soms gestruikeld met de bedoeling dat zij vallen zouden? Volstrekt niet! Door hun val echter is de zaligheid tot de heidenen gekomen om hen tot jaloersheid te verwekken. (Romeinen 11 vers 11)
Wat bedoelt Paulus met ‘val’? In essentie dit: Israël heeft de voor hen bestemde Messias niet aangenomen, en zij die wel geloofden werden vervolgd. Door deze vervolgingen in Jeruzalem en Juda en daarbuiten vluchtten de christenen alle kanten op en verspreidden zo het evangelie.
Het evangelie gaat zo naar de heidenen om hen te doen delen in het werk van de Here Jezus aan het kruis van Golgotha:
En dat met het doel om de rijkdom van Zijn heerlijkheid bekend te maken over de voorwerpen van [Zijn] ontferming, die Hij van tevoren bereid heeft tot heerlijkheid (Romeinen 9 vers 23)
Het doel van Gods heilsplan is de verheerlijking van gelovigen (Kolosse 1 vers 27), dat zijn zowel (bekeerde) Joden als (bekeerde) heidenen! (Romeinen 1 vers 16).
Als dan hun val voor de wereld rijkdom betekent en hun verlies rijkdom voor de heidenen, hoeveel te meer hun volheid! (Romeinen 11 vers 12)
Het feit dat Israël de Here Jezus niet heeft aangenomen heeft dus tot gevolg dat de rijkdom van het evangelie de heidenen zal bereiken (Romeinen 9 vers 23). Maar die situatie – de val en de gevolgen daarvan – zal niet zo blijven. Als Israëls val dus rijkdom betekent voor de heidenen, wat zal hun volheid dan wel niet voor zegen brengen? De volheid komt als de Here Jezus terugkomt en Israël met Jeruzalem hersteld wordt. Gods volle zegen komt dan tot de wereld door middel van Israël. Er zal een nieuwe tempel worden gebouwd, en Gods heerlijkheid keert terug zoals we eerder zagen in Ezechiël. Hieronder nog twee profetieën aangaande deze zaak, zoals beschreven door Jesaja:
Ik breng Mijn gerechtigheid nabij, zij zal niet ver zijn, en Mijn heil zal niet uitblijven, maar Ik zal heil geven in Sion, aan Israël Mijn luister. (Jesaja 46 vers 13)
1 Het woord dat Jesaja, de zoon van Amoz, gezien heeft over Juda en Jeruzalem.
2 Het zal in het laatste der dagen geschieden dat de berg van het huis van de Here vast zal staan als de hoogste van de bergen, en dat hij verheven zal worden boven de heuvels, en dat alle heidenvolken ernaartoe zullen stromen.
3 Vele volken zullen gaan en zeggen: Kom, laten wij opgaan naar de berg van de Here, naar het huis van de God van Jakob; dan zal Hij ons onderwijzen aangaande Zijn wegen, en zullen wij Zijn paden bewandelen. Want uit Sion zal de wet uitgaan, en het woord van de Here uit Jeruzalem.
4 Hij zal oordelen tussen de heidenvolken en veel volken vonnissen. En zij zullen hun zwaarden omsmeden tot ploegscharen en hun speren tot snoeimessen. Geen volk zal tegen een ander volk het zwaard opheffen. Oorlog voeren zullen zij niet meer leren.
5 Huis van Jakob, kom, laten wij wandelen in het licht van de Here. (Jesaja 2 vers 1-5)
Slot
In vijf artikelen heb ik geprobeerd iets weer te geven van wat de Bijbel zegt over Gods heerlijkheid. Het met ons verstand doorgronden van wat Gods heerlijkheid is, komt neer op het leren kennen van God zoals Hij ten diepste is. Dat is voor ons mensen uiteraard niet mogelijk. Gods heerlijkheid is als het licht dat Hij bewoont:
Hij Die als enige onsterfelijkheid bezit en een ontoegankelijk licht bewoont; Hem heeft geen mens gezien en niemand kan Hem ook zien. Hem zij eer en eeuwige kracht. Amen. (1 Timotheüs 6 vers 16)
De Bijbel laat zien dat de Here Jezus God is; Hij straalt dezelfde heerlijkheid uit als de JHWH uit het Oude Testament. Wonderlijk is het te lezen dat gelovigen ieder voor zich, maar ook groepsgewijs (de Gemeente, het volk Israël), zullen delen in Gods heerlijkheid. Hoe dat zal zijn is niet bekend, wel weten we dat het te maken heeft met het zien van de heerlijkheid van de Here Jezus, want we zullen Hem zien zoals Hij is.
De Bijbelse profetie strekt zich uit tot het einde van het Duizendjarig Rijk. Als satan definitief van het toneel verdwijnt (Openbaring 20 vers 7-10), zullen de eerste dingen voorbij zijn gegaan (Openbaring 21 vers 3-7). En daarna? God belooft een nieuwe hemel en een nieuwe aarde te zullen scheppen (Openbaring 21 vers 1). Hoe zal het dan zijn met Gods heerlijkheid? De apostel Paulus heeft daar een tipje van mogen oplichten:
En wanneer alle dingen aan Hem onderworpen zijn, dan zal ook de Zoon Zelf Zich onderwerpen aan Hem Die alle dingen aan Hem onderworpen heeft, opdat God alles in allen zal zijn. (1 Korinthe 15 vers 28)
God zal alles in allen zijn. Hier valt elke menselijke stem stil (Job 39 vers 37). Ons past de houding van Job. Job zag Gods grootheid en zijn eigen kleinheid. Hoe kleiner we zijn in eigen ogen, hoe groter God voor ons zal worden:
Loof de Here, mijn ziel. Here, mijn God, U bent zeer groot, U bent met majesteit en glorie bekleed. (Psalm 104 vers 1)
1) Goede daden worden ook aan de ‘dader’ vergolden. Hij of zij ontvangt loon.
Als iemands werk dat hij op het fundament gebouwd heeft, standhoudt, zal hij loon ontvangen. (1 Korinte 3 vers 14)
Let op uzelf, opdat wij niet verliezen waarvoor wij gewerkt hebben, maar een vol loon mogen ontvangen. (2 Johannes 1 vers 8)
En zie, Ik kom spoedig en Mijn loon is bij Mij om aan ieder te vergelden zoals zijn werk zal zijn. (Openbaring 22 vers 12)
