Tuchtigen – beproeven – verdrukken – vervolgen

In dit vierde artikel over het moedwillig achterhouden van Gods waarheid, overdenken we hoe de gelovige hier mee te maken kan krijgen, en wat de functie ervan kan zijn. Als eerste moeten we onder ogen zien dat God zich met ons bezighoudt: Hij voedt ons op.

Allen, die Ik liefheb, bestraf Ik en tuchtig Ik (NBG).(…) (Openbaring 3 vers 19)

Bestraffen is het corrigeren van het verkeerde, tuchtigen het aanleren van het goede.

(…) opdat de beproeving van uw geloof (…) mag blijken te zijn tot lof en eer en heerlijkheid, bij de openbaring van Jezus Christus. (1 Petrus 1 vers 7)

Ons geloof wordt op de proef gesteld. Beproeving is noodzakelijk voor de groei van ons geloof.

Lijd verdrukkingen als een goed soldaat van Jezus Christus. (2 Timotheüs 2 vers 3)

Een soldaat ondervindt vele moeilijkheden. Belangrijk is zijn houding (moed) en zijn inzet (ijver). De gelovige strijdt de goede strijd, hij getuigt en verkondigt. Dat kan alleen in Gods kracht (Kolosse 1 vers 29).

Herinner u het woord dat Ik u gezegd heb: Een dienaar is niet meer dan zijn heer. Als zij Mij vervolgd hebben, zullen zij ook u vervolgen; (…) (Johannes 15 vers 20)

De discipelen (apostelen) zouden met dezelfde haat te maken krijgen als die welke de Here Jezus uiteindelijk aan het kruis bracht. Vervolgde christenen worden dikwijls martelaar voor Christus.

Tuchtigen heeft dus te maken met ons gedrag, onze denkwereld, ons taalgebruik.

Beproeven ziet op de kracht van ons geloof. Verdrukking ondervinden we wanneer we uitkomen voor ons geloof, in de vorm van verhinderingen. We krijgen niet wat ons toekomt, vanwege ons christenzijn. Vervolging is het vijandig bejegenen van christenen, hen achternazitten, hen volgen met het oogmerk hen te straffen – soms zelfs met de dood. Vervolging is niet hetzelfde als verdrukking. Iemand kan verdrukt worden zonder vervolgd te worden.

Dit alles kan worden geïllustreerd met een voorbeeld uit de periode van de laatste jaarweek, niet toevallig ook wel (Grote) Verdrukking genoemd. Het tweede beest uit Openbaring 13 ‘maakt dat men aan allen, kleinen en groten, rijken en armen, vrijen en slaven een merkteken geeft op hun rechterhand of op hun voorhoofd, en dat niemand kan kopen of verkopen, behalve hij die dat merkteken heeft, of de naam van het beest of het getal van zijn naam’ (vers 16-17). Dat nu is een zeer vergaande vorm van verdrukking. In Openbaring 20 wordt gesproken van ‘de zielen van hen die onthoofd waren om het getuigenis van Jezus en om het Woord van God, en die het beest en zijn beeld niet hadden aanbeden’ (vers 4). Hier zien we vervolging in zijn meest gruwelijke vorm.

Dat het onderscheid tussen verdrukking en vervolging relevant is, kunnen we afleiden uit woorden van de Here Jezus Zelf.

(…) en als er verdrukking of vervolging komt omwille van het Woord, struikelt hij meteen. (Mattheus 13:21)

Nu is deze typering van tuchtigen, beproeven, verdrukken en vervolgen erg schematisch. In de praktijk lopen deze dingen veeleer door elkaar heen, maar voor een beetje overzicht bij het lezen van de rest van dit artikel is deze omschrijving wel nuttig.

Ssst, niet zo luid!

We hebben gezien dat de wereld geen prijs stelt op de mening van God. Dwars tegen de Bijbel in, wordt soms letterlijk het tegenovergestelde beweerd. Zo is spreken over de schepping uit den boze – meer concreet als onderzoekers bij hun wetenschappelijk werk uitgaan van de ‘waarheid van de schepping’. Spreken over de zondvloed is eveneens ‘not done’- wanneer bij wetenschappelijk onderzoek wordt uitgegaan van de ‘historiciteit van de zondvloed’. Het sterkst manifesteert de afschuw van de wereld zich wanneer we spreken over Bijbelse normen en waarden ten aanzien van ethische vraagstukken. Onderwerpen als de plaats van de vrouw in de Gemeente, abortus, euthanasie, huwelijk, echtscheiding en hertrouw, Israël als Gods volk en homoseksuele omgang mogen niet geijkt worden op de Bijbel. Dit stelt de christelijke kerk, maar ook de individuele christen voor de vraag of het misschien niet beter is deze onderwerpen uit de weg te gaan. Het antwoord moet uiteraard afwijzend zijn, want ‘Heel de Schrift is door God ingegeven en is nuttig om daarmee te onderwijzen, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de rechtvaardigheid (2 Timotheüs 3 vers 16). Het gaat dus om een geestelijke strijd.

Struikelblokken

De Bijbel spreekt in dit verband over struikelblokken (Telos: Romeinen 14 vers 13). Struikelblokken zijn iets doen, spreken of leren waardoor een ander tot zondigen of afval wordt bewogen. Iets doen kan betekenen dat er een verkeerd voorbeeld wordt gegeven. Dat verkeerde doen kan vervolgens onderwerp van spreken worden, in die zin dat men zich groot maakt vanwege de verkeerde daad. Leren is onderwijs geven. Het spreken of leren kan de gedaante van kritiek hebben. Kritiek is het aanwijzen van gebreken. Als iemand kritiek op ons heeft, zullen we altijd moeten proberen na te gaan wat zijn motief is en zo mogelijk met zijn kritiek rekening houden, maar we hoeven onze levensstijl niet door een ander te laten bepalen. En ‘die ander’ kan ook ‘de wereld’ zijn. Laten we ons wel beïnvloeden dan kan de kritiek ons tot een aanleiding tot vallen worden, tot zondigen. De Here Jezus waarschuwt ons ‘er niet in te trappen’. Maar Hij waarschuwt ook degene(n) door wie de verleiding komt. Zulke mensen worden door Hem persoonlijk verantwoordelijk gehouden.

Wee de wereld vanwege al haar struikelblokken, want het is noodzakelijk dat er struikelblokken komen; maar wee die mens door wie zo’n struikelblok er komt! (Mattheüs 18 vers 7)

Kijken we naar ons onderwerp dan gaat de wereld verder dan alleen maar kritiek hebben. De wereld dringt zich op en dwingt ons tot het kiezen van een positie, en tot het aanpassen van onze gewoonten. Het zich opdringen kan vele gedaanten hebben. Recentelijk konden we mevrouw Yesilgöz (VVD) horen pleiten voor het inperken van de rol van religie. Ze ziet Nederland als een seculier land waar religie geen invloed moet hebben op – en zeker geen controle óver – het openbare, publieke leven. Het geloof hoort geen druk uit te oefenen op alles wat wij elke dag doen. Dat past niet in een seculiere samenleving. Op deze manier wordt religie als iets gevaarlijks weggezet. Religie wordt op deze manier een zaak van ‘achter de voordeur’. Maar ze wil ook achter die voordeur kijken. Er ligt inmiddels een Wet toezicht informeel onderwijs op tafel, officieel bedoeld om antirechtstatelijke ideeën op bijvoorbeeld sommige Koranscholen en Chinese weekendscholen tegen te gaan. Er is echter geen enkele garantie dat een christelijke zondagsschool buiten schot zal blijven. Iemand hoeft maar iets te melden, en de inspectie staat voor de deur.

In het formele onderwijs is het al bijna onmogelijk Bijbels gefundeerde lesstof te gebruiken. Nu is het informele onderwijs aan de beurt. Want als daar geleerd wordt wat de Bijbel zegt over de plaats van de vrouw in de Gemeente, abortus, euthanasie, huwelijk, echtscheiding en hertrouw, Israël als Gods volk en homoseksuele omgang, zal het gegarandeerd klachten regenen. Met als onvermijdelijk gevolg dat men in moeilijkheden komt. Bovendien, het gaat om meer dan alleen maar zondagsscholen. Wat te denken van kerkdiensten, catechisatie, Bijbelstudiegroepen, (semi)openbare lezingen en conferenties? Op moment van schrijven is het wetvoorstel (nog) niet aangenomen, en roept het (gelukkig) veel kritiek op.

Wapen

Een beproefd wapen is aanklachten van ‘haatzaaien’ indienen. Onder haatzaaien wordt verstaan het doen van uitspraken die leiden tot haat of onverdraagzaamheid, bijvoorbeeld over ras, huidskleur, afkomst of nationale of etnische afstamming. Christenen die willen onderwijzen wat de Bijbel zegt over allerlei ethische onderwerpen worden al gauw van haatzaaien beticht. Haatzaaien leidt meer en meer tot pogingen de ‘daders’ te straffen. Wat hierbij opvalt is dat de al dan niet aanwezige intentie om haat te verspreiden steeds minder telt. Wat de benadeelde groep als ‘kwetsend’ beschouwt wordt juist meer en meer maatgevend (zie ook hier).

Complex

Het vinden van een juiste houding met betrekking tot deze dingen is ingewikkeld. Het zou een stuk eenvoudiger worden als onder christenen 100% overeenstemming was. Maar dat is duidelijk niet het geval. Uitermate lastig wordt het wanneer meer gelovigen wel de wereldse normen en waarden omarmen dan zij die wensen dat niet te doen. Ik kan me vergissen, maar het lijkt dat het inderdaad die kant uit gaat. Wat kun je doen als je als ‘Bijbelgetrouwe’ in zo’n situatie terechtkomt? Als je dan bovendien van je broeders en zusters te horen krijgt, dat je het zelf verkeerd ziet, moet je dan maar niet langer deelnemen aan het avondmaal? Of kun je beter je gemeente verlaten, en op zoek gaan naar een andere? Het wordt nog lastiger als je moet constateren dat bepaalde opvattingen die de jouwe niet zijn ook in de praktijk doorwerken. Je krijgt dan al gauw het gevoel dat je in de situatie van Psalm 11 terecht bent gekomen.

Wanneer de grondslagen zijn vernield, wat kan dan de rechtvaardige doen? (NBG)(Psalm 11 vers 3)

Wat zijn die grondslagen? Recht, gerechtigheid, trouw en waarheid. Het psalmwoord wijst ons zo op het fundament onder een gezonde samenleving. De Here God Zelf wijst ons hoe hierin te handelen.

Zo zegt de Here: Ga staan op de wegen, en zie, vraag naar de aloude paden, waar toch de goede wegis, en bewandel die. Dan zult u rust vinden voor uw ziel. Maar zij zeggen: Wij bewandelen [die] niet. (Jeremia 6 vers 16)

De goede weg is de oude weg. Het is de weg van de dienst aan God, het kennen en gehoorzamen van zijn geboden. Een andere weg waarlangs rust te vinden is, bestaat niet. Maar deze oproep vindt geen gehoor. Toen niet en nu niet. Deze artikelen gaan over dat oude pad, beschreven in Gods Woord. Maar onze oproep vindt geen gehoor. Botweg zegt men: ‘Wij willen die niet gaan’ (NBG).

In het eerste artikel van deze serie heb ik onder het kopje ‘Er mag niet over gesproken worden? Onmogelijk!’ de positie van de apostelen in het begin van Handelingen als voorbeeld genomen. Hun werd verboden te spreken over de Here Jezus. Hun reactie was klip en klaar:

(…) wij kunnen niet nalaten te spreken over wat wij gezien en gehoord hebben. (Handelingen 4 vers 20)

Nadien baden ze gezamenlijk en vroegen hun Here:

Nu dan, Here, sla acht op hun bedreigingen en geef Uw dienstknechten met alle vrijmoedigheid Uw Woord te spreken (Handelingen 4 vers 29)

En ze kregen die vrijmoedigheid!

En de apostelen legden met grote kracht getuigenis af van de opstanding van de Here Jezus (…) (Handelingen 4 vers 33)

Eerder in Handelingen 4 hadden de apostelen al duidelijk aangegeven aan Wie ze gehoorzaam wensten te zijn.

Maar Petrus en Johannes antwoordden en zeiden tegen hen: Oordeel zelf of het juist is in Gods ogen, meer naar u te luisteren dan naar God. (Handelingen 4 vers 19)

Als puntje bij paaltje komt moeten we Gode gehoorzaam zijn, zelfs al zou dat ingaan tegen de door God (!) ingestelde overheid (Romeinen 13 vers 1-7; 1 Petrus 2 vers 13-16).

Als de zaak zo op scherp komt te staan, kan de situatie snel in grimmigheid verkeren.

En zij sloegen hun handen aan de apostelen en zetten hen vast in de openbare gevangenis. (Handelingen 5 vers 18)

Een engel bevrijdde hen en stuurde de apostelen meteen weer op pad met de boodschap van het evangelie. Je zou zeggen dat zo’n duidelijk teken de leidslieden wel aan het denken zou zetten, maar niets daarvan. Toen de ontstane verwarring voorbij was, lieten ze de apostelen opnieuw aanhouden en voorgeleiden. De hogepriester kon er niet om lachen, integendeel:

Hebben wij u niet ten strengste bevolen dat u in deze Naam niet zou onderwijzen? En zie, u hebt met deze leer van u Jeruzalem vervuld en u wilt het bloed van deze Mens over ons brengen. (Handelingen 5 vers 28)

Waarop ze een helder antwoord kregen:

Maar Petrus en de apostelen antwoordden en zeiden: Men moet aan God meer gehoorzaam zijn dan aan mensen. (Handelingen 5 vers 29)

Zo ontvouwden zich langzaam maar zeker de omstandigheden voor vervolging. Het zou op korte termijn al leiden tot de dood van Stefanus (Handelingen 7 vers 58-60) en Jakobus (de broer van Johannes, Handelingen 12 vers 2).

Onderwerp van vervolging

Het is nu de vraag welke zaken voor vervolging in aanmerking komen. In essentie zijn dat twee onderwerpen, die ook nog eens sterk gerelateerd zijn. Het eerste heeft alles te maken met de Persoon van de Here Jezus.

Zalig bent u als men u smaadt en vervolgt, en door te liegen allerlei kwaad tegen u spreekt, omwille van Mij. (Mattheus 5 vers 11)

Zalig bent u, wanneer de mensen u haten, en wanneer zij u uitstoten en u smaden en uw naam als slecht verwerpen omwille van de Zoon des mensen. (Lukas 6 vers 22)

Als u smaad wordt aangedaan om de Naam van Christus, dan bent u zalig, want de Geest van de heerlijkheid en van God rust op u. (1 Petrus 4 vers 14)

Christenen kunnen dus worden gesmaad, vervolgd, gehaat, en onderwerp zijn van kwaadaardige leugens, en worden uitgestoten. En dat alles omdat ze zich hebben verbonden met de Naam van Christus en daar openlijk van getuigen.

Paulus breidt dit uit met de (logische) implicatie dat het niet alleen gaat om het zich tooien met de Naam van Christus, maar dat het ook zichtbaar moet zijn in de levenswandel.

En ook allen die godvruchtig willen leven in Christus Jezus, zullen vervolgd worden. (2 Timotheüs 3 vers 12)

(Zie ook Handelingen 14 vers 22; Romeinen 8 vers 17-18; Filippi 1 vers 29; 1 Tessalonica 3 vers 3-4; 2 Tessalonica 1 vers 5-7, 1 Petrus 2 vers 20-21; 3 vers 14; 5 vers 10)

In Openbaring – waar de vervolging zijn meest gruwelijke gezicht laat zien – wordt het noemen van de Naam gekoppeld aan het Woord van God.

En toen het [Lam] het vijfde zegel geopend had, zag ik onder het altaar de zielen van hen die geslacht waren omwille van het Woord van God, en omwille van het getuigenis dat zij hadden. (Openbaring 6 vers 9)

Ze waren omgebracht vanwege hun geloof, dat bestaat uit de inhoud van ‘het Woord van God’ en ‘het getuigenis’ (van Jezus)’, het in alle openheid uit- en opkomen voor Zijn Naam. Later komen we deze zaken nogmaals tegen, maar dan uitgebreid met nóg een aanleiding om ter dood gebracht te worden.

(…) En [ik zag] de zielen van hen die onthoofd waren om het getuigenis van Jezus en om het Woord van God, die het beest en zijn beeld niet hadden aangebeden, die het merkteken niet ontvangen hadden op hun voorhoofd en op hun hand. (…)(Openbaring 20 vers 4)

Zo vinden we dus het geloof in Christus, van Hem getuigen en dat geloof uitleven, vasthouden aan en getuigen van Gods Woord, en de absolute weigering te knielen voor welke manifestatie van de boze dan ook, en die aanbidden. Al deze dingen kunnen elk voor zich de gelovige het leven kosten.

Vervolging kan in allerlei gradaties plaatsvinden. De Here Jezus geeft in Lukas 21 een lange opsomming.

12 (…) ze zullen de handen aan u slaan en u vervolgen, door u over te leveren in de synagogen en gevangenissen, en u zult voor koningen en stadhouders geleid worden omwille van Mijn Naam.

16 En u zult ook door ouders, broers, familieleden en vrienden overgeleverd worden, en zij zullen sommigen van u doden.

17 En u zult omwille van Mijn Naam door allen gehaat worden. (Lukas 21 vers 12, 16-17)

Kortom, welke gevolgen dit alles ook zal hebben, dit ene staat vast: er wordt van de gelovige gevraagd een duidelijke, openlijke keuze te maken. Neutraliteit is niet mogelijk:

Wie met Mij niet is, die is tegen Mij (…)(Lukas 11 vers 23)

De pandemie

Tijdens de coronapandemie was de Delta-variant van SARS-CoV-2 bijzonder gevaarlijk. Deze variant dook eind 2020 op in India en verspreidde zich wereldwijd in de eerste helft van 2021. Delta kenmerkte zich door een hogere besmettelijkheid en een verhoogd risico op ernstige ziekte in vergelijking met eerdere varianten. Dit leidde in veel landen tot nieuwe golven van ziekenhuisopnames en overlijdens.

Om de verspreiding van het virus te beheersen namen overheden wereldwijd verschillende maatregelen. In sommige christelijke kringen werd dit alles met argwaan bekeken, hetgeen soms leidde tot de verspreiding van complottheorieën. Bovendien reageerde men met een soort burgerlijke ongehoorzaamheid. Die werd dan gepresenteerd als ‘Gehoorzaamheid aan God gaat boven gehoorzaamheid aan mensen’. Velen zagen er zelfs het begin van de komende wereldwijde christenvervolging in – en gaven daar langs alle mogelijke kanalen uiting aan. Vermoedelijk heeft men zo onbedoeld (?) de beheersing van het virus tegengewerkt.

‘Er zijn kerken in Nederland en daarbuiten (vooral in Amerika) geweest die zich, vooral in de begintijd, niets van de regels aantrokken en daardoor het virus enorm verbreid hebben.’

‘In het begin schijnt het virus vooral verspreid te zijn door volle kerken én volle stadions. Mag de staat daar niets van vinden?’ 1)

Hieronder enkele maatregelen van de overheid en verdenkingen die in christelijke (en andere) kringen daartegen werden geuit.

Overheid

De overheid spoorde mensen aan om zich te laten vaccineren, soms met specifieke verplichtingen voor zorgpersoneel of andere beroepsgroepen. Kerken moesten diensten beperken of sluiten, en bijeenkomsten werden verboden om besmettingen te voorkomen. Het kwam tot de invoering van een coronapas of vaccinatiebewijs om toegang te krijgen tot publieke plaatsen zoals restaurants, theaters of kerken. Mensen werden verplicht om mondkapjes te dragen in openbare ruimtes. Ook moest men zich laten testen op COVID-19 voordat ze toegang kregen tot bepaalde plaatsen of activiteiten. Het zingen tijdens erediensten werd verboden vanwege het verhoogde risico op verspreiding van aerosolen. Overheden werkten samen met internationale organisaties zoals de WHO en het WEF om de pandemie aan te pakken.

Zij die het beter wisten …

Alle maatregelen waren bedoeld om de pandemie zo goed mogelijk te bestrijden. Er was geen dubbele agenda, geen boze opzet. Waren alle maatregelen effectief? Nee. Was alles wat de regering besloot goed doordacht? Evenmin. Het maakte voor veel christenen niet uit. Men ‘wist’ dat hier ‘meer aan de hand was’. Had professor Weetikveel niet gezegd dat …? En die multimiljardair van der Poen? Die had er zakelijk belang bij dat zoveel mogelijk vaccins werden verkocht. Bovendien had men ‘eigen onderzoek’ gedaan. Op internet, welteverstaan. Enzovoort, enzovoort. Hieronder een kleine bloemlezing van wat er volgens hen die ‘op de hoogte waren’ allemaal achter de pandemie verscholen zat.

Het vaccin zou een middel zijn om mensen te ‘chippen’ en te volgen, een gedachte geïnspireerd op profetieën in de Bijbel over het ’teken van het beest’ (Openbaring 13 vers 16-18). Het vaccin was een experiment met onbekende langetermijngevolgen, met als doel een wereldwijde machtsgreep door farmaceutische bedrijven of overheden. Sommige christelijke groepen stelden dat het vaccin de tempel van God (het lichaam) zou ‘besmetten’. Anderen zagen dit alles als een directe aanval op het geloof, dan wel een poging om de kerk het zwijgen op te leggen. Het werd opgevat als een teken van de toenemende antichristelijke houding van overheden. De uitgevaardigde beperkingen werden in verband gebracht met de ‘eindtijd’ en de komst van een wereldregering die de christenen zou onderdrukken. Digitale coronapassen en QR-codes werden gezien als een voorloper van het ’teken van het beest’, omdat mensen zonder zo’n pas mogelijk werden uitgesloten van het maatschappelijke leven.

Nog weer anderen waren bang dat dit een instrument van controle en onderwerping was, gekoppeld aan een bredere agenda: het wereldwijd controleren van de mensheid.

In bepaalde christelijke kringen werd de mondkapjesplicht gezien als een symbool van onderwerping aan wereldlijke machten. Men claimde dat het dragen van mondkapjes het menselijke ‘beeld van God’ (het gezicht) zou verbergen, wat voor hen gelijkstond als een aanval op het geloof. Wat PCR-tests betreft, er werd beweerd dat de tests gevaarlijke stoffen bevatten of gebruikt werden voor DNA-verzameling. Bovendien ontstond het idee dat de testen een manier waren in het geniep nanotechnologie toe te dienen. Het verbod op zingen in kerken werd gezien als een directe aanval op de aanbidding en vrijheid van religieuze expressie. Ook werd het verbod op zingen uitgelegd als een test van gehoorzaamheid of zelfs als demonisch geïnspireerd. Achter dit alles huisden complottheorieën over de WHO en het WEF. Deze clubs werkten aan de komst van een wereldwijde antichristelijke regering, zoals voorspeld in de Bijbel, zei men …

Kwaad gerucht

Gelovigen moeten zich ervan bewust zijn dat wie zich bezighoudt met complottheorieën een grote verantwoordelijkheid op zich neemt. En dat reikt verder dan alleen diegenen die deze theorieën in de wereld brengen. Ook het verder vertellen van wat je gehoord hebt hoort hierbij. We moeten kwaad gerucht niet helpen verspreiden. Wees ervan doordrongen dat je eigen geloofwaardigheid op het spel staat als je dat doet. Wat blijft er van je getuigenis aangaande de Here Jezus over, als je dit soort verhalen mee helpt verspreiden (via Facebook, of gewoon van mond-tot-mond).

Dwaalt niet, God laat zich niet bespotten. Want wat een mens zaait, dat zal hij ook oogsten. (Galaten 6 vers 7)

Verspreiders van complottheorieën die wantrouwen zaaien ten aanzien van de overheid vinden Gods Woord tegenover zich. Zij zullen een oordeel voor zichzelf ontvangen, waarschuwt Paulus.

Wie zich dus tegen de overheid verzet, weerstaat de instelling van God; en zij die weerstaan, zullen oordeel voor zichzelf ontvangen. (Romeinen 13 vers 2)

Het voeden van wantrouwen

Des te treuriger is het dan ook dat landelijk bekende evangelisten hun uitgesproken en vaak controversiële opvattingen over de coronamaatregelen in woord en geschrift breed uitventten. Hun ‘leer’ werd vaak gekenmerkt door een sterk wantrouwen richting overheid en wetenschap.

Men verspreidde actief anti-vaccinatieboodschappen, onder meer via miljoenen huis-aan-huis verspreide folders en tijdschriften. Vaccinaties en coronamaatregelen werden gekoppeld aan Bijbelse leerstukken, zoals het idee dat gevaccineerden ‘verloren zouden gaan in de hel’. Predikers stelden dat de pandemie en de vaccinatiecampagnes deel waren van een complot om een ‘nieuwe wereldorde’ te creëren. Verwezen werd hierbij naar profetieën uit Openbaring, waarbij de coronamaatregelen als voorbereiding op het ’teken van het beest’ werden uitgelegd. Deze ideeën wonnen aanhang binnen evangelische kringen, waar de pandemie werd gezien als teken van de eindtijd. Hun ideeën vonden vooral gehoor in bepaalde evangelische groeperingen die wantrouwig zijn jegens globalisme en technologie. Dit heeft geleid tot polarisatie, ook binnen christelijke gemeenschappen.

Behalve deze predikers die landelijk enige bekendheid genoten, waren er organisaties als De Wakkere Kerk, Christenen Collectief en diverse voorgangers in evangelische en charismatische kerken die maatregelen koppelden aan geestelijke strijd en eindtijdtheorieën, soms met extreme vergelijkingen en complottheorieën over controle en onderdrukking.

Schade

Zoals viel te voorzien heeft dit geleid tot wantrouwen tegenover geestelijke leiders die complotten promoten, met name bij gematigder christenen en buitenstaanders. De associatie van geloof met onjuiste informatie en radicale uitspraken heeft de reputatie van sommige kerken en evangelische bewegingen beschadigd. Het staat haaks op het gedrag dat van ons christenen verwacht wordt:

Uw welwillendheid zij alle mensen bekend. De Heer is nabij. (HSV)

Laat uw inschikkelijkheid aan alle mensen bekend zijn. De Heer is nabij. (Telos)

Uw vriendelijkheid zij alle mensen bekend. De Heer is nabij. (WV en NBG) (Filippenzen 4 vers 5)

Het gaat dus om lankmoedigheid, verdraagzaamheid, vriendelijkheid en mildheid. Deze houding moet aan alle mensen bekend zijn, dus ook aan verdrukkers en vervolgers. De reden waarom wordt meteen in hetzelfde vers verwoord: ‘De Heer is nabij’. De betekenis hiervan kan zijn dat gelovigen mogen weten dat de komst van de Heer nabij is, of dat Hij door de Heilige Geest dichtbij de gelovigen is. De Geest woont in hen, en zal hen leiden.

Dan is er ook nog een profetie aangaande de Knecht des Heren.

Hij zal niet twisten en niet roepen, en ook zal niemand Zijn stem op de straten horen (Mattheus 12 vers 19)

De Here Jezus vermeed het liefst twistgesprekken met Farizeeën (Mattheus 19 vers 14-15). En als Hij preekte, sprak in het openbaar, dan sprak Hij de waarheid met zachtmoedigheid.

Verdrukking? Vervolging?

Velen die de handelwijze van de overheid niet vertrouwden spraken over het begin van verdrukking, of zelfs van vervolging. Geen van beide aanduidingen is terecht. De overheid nam geen maatregelen met het oog op de christelijke kerk. Alle maatregelen hadden tot doel de pandemie te bestrijden en de bevolking zoveel mogelijk tegen de ziekte te beschermen. Sommige van deze maatregelen raakten natuurlijk ook de kerk. Maar ieder weldenkend mens zal inzien dat deze gevolgen logisch verklaarbaar waren uit het doel. Geen verdrukking dus.

Nu is het interessant om de houding te aanschouwen van diegenen die wel een opkomende verdrukking meenden te zien. De Here Jezus, Paulus en Petrus hebben daar veel over gezegd, dan wel geschreven. We luisteren voor nu naar Petrus.

12 Geliefden, laat de hitte van de verdrukking onder u, die tot uw beproeving dient, u niet bevreemden, alsof u iets vreemds overkwam.

13 Maar verblijd u naar de mate waarin u gemeenschap hebt aan het lijden van Christus, opdat u zich ook in de openbaring van Zijn heerlijkheid mag verblijden en verheugen.

14 Als u smaad wordt aangedaan om de Naam van Christus, dan bent u zalig, want de Geest van de heerlijkheid en van God rust op u. Wat hen betreft wordt Hij wel gelasterd, maar wat u betreft wordt Hij verheerlijkt. (1 Petrus 4 vers 12-14)

Petrus benadrukt dus dat gemeenteleden niet geschokt moeten zijn wanneer ze als volgelingen van Christus beproevingen ervaren. Het lijden van christenen is immers door de Here Jezus zelf aangekondigd. Hem bleef het lijden niet bespaard, en hetzelfde geldt voor Zijn volgelingen. Gelovigen moeten het lijden niet als iets onverwachts zien, maar juist als een bron van vreugde. Wie nu lijdt, zal later delen in de heerlijkheid (Romeinen 8 vers 17). Het lijden is onderdeel van het bij Christus horen. Deelhebben aan het lijden van Christus houdt ook in dat men smaad of laster ondergaat. Gelovigen die omwille van Christus smaad ervaren, worden ‘gelukzalig’ genoemd. Deze smaad moet echter wel plaatsvinden vanwege trouw aan de naam van Christus en niet als gevolg van verkeerd gedrag.

Maar laat niemand van u lijden als een moordenaar of dief, of kwaaddoener, of als iemand die zich met de zaken van iemand anders bemoeit. (1 Petrus 4 vers 15)

En daar zit hem de kneep. Als er al afkeurend over christenen werd gesproken, dan had dat te maken met hun houding en het gedrag. Veel woordvoerders van de gelovigen die ‘meer zagen’ dan de gewone christenen, stelden zich op als oudtestamentische profeten. Ze brachten hun boodschap met grote nadruk en stelligheid. Zij wisten hoe het zat, zij wisten het beter, en het was derhalve hun taak om de onderliggende agenda openbaar te maken. Ze ontzagen zich niet om leidslieden binnen en buiten de kerk verdacht te maken door ze of als medeplichtige van de elite te identificeren, of als goedgelovige meelopers.

Wie hun websites of facebook pagina’s bekeek werd geconfronteerd met een lawine aan ‘kwaad gerucht’, hetzij door hen zelf gesignaleerd, dan wel overgenomen van anderen. Vele christenen schudden het hoofd, en wendden zich verdrietig af. Anderen – die het tot hun taak zagen te waarschuwen tegen alle negatieve berichtgeving – liepen tegen een muur, of werden in het hokje van de argelozen geplaatst.

Voor buitenstaanders was er geen verschil tussen deze christelijke actievoerders en mensen als Willem Engel (Viruswaarheid), Thierry Baudet, Micha Kat en Joost Knevel. Ook dezen stelden dat de maatregelen disproportioneel waren en de grondrechten schonden, ook zij verspreidden alternatieve interpretaties van de pandemie en beweerden dat de pandemie onderdeel was van een grotere samenzwering.

Over wereldgelijkvormigheid gesproken! Al met al een treurigstemmend beeld. En dan te bedenken dat men er vast van overtuigd was de Here Jezus te dienen.

Geen verdrukking, geen vervolging, wel beproeving!

Naar mijn overtuiging was de pandemie geen verdrukking, geen vervolging, maar een beproeving van God. De Here God wilde de gelovigen tonen in hoeverre zij op zichzelf vertrouwden, of op Hem. Wie herkent dat het om een beproeving gaat, zal daar blijdschap uit putten. Het betekent dat God met de gelovige bezig is, dat God Zich om hem bekommert. Zo verwoordt Jakobus het ook:

Gelukkig [de] man die verzoeking / beproeving (peirasmos) verdraagt; want beproefd geworden zal hij de kroon van het leven ontvangen, die Hij beloofd heeft aan hen die Hem liefhebben. (Telos)(Jakobus 1 vers 12)

 Mozes sneed in de woestijn hetzelfde onderwerp aan.

 2 Ook moet u heel de weg in gedachten houden waarop de Here, uw God, u deze veertig jaar in de woestijn geleid heeft, opdat Hij u zou verootmoedigen, en u op de proef zou stellen om te weten wat er in uw hart was, of u Zijn geboden in acht zou nemen of niet.

3 Hij verootmoedigde u, Hij liet u hongerlijden en Hij liet u het manna eten, dat u niet kende en ook uw vaderen niet gekend hadden, om u te laten weten dat de mens niet alleen van brood leeft, maar dat de mens leeft van alles wat uit de mond van de Here komt. (Deuteronomium 8 vers 2 en 3)

De leiding van God in die periode had als doel de Israëlieten nederigheid bij te brengen en hen op de proef te stellen. Hij wilde dat ze inzagen wat er werkelijk in hun harten leefde. Zouden zij altijd op Hem vertrouwen en gehoorzamen, of alleen wanneer het hen voor de wind ging? Ook in geloofszaken geldt het spreekwoord ‘Vertrouwen komt te voet en gaat te paard’. Hoe zit het met óns geloofsvertrouwen als het tegen zit?

Deze les is een van alle tijden. Mozes hamerde erop hoe belangrijk het is om volledig op God te vertrouwen. Destijds ging het om de al dan niet grote moeite om in het levensonderhoud te voorzien. Was dat eigen verdienste, of was het toch God die alles geeft wat nodig is. Worden we beproefd dan verandert alles. Dan blijkt ineens dat ‘het jezelf kunnen redden’ niet meer zo vanzelfsprekend is. Gevolg: onze neiging tevreden te zijn met eigen prestaties verdwijnt langzaam maar zeker. We leren dat alles wat we ondernemen altijd afhangt van God.

De geschiedenis in de woestijn laat zien dat er van een ‘rustig vertrouwend verder gaan’ zelden sprake was. Men schreeuwde bij het minste of geringste moord en brand. Ze leden honger omdat God het wilde, ze konden eten omdat God voorzag. Aldoende leerden ze dat het met hun vertrouwen op God nogal tegenviel.

Het gehalte van ons vertrouwen op God – meer concreet: op de Here Jezus – blijkt vaak uit twee zaken: zien en luisteren.

De storm op het meer: zien

29 (…) Petrus klom uit het schip en liep op het water om bij Jezus te komen.

30 Maar toen hij op de sterke wind lette, werd hij bevreesd, en toen hij begon te zinken, riep hij: Here, red mij!

31 Jezus stak meteen Zijn hand uit, greep hem vast en zei tegen hem: Kleingelovige, waarom hebt u getwijfeld? (Mattheus 14 vers 29-31)

Net als Petrus hebben wij de neiging meer op de omstandigheden te letten dan op de Here Jezus. Petrus’ reactie was echter de juiste. Hij keerde zich onmiddellijk tot zijn Heer en Heiland, waarop Deze hem in veiligheid bracht. Als Petrus had gereageerd op de manier van vele christenen tijdens de pandemie, dan had hij geprobeerd zelf wind, water en golven te overwinnen. Een dwaze gedachte, die we echter maar al te vaak tegenkomen.

De goede Herder: luisteren

3 Voor hem (de Goede Herder) doet de deurwachter open en de schapen horen zijn stem, en hij roept zijn eigen schapen bij hun naam en leidt ze naar buiten.

4 En wanneer hij zijn eigen schapen naar buiten gedreven heeft, gaat hij voor hen uit, en de schapen volgen hem, omdat zij zijn stem kennen.

5 Maar een vreemde zullen zij beslist niet volgen, maar zij zullen van hem wegvluchten, omdat zij de stem van vreemden niet kennen. (Johannes 10 vers 3-5)

De schapen hebben maar één oriëntatiemiddel: de stem van de Herder. Die kennen ze, de klank van Zijn stem is voor hen heel vertrouwd, althans dat zou zo moeten zijn. Vele christenen menen – te goeder trouw! – dat ze er goed aan doen het spreken van de vreemde te leren herkennen. Dan – zo redeneren ze – zullen we ons goed te weer kunnen stellen tegen allerlei bedreigingen. De Here Jezus leert ons echter dat wij als schapen ‘van nature’ zouden moeten weigeren met een vreemde mee te gaan, ja zelfs meteen van hem weg dienen te vluchten.

Toegepast op de omstandigheden tijdens de pandemie waren velen bezig de stem van de vreemde te beluisteren, en de spreker te bestrijden! Zo gedragen schapen zich niet.

Wat had men dan moeten doen?

Paulus’ voorbeeld volgen! Roep op tot voorbede voor (ook) de overheid. Dat is Bijbelser, meer in overeenstemming met Gods wil en vooral waardiger dan alle zelfbedachte acties. Voorbede voor de overheid wordt verhoord. Het leidt tot een rustig, stil, godvruchtig en waardig leven.

1 Ik roep er dan vóór alles toe op dat smekingen, gebeden, voorbeden en dankzeggingen gedaan worden voor alle mensen,

2 voor koningen en allen die hooggeplaatst zijn, opdat wij een rustig en stil leven zullen leiden, in alle godsvrucht en waardigheid. (1 Timotheüs 2:1-2)

En ten slotte: laat onderstaande woorden van Petrus goed tot de lezer doordringen!

Want de ogen van de Here rusten op de rechtvaardigen, en Zijn oren zijn gericht op hun gebed; maar het aangezicht van de Here is tegen hen die kwaad doen. (1 Petrus 3 vers 12)

Zie daarvoor mijn artikel Bijbel, overheid en christelijke verantwoordelijkheid.


1) http://www.willemouweneel.nl/corona-stoerheid-versus-bangelijkheid/