In dit artikel gaan we nader in op de plaats van de gemeente in de huidige maatschappij, een moderne naam voor wat de Bijbel de ‘wereld’ noemt.
Confrontatie
We hebben in de voorgaande vier artikelen gezien hoe het vasthouden aan Bijbelse waarheden gelovigen in problemen kan brengen. Voor ik verder ga wil ik eerst de aandacht vestigen op dat wat er op de achtergrond speelt. Er is een geestelijke strijd gaande, een confrontatie tussen licht en donker. Op alles wat in de Schrift staat reageert de vorst der duisternis met het zaaien van twijfel. Tegenover de leer van de Bijbel stelt hij leringen van boze geesten (1 Timotheüs 4 vers 1). Deze leringen zijn niet zozeer een ontkenning van Gods Woord (dat ook uiteraard), maar meer een verdraaiing van de waarheid (Handelingen 13 vers 10; 20 vers 30; Galaten 1 vers 7; 2 Petrus 3 vers 16).
Hoe scherp deze dingen liggen, blijkt wel als we zo’n confrontatie gadeslaan.
21 En zij kwamen in Kapernaüm; en op de sabbat ging Hij meteen naar de synagoge en gaf Hij onderwijs.
22 En ze stonden versteld van Zijn onderricht, want Hij onderwees hen als gezaghebbende en niet zoals de schriftgeleerden.
23 Nu was er in hun synagoge een man met een onreine geest, en die schreeuwde:
24 Ga weg! Wat hebben wij met U te maken, Jezus de Nazarener? Bent U gekomen om ons te gronde te richten? Ik weet Wie U bent, namelijk de Heilige van God.
25 En Jezus bestrafte hem en zei: Zwijg! Ga uit hem weg!
26 En de onreine geest deed hem stuiptrekken en ging, roepend met luide stem, uit hem weg.
27 En zij waren allen verbaasd, zodat zij elkaar vroegen: Wat is dit? Wat voor een nieuwe leer is dit, dat Hij ook de onreine geesten met gezag bevel geeft en zij Hem gehoorzaam zijn?
De Here Jezus onderwees de bezoekers van de synagoge. Die waren zeer onder de indruk, want Hij sprak als gezaghebbende. Dat wil zeggen dat uit alles bleek dat Hij wist waarover Hij het had. Geen wonder overigens, Hij had het van Zijn Vader gehoord! Zie Johannes 3 vers 32; 8 vers 26; 8 vers 40. Heel anders dus dan wat ze van de schriftgeleerden gewend waren, voegt Markus fijntjes toe. Maar niet alleen de menselijke toehoorders waren onder de indruk. Er bleek een bezetene onder de toehoorders te zijn. De onreine geest doet de man schreeuwen en verbreekt zo de ban. Met reden! De Here Jezus was bezig Gods Woord te verkondigen. En meteen schiet de duisternis in de verdediging. Tevergeefs, zoals blijkt. Het Woord gesproken met gezag, heeft ook gezag over de boze geesten. De bezetene wordt bevrijd, de demon verdwijnt.
Zo ging het toen, zo gaat het ook nu. Alles, maar dan ook alles wordt in stelling gebracht om Gods Waarheid te torpederen. Een van de middelen die de boze aangrijpt is het monddood maken van de gelovigen: er mag niet over gesproken worden!
Onze plaats kennen
Met wie hebben we te maken? Satan, want hij is de overste van deze wereld. Hij regeert over deze aarde met haar bewoners, dus over ‘de wereld’ (Efeze 6 vers 12). Hij is echter ook ‘de overste van de lucht’ (Efeze 2 vers 2). Hij verkeert in de hemelse gewesten en heeft gevallen engelen als onderdanen (Openbaring 12 vers 7 en 9).
Wie niet tot geloof in de Here Jezus is gekomen, bevindt zich in het machtsgebied van satan (Efeze 2 vers 2-3). Wie wél christen is geworden is op datzelfde moment ‘weggerukt uit de tegenwoordige slechte wereld’ (Galaten 1 vers 4). Het Griekse woord voor wegrukken wordt in Handelingen 7 vers 34 ook gebruikt voor Israëls uittocht uit Egypte! De scheiding is dus volkomen en definitief. We zijn derhalve niet langer ‘wereldburgers’, maar hebben ‘ons burgerschap in de hemelen’ (Filippi 3 vers 20). Maar niet alleen onze woonplaats is nieuw, ook wijzelf dienen te worden veranderd. Paulus gebruikt daarvoor een wat vreemd aandoende uitdrukking: ‘afsterven aan de eerste beginselen van de wereld’ (Kolosse 2 vers 20). Met die eerste beginselen worden ‘geboden en leringen van mensen’ bedoeld. Die houden – hoe vernuftig soms ook verwoord – slechts tijdelijk stand. We zien het om ons heen in verband met ons onderwerp. Het is verbazingwekkend hoe snel de omslag naar het lhbti-denken is gegaan. Het is met menselijke gedachten echter ‘zo gewonnen, zo geronnen’. Wie weet hoe spoedig weer andere ‘ideeën’ komen bovendrijven. Wel eens gehoord van ‘polyamorie’, het hebben van meerdere gelijktijdige liefdesrelaties met wederzijdse instemming? De discussie of er in de Kerk ruimte moet zijn voor dit soort ‘relationele oriëntaties’ is al enige tijd gaande. Tegenover al die willekeur staat het Woord van God. Dat is van eeuwige duur (1 Petrus 1 vers 24-25). Ons staat dus maar een ding te doen: vasthouden aan de Schriften en aan de gezonde leer (Timotheüs 3 vers 14-17).
Dit alles heeft gevolgen voor onze positie in de wereld. Dat dit niet zomaar een ‘detail’ is, blijkt uit de aandacht die de Here Jezus in Zijn ‘hogepriesterlijk gebed’ aan dit onderwerp geeft. Onze Heiland doet in dat gebed voorbede voor de Zijnen. Let goed op het wel en niet.
9 Ik bid voor hen. Ik bid niet voor de wereld, maar voor hen die U Mij gegeven hebt, want zij zijn van U.
10 (…)
11 En Ik ben niet meer in de wereld, maar dezen zijn in de wereld, en Ik kom naar U toe. Heilige Vader, bewaar hen die U Mij gegeven hebt in Uw Naam, opdat zij één zullen zijn zoals Wij. (Johannes 17 vers 9-11)
De ‘zijnen’ zijn in de wereld, anders gezegd: te midden van ongelovige en vijandige mensen. Dat is een verantwoordelijke, moeilijke plaats. De Here bidt voor hen. Hij vraagt Zijn Vader hen te bewaren. Bewaren wil hier zeggen, beschermd en geholpen worden door de Vader.
Ik heb hun Uw woord gegeven, en de wereld heeft hen gehaat, omdat zij niet van de wereld zijn, zoals Ik niet van de wereld ben. (Johannes 17 vers 14)
De Here Jezus heeft ons onnoemelijk veel gegeven. Zijn leven, Zijn lichaam, Zijn bloed, het eeuwige leven, etcetera. Hier noemt Hij een andere gift: Het Woord van de Vader, Gods Woord dus. Geen tittel of jota ervan zou vervallen, sprak Hij op de berg (Mattheus 5 vers 18). Nu Hij ons dat Woord heeft toevertrouwd, zouden Zijn prioriteiten niet de onze moeten zijn? Verder lezen we hier dat zoals Hij niet van de wereld is, wij gelovigen dat ook niet zijn. Gevolg: ook wij ervaren haat van de kant van de wereld.
15 Ik bid niet dat U hen uit de wereld wegneemt, maar dat U hen bewaart voor de boze.
16 Zij zijn niet van de wereld, zoals Ik niet van de wereld ben. (Johannes 17 vers 15-16)
Hier spreekt de Here opnieuw over onze plaats in de wereld. Het mooiste zou zijn als iedereen die tot geloof komt, meteen van deze aarde wordt weggehaald en naar het Vaderhuis gebracht. Maar dat gebeurt niet, en de Here Jezus vraagt het ook niet. Logisch, want we hebben vele taken te vervullen. Een daarvan is – zoals we al zagen – pal staan voor Gods Woord. Wel bidt de Here opnieuw om bewaring. De eerste keer vroeg Hij om bewaring in het algemeen, nu blijkt dat we bewaard moeten worden voor de boze. Die (geestelijke) strijd kunnen we niet in eigen kracht volbrengen. God moet ons bewaren.
Onze betrekking tot de wereld wordt op twee manieren verwoord. We zijn in de wereld, maar niet van de wereld. Dit ziet op de hoedanigheid waarmee wij ons in de wereld manifesteren. We zijn geroepen ‘uit de duisternis’ (1 Petrus 2 vers 9) en getrokken ‘uit de tegenwoordige boze wereld’ (Galaten 1 vers 4). Het kan niet anders dan dat we opvallen. Immers, we zijn een zoutend zout (bederfwerend, Mattheus 5 vers 13) en een lichtend licht (de duisternis verdrijvend, Mattheus 5 vers 14-16). Dat moet wel opvallen in een wereld die aan het verderf ten onder gaat, in de eeuwige duisternis wegzinkt. Maar wat ‘als het licht dat in ons is, duisternis is’? (Lukas 11 vers 33-36). En wat als het zout zijn kracht verliest? Het deugt nergens meer voor dan om weggeworpen en door de mensen vertrapt te worden (Mattheus 5 vers 3B).
En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen die door hun woord in Mij zullen geloven, (Johannes 17 vers 20)
Hier vinden we het uiteindelijke doel van ons verblijven op aarde. Het Woord van God dient te worden verkondigd. Door die verkondiging zullen andere mensen ook in de Here Jezus gaan geloven. Dat stelt bijzondere eisen aan het spreken van elke gelovige (Kolosse 4 vers 6). Deze nieuwe gelovigen komen hierdoor in exact dezelfde positie te verkeren als de predikers die hen het evangelie brachten. In de wereld, maar niet van de wereld. Door allen gehaat, zoals de wereld de Here Jezus haatte. Vandaar dan ook dat de Here Jezus voor de nieuwe bekeerden bidt. Zij hebben Gods bewaring net zo nodig als ieder ander christen.
De Bijbel is niet inclusief
Een inclusieve samenleving is een open samenleving waar iedereen ertoe doet en van waarde is ongeacht verschillen. Ieder mens draagt op zijn of haar manier bij aan de samenleving en juist dankzij de verschillen tussen mensen, zo waardevol en betekenisvol! Dat betekent dat iedereen die dat wil volwaardig deel uit kan maken van die samenleving en erbij hoort. In een inclusieve samenleving heeft iedereen dezelfde rechten en dezelfde kansen om zelfstandig mee te doen op alle terreinen van het leven. Dat kan alleen als men rekening met elkaar houdt en geen drempels opwerpt voor de ander om mee te kunnen doen. Bron
Nergens wordt de ‘status aparte’ zo sterk gevoeld als bij de godsdienst. Als gelovigen op basis van het hun overgeleverde Woord zeker weten dat iets niet mag, of dat iets anders beslist moet, liggen de conflicten voor het oprapen. Ik ben geen jurist, dus laat ik me verder niet uit over allerlei juridische aspecten van dit onderwerp. Een enkel voorbeeld maakt duidelijk dat inclusie in relatie tot religie onhaalbaar is, en vanuit het standpunt van gelovige én niet-gelovige zelfs ongewenst.
Voorbeeld: het is binnen de Joodse en islamitische gemeenschap een volstrekt vanzelfsprekende zaak ritueel te slachten. Vanuit de maatschappij komen daar regelmatig protesten tegen, en wordt opgeroepen tot een verbod op onbedwelmdslachten. België heeft inmiddels zo’n verbod, Nederland (nog) niet. Zou het verbod er komen, dan ervaren de gelovigen dat als een vorm van buitensluiting. Blijft het verbod uit, dan ervaren niet-gelovigen iets dergelijks. Door beide kanten kan worden betoogd dat ze er blijkbaar niet bij horen omdat hun opvatting niet wordt gehonoreerd.
De gedachte aan ruimte voor uitzonderingen strijdt met het ideaal van inclusie, immers iedereen moet volwaardig deel uit kunnen maken van de samenleving en erbij horen. ‘Agree to disagree’ is in hun ogen een zwaktebod.
En dit betreft dan nog maar één voorbeeld. In de protestantse kerken wordt indien nodig medegelovigen op basis van de Bijbel de toegang tot het avondmaal en het dragen van verantwoordelijkheid ontzegd. Er gelden strikte Bijbelse regels, die door betrokkenen en/of buitenstaanders als discriminerend kunnen worden ervaren. Een aanslag op de inclusiviteit dus. Bovendien is de gehele gedachte aan ‘lid zijn van een christelijke gemeente’ onderworpen aan voorwaarden. Die voorwaarden dienen eerst te worden aanvaard: de openbare geloofsbelijdenis. En voor het mogen doen van zo’n belijdenis geldt dan weer de voorwaarde van gedoopt te zijn, en een levenswandel en geloofsleer hebben die in overeenstemming met de Bijbel zijn. Dit brengt ons tot vier voorwaarden: doop, levenswandel en geloofsleer, en belijdenis. Toegang tot het avondmaal en het dragen van verantwoordelijkheid zijn zoals eerder aangestipt eveneens afhankelijk van genoemde vier punten. Dit heeft als consequentie dat de verantwoordelijken in de gemeente (en dat zijn alle gelovigen!) er op toezien dat de voorwaarden in de praktijk worden nageleefd en toegepast. De Bijbel noemt dat tucht. Eerst kijken we kort naar doop, levenswandel en geloofsleer, en belijdenis.
Doop
Mensen die tot bekering zijn gekomen, moeten worden gedoopt. Dit berust op een rechtstreeks bevel van de Here Jezus.
Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen. (Mattheüs 28 vers 19)
15 En Hij zei tegen hen: Ga heen in heel de wereld, predik het Evangelie aan alle schepselen.
16 Wie geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden, maar wie niet geloofd zal hebben, zal verdoemd worden. (Markus 16 vers 15-16)
Op de Eerste Pinksterdag, meteen na de uitstorting van de Heilige Geest noemt Petrus aan het eind van zijn toespraak de doop, en laat die meteen toepassen.
38 En Petrus zei tegen hen: Bekeer u en laat ieder van u gedoopt worden in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving van de zonden; en u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen.
41 Zij nu die zijn woord met vreugde aannamen, werden gedoopt; en ongeveer drieduizend zielen werden er op die dag aan hen toegevoegd. (Handelingen 2 vers 38-41)
De vraag naar het al dan niet dopen van zuigelingen, en of dopen door besprenkeling dan wel onderdompeling dient te geschieden, laat ik hier buiten beschouwing.
Levenswandel
Een discipel is iemand die een volgeling is van een leraar. Zo iemand neemt niet alleen zijn onderwijs ter harte, maar volgt hem ook wat zijn praktische levenswandel betreft. Dé Leraar van de gelovige is Jezus Christus. Diens onderwijs en wandel moet dus de leidraad voor het gedrag van elke gelovige zijn. Ook hierover schenkt de Bijbel klare wijn.
Want Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat ook u zult doen zoals Ik voor u heb gedaan. (Johannes 13 vers 15)
Laat daarom die gezindheid in u zijn die ook in Christus Jezus was (Filippi 2 vers 5)
Wie zegt in Hem te blijven, moet ook zelf zo wandelen als Hij gewandeld heeft. (1 Johannes 2 vers 6)
Maar ook apostelen en andere vooraanstaande gemeenteleden (hetzij levend, hetzij reeds overleden) hebben een voorbeeld gegeven om na te volgen. Paulus zelf roept verschillende malen op te doen zoals hij deed.
Ik roep u er dus toe op: word mijn navolgers. (1 Korinte 4 vers 16)
Denk aan uw voorgangers, die het Woord van God tot u gesproken hebben. Let op de uitkomst van hun levenswandel, en volg hun geloof na. (Hebreeën 13 vers 7)
Geloofsleer
Ook wat betreft de inhoud van wat men gelooft worden eisen gesteld, en dat ziet dan met name op wat een betrokkene daarover onder woorden brengt. Eigenlijk hebben we het dan over alert zijn op valse leer, een leer die de kern van het Christelijk geloof raakt. De Persoon en het werk van Christus of het gezag van de Bijbel zijn dan in het geding. De Here Jezus was altijd heel scherp op verkeerde opvattingen aangaande Zijn Persoon, Zijn relatie met de Vader, de Heilige Geest, en Zijn werk. In de brieven worden we opgeroepen op te treden tegen mensen binnen de Gemeente die zich op deze manier uiten.
En ik roep u ertoe op, broeders, hen in het oog te houden die onenigheden teweegbrengen en struikelblokken opwerpen tegen het onderricht dat u hebt ontvangen, en keer u van hen af. (Romeinen 16 vers 17)
Hoe belangrijk dit is, moge blijken uit woorden van de apostel Johannes.
9 Ieder die overtreedt en niet blijft in de leer van Christus, die heeft God niet; wie in de leer van Christus blijft, die heeft zowel de Vader als de Zoon.
10 Als iemand bij u komt en deze leer niet brengt, ontvang hem niet in huis en begroet hem niet. (2 Johannes 1 vers 9-10)
Met de leer van Christus bedoelen we de inhoud van het onderwijs dat onze Messias heeft gegeven. Het kan ook het onderwijs zijn dat de Schrift geeft over de Persoon en het werk van onze Heer. Johannes schrijft dat er zijn die deze twee vormen van onderwijs niet langer voor waar houden. Deze valse leraren hebben zelfs God achter zich gelaten. Immers, wie ontkent dat Christus Zoon van God is, loochent daarmee ook dat God de Vader is. Zo iemand verliest alles. Je kunt immers geen relatie met de Vader hebben buiten de Zoon om (Johannes 14 vers 6).
Belijdenis
Met de term belijdenis denken we al gauw aan de formele handeling van het ‘belijdenis doen’. De voorganger leest een formulier voor met daarop een aantal door de belijder met ‘ja’ te beantwoorden vragen. In de Bijbel komt het verschijnsel ‘belijdenis doen’ als zodanig niet voor, maar ‘belijden’ des te vaker. Ook als het woord in kwestie niet expliciet wordt gebruikt.
Gelovigen zijn door de Geest veranderde mensen. Zij leven niet langer ‘in het vlees’, maar zijn ‘in de Geest’ (1 Johannes 4 vers 13). Dat komt tot uiting in hun levenswandel, het blijkt ook uit hun spreken. Immers, niemand kan zeggen ‘Jezus is Heer’, dan door de Heilige Geest (1 Korinthe 12 vers 3). Het is de Geest in de gelovige die van de Here Jezus getuigt (Johannes 15 vers 26). Het is de Geest in de gelovige die belijdt dat Jezus Christus in het vlees gekomen is (dat wil zeggen: mens is geworden (1 Johannes 4 vers 2)). Het is de Geest in de gelovige die de Here Jezus groot maakt, verheerlijkt (Johannes 16 vers 14). Paulus definieert dit als volgt.
9 Als u met uw mond de Here Jezus belijdt en met uw hart gelooft dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult u zalig worden.
10 Want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot zaligheid. (Romeinen 10 vers 9-10)
De mond erkent dat Jezus ‘Heer’ is, tot eer van de Here Jezus (Mattheüs 10 vers 32). Het hart gelooft in de werkelijkheid van de kruisdood en de lichamelijke opwekking van de Here Jezus door God de Vader. De verkondiging van het Evangelie wekt eerst geloof in het hart, waarna men dit geloof ook met de mond belijdt. Beide aspecten – het innerlijke geloof en de uiterlijke belijdenis – zijn essentieel voor de redding van de mens.
Met andere woorden: geloof in het hart is geen persoonlijke aangelegenheid, maar het openlijk innemen van een standpunt, oftewel ‘waar het hart vol van is, loopt de mond van over”. Daarmee wordt ook duidelijk dat het afleggen van een openbare geloofsbelijdenis op zich helemaal niet zo’n gek idee is. Integendeel, het verschaft de gelovige een weg die men normaliter misschien niet zou durven bewandelen.
Er zijn ook denominaties die geen openbare geloofsbelijdenis kennen. Waar men de gelovigendoop toepast (in tegenstelling tot de kinderdoop), beschouwt men die als openbare geloofsbelijdenis. Enfin, formeel of niet formeel, zonder een vorm van geloofsbelijdenis gaat het niet. Wie in de Vergadering van Gelovigen als gast wil meedoen aan het Avondmaal wordt gevraagd tegenover een aantal oudsten, of tegenover de aanwezige gemeente getuigenis af te leggen van het geloof. Komt de gast uit een andere Vergadering, dan heeft men vaak een aanbevelingsbrief bij zich (2 Korinthe 3 vers 1). Op gezag van het thuisfront wordt de betrokkene toegelaten.
Komt de gast regelmatig terug, en wenst hij na verloop van tijd zich definitief aan te sluiten, dan is er meer nodig. Behalve het getuigenis, zal men hem beter willen leren kennen. Met name de levenswandel en de geloofsopvattingen zijn voorwerp van onderzoek. Is een en ander in orde, dan krijgt de gemeente als geheel nog enige tijd bezwaren in te dienen. Die gang van zaken lijkt nogal rigoureus, maar is het niet. Deelnemen aan het Avondmaal is een ding, maar opgenomen worden in de kring van gelovigen en dientengevolge medeverantwoordelijkheid gaan dragen, reikt veel verder.
In de meeste Protestantse Kerken kent men overigens de attestatie. Dit is een schriftelijk bewijs of verklaring die wordt afgegeven door de kerkenraad van een gemeente. Het dient als bevestiging van iemands lidmaatschap en geestelijke staat binnen de kerk. Deze verklaring wordt vaak gebruikt wanneer een gemeentelid verhuist naar een andere woonplaats en zich wil aansluiten bij een nieuwe kerkelijke gemeente.
Al deze regels, die allemaal in meer of mindere mate berusten op Bijbelse gegevens, maken de door de wereld zo gewenste inclusiviteit onmogelijk. Er zijn twee oplossingen. Of de kerken zien af van al deze ‘hindernissen’, of de wereld verleent de Kerken dispensatie, zodat de regels wel kunnen worden gehandhaafd. Overigens lijkt het er steeds meer op dat de kerken zelf in toenemende mate afzien van handhaving. Kerkelijke tucht wordt zelden meer toegepast, het avondmaal staat meestal open voor iedereen en ook andere Bijbelse ‘hinderpalen’ verdwijnen naar de achtergrond. Helaas.
Tot hoever reikt de Kerkelijke verantwoordelijkheid?
Deze vraag laat zich in tweeën splitsen: verantwoordelijkheid voor de wereld en verantwoordelijkheid voor de (toekomstige) gelovigen. Als we de opdrachten die de Here Jezus aan Zijn discipelen gaf bekijken, (b)lijkt het in eerste instantie vooral om het behoud van de mensheid voor de eeuwigheid te zijn. Die verantwoordelijkheid ligt buiten de gemeente, omdat we er van uit mogen gaan dat de gemeente uitsluitend uit wedergeboren christenen bestaat. Het doet denken aan de gevleugelde uitspraak ‘eeuwig gaat voor ogenblick’. Deze zegswijze benadrukt dat het eeuwige leven prioriteit dient te hebben, boven kortstondige, aardse genoegens en momenten. En inderdaad, deze waarheid krijgt in de Schrift grote aandacht. Zo stelt de Here Jezus vragenderwijs vast dat zelfs het bezit van de hele wereld niet opweegt tegen de rampzaligheid van de eeuwige verdoemenis.
Want wat baat het een mens, als hij heel de wereld wint en aan zijn ziel schade lijdt? Of wat zal een mens geven als losprijs voor zijn ziel? (Mattheüs 16 vers 26)
En voor degenen die zozeer vervuld zijn van de gedachte dat God liefde is, en dat het daarom met ‘mij’ niet zo’n vaart zal lopen, heeft onze Heiland een speciale waarschuwing.
En wees niet bevreesd voor hen die het lichaam doden en de ziel niet kunnen doden, maar wees veeleer bevreesd voor Hem Die zowel ziel als lichaam te gronde kan richten in de hel. (Mattheüs 10 vers 28)
Het feit dat God Zijn Eigen Eerstgeborene, Zijn veelgeliefde Zoon overgaf om mensen te behoeden voor het eeuwige vuur, spreekt boekdelen. Het feit dat de Zoon Zichzelf overgaf in de dood om velen te kunnen redden is even veelzeggend. We hebben hier te maken met een zaak van leven en dood, sterker nog, van eeuwig leven of eeuwig dood. Redding is mogelijk, maar Gods aanbod moet wel bekend worden gemaakt. Ziedaar de eerste verantwoordelijkheid van elke christen.
13 Want ieder die de Naam van de Here zal aanroepen, zal zalig worden.
14 Hoe zullen zij dan Hem aanroepen in Wie zij niet geloven? En hoe zullen zij in Hem geloven van Wie zij niet gehoord hebben? En hoe zullen zij horen zonder iemand die predikt? (Romeinen 10 vers 13-14)
Prediken! Dat is de wil van God, schrijft zowel Paulus (1 Timotheüs 2 vers 4) als Petrus (2 Petrus 3 vers 9). De (toekomstige) verlorenheid van de mens is schrikwekkend. Zelfs als de juiste prediking gehoord wordt, is de mens in zichzelf (de vleselijke) niet in staat om tot geloof te komen. De Here Jezus zegt dat de mens daartoe getrokken moet worden! Zo groot is Gods genade, dat hij de onmachtige, onwetende en onwillige mens in liefde het geloof geeft. Tegen de Joden zei Hij dat de Vader hen moest trekken (Johannes 6 vers 44, 65). Het aannemen van de Here Jezus is dus geen verdienste van de mens zelf, het is Gods gave van genade. Later zal de Here Jezus Zelf (vanuit de hemel) mensen tot geloof trekken, en dan gaat het om allen – Jood en heiden – wereldwijd (Johannes 12 vers 32). Daarom ook is de voorbede zo belangrijk.
37 Toen zei Hij tegen Zijn discipelen: De oogst is wel groot, maar er zijn weinig arbeiders.
38 Bid daarom tot de Here van de oogst dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitzendt. (Mattheus 9 vers 37-38)
(Zie ook Efeze 6 vers 19; Kolosse 4 vers 3; 2 Thessalonica 3 vers 1; 1 Timotheüs 2 vers 1-4)
Dit is de eerste, onopgeefbare verantwoordelijkheid van de christen met betrekking tot de wereld. De tweede heeft te maken met onze plicht tot zorg voor de naaste, met name weduwen, wezen en vreemdelingen. Jakobus benoemt dit in zijn brief. Hij spreekt over de zorg voor weduwen en wezen en ook over het op afstand houden van de wereld. Voor de duidelijkheid heb ik deze tekst in tweeën geknipt.
De zuivere en onbevlekte godsdienst voor God en de Vader is dit: wezen en weduwen bezoeken in hun verdrukking (…). (Jakobus 1 vers 27)
Laten wij dus, terwijl wij gelegenheid hebben, goeddoen aan allen (…)(Galaten 6 vers 10)
Wezen en weduwen hadden het bijzonder moeilijk in Bijbelse tijden. Er waren geen sociale voorzieningen, hulp was alleen van sommigen te verwachten. De geschiedenis van de rijke man en de arme Lazarus is wat dat betreft zeer beeldend. Ook in het Oude Testament wordt met regelmaat gehamerd op deze belangrijke verantwoordelijkheid. Hier zijn vier teksten met daarin achtereenvolgens een aandringen op, een beschuldiging, een verbod en een typering van Wie God is in Zijn Vaderlijke liefde en zorg.
leer goed te doen, zoek het recht! Help de verdrukte, doe de wees recht, bepleit de rechtszaak van de weduwe!(Jesaja 1 vers 17)
(…) Wees en weduwe hebben zij bij u uitgebuit. (Ezechiël 22 vers 7)
Onderdruk weduwe noch wees, vreemdeling noch arme. (…)(Zacharia 7 vers 10)
Vader van de wezen en Rechter van de weduwen: dát is God in Zijn heilige woning; (Psalm 68 vers 6)
Noot: Het fenomeen kerkasiel is een mooi voorbeeld van zorg voor de vreemdeling.
De derde verantwoordelijkheid is het houden van afstand tot de wereld. Opnieuw luisteren we naar de hierboven geciteerde tekst van Jakobus.
De zuivere en onbevlekte godsdienst voor God en de Vader is dit: (…) zichzelf onbesmet bewaren van de wereld. (Jakobus 1 vers 27)
Het is opvallend hoe vaak in het Nieuwe Testament deze vermaning klinkt, en bovendien in allesbehalve vriendelijke bewoordingen. Hieronder waarschuwingen van Paulus, Jakobus, Petrus en Johannes.
en leert ons de goddeloosheid en de wereldse begeerten te verloochenen en in deze tegenwoordige wereld bezonnen, rechtvaardig en godvruchtig te leven (Titus 2 vers 12)
Overspelige mannen en vrouwen, weet u [dan] niet dat de vriendschap met de wereld vijandschap tegen God is? Wie dan nu een vriend van de wereld wil zijn, wordt als vijand van God aangemerkt. (Jakobus 4 vers 4)
Daardoor heeft Hij ons de grootste en kostbare beloften geschonken, opdat u daardoor deel zou krijgen aan de Goddelijke natuur, nadat u het verderf, dat [er] door de begeerte in de wereld is, ontvlucht bent. (2 Petrus 1 vers 4)
Heb de wereld niet lief en ook niet wat in de wereld is. Als iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem. (1 Johannes 2 vers 15)
Dit afstand nemen van de wereld wordt ons niet in dank afgenomen. Petrus brengt dat in zijn eerste brief onder woorden:
Daarbij bevreemdt het hun dat u niet meeloopt in dezelfde uitbarsting van losbandigheid, en zij belasteren [u]. (1 Petrus 4 vers 4)
Gelovigen hebben, door hun geloof in Jezus Christus, een compleet nieuw leven gekregen. Ze breken daarom met hun oude gewoonten en manier van leven. Dit roept verbazing en vijandigheid op bij de niet-gelovigen. De gelovigen worden bekritiseerd, verkeerd begrepen en hun geloof en levenswandel worden belachelijk gemaakt. Hun veranderde kijk op de wereld kan aldus tot problemen leiden.
Het afstand nemen van de wereld werkt ook door in onze wereldbeschouwing. Men wil ons doen geloven dat …
… alles op aarde (en daar buiten) uit zichzelf is ontstaan zonder dat er een scheppende intelligentie aan te pas is gekomen. In feite heeft men het bestaan van God vervangen door de tijd, in de vorm van miljarden jaren. Alles wat er is, was er altijd al, en zal ook op dezelfde manier voortbestaan. De mens is hooguit een factor van voorbijgaande aard. Leven na de dood bestaat niet, evenmin als een godheid van welke aard dan ook.
Hier zien we het conflict tussen Gods wijsheid versus menselijke (eigen)wijsheid. Het is niet voor niets dat ons daar in de Bijbel ernstig voor wordt gewaarschuwd. Lees bijvoorbeeld wat Paulus de Kolossers voorhoudt.
8 Pas op dat niemand u als buit meesleept door de filosofie en inhoudsloze verleiding, volgens de overlevering van de mensen, volgens de grondbeginselen van de wereld, maar niet volgens Christus.
9 Want in Hem woont heel de volheid van de Godheid lichamelijk. (Kolosse 2 vers 8-9)
In onderstaande tabel ziet u wat Paulus bedoelt met ‘filosofie en inhoudsloze verleiding door middel van overlevering van mensen’, en met ‘grondbeginselen van de wereld’.
Filosofie | Griekse wijsgerige stromingen en Joodse denksystemen |
Overlevering van mensen | Deze is tegengesteld aan de openbaring van God |
Grondbeginselen van de wereld | De geestelijke machten in de hemelse gewesten.
Grieken denken hierbij aan planeten en beschermgoden Joden denken aan (gevallen) engelen |
Het gevaar zit hem daarin dat machten achter deze dwalingen gelovigen ‘meeslepen als buit’. Ze zijn vrijgekocht door Christus, maar dreigen door deze leugens weer slaaf van de zonde te worden. Dat de wereld hierin gelooft is begrijpelijk. Het gevaar is echter dat valse leraars dit de gemeente binnenbrengen. De tegenstelling is dan ook zeer groot. Het gaat om licht versus duisternis, leven versus dood, waarheid versus leugen.
C.S. Lewis maakte een beroemde vergelijking tussen Christus en de zon. Hij schreef:
“Ik geloof in Christus zoals ik geloof dat de zon is opgekomen, niet alleen omdat ik het zie, maar omdat ik door Hem alles zie.”
Met deze metafoor benadrukte Lewis dat het christendom voor hem niet alleen een overtuiging is die zichzelf bewijst, maar ook een manier om de wereld en de waarheid te begrijpen. Net zoals het licht van de zon niet alleen zichtbaar is, maar ook alles om ons heen zichtbaar maakt, zo geeft Christus volgens Lewis helderheid aan het leven en de werkelijkheid.
Het is dan ook van groot belang attent te blijven op verkeerde leer. Het gaat immers om ketterij. Onze houding dient te zijn als die van Christus. Scherp op verkeerde leer, pastoraal tegenover zondaars. We zien dat in de onverbiddelijke manier waarop Hij de farizeeën en schriftgeleerden tegemoet trad. Vergelijk dat met Zijn omgaan met mensen als Zacheüs (Lucas 19 vers 1-10), de overspelige vrouw (Johannes 8 vers 3-11), de Samaritaanse vrouw (Johannes 4 vers 1-30) en de rijke jongeman (Markus 10 vers 17-27).
De wereld veranderen?
We hebben gezien dat ons in de Schrift een aantal taken wordt opgedragen.
- Verkondiging van het evangelie (God biedt ons het heil aan uit genade, niet op grond van onze werken (verdiensten). Als wij in de Here Jezus geloven, worden we behouden);
- Zorg voor wie zorg nodig heeft;
- Vrij blijven van de smetten van de wereld;
- Attent zijn op verkeerde leer.
Wat ons niet wordt opgedragen is de wereld verbeteren, het koninkrijk van God te vestigen, of wat dies meer zij. De Schrift geeft daartoe geen enkele aanwijzing. Wat zegt de Schrift dan wel?
1. Toon de goede gezindheid
In Kapernaüm komen de mannen die de tempelbelasting moeten innen op Petrus af. Of de Here Jezus wel tempelbelasting betaalt. Ja, dat doet Hij. Niet omdat Hij daartoe verplicht is, maar om te voorkomen dat er ergernis ontstaat. Zie Mattheus 17 vers 24-27 en Romeinen 12 vers 18. We hebben verplichtingen tegenover God en tegenover de overheid. Daar hoort het financiële plaatje ook bij. Zie Mattheüs 22 vers 17-21.
2. Gehoorzamen omdat God dat eist
Iedereen moet zich onderwerpen aan het gezag van de overheid. Gezag kan alleen maar van God komen, en de bestaande overheid is door God ingesteld. Wie zich dus tegen de overheid verzet, verzet zich tegen een instelling van God. Gehoorzamen dus, zonder uitzondering 1), en ongeacht de regeringsvorm. Dat houdt veel in: je houden aan de verkeersregels, eerlijk het belastingpapier invullen en respectvol met de naaste omgaan. Zie af van burgerlijke ongehoorzaamheid, verzet je tegen een opstandige houding. Het simpele feit dat je het oneens bent met maatregelen van de regering, geeft je niet het recht ongehoorzaam te zijn. Zie Romeinen 13 vers 1-7; Titus 3 vers 1; 1 Petrus 2 vers 13-17.
3. Sociale actie
‘Laat ieder blijven wat hij was toen hij geroepen werd’, schrijft Paulus aan de Korintiërs. Hoewel dit niet direct betekent dat elke sociale verbetering zou moeten worden uitgesloten, geeft dit en andere verzen wel duidelijk aan dat streven naar allerlei maatschappelijke veranderingen niet prioriteit van de christen is. Neem nu de slavernij. Een probleem van alle eeuwen, ook in onze tijd. Slavernij is niet naar Gods wil en gedachte. Het is een van de talloze gevolgen van de zondeval. Zoals in zo veel gevallen neemt God de gevolgen van de zonde niet weg (denk aan ziekte, dood, zware arbeid, kwaad en vijandschap, vervloeking van de schepping, erfzonde). Ook slavernij is een gevolg van de zondeval. Het is mogelijk dat een slaaf vrij kan komen, meestal echter niet. In het eerste geval raadt de Schrift de betrokkene aan die kans te benutten. In het tweede zal de christen-slaaf zijn positie kunnen gebruiken om getuige van Christus te zijn in woord en (vooral) in daad. Voor de christen-slaveneigenaar biedt de situatie een vergelijkbare kans: alle slaven (gelovig of niet) een menswaardig bestaan geven. Zie 1 Petrus 2 vers 18; Efeze 6 vers 5-9; 1 Korinte 7 vers 20-21; Titus 2 vers 9-10.
Het echte verbeteren van de wereld is voorbehouden aan de Here Jezus. Als Hij terugkomt (na de Grote Verdrukking) zal Hij het duizendjarig rijk tot stand brengen. Zijn regering zal een verademing zijn voor de hele schepping.
Aan de uitbreiding van deze heerschappij en aan de vrede zal geen einde komen op de troon van David en over zijn koninkrijk, om het te grondvesten en het te ondersteunen door recht en gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid. (…)(Jesaja 9 vers 6)
Zie ook Handelingen 3 vers 19-21.
Slot
In het volgende en laatste artikel gaan we nader in op de waarschijnlijkheid van verdrukkking en vervolging, de functie daarvan en onze houding daarin.
1) Uitgezonderd uiteraard die situaties waarin men expliciet van ons eist iets na te laten, of juist datgene te doen wat de Bijbel ons verbiedt of opdraagt (Handelingen 4 vers 19 en 5 vers 29). Wees echter terughoudend met het van toepassing verklaren van deze teksten uit Handelingen.