Nog een keer: het gezag van de Bijbel

Spreekt de Bijbel met gezag over alle aspecten van het (christen)leven? Volgens de Bijbel zelf wel. Volgens een groeiende groep hedendaagse gelovigen niet. Zij betogen dat het gezag van de Bijbel pas telt als de uitleg acceptabel is. Zo ontstaat de merkwaardige situatie dat men Gods Woord bestudeert en de tekst niet neemt zoals die er staat, maar dat men naar een betekenis achter de gewraakte woorden zoekt. Dat kan zo ver gaan dat de toegekende betekenis lijnrecht ingaat tegen de tekst. Van het Goddelijke gezag van de Schrift blijft aldoende niets meer over.

Je ontkomt zo niet aan de conclusie dat de hedendaagse mens het beter meent te weten dan Gods eeuwige Woord. Een koddige variant hierop is de stelling dat God Zelf ook wel beter weet. Hij heeft echter niet ingegrepen toen Zijn dienaren verkeerde dingen opschreven. Hij liet het maar zo. Hoever ben je op die manier eigenlijk nog verwijderd van Godslastering?

Er is over de Schrift heel veel te zeggen. Zo spreekt Gods Woord in de eerste plaats over Christus (Johannes 5 vers 39, 46). En dat is dan niet maar zo hier en daar, nee: ‘in al de Schriften’ (Lukas 24 vers 27). Het is de Here Jezus Zelf die elke lezer op het hart bindt Gods Woord te eerbiedigen, want, zegt Hij: de Schrift kan niet van kracht beroofd worden (Johannes 10 vers 35). Dus dienen we van Gods Woord af te blijven. Hoe scherp dat ligt blijkt wel uit de laatste twee verzen van Johannes 5.

46 Want als u Mozes geloofde, zou u Mij geloven, want hij heeft over Mij geschreven.

47 Maar als u zijn geschriften niet gelooft, hoe zult u mijn woorden geloven? (Telos)(Johannes 5 vers 46-47)

Tweemaal verwoordt de Here Jezus dat hetgeen door Mozes is gezegd (geschreven) evenveel gezag heeft als Zijn eigen Woorden. Positief: wie Mozes gelooft, gelooft de Here Jezus. Negatief: wie Mozes niet gelooft, gelooft ook de Here Jezus niet.

Bij dit alles zijn twee regels van groot belang.

(1) Bij uitleg Schrift met Schrift vergelijken

(2) Bij uitleg waar mogelijk altijd terug naar de eerste openbaring.

Kort langs de pijnpunten

Schepping

God schiep hemel en aarde. Zowel Mozes als de Here Jezus gaan van dit gegeven uit. Mozes noemt de schepping als centraal gegeven in de wet van de Tien Geboden.

10 maar de zevende dag is de sabbat van de Here, uw God. (…)

11 Want in zes dagen heeft de Here de hemel en de aarde gemaakt, de zee, en al wat erin is, en Hij rustte op de zevende dag. Daarom zegende de Here de sabbatdag, en heiligde die. (Exodus 20 vers 10-11)

Hier wijst Mozes terug naar de eerste openbaring aangaande de schepping, Genesis 1 en 2. Ook de Here Jezus wijst terug naar de eerste hoofdstukken van Genesis.

En Hij antwoordde en zei tegen hen: Hebt u niet gelezen dat Hij Die de mens gemaakt heeft, hen van het begin af mannelijk en vrouwelijk gemaakt heeft (Mattheus 19 vers 4)

Door rechtstreeks te citeren uit Genesis 1 bevestigt Hij (Die Zelf de Schepper is!) de waarheid van de Bijbelse mededelingen omtrent de schepping.

Zondvloed

In Genesis 6 komen we de ernst van Gods rechtvaardigheid tegen. Omdat de mensheid in elk opzicht door en door zondig is, besluit God de mensenwereld te vernietigen. In Mattheus 24 benadrukt de Here Jezus dat zoals in de tijd van Noach de mensheid totaal onverschillig was voor de boodschap van Noach, dat ook een kenmerk zal zijn van het laatste der dagen. De zondvloed was een realiteit, Gods laatste oordeel zal net zo reëel zijn.

Zoals de dagen van Noach waren, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn. (Mattheus 24 vers 37)

Israël

In Genesis lezen we over Abraham, Izak en Jakob. Aan hen wordt beloofd dat hun nakomelingen zullen uitgroeien tot een groot volk (Genesis 12 vers 1-3). God maakt Zich aan Mozes bekend: Híj is de God van Mozes’ vader, de God van Abraham, de God van Izak en de God van Jakob (Exodus 3 vers 6). Deze zelfde Naam moet Mozes gebruiken tegenover de Israëlieten.

Toen zei God verder tegen Mozes: Dit moet u tegen de Israëlieten zeggen: De Here, de God van uw vaderen, de God van Abraham, de God van Izak en de God van Jakob, heeft mij naar u toe gezonden. Dit is voor eeuwig Mijn Naam, dit is Mijn Naam ter gedachtenis, van generatie op generatie. (Exodus 3 vers 15)

De Here Jezus neemt deze uitdrukking over in zijn twistgesprek met de Sadduceeën.

31 En wat de opstanding van de doden betreft, hebt u niet gelezen wat door God tot u gesproken is, toen Hij zei:

32 Ik ben de God van Abraham en de God van Izak en de God van Jakob? God is niet een God van doden, maar van levenden. (Mattheüs 22 vers 31-32)

Let op de combinatie van het tegen Mozes gesproken woord, en de mededeling van de Here Jezus. De God van Abraham, de God van Izak en de God van Jakob is Gods Naam voor eeuwig (!). Daarmee stemt overeen dat deze drie aartsvaders leven, eeuwig leven.

Jezus Christus: Gods Zoon

Het geloof in Jezus Christus als zijnde Gods Zoon, als zijnde God Zelf is van eminent belang. De Here Jezus Zelf benadrukt dat dit geloof voorwaarde is voor ‘s mensen behoud.

24 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie Mijn woord hoort en Hem gelooft Die Mij gezonden heeft, die heeft eeuwig levenen komt niet in de verdoemenis, maar is uit de dood overgegaan in het leven.

34 Ik grijp echter niet naar het getuigenis van een mens, maar dit zeg Ik opdat u behouden wordt. (Johannes 5 vers 24, 34).

Mozes spreekt over de komende Profeet (Deuteronomium 18). Deze profetie wordt onverkort toegepast op Jezus van Nazareth (Johannes 1 vers 46). Het gezag waarmee Hij zal spreken en het geloof dat mensen aan Zijn woorden zullen hechten zijn beslissend voor het eeuwige behoud.

18 Ik zal een Profeet voor hen doen opstaan uit het midden van hun broeders, zoals u. Ik zal Mijn woorden in Zijn mond geven, en alles wat Ik Hem gebied, zal Hij tot hen spreken.

19 En met de man die niet naar Mijn woorden luistert, die Hij in Mijn Naam spreekt, zal het zó zijn: Ík zal rekenschap van hem eisen. (Deuteronomium 18 vers 18-19)

Alle mensen zondaars

De centrale boodschap van de Bijbel – te beginnen bij Genesis 3 – is die van de volkomen verlorenheid van de mensheid. Dit geldt voor de Joden (Mattheus 5 vers 48 en 7 vers 21 ) en de heidenen (Romeinen 1 vers 18-32).

9 (…) Wij hebben immers zojuist én Joden én Grieken beschuldigd dat zij allen onder de zonde zijn,

10 zoals geschreven staat: Er is niemand rechtvaardig, ook niet één,

11 er is niemand die verstandig is, er is niemand die God zoekt.

12 Allen zijn zij afgedwaald, samen zijn zij nutteloos geworden. Er is niemand die goeddoet, er is er zelfs niet één.(Romeinen 3 vers 9-12)

Dit leidt tot een zeer ongemakkelijke prediking. ‘God dan verkondigt, met voorbijzien van de tijden van de onwetendheid, nu overal aan alle mensen dat zij zich moeten bekeren’ (Handelingen 17 vers 30). Met andere woorden: de mens is niet goed zoals hij nu is, integendeel. Maar dat willen we niet horen!

We willen tegenwoordig uitsluitend horen dat God Liefde is, dat God van ons houdt zoals we zijn, dat Hij alleen het goede voor ons wil. Daar komt bij dat het in veel samenkomsten niet langer om het Woord van God gaat, maar om de manifestatie van Gods Geest, of wat daarvoor doorgaat. Hoewel niet altijd zo bedoeld, zoekt een groot deel van de christenheid tegenwoordig naar spektakel, naar iets mee willen maken. Er is niets nieuws onder de zon. Tekenen leiden niet tot geloof.

Maar hoewel Hij zoveel tekenen in hun bijzijn gedaan had, geloofden zij niet in Hem; (Johannes 12 vers 37)

Alleen de prediking van Gods Woord kan het hart van de mensen bereiken.

Daarom danken ook wij God zonder ophouden dat u, toen u van ons het gepredikte Woord van God hebt ontvangen, het ook aangenomen hebt, niet als een mensenwoord, maar (zoals het werkelijk is) als Gods Woord, dat ook werkzaam is in u die gelooft. (1 Thessalonica 2 vers 13)

Het leidt tot zondebesef, berouw en bekering. Zie de prediking van Petrus op de Eerste Pinksterdag!

37 En toen zij dit hoorden, werden zij diep in het hart geraakt en zeiden tegen Petrus en de andere apostelen: Wat moeten wij doen, mannenbroeders?

38 En Petrus zei tegen hen: Bekeer u en laat ieder van u gedoopt worden in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving van de zonden; en u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen.

39 Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen die veraf zijn, zovelen als de Here, onze God, ertoe roepen zal.

40 En met veel meer andere woorden legde hij getuigenis af en spoorde hij hen aan met de woorden: Laat u behouden uit dit verkeerde geslacht! (Handelingen 2 vers 37-40)

Hoe urgent deze verkondiging is blijkt uit woorden van Paulus.

Ik sta in de schuld bij Grieken en niet-Grieken, bij wijzen en onverstandigen. (Romeinen 1:14)

(…) En wee mij, als ik het Evangelie niet verkondig! (1 Korinte 9:16)

Gelovigen worden om niet gerechtvaardigd

Ten gevolge van de zondeval wordt elk mens geboren in een toestand van totale verlorenheid. Het tot geloof komen is de enige weg tot redding. Het is een zaak van (eeuwig) leven of (eeuwig) dood. Er bestaat geen schemertoestand tussen die twee: of men is gered, of men is verloren, of men is veroordeeld, of men wordt niet veroordeeld.

Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar wie niet gelooft, is al veroordeeld, omdat hij niet geloofd heeft in de Naam van de eniggeboren Zoon van God. (Johannes 3 vers 18)

Merk op dat het criterium om niet te worden veroordeeld geloof is. Meer concreet: geloof in de Naam van de eniggeboren Zoon van God. Dit is voor de religieuze mens een schop tegen de schenen. Die denkt door eigen gerechtigheid het eeuwige leven te kunnen verdienen. We kunnen echter niets doen om gered te worden. Alleen als we ons voor de volle 100 procent toevertrouwen aan de Here Jezus, is er redding. Wie denkt zich wel zelf te kunnen redden loopt tegen Gods criteria aan.

Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt is. (NBG)(Mattheus 5 vers 48)

Ieder mens weet dat volmaaktheid onhaalbaar is. En dus hebben wij hulpelozen hulp nodig. Gode zij dank maakt de hele Bijbel duidelijk dat we het eeuwige leven krijgen als geschenk, op basis van het geloof, als gevolg van het werk van de Here Jezus aan het kruis, en niet door iets dat wij tot stand zouden hebben gebracht.

Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie Mijn woord hoort en Hem gelooft Die Mij gezonden heeft, die heeft eeuwig leven en komt niet in de verdoemenis, maar is uit de dood overgegaan in het leven. (Johannes 5 vers 24).

De Here Jezus spreekt tweemaal het ‘voorwaar’ uit, en geeft zo extra nadruk. Wie God (de Vader) gelooft, wie gelooft alles wat de Here Jezus heeft gezegd, heeft eeuwig leven. Let op: zo iemand krijgt niet het eeuwige leven (bijvoorbeeld meteen na het sterven), zo iemand ontvangt dat eeuwige leven nu vandaag, heden. Want, zegt de Here Jezus, zo iemand is overgegaan uit de dood in het leven. Paulus vat het in zijn brief aan de Galaten nog een keer samen.

Daarom zijn ook wij in Christus Jezus gaan geloven: om rechtvaardig te worden door het geloof in Christus en niet door te doen wat de wet eist, want daar wordt geen mens rechtvaardig door. (Vertaling Anne de Vries)(Galaten 2 vers 16)

Bepaalde ethische standpunten

Het leven is onaantastbaar

De Bijbel laat geen enkele twijfel over de oorsprong van het leven. God is de Schepper van alle dingen, Hij geeft het leven.

Hij wordt ook door mensenhanden niet gediend alsof Hij iets nodig heeft, omdat Hij Zelf aan allen het leven, de adem en alle dingen geeft. (Handelingen 17 vers 25)

God heerst over leven en dood. Is er geen leven? God geeft het. Was er leven, maar is het verdwenen vanwege de dood? God maakt opnieuw levend.

Zie nu in dat Ik, Ik Die ben, er is geen God naast Mij. Ík dood en Ik maak levend, (…)(Deuteronomium 32 vers 39)

Omdat al het leven van God komt, en dus van God is, mag de mens dat niet beëindigen.

U zult niet doodslaan. (Exodus 20 vers 13)

God bepaalde in het Oude Testament dat op doodslag de doodstraf dient te staan.

Ook als iemand welke mens dan ook om het leven brengt, moet hij zeker gedood worden. (Leviticus 24 vers 17)

Abortus en euthanasie liggen derhalve buiten ‘s menselijke bevoegdheid. Let op de formulering in het laatstgenoemde vers. ‘Welke mens dan ook’, dat wil dus zeggen vanaf het allereerste begin tot en met de laatste ademtocht.

Het huwelijk

Onder het huwelijk verstaat de Bijbel de verbintenis tussen één man en één vrouw met uitsluiting van alle anderen.

Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zich aan zijn vrouw hechten; en zij zullen tot één vlees zijn.(Genesis 2 vers 24)

Zowel de Here Jezus als de apostel Paulus wijzen terug naar dit gebod. Een voorschrift nota bene van voor de zondeval. (Zie Mattheus 19 vers 5; Markus 10 vers 7; 1 Korinte 6 vers 16; Efeze 5 vers 28, 29, 31)

Dit impliceert dat voor een relatie van man en man, vrouw en vrouw, één man met twee vrouwen, of nog anderszins, de Bijbel geen ruimte biedt. Integendeel, dergelijke relaties worden krachtig veroordeeld. Maar ook de relatie tussen man en vrouw is duidelijk aan regels gebonden. Zo is ongehuwd samenwonen een on-Bijbelse zaak. Paulus stelt het heel plastisch: kunnen een man en een vrouw zich niet beheersen? Ga trouwen!

Maar als zij zich niet kunnen beheersen, laten zij dan trouwen, want het is beter te trouwen dan van begeerte te branden.(1 Korinte 7 vers 9)

Daarmee is de vraag naar seksuele omgang voor het huwelijk ook meteen van een duidelijk antwoord voorzien.

Positie van de man en de vrouw in de gemeente

De Bijbel leert dat man en vrouw gelijkwaardig zijn. Dat wil echter niet zeggen dat ze gelijk zijn, en evenmin dat hun positie gelijk is. Dit onderscheid komt met name binnen de christelijke Gemeente tot uiting.

  • Het is de vrouw niet toegestaan onderwijs te geven aan de gemeente.

12 Want ik sta niet toe dat een vrouw onderwijs geeft, en ook niet dat zij de man overheerst, maar ik wil dat zij zich stil houdt.

13 Want Adam is eerst gemaakt, daarna Eva.

14 En niet Adam is misleid, maar de vrouw is, toen zij misleid werd, tot overtreding gekomen. (1 Timotheus 2 vers 12-14)

Paulus wijst hier terug naar de scheppingsorde en naar de eerste consequenties van de zondeval.

  • Het is de vrouw wél toegestaan in de gemeente (!) te profeteren, met een restrictie: ze moet het hoofd dekken.

Iedere vrouw echter die bidt of profeteert met onbedekt hoofd, onteert haar eigen hoofd. (1 Korinte 11 vers 5)

  • Het is de vrouw wél toegestaan in situaties buiten de gemeentelijke samenkomst te onderwijzen.

24 En een zekere Jood, van wie de naam Apollos was, een Alexandriër van afkomst, een welsprekend man, die kundig was op het gebied van de Schriften, kwam in Efeze aan.

25 Deze was in de weg van de Here onderwezen en, omdat hij vurig van geest was, sprak en onderwees hij nauwkeurig de zaken van de Here, maar hij wist alleen van de doop van Johannes.

26 En hij begon vrijmoedig te spreken in de synagoge. En toen Aquila en Priscilla hem gehoord hadden, namen zij hem apart en legden hem de weg van God nauwkeuriger uit. (Handelingen 18 vers 24-26)

  • De positie van oudste, ouderling of opziener is voorbehouden aan de man.

Een opziener nu moet onberispelijk zijn, de man van één vrouw, beheerst, bezonnen, eerbaar, gastvrij, bekwaam om te onderwijzen (…)(1 Timotheus 3 vers 2-7)

  • De positie van diaken, of ook wel dienaar, staat open voor zowel de man als de vrouw.

8 De diakenen moeten evenzo eerbaar zijn, niet met twee monden spreken, niet verzot zijn op veel wijn, niet uit zijn op oneerlijke winst,

9 en het geheimenis van het geloof vasthouden in een zuiver geweten. (1 Timotheus 3 vers 8-9)

De vrouwen moeten evenzo eerbaar zijn, geen kwaadspreeksters, beheerst, trouw in alles. (1 Timotheus 3 vers 11)

Men leest deze laatste tekst vaak als ‘Hun vrouwen moeten …’, maar dat staat er niet. Vrouwen worden hier als ‘kandidaat-diaken’ aangemerkt, die aan bepaalde voorwaarden moeten voldoen. Paulus zelf spreekt lovend over een zuster, en noemt haar dienares van de gemeente te Kenchreeën. Het is derhalve meer dan een theoretische zaak; er waren gewoon vrouwelijke diakenen.

1 En ik beveel u Febe, onze zuster, aan, die een dienares (Grieks: diakonon) is van de gemeente die in Kenchreeën is,

2 opdat u haar ontvangt in de Here op een wijze die de heiligen waardig is, en haar bijstaat in elke zaak waarin zij u nodig heeft, want ook zij heeft zelf bijstand verleend aan velen, ook aan mijzelf. (Romeinen 16 vers 1-2)

De Bijbelse leer aangaande het dragen van verantwoordelijkheden binnen de gemeente is helaas ernstig vertroebeld door de verambtelijking van de genoemde functies. Het gezag komt van boven, niet van beneden (verkiezen is dus niet aan de orde, zie Titus 1 vers 5). De taak van de gemeente in dezen is het herkennen en vervolgens erkennen van mannen en vrouwen, die uit hun leer en wandel geschikt blijken te zijn (Handelingen 6 vers 1-6).

Als je in al deze dingen anders wil, beroep je dan niet op de Bijbel. Wees eerlijk en moedig, zeg ronduit dat je de Bijbel op deze punten niet kunt/wilt gehoorzamen. Want daar komt het in essentie op neer.

Conclusie(s)

Helaas. Men blijft beweren de Bijbel wel te (willen) gehoorzamen, maar dat talrijke argumenten tot een andere (legitieme) uitleg voeren. Hier volgt een aantal voorbeelden ter overweging.

  1. Terugverwijzen naar Genesis 2 bewijst niets, zegt men, omdat het zou gaan om ‘toenmalige theologie’, achterhaalde uitleg dus. Waar de Here Jezus in Mattheus 19 vers 4 en 5 de woorden opgeschreven door Mozes citeert als een openbaring van de Here, vernedert men Gods Woord tot ‘een theologische mening’. En dus hebben deze Bijbelwoorden geen bijzonder gezag. Men weet het beter dan Gods Zoon Zelf!
  1. De Bijbelschrijvers hadden een zeer beperkte opvatting over homofilie en homoseksualiteit. Wat wij weten, wisten zij nog niet. Daarom kunnen we de oude teksten onmogelijk op de huidige situatie van toepassing verklaren. Botweg gesteld: wij weten het beter dan Gods Woord. Wat het meerdere en betere dan zou zijn, wordt echter niet duidelijk. De oude opvatting die zegt dat ‘je het wel mag zijn maar niet mag doen’, doet immers nog altijd opgeld. Het beschrijft precies het punt waaromheen alles draait.
  1. Voorschriften aangaande haardracht en hoofdbedekking tot cultuurgebonden te verklaren, berooft de Bijbel van Zijn diepgang, en tast Gods eer aan. 1)
  1. ‘In liefde samen’, is het huidige toverwoord. Als twee mensen van hetzelfde geslacht een liefdevolle relatie hebben, hoe kan het dan nog fout zijn? Op het eerste gezicht een valide redenering, maar is dat wel zo? Waren David en Bathseba dan niet ‘in liefde samen’? Het overspel was een zaak van hen beiden. Dat blijkt duidelijk uit de rest van hun ‘geschiedenis’. Immers, Salomo werd verwekt door David, toen hij Bathseba troostte na het overlijden van het zoontje dat uit hun overspel (!) was geboren (2 Samuel 11 vers 2-4). Het gestorven kindje was dus een echte liefdesbaby. Bovendien waren David en Bathseba vervolgens geruime tijd gehuwd (2 Samuel 12 vers 24-25). En wat te denken van Herodes en Herodias (Markus 6 vers 17-18)? Een kromme verhouding, een illegaal huwelijk, maar meneer en mevrouw Herodes waren waarschijnlijk gek op elkaar. Ook zij waren ‘in liefde samen’.
  1. Alle vormen van zonde zijn taboe. Maar voor elke zonde is gelukkig ook vergeving. Het is echter wel ‘Ga heen en zondig niet meer’ (Johannes 8 vers 11). Neem nu kleptomanie. Wie aan kleptomanie lijdt, kan geen weerstand bieden aan de drang om dingen te stelen. Zo ook pyromanie (letterlijk: vuurzucht). Dat is de onweerstaanbare drang om brand te stichten. Beide aandoeningen staan te boek als een stoornis. Je kunt niet ontkennen dat zo iemand ‘zo’ geboren is. Hij of zij kan er niets aan doen. Toch zal geen weldenkend mens de pyromaan of kleptomaan zijn gang laten gaan. Simpelweg omdat hun daden andere mensen kunnen schaden. Hier achter schuilt de gedachte dat hij wie andere mensen niet benadeelt aanvaardbaar is in zijn doen en laten. Zou God er ook zo over denken? In Exodus 20 vers 4 staat: ‘U zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben.’ Stel dat iemand anno 2025 dat wel doet. Hij heeft een huiskapelletje met daarin diverse beelden. Hij buigt zich regelmatig voor zijn afgoden, hij pleegt dus afgoderij. Doet hij iemand tekort door zijn handelwijze? Nee. Zal God het goedkeuren? Nee. Het criterium ‘zolang ik er een ander geen kwaad mee doe’, deugt dus niet. Tenminste, als je Gods Woord wilt gehoorzamen.
  1. De liefde is de kern van het evangelie en dus heeft ieder het recht om op zijn manier in liefde te kunnen leven. Immers, waar liefde is geeft de Heer zijn zegen over de vorm. De Here Jezus zegt dat toch zelf ook? ‘God liefhebben boven alles en de naaste als zichzelf’ (Matteüs 22 vers 36-40). Als je liefhebt, breng je (automatisch) Gods geboden in de praktijk. Dus, als je liefhebt kun je niet fout zitten: je neemt Gods geboden in acht! Dat is echter een kwalijke omkering van zaken. Liefhebben betekent juist Gods geboden in acht nemen! Iemands liefde tot God blijkt uit het feit dat hij Gods geboden serieus neemt, en er naar leeft. Luister naar wat de Bijbel zegt! ‘Als u Mij liefhebt, neem dan Mijn geboden in acht’ (Johannes 14 vers 15). ‘Want dit is de liefde tot God, dat wij Zijn geboden in acht nemen; en Zijn geboden zijn geen zware last’ (1 Johannes 5 vers 3). ‘Als u Mijn geboden in acht neemt, zult u in Mijn liefde blijven, zoals Ik de geboden van Mijn Vader in acht genomen heb en in Zijn liefde blijf’ (Johannes 15 vers 10).
  1. Je kunt wel beweren dat je visie op het gezag van de Bijbel niet gewijzigd wordt, maar dat is toch echt wel zo (bron onbekend). Niet meer wat de Bijbel duidelijk zegt, geeft de doorslag, maar wat wij vinden dat die zou moeten zeggen. Dat geldt niet alleen voor hen die volharden in seksuele zonden (welke dan ook), maar evenzeer voor hen die de Schriften verdraaien tot hun eigen verderf (2 Petrus 3 vers 16). De Schrift is duidelijk genoeg: wie door misleidende woorden anderen verhinderen Gods Koninkrijk binnen te gaan, zullen – tenzij ze zich bekeren – zelf ook niet binnengaan (Mattheus 23 vers 13, Mattheus 18 vers 6). Je bent vrij in je opvattingen – ook aangaande de betekenis van de boodschap van de Bijbel. Je mag echter nimmer ‘het kwade goed noemen, en het goede kwaad’ (Jesaja 5 vers 20).
  1. Peter de Haan, eindredacteur van Het Zoeklicht verwoordt het als volgt. ‘Dat is jouw mening, dat mag je vinden. Ik heb de mijne en dat is mijn waarheid’. Deze manier van redeneren typeert de postmoderne mens, die geen absolute waarheid meer accepteert. Een houding die ook in kerken te vinden is.’ Schepping, homoseksualiteit, ongehuwd samenwonen, de vrouw in sommige ambten, en de nieuwste wereldse verworvenheid – polyamorie veroveren ook het denken van de kerkmens. De Kerk begint steeds meer op de wereld te lijken, het verschil wordt steeds kleiner. Wereldlijke argumenten wegen blijkbaar zwaarder dan Gods Woord.
  2. Reina Wiskerke, columniste in het Nederlands Dagblad schreef op vrijdag 7 februari 2025: ‘(…) het is een zinvolle vraag: hoe laat ik mijn religieuze overtuiging zuiver meespelen in maatschappelijke discussies? Neem polyamorie, liefdesrelaties tussen meer dan twee mensen: ik ben ervan overtuigd dat deze relatievorm niet past binnen de navolging van Christus. Tegelijk denk ik dat Nederlanders er in vrijheid voor of tegen moeten kunnen kiezen. Als ik er al een discussie over zou willen voeren met niet-christenen, dan graag met argumenten die ook hen kunnen aanspreken en met inachtneming van ieders persoonlijke vrijheid. (…) Om hier nog even op voort te borduren: ik wil tegenover niet-christenen die met z’n drieën samenwonen en op mijn pad komen, niet eens beginnen over hun relatievorm. Als mijn levensovertuiging ter sprake komt, moet het gaan over het evangelie van Jezus Christus’.

Slot

Zijn we dus tegen bepaalde mensen? Nee, maar we zijn geroepen te leven naar Gods Woord en te getuigen van Gods wil. Dat getuigenis zal vroeger of later weerstand oproepen.

De wereld kan u niet haten, maar Mij haat zij, omdat Ik van haar getuig dat haar werken slecht zijn. (Johannes 7 vers 7)

Als de wereld u haat, weet dat zij Mij eerder dan u gehaat heeft. (Johannes 15 vers 8)

God neemt Zijn Woord serieus. Neem Saul.

Zo stierf Saul vanwege zijn trouwbreuk, die hij tegenover de Here had gepleegd, vanwege het woord van de Here, dat hij niet in acht had genomen, en ook omdat hij een dodenbezweerder had geraadpleegd (1 Kronieken 10 vers 13)

Wat wordt Saul aangerekend?

Trouwbreuk, ofwel ontrouw Hij bracht een offer, iets wat hij niet mocht

Hij volbracht Gods wil ten aanzien van de Amelekieten maar gedeeltelijk

Het niet in acht nemen van Gods Woord Dat wil zeggen: hij vroeg God niet om raad
Het raadplegen van een dodenbezweerder Hij deed al doende iets wat God ‘een gruwel’ noemt

Dit alles voert ons tot een algemene conclusie.

En hij (de profeet Azaria) ging de stad uit, Asa (koning van Juda en Benjamin) tegemoet, en zei tegen hem: Luister naar mij, Asa, heel Juda en Benjamin! De Here is met u, zolang u met Hem bent. Als u Hem zoekt, zal Hij door u gevonden worden, maar als u Hem verlaat, zal Hij u verlaten. (2 Kronieken 15 vers 2)

Het zoeken van de Here is iets wat je doet. Het houdt in dat God geloofd en gediend wordt op een Hem welgevallige wijze, met ontzag en eerbied. (Hebreeën 12 vers 28; Mattheus 7 vers 7; Hebreeën 11 vers 6). De vraag is dus niet ‘komt er vervolging?’ De vraag is ‘willen we trouw blijven aan God?’ Zo ja, dan belooft Christus ons te beschermen. Zo niet, dan zal God ingrijpen, want ‘ieder die Ik liefheb, wijs Ik terecht en bestraf Ik. Wees dan ijverig en bekeer u’ (Openbaring 3 vers 19). De Kerk moet de wereld niet achterna, de Kerk moet de Here zoeken. Wat de consequenties ook zullen zijn.


1) Zie mijn ‘Hoofdbedekking in de gemeentelijke samenkomst’.