Verschillen en overeenkomsten
In dit artikel wil ik nader ingaan op Lukas 21: de rede van Jezus Christus over toekomende dingen. Nu schreef ik eerder in dit weblog over de tekenen uit Mattheüs 24. Bij wijze van inleiding wees ik daarbij op de grote verschillen tussen Mattheüs 24 en Lukas 21. Wie nauwkeurig beide hoofdstukken bestudeert en met elkaar vergelijkt zal zien dat het om twee verschillende redevoeringen gaat. Lezen van bedoelde inleiding is aanbevelenswaardig. U vindt het hier onder het kopje Schrift met Schrift vergelijken.
Israël
De Bijbel is in zijn geheel aan ons gegeven. Van alles wat in Gods Woord staat mogen we kennisnemen, en er ons voordeel mee doen. Echter, niet alles in de Bijbel is voor ons bestemd. Bovendien, lang niet alles in de Bijbel gaat over ons. Met ‘ons’ bedoel ik gelovigen uit de genadetijd, ook wel aangeduid als de Gemeente van Jezus Christus. Lukas 21, waarover dit artikel handelt, gaat in de eerste plaats over Israël, en is gericht tot Israël. Gelukkig geldt ook voor dit hoofdstuk dat er voor christenen veel te leren valt.
Ter verduidelijking volgen hier nog enkele verschillen tussen Israël en de Gemeente.
- Israël is geroepen tot een aardse erfenis en de Gemeente tot een hemelse. Geloof en gehoorzaamheid van Israël werden beloond met aardse grootheid, zegeningen en macht. Als de Gemeente getrouw is zal ze hemelse rijkdom ontvangen en op aarde vervolging, armoede en haat.
- Israël kon en mocht maar op één plaats aanbidden. Het was zelfs zo dat Israël de Here God alleen maar kon benaderen door middel van de dienst van een priester. De gemeente aanbidt, waar twee of drie vergaderd zijn. De gemeente heeft de vrijmoedigheid het heilige der heiligen binnen te gaan want al haar leden zijn priesters.
- In de profetieën over de toekomst van Israël en de Gemeente worden de verschillen wel héél duidelijk gezien. De Gemeente zal van de aarde worden weggenomen en Israël zal grote (herstelde) aardse macht en heerlijkheid ontvangen.
Als we deze verschillen in gedachte houden, zullen veel ogenschijnlijke moeilijkheden geen probleem meer geven. We gaan dan nu naar Lukas 21, de rede over toekomende dingen.
De pracht van de tempel
De situatie die leidde tot de rede over toekomende dingen in Lukas 21 laat zich het best begrijpen aan de hand van de laatste twee verzen uit dat hoofdstuk.
37 Overdag nu gaf Hij onderwijs in de tempel, maar ’s nachts ging Hij de stad uit en overnachtte op de berg die de Olijfberg heet.
38 En al het volk kwam ’s morgens vroeg naar Hem toe in de tempel om Hem te horen. (Lukas 21:37-38)
Al vroeg in de morgen was de Here Jezus dus aanwezig in de tempel. Het volk (al het volk!) wist dat, en kwam massaal opzetten om naar deze Rabbi te luisteren. Hij had de aandacht van velen, hoewel er ook waren die afgeleid werden door wat ze om zich heen zagen. En dus begonnen sommigen ineens over de pracht van de tempel. Als we bedenken dat velen van hen waarschijnlijk voor het eerst in hun leven de tempel bezochten kunnen we ons er wel wat bij voorstellen. Hoe kwam die tempel zo mooi? We lezen immers in het Oude Testament over de tweede tempel iets heel anders.
Wie is er onder u overgebleven die dit huis gezien heeft in zijn eerste heerlijkheid? En hoe ziet u het nu? Is het niet als niets in uw ogen? (Haggai 2:4)
De tempel van Salomo was een van de toenmalige wereldwonderen. De tweede tempel stak daar maar schamel bij af. Dat hij in de tijd van de Here Jezus zo bewonderd werd kan alleen maar verklaard worden door tussentijdse uitbreidingen en verfraaiingen.
Herodes de Grote was de drijvende kracht achter de uitbreiding en renovatie van de Tweede Tempel. De werkzaamheden begonnen rond 20 voor Christus, en het resulteerde in een van de meest indrukwekkende bouwwerken van zijn tijd. De tempel was groot en majestueus, had een prachtig versierde façade, enorme zuilengalerijen en uitgebreide trappen. Men gebruikte vooral witte steen die extra opviel in het felle zonlicht.
Het tempelgebouw zelf stond op een verhoogd platform, de omliggende muren waren zeer hoog. Het tempelplein had een enorme oppervlakte zodat die plaats bood aan grote menigten gelovigen.
De bij de bouw van de tempel toegepaste techniek was voor die tijd van hoog niveau. Herodes en zijn bouwmeesters gebruikten bijvoorbeeld reusachtige steenblokken die perfect op elkaar pasten zonder mortel. Dit droeg bij aan het indrukwekkende karakter van het geheel.
Waarom vernietiging van tempel en stad?
Al in een eerder stadium had de Here Jezus Jeruzalem een stad genoemd die de profeten doodt en stenigt wie naar haar toe gezonden waren. In de Persoon van de Messias keek God naar de stad om, maar ze toonde geen interesse (Lukas 13:34).
Tijdens Zijn intocht op Palmpasen zag de Here Jezus de stad liggen en begon te huilen. Hij zei: ‘Och, dat je toch vandaag nog mocht begrijpen hoe je vrede kunt vinden. Maar helaas, je ziet het niet! Er zullen dagen komen dat de vijanden hier schansen zullen bouwen, je omsingelen en van alle kanten benauwen. Ze zullen je met je inwoners verpletteren en geen steen op de andere laten, omdat je de tijd voorbij hebt laten gaan, toen God je genadig wilde zijn’ (Lukas 19:41-44).
Na Zijn intocht ging Hij de tempel binnen. Meteen joeg Hij de kooplui eruit. Hij zei: ‘Er staat geschreven: Mijn huis moet een huis van gebed zijn, maar jullie hebben er een rovershol van gemaakt’ (Lukas 19:45-46).
Na de tempelreiniging was Hij iedere dag in de tempel om het volk te onderwijzen, terwijl de overpriesters en schriftgeleerden en de leiders van het volk loerden op een gelegenheid om Hem te vermoorden. Ze zagen echter geen kans iets tegen Hem te ondernemen, want heel het volk hing aan Zijn lippen (Lukas 20:45-48). De Here nam in geen enkel opzicht een blad voor de mond. In de gelijkenis van de wijngaard (stelt Israël voor) vertelt Hij over de eigenaar die zal komen. Hij zal de pachters ter dood laten brengen, en de wijngaard aan anderen geven. De schriftgeleerden en de Farizeeën begrepen best dat de gelijkenis op hen sloeg, want op hetzelfde moment riepen ze: ‘Dat nooit!’ (Lukas 20:16, 19)
Tegen Zijn leerlingen zei Hij – waar al het volk bij was (!) – ‘Pas op voor de schriftgeleerden! Ze lopen graag rond in lange gewaden en vinden het fijn om gegroet te worden op de markten. Ze zijn gek op de voornaamste plaatsen in synagogen en bij de maaltijden. Intussen maken ze de bezittingen van de weduwen op, en om de schijn op te houden staan ze lange gebeden te prevelen (Lukas 20:45-47). Heel illustratief is wat Lukas vervolgens vertelt.
Toen Jezus opkeek, zag Hij de offerkist van de tempel staan. Rijke mensen kwamen er hun gaven in werpen. Maar Hij zag ook een behoeftige weduwe die er twee kleine kopermuntjes in liet vallen, en Hij zei: ‘Ik verzeker je dat deze arme weduwe meer gegeven heeft dan al die anderen. Want die hebben allemaal iets van hun overvloed bij de gaven voor God geworpen. Maar zij heeft van haar armoe alles geofferd wat ze nog had om van te leven’
(Lukas 21:1-4). Zo toonde de Here Jezus op verschillende indringende manieren het bankroet van de tempeldienst aan. Het hing aan elkaar van schone schijn, huichelarij en machtspolitieke spelletjes. Het had niets meer te maken met een echte, oprechte toewijding aan de God van Israël. En dan, juist dan, terwijl Hij bezig is de ernst van de situatie aan het licht te brengen, wordt Hij in de rede gevallen door mensen die onder de indruk zijn van de wijgeschenken. Wijgeschenken, vaak in de vorm van sieraden, edelstenen of waardevolle objecten, dienden als blijk van toewijding aan God en werden gebruikt om de tempel te verfraaien. Nu blijkt dat ‘de gewone mensen’ vol bewondering zijn voor deze fysieke, kostbare gaven, die symbool stonden voor rijkdom en materiële welvaart. De omstanders zien echter niet wat de Here Jezus ziet. Zij zien alleen de uiterlijke pracht en de geldelijke waarde van deze gaven. Rijkdom en schoonheid kan mensen dus in slaap sussen. Wat een contrast met de boodschap van Jezus. In Zijn gesprek met de Samaritaanse vrouw had de Here het bankroet van de tempeldienst al aangekondigd.
21 Jezus zei tegen haar: Vrouw, geloof Mij, de tijd komt dat u niet op deze berg, en ook niet in Jeruzalem de Vader zult aanbidden.
22 U aanbidt wat u niet weet; wij aanbidden wat wij weten, want de zaligheid is uit de Joden.
23 Maar de tijd komt en is er nu, dat de ware aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en waarheid, want de Vader zoekt wie Hem zo aanbidden.
24 God is Geest en wie Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid. (Johannes 4:21-24)
Alles overziende is het dus geen wonder dat de tempel moest verdwijnen.
Een tweevoudige vraag
Sommige toehoorders maken dus enthousiaste opmerkingen over de pracht van de tempel. De Here Jezus tempert die geestdrift door erop te wijzen dat de tempel in de nabije toekomst geheel zal worden verwoest. Geschokt door deze openbaring vragen de omstanders wanneer (1) dit zal gebeuren, en aan welke tekenen (2) men zal kunnen zien dat de verwoesting ophanden is.
Tekenen aan de hemel (Flavius Josephus)
De Here noemt als eerste enkele algemene tekengevende gebeurtenissen: misleiding, oorlogen en oorlogsdreiging, aardbevingen, epidemieën, hongersnoden en verschijnselen aan de hemel.
Voor misleiding wordt het eerst gewaarschuwd, want ‘velen zullen komen onder mijn naam en zeggen: Ik ben het, en: De tijd is nabij. Gaat hen niet achterna’ (Lukas 21:8). Dit is een sinister gegeven. Gelovigen worden opgewekt om te letten op de tekenen der tijden, en tegelijkertijd te waken voor bedrog. Zo kan de tegenstander pogen hen op het verkeerde been te zetten door middel van valse tekenen. Er zullen dus predikers komen die onwaarheden verkondigen, en wel op zo’n geraffineerde manier, dat velen erin trappen. Valse tekenen, zich uitgeven voor Messias, of net doen alsof men spreekt namens Hem kunnen gelovigen ertoe brengen verkeerde beslissingen te nemen. Veel Joden bijvoorbeeld verwachtten dat de Messias een leger zou vormen om de Romeinen het land uit te jagen. Iemand die zich valselijk voor Messias uitgeeft zou een groep gevechtsklare mannen op de been kunnen brengen om ‘die profetie’ te vervullen. Aldus doorkruist men de boodschap van de Here Jezus aangaande de nabije toekomst en maakt Diens Woord krachteloos (Mattheüs 15:6).
Dan de oorlogen en oorlogsdreiging, aardbevingen, epidemieën en hongersnoden. Die zijn er altijd al geweest, maar als ze in gezamenlijkheid in aantal en hevigheid toenemen is dat een teken op zichzelf. Als laatste noemt de Here Jezus tekenen waarvan je moeilijk kunt zeggen dat die er altijd al waren: verschijnselen aan de hemel! Om daar iets meer van te weten te komen wenden we ons tot een buitenbijbelse bron, het boek De Joodse Oorlog van Flavius Josephus. Dit boek uit 75 na Christus (!) legt het accent op de Joodse opstand tegen de Romeinse bezetting in de periode 66 – 70 na Christus die resulteerde in de vernietiging van Jeruzalem in het jaar 70. Dit boek is in het Nederlands verschenen onder de titel De Joodse Oorlog1. Op de bladzijden 462 en 463, hoofdstuk 5/3 lezen we de volgende genummerde verslagen. De kopjes zijn van mij (SK).
[288] Valse profeten
Zo werd er in die dagen op het ongelukkige volk ingepraat door zwendelaars die zich opwierpen als boodschappers van God. Aan de overduidelijke échte voortekenen van de naderende catastrofe schonk het daarentegen geen enkele aandacht en geen enkel geloof. Het leek wel of ze door de bliksem getroffen en met blindheid geslagen waren, er drong niets tot hen door van de aankondigingen van God. [289] Ster en komeet Zo was er niets tot hen doorgedrongen toen er een ster boven de stad was verschenen die de vorm had van een sabel en er een jaar lang een komeet aan de hemel had gestaan. [290] Fel licht in de nacht Vóór de opstand en vóórdat de oorlog was uitgebroken, waren het altaar en de Tempel ’s nachts ten overstaan van het verzamelde volk – het was tijdens het feest van de ongezuurde broden, op de achtste van de maand Xanthicus (Joodse maand Nisan, de 6de), rond het negende uur – plotseling door zo’n fel schijnsel verlicht, dat het wel klaarlichte dag leek. Dat had wel een half uur geduurd. [297] en [298] Andere wonderlijke verschijnselen Er was een wonderbaarlijk verschijnsel gezien, geen mens zou het geloofd hebben. Men zal wel denken dat ik zomaar iets heb zitten fantaseren, ware het niet dat het is gebaseerd op mededelingen van ooggetuigen en dat wat er daarna gebeurd is, er precies mee in overeenstemming is. Vlak voor zonsondergang werden er namelijk her en der in het land strijdwagens aan de hemel gezien en slagordes van soldaten in volle wapenrusting die door de wolken heen snelden. |
Aldus Flavius Josephus, Joods geschiedschrijver
Dit getuigenis is van groot belang, te meer daar Josephus zich niet heeft bekeerd tot het christendom. Zijn geschriften tonen geen expliciete tekenen van bekering of acceptatie van christelijke leerstellingen. De enige verwijzingen naar Jezus en christenen in zijn werken zijn beperkt tot historische beschrijvingen, en zijn houding is die van een buitenstaander met respect voor feiten, maar zonder religieuze sympathie voor de christelijke zaak. Een onverdachte bron dus!
In het hierboven weergegeven getuigenis van Josephus zien we alle elementen van de voorzegging van de Here Jezus terug: misleiding, geestelijke apathie en tekenen aan de hemel. Zijn profetie is dus overduidelijk vervuld geworden. Dat verzekert ons ervan dat de andere profetieën van de Here Jezus op Zijn tijd ook net zo vervuld zullen worden! Dat de wereld het getuigenis van Josephus in twijfel trekt hoeft ons ondertussen niet te verwonderen. Mensen die de Bijbel verwerpen, negeren ook ieder getuigenis dat de Bijbel bevestigt. Het is de wereld van het ongeloof. Ze bedenken liever zelf iets (2 Timotheus 4:3-4).
Het leven van de gelovigen
Vervolgens tekent de Here Jezus het leven van de gelovigen in de jaren tussen Zijn profetische rede en de vervulling ervan. Israël stond op het punt de hun beloofde Messias te vermoorden. Die daad werd de aanleiding voor de verwoesting van de tempel. De maat was vol. Israël als natie verwierp zijn Koning. Maar God is genadig en lankmoedig. De verwoesting zou niet meteen na de hemelvaart van de Here Jezus komen. 40 (!) jaar kreeg Israël om zich alsnog te bekeren, te beginnen op de dag van de uitstorting van de Heilige Geest. Petrus verwoordde van toen aan Gods oproep tot bekering bij verschillende gelegenheden. Op de eerste pinksterdag confronteerde hij het volk met hun misdaad.
22 Israëlitische mannen, luister naar deze woorden: Jezus de Nazarener, een Man Die u van Godswege aangewezen is door krachten, wonderen en tekenen, die God in uw midden door Hem gedaan heeft, zoals u ook zelf weet,
23 deze Jezus, Die overeenkomstig het vastgestelde raadsbesluit en de voorkennis van God overgegeven is, hebt u gevangengenomen en door de handen van onrechtvaardigen aan het kruis gespijkerd en gedood. (Handelingen 2:22-23)
Die boodschap sloeg in als een bom.
En toen zij dit hoorden, werden zij diep in het hart geraakt en zeiden tegen Petrus en de andere apostelen: Wat moeten wij doen, mannenbroeders? (Handelingen 2:37)
Daarop was maar een antwoord mogelijk!
38 En Petrus zei tegen hen: Bekeer u en laat ieder van u gedoopt worden in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving van de zonden; en u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen.
39 Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen die veraf zijn, zovelen als de Here, onze God, ertoe roepen zal. (Handelingen 2:38-39)
En inderdaad, velen kwamen tot geloof. Maar het bleef niet bij deze ene keer. Het aanbod werd keer op keer, steeds maar weer herhaald. Het was bovendien overduidelijk dat God achter deze verkondiging stond.
God heeft er bovendien mede getuigenis aan gegeven door tekenen, wonderen en allerlei krachten, en gaven van de Heilige Geest, overeenkomstig Zijn wil. (Hebreeën 2:4)
Zij verbleven daar dan lange tijd en spraken vrijmoedig, in vertrouwen op de Here, Die getuigenis gaf aan het Woord van Zijn genade en tekenen en wonderen door hun hand liet gebeuren. (Handeling 14:3)
De apostelen verkondigden de blijde boodschap in Jeruzalem, Samaria en tot ver buiten Israël (Handelingen 1:8). Altijd zochten ze eerst de Joodse gemeenschap op. Helaas stuitten ze bij hen steeds opnieuw op ongeloof en weerstand. Uiteindelijk concludeert Paulus aan het eind van Handelingen in Rome dat Israël zich niet zal bekeren.
23 En nadat zij voor hem een dag vastgesteld hadden, kwamen er velen naar de plaats waar hij verbleef. Hij legde het Koninkrijk van God aan hen uit en getuigde ervan, en hij probeerde hen, van ’s morgens vroeg tot de avond toe, zowel uit de Wet van Mozes als uit de Profeten, te bewegen tot het geloof in Jezus.
24 En sommigen lieten zich wel overtuigen door wat er gezegd werd, maar anderen geloofden niet.
25 En zij waren het niet met elkaar eens en zij gingen uiteen nadat Paulus dit ene woord gezegd had: Terecht heeft de Heilige Geest door Jesaja, de profeet, tegen onze vaderen gezegd:
26 Ga naar dit volk toe en zeg: Met het gehoor zult u horen, maar beslist niet begrijpen, en ziende zult u zien, maar beslist niet opmerken,
27 want het hart van dit volk is vet geworden en zij hebben met de oren slecht gehoord, en hun ogen hebben zij dichtgedaan, opdat zij niet op enig moment met de ogen zouden zien en met de oren horen en met het hart begrijpen, en zij zich zouden bekeren en Ik hen zou genezen.
28 Laat het u dan bekend zijn dat de zaligheid van God aan de heidenen gezonden is, en die zullen luisteren. (Handelingen 28:23-28)
De apostelen werden bovendien fel vervolgd door de Joodse overheid, dezelfde instantie die eerder de Here Jezus had laten kruisigen. Het hele boek Handelingen staat vol met verslagen van de tegenwerking van de Joodse leidslieden. Precies zoals de Here Jezus het had voorzegd.
Maar vóór dit alles zullen ze de handen aan u slaan en u vervolgen, door u over te leveren in de synagogen en gevangenissen, en u zult voor koningen en stadhouders geleid worden omwille van Mijn Naam. (Lukas 21:12)
Ze stonden er echter niet alleen voor. Ze zouden spreken met wijsheid hun gegeven door de Here Zelf. Toch zou het niet gemakkelijk worden. Vervolging door vriend en vijand, zelfs door eigen familie zou hun deel zijn. Sommigen zouden zelfs worden gedood; Stefanus (Handelingen 7:59-60) en Jakobus (Handelingen 12:1-2) zijn daar voorbeelden van. Maar ondanks dit alles zouden ze staande blijven, nog geen haar van hun hoofd zou verloren gaan.
Het ultieme teken (Eusebius van Caesarea)
Het is duidelijk. Israël weigerde zich te bekeren. Daarmee stond de afloop vast. Jeruzalem en de tempel zouden worden verwoest. Ook dat wist de Here Jezus. Dat blijkt uit het laatste teken dat Hij geeft.
Wanneer u zult zien dat Jeruzalem door legers omringd wordt, weet dan dat zijn verwoesting nabij is. (Lukas 21:20)
De Heer dringt er bij Zijn toehoorders op aan op dat moment de wijk te nemen. Jonge mensen onder Zijn gehoor zullen het waarschijnlijk zelf meemaken, anderen – die nog niet geboren waren – zullen het via de geschriften van de apostelen te weten komen en er al dan niet geloof aan hechten.
Laten dan wie in Judea zijn, vluchten naar de bergen en wie in het midden van Jeruzalem zijn, daaruit wegtrekken en wie op de velden zijn, er niet in gaan. (Lukas 21:21)
Hierboven zagen we uit de geschriften van Flavius Josephus dat de tekenen die de Here Jezus aankondigde inderdaad gekomen zijn. Wat betreft de daadwerkelijke verwoesting van stad en tempel moeten we ons tot Eusebius van Caesarea (± 263 – ± 339) wenden. Hij schreef er in zijn Kerkgeschiedenis (boek 3, hoofdstuk 5)2 over en vermeldt dat de christelijke gemeenschap in Jeruzalem op tijd de stad verliet (Fahner, 119). De kopjes zijn weer van mij (SK).
Over de christenen schrijft hij:
De Jeruzalemse gemeente verliet op een gegeven ogenblik de stad; men deed dat op aanraden van enige mensen, die algemeen als godsvruchtig bekend waren en een goddelijke openbaring hadden ontvangen; zo kon de hele gemeente tijdig, voor het uitbreken van de oorlog vertrekken; men vestigde zich in Pella, een stad in Perea. Door het vertrek van de mensen die in Christus geloofden was de koninklijke metropool Jeruzalem geheel verlaten van de heiligen; hetzelfde gold voor het Judese land; Over de niet-christenen schrijft hij: toen brak daar het goddelijk oordeel over hen door en werden ze gestraft voor hun wandaden tegen Christus en Zijn apostelen; onder dat oordeel verdween tenslotte het hele geslacht van deze goddelozen uit de mensenwereld. |
Aldus Eusebius van Caesarea, Joods kerkhistoricus
De eindtijd
Er heerst verwarring over welke verwoesting van Jeruzalem het in Lukas 21 nu eigenlijk gaat. De Herziene Statenvertaling zet boven Lukas 21:20-24 doodleuk ‘De grote verdrukking’. Dat is niet correct. Waarom niet?
Waar Lukas schrijft ‘Wanneer u legers rondom Jeruzalem ziet’, schrijft Mattheüs ‘Wanneer u de gruwel van de verwoesting, waarover gesproken is door de profeet Daniël, zult zien staan op de heilige plaats’ (Mattheüs 24:15). Lukas schrijft over de eerste eeuw van onze jaartelling, Mattheüs schrijft over de toen nog ver in de toekomst liggende grote verdrukking. Hét signaal om te vluchten zal in de toekomst niet het verschijnen van een grote legermacht zijn, maar het zien van ‘de tegenstander, die zich verheft boven al wat God genoemd of als God vereerd wordt, zodat hij als God in de tempel van God gaat zitten en zichzelf als God voordoet’ (2 Thessalonica 2:4). De antichrist dus!
Lukas schrijft over de verwoesting van Jeruzalem en de tempel in het jaar 70 door de Romeinen, een gebeurtenis die al eeuwen achter ons ligt. Deze verwoesting bevestigt ook het voortduren van ‘het vertrapt worden van Jeruzalem door de heidenen, totdat de tijden van de heidenen vervuld zullen zijn’ (Lukas 21:24).
Niettemin: Lukas schrijft wel degelijk ook iets over de wederkomst van Christus. Ik zet de tekenen aan de hemel uit beide passages even naast elkaar.
Verwoesting tempel en Jeruzalem | Wederkomst van Christus |
11 (…) Er zullen ook verschrikkelijke dingen en grote tekenen vanuit de hemel plaatsvinden.
|
25 En er zullen tekenen zijn in (of: aan) zon, maan en sterren, en op de aarde benauwdheid onder de volken, in radeloosheid vanwege het bulderen van zee en golven. |
26 En het hart van de mensen zal bezwijken van vrees en verwachting van de dingen die de wereld zullen overkomen, want de krachten van de hemelen zullen heftig bewogen worden. |
De tekenen aan de hemel die voorafgaan aan de verwoesting van tempel en stad zullen indrukwekkend zijn, maar raken niet aan de hemellichamen zelf. Het hemelgewelf lijkt meer een soort decor te zijn, waartegen de zichtbare tekenen zullen verschijnen.
De tekenen voorafgaande aan de wederkomst zullen gebeurtenissen betreffen die de hemellichamen wel raken. De Here Jezus spreekt van tekenen in of aan zon, maan en sterren. Even later spreekt Hij zelfs over de krachten van de hemelen die heftig bewogen zullen worden. Het bulderen van zee en golven zou bijvoorbeeld kunnen duiden op het verplaatsen van de positie van de maan tot dichterbij de aarde. Als dat zou gebeuren wordt de aantrekkingskracht van de maan, en daardoor diens invloed op de aardse watermassa’s vele malen heftiger. Derhalve handelt Lukas 21:9-11 en 20-24 over de verwoesting van stad en tempel in het jaar 70, en Lukas 21:25-33 over de tijd vlak voor de wederkomst van Christus.
Israël en de eindtijd
Eens deed God Israël een machtige belofte.
De Here zal u tot een hoofd maken en niet tot een staart, en u zult uitsluitend omhooggaan en niet omlaag, als u gehoorzaam bent aan de geboden van de Here, uw God, waarvan ik u heden gebied dat u ze in acht neemt en houdt (Deuteronomium 28:13)
Mozes vertelt de Israëlieten dat ze een vooraanstaande plaats onder de volken zullen innemen. Sterker nog, als zij zich houden aan Gods geboden, inzettingen en verordeningen, zullen de Israëlieten altijd de eerste plaats innemen. Een van de voornaamste voorwaarden daartoe was gehoor geven aan het verbod op afgoderij.
(…) als u niet afwijkt van al de woorden die ik u heden gebied, naar rechts of naar links, door achter andere goden aan te gaan en die te dienen. (Deuteronomium 28:14)
Helaas, met uitzondering van koningen als David, Salomo, Hizkia en Josia (ver)leidden de meeste koningen Israël juist wel de afgoden te dienen. 23 jaren na de dood van Josia werden Jeruzalem en de tempel in 586 voor Christus door de Babyloniërs verwoest. Vanaf dat moment is Israël nooit meer echt onafhankelijk geweest. Babel, Perzië, Macedonië, Syrië, Egypte en Rome overheersten volk, stad en land. Deze heerschappij – heidenen die het voor het zeggen hebben in Israël – wordt door de Here Jezus ‘de tijden der heidenen’ genoemd. Pas bij Zijn wederkomst, bij de oprichting van het Duizendjarig Rijk zal er eind komen aan deze eeuwenlange overheersing. Sommigen zien in de verovering door Israël in 1967 van Oost-Jeruzalem een soort voorvervulling van de beëindiging van de tijden der heidenen. Dat kun je echter alleen maar staande houden als je delen van het profetisch Woord negeert. Bovendien komt dat neer op het realiseren van Gods beloften met militaire middelen. We kunnen dat beter aan God Zelf overlaten. Immers, er zijn tal van profetieën die laten zien dat Israël nog door veel lijden heen moet alvorens de tijden der heidenen tot een einde komen.
Neem nu Daniël. God toonde hem de tijd die elders in de Bijbel de Verdrukking wordt genoemd. Hij zag in die verre toekomst het Romeinse Rijk terugkeren, met een satanisch geïnspireerde heerser aan de macht. Vergelijk het statenbeeld uit Daniël 2. Van boven naar beneden bestond dat beeld uit goud, zilver, koper, ijzer en een mengsel van ijzer en leem. Deze materialen symboliseerden achtereenvolgens Babel, Perzië, Macedonië, Rome en het herstelde Romeinse Rijk. De eerste vier rijken zijn geweest, het vijfde (het herstelde vierde dus) komt nog. In die tijd zal er in Jeruzalem een tempel staan, compleet met alle voorgeschreven rituelen daarin. De satanische heerser zal dat verbieden. De eerste helft van de Verdrukking lijkt hij Israël goed gezind, er is zelfs sprake van een verbond (verdrag). Maar na 3½ jaar toont hij zijn ware aard. In hem is satan aan de macht. Nadat hij de tempeldienst heeft doen stoppen zet hij een beeld van zichzelf in het heilige der heiligen om ‘aan zich te laten zien dat hij God is’ (2 Thessalonica 2:4). Lees de profetie van Daniël!
Hij zal voor velen het verbond versterken, één week lang. Halverwege de week zal hij slachtoffer en graanofferdoen ophouden. (Daniël 9:27)
Van de tijd af dat het steeds terugkerende offer weggenomen zal worden en de verwoestende gruwel opgesteldzal zijn, zijn het duizend tweehonderdnegentig dagen. (Daniël 12:11)
Ook andere profeten hebben geprofeteerd over zware tijden voor het toekomstige Israël, zie bijvoorbeeld Zacharia 13:8; 14:1-2. De tijden der heidenen zullen dus nog wel even voortduren. Dit te meer daar het huidige Israël vooral op eigen kracht vertrouwt. Dit ondanks een niets aan de verbeelding overlatende uitspraak van God tot Zerubbabel in het boek Zacharia.
Niet door kracht en niet door geweld, maar door Mijn Geest, zegt de Here van de legermachten. (Zacharia 4:6)
Al is hij (Zerubbabel) bekleed met politieke en militaire macht, hij kan niets doen zonder Gods Geest. Al is Israël bekleed met politieke en militaire macht, het kan niets doen zonder Gods Geest. Al staat de supermacht de Verenigde Staten met al zijn politieke en militaire macht achter Israël, het kan niets doen zonder Gods Geest.
De onherroepelijkheid van het gebeuren
De Here Jezus hamert regelmatig op het gezag en de betrouwbaarheid van het Woord van God. De wet en de profeten en de vervulling daarvan horen daar uiteraard ook bij.
17 Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen; Ik ben niet gekomen om die af te schaffen, maar te vervullen.
18 Want, voorwaar, Ik zeg u: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet één jota of één tittel van de Wet voorbijgaan, totdat het alles geschied is. (Mattheüs 5:17-18)
Er is geen sprake van afschaffen, of buiten werking stellen. Alles wat ooit in opdracht van God op Schrift is gesteld, is onaantastbaar, en mag niet voor vervallen worden verklaard. Dit heeft twee kanten. De Here Jezus heeft de wet niet ontbonden, maar juist op een volkomen wijze naar haar ware bedoeling gehoorzaamd. Zo heeft Hij de boeken der profeten niet ongeldig verklaard, maar de profetieën waarover zij spraken werkelijkheid laten worden. Deze twee aspecten doen ons de enig juiste manier kennen om met de Schriften om te gaan. Wie dat niet doet krijgt van de Here Zelf te horen hoezeer Hij Zich daarover verbaast. Zoals bijvoorbeeld de twee mannen op weg naar Emmaüs.
25 En Hij zei tegen hen: O onverstandigen en tragen van hart! Dat u niet gelooft al wat de profeten gesproken hebben!
26 Moest de Christus dit niet lijden en zo in Zijn heerlijkheid ingaan?
27 En Hij begon bij Mozes en al de profeten en legde hun uit wat in al de Schriften over Hem geschreven was. (Lukas 24:25-27)
Maar blijkbaar gaat het begrijpen van de Schriften niet zomaar. Drie keer opende de Here Jezus hun een weg ‘opdat ze begrepen’.
Hij opende hun ogen:
En hun ogen werden geopend, en zij herkenden Hem, maar Hij verdween uit hun gezicht. (Lukas 24:31)
Hij opende de Schriften:
32 En zij zeiden tegen elkaar: Was ons hart niet brandend in ons, toen Hij onderweg tot ons sprak en voor ons de Schriften opende? (Lukas 24:31-32)
Hij opende hun verstand:
45 Toen opende Hij hun verstand zodat zij de Schriften begrepen.
46 En Hij zei tegen hen: Zo staat er geschreven en zo moest de Christus lijden en uit de doden opstaan op de derde dag. (Lukas 24:45-46)
Daarom is de boodschap van het evangelie geen samenraapsel van onbewezen stellingen. Het evangelie is gebaseerd op historische gebeurtenissen die al in het Oude Testament werden aangekondigd. De Here Jezus heeft Zelf vele profetieën uitgesproken, en sommige van de apostelen na Hem eveneens. En net zoals het Oudtestamentische profetische Woord vast en betrouwbaar is, zo ook al hun woorden: je kunt er op bouwen (Mattheus 7:24-29).
De conclusie is daarom onvermijdelijk. Al de profetische uitspraken van de Here Jezus zullen woord voor woord letterlijk worden vervuld. Lukas 21:8-24 is al werkelijkheid geworden. Het geschrevene in Lukas 21:25-27 – over de wederkomst van de Here Jezus en de daaraan voorafgaande gebeurtenissen – zal op dezelfde exacte manier worden vervuld.
Waakzaamheid en gebed
Waakzaamheid betekent in de eerste plaats leven in overeenstemming met de boodschap van de Bijbel. Dat houdt in dat we onder de (in)druk van alles wat we zien gebeuren onze gemoedsrust niet in drugs en drank zoeken. Ook moeten we voorkomen dat de heftigheid van de ontwikkelingen ons zoveel zorg geeft, dat we aan niets anders meer kunnen denken. Vandaar ook dat de Here Jezus ons op het hart drukt dat we de tekenen op de juiste waarde schatten.
Wanneer nu deze dingen beginnen te geschieden, kijk dan omhoog en hef uw hoofd op, omdat uw verlossing nabij is. (Lukas 21:28)
Dus ja, de tekenen zullen angstaanjagend zijn, maar ze vormen een combinatie van goed en slecht nieuws. Goed nieuws voor de gelovigen: hun verlossing zal niet lang meer op zich laten wachten. Slecht nieuws voor de ongelovigen: dat wat ze altijd voor onzin verklaarden, staat er nu toch aan te komen. De gelovige is voortdurend klaar voor de komst van Christus; hij staat als het ware dagelijks op de uitkijk.
Toch zullen ook vele gelovigen omkomen nog voor de Here Jezus daadwerkelijk terugkomt op aarde. Twee tekstplaatsen uit Openbaring wijzen hier op.
(…) onder het altaar de zielen van hen die geslacht waren omwille van het Woord van God, en omwille van het getuigenis dat zij hadden. (Openbaring 6:9)
En ik zag de zielen van hen die onthoofd waren om het getuigenis van Jezus en om het Woord van God, en die het beest en zijn beeld niet hadden aanbeden, en die het merkteken niet ontvangen hadden op hun voorhoofd en op hun hand. En zij leefden (…)(Openbaring 20:4)
De oproep tot gebed om te ontkomen bewijst dat uitredding niet vanzelfsprekend is.
Waak dan te allen tijde en bid dat u waardig geacht zult worden om al die dingen die gebeuren zullen, te ontvluchten, en om te kunnen bestaan voor de Zoon des mensen. (Lukas 21:36)
In het begin van dit artikel schreef ik al dat Lukas 21 in de eerste plaats tot Israël is gericht en over Israël gaat. In de tegenwoordige genadetijd echter bedient God Zich van de Gemeente om in de wereld getuigenis te geven van het evangelie zoals gedefinieerd in Johannes 3:16. De Gemeente heeft dan ook geen tekenen te wachten, maar de Opname. Zie hier voor de toekomst van Israël, hier voor die van de Gemeente.
De lezer mocht de indruk hebben gekregen dat de inhoud van dit artikel tegen sommige vormen van antisemitisme aanschurkt. Dat is niet het geval, en nog minder mijn bedoeling. In geval van twijfel verwijs ik naar mijn ‘Antisemitisme vanwege een zelfvervloeking?‘.
1Flavius Josephus. (1992). De Joodse oorlog (F. J. A. M. Meijer & M. A. Wes, Vert.). Ambo/Anthos.