Een artikel over de dood
Wat een onderwerp, schrijven over de dood. Om misverstanden te voorkomen, even een toelichting. Het is niet mijn bedoeling te schrijven over het sterven an sich. Tenzij de Opname eerst komt, zullen we allemaal meemaken dat ons aardse leven tot een einde komt. Ons onderwerp laat zich verdelen in drieën: leven voor de dood, sterven en leven na de dood. Niemand zal twijfelen aan het bestaan van een leven voor de dood. Nou ja, niemand? Er bestaan wel degelijk filosofische opvattingen die zich afvragen of het alledaagse leven en de werkelijkheid wel echt zijn. Maar dat is een ander onderwerp. Vraagtekens plaatsen bij de realiteit van de dood komt eigenlijk ook niet voor. Als mens kijken we allemaal vanuit het heden naar de toekomst. Ooit doemt daaruit die grote, zwarte, onontkoombare leegte op. Het is een harde realiteit, die we het liefst negeren. En als we er wel over praten, gebruiken we bij voorkeur metaforen. Die klinken wat minder cru. We spreken dan over ‘de laatste adem uitblazen’, ‘inslapen’, ‘de geest geven’, ‘de grote reis’ en wat niet al. We blijven echter in het duister tasten. We weten immers niet wanneer het zal zijn, en hoe het zal gaan. Worden we oud, of zelfs hoogbejaard? Wacht ons een lang, pijnlijk ziekbed, of worden we door een ongeluk weggenomen? We weten het niet. En we komen er ook niet achter, althans niet eerder dan wanneer het zo ver is. Eigenlijk geldt dit ook voor het leven na de dood. Echt weten doen we het niet, we spreken erover in termen als ‘ik denk het’, ‘ik hoop het’, ‘dat zie ik wel als ik er ben’, maar verder komen we niet. Zelfs als we christen zijn is ‘ik geloof van wel’ vaak het beste dat we kunnen voortbrengen. Wat een armoe. Dat kan anders. Vandaar dit artikel. Om te beginnen drie algemene opmerkingen vanuit de Bijbel.
1. Er is leven na de dood
Ik ben de God van Abraham en de God van Izak en de God van Jakob. God is niet een God van doden, maar vanlevenden. (Mattheüs 22:32)
2. ‘Dood is dood’ is gevaarlijke onzin; God beschikt over leven en dood
En wees niet bevreesd voor hen die het lichaam doden en de ziel niet kunnen doden, maar wees veeleer bevreesd voor Hem Die zowel ziel als lichaam te gronde kan richten in de hel. (Mattheüs 10:28)
3. De Here Jezus heeft macht over leven en dood
Want zoals de Vader de doden opwekt en levend maakt, zo maakt ook de Zoon levend wie Hij wil. (Johannes 5:21)
Een artikel dus over het leven na de dood
In Lukas 16 vertelt de Here Jezus ons iets over de toestand direct na het sterven. Het verhaal handelt over een rijke man die alleen voor zichzelf leefde, en een arme man – Lazarus – die door de rijke totaal genegeerd werd. Beiden stierven. De rijke man vond zichzelf terug in een afschuwelijke toestand: ‘Ik lijd pijn in deze vlam’. De arme Lazarus daarentegen werd door engelen naar het hemelse paradijs gebracht. Op een gegeven moment raakt de verbijsterde rijke in gesprek met Abraham. Hieronder het slot van deze conversatie.
27 En hij zei: Ik vraag u dan, vader, dat u hem naar het huis van mijn vader stuurt,
28 want ik heb vijf broers. Laat hij dan tegenover hen getuigenis afleggen, opdat ook zij niet komen in deze plaats van pijniging.
29 Abraham zei tegen hem: Zij hebben Mozes en de profeten. Laten zij naar hen luisteren.
30 Hij echter zei: Nee, vader Abraham, maar als iemand van de doden naar hen toe zou gaan, zouden zij zich bekeren.
31 Maar Abraham zei tegen hem: Als zij niet naar Mozes en de profeten luisteren, zullen zij zich ook niet laten overtuigen, als iemand uit de doden zou opstaan. (Lukas 16:27-31)
Dus: zelfs als iemand van de dood zou terugkeren, zal dit niet tot geloof leiden. Nu kennen we één Opgestane: Jezus Christus. Helaas wordt Hij door miljoenen genegeerd. Een ontmoeting met Hem kan, maar daarvoor is geloof nodig (Hebreeën 11:6).
Een krachtig alternatief is onderwijs uit Gods Woord: de Bijbel. Wat weten we over het leven na dit leven? Wat zegt de Bijbel (2 Timotheüs 3:16; 2 Petrus 1:21)? Heel veel. De belangrijkste boodschap is wel dat het hoe, waar en wanneer van het eeuwige leven loopt via een oordeel.
En zoals het voor de mensen beschikt is dat zij eenmaal moeten sterven en dat daarna het oordeel volgt (Hebreeën 9:27)
Welk oordeel dat is wordt tijdens dit leven bepaald. Voor ons onderwerp zijn drie oordelen van belang:
- De gelovigen in Christus worden geoordeeld;
- De volkeren worden geoordeeld;
- De ongelovigen worden geoordeeld.
Verderop zullen we deze oordelen nader bekijken.
Enkele termen
1. Dood en levend
Soms, bij het lezen van bepaalde uitspraken van de Here Jezus, menen we op onbegrijpelijkheden te stuiten. Neem nu deze uitspraak.
Maar Jezus zei tegen hem: Volg Mij, en laat de doden hun doden begraven. (Mattheüs 8:22)
Doden die hun doden begraven … Wat betekent dit? Het is gelukkig niet zo moeilijk. Als we twee woorden invoegen wordt de bedoeling duidelijk.
Maar Jezus zei tegen hem: Volg Mij, en laat de (geestelijk) doden hun (lichamelijke) doden begraven. (Mattheüs 8:22)
Geestelijk doden zijn mensen die niet naar de Here Jezus willen luisteren, het zijn ongelovigen. Dezelfde gedachte – ongelovig = dood, gelovig = levend – vinden we op meer plaatsen in de Schrift.
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie Mijn woord hoort en Hem gelooft Die Mij gezonden heeft, die heeft eeuwig leven en komt niet in de verdoemenis, maar is uit de dood overgegaan in het leven. (Johannes 5:25)
Het is blijkbaar zo, dat ongelovigen dood zijn, geestelijk dood. Als zo iemand tot geloof komt wordt hij geestelijk levend. Dat dit niet maar een woordenspel is blijkt uit de bijbehorende consequenties. Wie geestelijk dood is komt in de eeuwige verdoemenis, wie geestelijk leeft heeft eeuwig leven. Hiermee wordt duidelijk dat de beslissing ten aanzien van de eeuwigheid in dit leven plaatsvindt. De Here Jezus heeft deze realiteit in een gesprek (met Nicodemus) uiteengezet.
Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar wie niet gelooft, is al veroordeeld, omdat hij niet geloofd heeft in de Naam van de eniggeboren Zoon van God. (Johannes 3:18)
Niet gelovig = dood = nu reeds veroordeeld, gelovig = levend = wordt niet veroordeeld. Dezelfde tegenstelling zien we bij Paulus. Hij schrijft: ‘Wij waren dood door de overtredingen, zijn echter met Christus levend gemaakt (Efeziërs 2:5). Dit alles leert ons iets heel belangrijks: op het moment van sterven staat onze eeuwige bestemming al vast. Deze wetenschap is essentieel als we de gebeurtenissen na het lichamelijk sterven willen begrijpen.
2. De eerste opstanding en de tweede dood
In Openbaring wordt over twee verschillende opstandingen gesproken, alsmede over de tweede dood. Tussen beide opstandingen ligt een lange tijd.
4 En ik zag tronen, en zij gingen daarop zitten, en het oordeel werd hun gegeven. En ik zag de zielen van hen die onthoofd waren om het getuigenis van Jezus en om het Woord van God, en die het beest en zijn beeld niet hadden aanbeden, en die het merkteken niet ontvangen hadden op hun voorhoofd en op hun hand. En zij leefden en gingen als koningen regeren met Christus, duizend jaar lang.
5 Maar de overigen van de doden werden niet weer levend, totdat de duizend jaar tot een einde gekomen waren. Dit is de eerste opstanding.
6 Zalig en heilig is hij die deelheeft aan de eerste opstanding. Over hen heeft de tweede dood geen macht, maar zij zullen priesters van God en van Christus zijn, en zij zullen met Hem als koningen regeren, duizend jaar lang. (Openbaring 20:4-6)
De eerste opstanding omvat ‘de zielen van hen die onthoofd waren om het getuigenis van Jezus en om het Woord van God, en die het beest en zijn beeld niet hadden aanbeden, en die het merkteken niet ontvangen hadden op hun voorhoofd en op hun hand’. Een verwijzing naar de verschrikkingen van de Grote Verdrukking.
Bij de tweede opstanding worden ‘de overigen van de doden’ weer levend. Opmerkelijk genoeg schrijft Johannes niet over ‘de tweede opstanding’, maar over ‘de tweede dood’. Hierover later meer. Hoe dit ook zij, tussen beide gebeurtenissen zit een periode van duizend jaar, oftewel het Duizendjarig Rijk.
Maar dat is niet alles. Deze eerste opstanding blijkt zich in verschillende fasen te voltrekken.
- De grootste gebeurtenis aller tijden: de opstanding van de Here Jezus Christus (Mattheüs 28:6);
- De opstanding van ontslapen heiligen op het moment van Jezus’ sterven: ‘(…) de graven werden geopend en veel lichamen van heiligen die ontslapen waren, werden opgewekt’ (Mattheüs 27:52);
- De opstanding voorafgaand aan de Opname: ‘(…) en de doden die in Christus zijn, zullen eerst opstaan. Daarna zullen wij, de levenden die overgebleven zijn, samen met hen opgenomen worden in de wolken (…)’(1 Thessalonica 4:16-17).
3. De opstanding ten leven
De opstanding van ontslapen heiligen op het moment van Jezus’ sterven, de opstanding voorafgaand aan de Opname en de opstanding uit Openbaring 20:6 noemt de Here Jezus de opstanding ten leven.
28 Verwonder u daar niet over, want de tijd komt waarin allen die in de graven zijn, Zijn stem zullen horen,
29 en zij zullen eruitgaan: zij die het goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven, maar zij die het kwade gedaan hebben, tot de opstanding ter verdoemenis. (Johannes 5:28-29)
Er is dus een opstanding ten leven, maar ook een opstanding ter verdoemenis. Merk op dat ook hier wordt verondersteld dat de beslissing aangaande eeuwig leven of eeuwige verdoemenis al gevallen is. Anders zou de Here Jezus wel gesproken hebben over een opstanding ten oordeel. Nee, de ene opgestane groep bezit reeds het eeuwige leven, en de andere opgestane groep zal de altijddurende helse straf ondergaan.
De opstanding ten leven
Bekijken we de teksten aangaande de Opname in 1 Thessalonica 4 nader, dan blijkt dat de lichamen van de christenen van tussen de doden uit worden opgewekt, van tussen de ongelovige doden vandaan. Het gaat namelijk om ‘hen die in Jezus ontslapen zijn’ (vers 13), om ‘de doden die in Christus zijn’ (vers 16). Zij zullen, samen met de dan nog levende gelovigen opgenomen worden (vers 17). Minimaal 7 jaar later volgt de eerdergenoemde opstanding (na afloop van de Grote Verdrukking) (Openbaring 20:4-6).
De opstanding ten oordeel
Nog weer ruim duizend jaren later volgt de opstanding ten oordeel.
En de zee gaf de doden die in haar waren. Ook de dood en het rijk van de dood gaven de doden die in hen waren, en zij werden geoordeeld, ieder overeenkomstig zijn werken. (Openbaring 20:13)
De doden (dat zijn de ongelovigen) zullen dan opstaan en hun oordeel ontvangen. Wij moeten goed beseffen dat het hier gaat om de lichamen van de dode ongelovigen. 1 Thessalonica 4 leerde ons dat ‘de lichamen van de christenen van tussen de doden uit worden opgewekt, van tussen de ongelovige doden vandaan’. Dat betekent dat bij de Opname sommigen worden opgewekt, en anderen in de dood blijven – totdat de dag van de opstanding ten oordeel aanbreekt. Hun zielen, zonder lichaam, komen onmiddellijk na de dood in een bewuste situatie van eeuwige wroeging – in het dodenrijk (zoals de rijke man uit Lukas 16). Ze worden doden genoemd, want het zijn dezelfde mensen waarvan de Here Jezus zei ‘laat de doden hun doden begraven’ (Mattheüs 8:22).
Nu wordt wel eens de vraag gesteld hoe het zit met de gestorven gelovigen en ongelovigen tijdens het Duizendjarig Rijk. Staan die niet ook voor de Grote Witte Troon? Ja en nee. Eerst het ‘ja’.
De mens blijkt tijdens het Duizendjarig Rijk nog steeds te kunnen zondigen. Uit het onbekeerde hart komen immers nog steeds slechte dingen voort. Sinds Adams val is er wat dat betreft niets veranderd (Markus 7:21-23). Het gevolg is dat tijdens het Duizendjarig Rijk miljoenen slechts voor de vorm Christus gehoorzamen. Wordt hun zonde openbaar dan sterven ze onmiddellijk (Jesaja 65:20). Bovendien, meteen na afloop van het Duizendjarig Rijk gaan al die maskers af. Satan was gebonden, ‘opdat hij de volken niet meer zou misleiden’ (Openbaring 20:3). Zodra de ‘vrijheid van keuze’ terug is kiezen de dan nog levende ongelovigen allemaal de kant van satan (Openbaring 20:7-10). Gods vuur verslindt hen, dat wil zeggen, ze worden allemaal gedood om vervolgens voor de Grote Witte Troon te verschijnen.
Dan het ‘nee’, over hen die wel oprecht Christus dienden, de gelovigen. Uit Jesaja 60:20, 22 blijkt dat tijdens het Duizendjarig Rijk geen enkele gelovige meer zal sterven. Ze zullen ouder worden dan Adam en Methusalem en de leeftijd van duizend jaar bereiken.
20 Daar zal niet meer zijn een zuigeling die maar enkele dagen leeft of een oude man die zijn dagen niet zal volmaken,
22 Want de dagen van Mijn volk zullen zijn als de dagen van een boom (Jesaja 65:20, 22)
Als we de oordelen gaan bekijken zal zelfs blijken dat zij zelfs niet kunnen sterven! Zij krijgen aan het eind van het Duizendjarig Rijk hun verheerlijkt lichaam.
Het dodenrijk
Het kan niet vaak genoeg herhaald worden: onze eeuwige bestemming ligt vast op het moment van sterven. Dat blijkt eens te meer als we de gegevens die de Here Jezus ons in Lukas 16:19-31 verschaft serieus nemen.
De Here Jezus vertelt ons hier wat er gebeurt nadat iemand gestorven is. Hij introduceert daartoe twee personen: een rijke (zijn naam wordt niet genoemd), en een arme (Lazarus, wiens naam ‘God heeft geholpen’ betekent). De implicatie ligt voor de hand: de rijke vertrouwde op zijn rijkdom, de arme vertrouwde op God.
Lazarus, die het tijdens zijn leven erg slecht had, werd door engelen in de schoot van Abraham gebracht. Uit deze omschrijving mogen we aannemen dat het daar goed is.
De schoot van Abraham:
Een plaats van harmonie en vrede, waar de zielen van de rechtvaardigen na hun dood verblijven. Volgens de meeste uitleggers wordt deze plaats elders ‘het paradijs’ genoemd. En Jezus zei tegen hem (de berouwvolle moordenaar): Voorwaar, zeg Ik u, heden zult u met Mij in het paradijs zijn. (Lukas 23:43) (…) dat hij (Paulus) werd opgenomen in het paradijs (…)(2 Korinte 12:2-4) |
Daarna vertelt de Here Jezus over de wederwaardigheden van de rijke man. Hij – die een luxe leventje had geleid – vond zichzelf terug in het dodenrijk. De omschrijving – hij verkeerde in pijnen – leert ons, dat het daar allesbehalve goed is.
Het dodenrijk:
Hades: het dodenrijk, de plaats waar de zielen van de goddelozen zich na hun lichamelijke dood bevinden in afwachting van de opstanding der doden. Let op: dit is niet de hel. Daarvoor wordt het woord gehennagebruikt. En u, Kapernaüm, zult u soms tot [de] hemel verhoogd worden? Tot de hades zult u worden neergestoten! (Telos)(Lukas 10:15) (…) en Ik ben dood geweest, en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheid, en Ik heb de sleutels van de dood en de hades. (Telos)(Openbaring 1:18) En de zee gaf de doden die in haar waren, en de dood en de hades gaven de doden die in hen waren (…)(Telos)(Openbaring 20:13) |
Hoe definitief de scheiding is blijkt uit de antwoorden die Abraham geeft op vragen van de rijke man.
(…) tussen ons en u is een grote kloof gevestigd, zodat zij die van hier naar u willen overgaan, niet kunnen, en zij vandaar niet naar ons kunnen overkomen. (Lukas 16:26)
Verkeer tussen de hades en het paradijs is niet mogelijk. Gelukkig maar! Het zou immers van een onvoorstelbare wreedheid getuigen als iemand vanuit de ‘goede kant’ alsnog voor de Grote Witte Troon zou worden geplaatst – en vervolgens in de poel van vuur geworpen.
Let op: Het dodenrijk is een tijdelijke voorziening. Als alles zijn beslag heeft gekregen blijkt het dodenrijk geen functie meer te hebben; hij is leeg en wordt in de hel (de poel van vuur) geworpen (Openbaring 20:14).
De drie oordelen
1. De gelovigen in Christus worden geoordeeld
Door middel van de Opname neemt de Here Jezus Zijn bruid tot Zich (1 Thessalonica 4:16-17). Hijzelf daalt af om haar te halen. Individuele gelovigen werden tot op dat moment door engelen gedragen, maar de bruid (dat is de complete gemeente) wordt door de Bruidegom Zelf gehaald. Dat laat Hij niet aan een ander over. Dit alles in het licht van het grote moment dat Koning Jezus Zich aan het eind van de grote verdrukking zal openbaren aan de wereld. Die openbaring is gerelateerd aan de hemelse bruiloft.
6 En ik hoorde [zoiets] als een geluid van een grote menigte en als een gedruis van vele wateren en een geluid als van zware donderslagen: Halleluja, want de Here, de almachtige God, is Koning geworden.
7 Laten wij blij zijn en ons verheugen en Hem de heerlijkheid geven, want de bruiloft van het Lam is gekomen en Zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt. (Openbaring 19:6-7)
Zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt, lezen we. Hoe dan? Ook dat vernemen we in deze verzen.
(…) het is haar gegeven zich met smetteloos en blinkend fijn linnen te kleden, want dit fijne linnen zijn de gerechtigheden van de heiligen (of: de rechtvaardige daden) (Openbaring 19:8)
Als de opgenomen gelovigen voor de rechterstoel van Christus worden geplaatst zijn ze opgenomen van de aarde, en hebben ze een verheerlijkt lichaam. Dat zijn twee fantastische omstandigheden. Ze zijn in een volmaakte omgeving gebracht, in een lichaam gelijkvormig aan dat van de Here Jezus Zelf (1 Johannes 3:2). Wat zal dat het begripsvermogen versterken, geen spoor meer van een verduisterd verstand (Efeze 1:18; 4:18)! Onder die omstandigheden en in die hoedanigheid gaat Christus de daden, de werken beoordelen. Hét criterium is of er gewerkt is met ‘goddelijke materialen’, of met ‘wereldlijk bouwmateriaal’, oftewel ‘goud, zilver, edelstenen dan wel hout, hooi of stro’. Het Goddelijk oordeelsvuur zal verontreinigingen in het goud of zilver aan het licht brengen. Hout, hooi of stro zal geheel verbranden. Zo blijft alleen dat over wat de goddelijke toets der volmaaktheid kan doorstaan. De gelovige wiens werk standhoudt ontvangt loon. De gelovige wiens werk verbrandt lijdt schade. Let op: loon is iets anders dan het eeuwige leven, en ook wat anders dan goedbevonden daden. Christus Zelf maakt aan het eind van Openbaring dit onderscheid.
En zie, Ik kom spoedig en Mijn loon is bij Mij om aan ieder te vergelden zoals zijn werk zal zijn. (Openbaring 22:12).
Denk bij loon aan bevoegdheden en verantwoordelijkheden die ons worden toevertrouwd.
Bevoegdheden:
- De gelovigen zullen de wereld oordelen (1 Korinte 6:2).
- De gelovigen zullen engelen oordelen (1 Korinte 6:3).
Verantwoordelijkheden:
- ‘Over veel zal ik u aanstellen’, zegt de teruggekeerde heer die naar het buitenland ging en zijn dienaren talenten gaf om mee te werken (Mattheüs 25:14-30).
- ‘Wees machthebber over tien steden’ zegt de persoon van hoge geboorte die naar een ver land reisde en zijn dienaren elk tien ponden gaf om daarmee zaken te doen (Lukas 19:11-27).
Waartoe dienen nu de goedbevonden werken, gerechtigheden? Volgens Openbaring 19:8 worden die gebruikt als materiaal om het fijne linnen van het bruiloftskleed te weven. Mogelijk zijn er nog meer doeleinden, waarover de Bijbel ons niet inlicht, maar dat terzijde. Met de woorden ‘fijn linnen’ is iets bijzonders. Dat wordt duidelijk als we een vergelijking met de kleding van engelen maken.
En de zeven engelen, die de zeven plagen hadden, kwamen uit de tempel, gekleed in smetteloos en blinkend linnen, en omgord om de borst met gouden gordels. (Openbaring 15:6)
Vergelijk dit met de omschrijving van het bruiloftskleed van de bruid van Christus.
(…) het is haar gegeven zich met smetteloos en blinkend fijn linnen te kleden, want dit fijne linnen zijn de gerechtigheden van de heiligen (of: de rechtvaardige daden) (Openbaring 19:8)
Het zal een indrukwekkend schouwspel zijn: Zowel de engelen als de bruid gekleed in smetteloos, blinkend linnen. Toch zal het kleed van Christus’ bruid nog mooier zijn, want er wordt een extra eigenschap vermeld: fijn linnen. Fijn linnen spreekt niet slechts van uiterlijke pracht, maar legt meer het accent op het ontstaansproces: fijn linnen, gemaakt met een bovenmenselijke textuur. Iets dergelijks lezen we bij de verheerlijking op de berg.
En Zijn kleren werden blinkend, zeer wit, als sneeuw, zo wit als geen wolbewerker op aarde ze kan maken. (Markus 9:3)
Het materiaal, het linnen zijn de gerechtigheden van de heiligen. De vaardigheid om te weven is van God Zelf. Het is zoals we lezen in Ezechiël over Jeruzalem. In hoofdstuk 16 wordt Jeruzalem voorgesteld als de vrouw van God.
Van u ging een naam uit onder de heidenvolken vanwege uw schoonheid, want die was volmaakt door Mijn glorie, die Ik op u gelegd had, spreekt de Here Here. (Ezechiël 16:14)
Zo zal het ook zijn met de bruid van het Lam. Haar schoonheid is haar gegeven. We kunnen dit verder doortrekken naar de toekomst. Als Johannes van de engel de uitnodiging krijgt een blik te werpen op de bruid, de vrouw van het Lam, krijgt hij het nieuwe Jeruzalem te zien!
9 En een van de zeven engelen die de zeven schalen hadden, vol van de zeven laatste plagen, kwam naar mij toe en hij sprak met mij en zei: Kom, ik zal u de bruid, de vrouw van het Lam, laten zien.
10 En hij voerde mij weg in de geest op een grote en hoge berg en liet mij de grote stad zien, het heilige Jeruzalem, dat neerdaalde uit de hemel, bij God vandaan.
11 Zij had de heerlijkheid van God, en haar uitstraling was als een zeer kostbare edelsteen, als een kristalheldere steen jaspis. (Openbaring 21:9-11)
Het is een ontzagwekkende gedachte dat bij het totstandbrengen van al die pracht en praal de goede werken, de goede daden en de gerechtigheden van de gelovigen hier op aarde een rol spelen. Ziedaar het gewicht van het oordeel van de gelovigen voor de troon van Christus. Vergelijk Mattheüs 5:11-12; Mattheüs 10:40-42; Lukas 14:12-14; Kolosse 3:22-24; 2 Timotheüs 4:8; Hebreeën 11:24-27.
2. De volkeren worden geoordeeld
Het tweede oordeel vinden we in het evangelie van Mattheüs. Christus is teruggekeerd als Koning in heerlijkheid, met macht en majesteit. Het beest en de valse profeet zijn in de poel van vuur geworpen (Openbaring 19:20), en de duivel is gebonden (Openbaring 20:1-3).
Wanneer de Zoon des mensen komen zal in Zijn heerlijkheid en al de heilige engelen met Hem, dan zal Hij zitten op de troon van Zijn heerlijkheid. (Mattheüs 25:31)
Sommigen (velen?) leren dat het hier om dezelfde gebeurtenis gaat als het oordeel voor de Grote Witte Troon. Niets is minder waar. Er zijn zoveel verschillen, dat je je afvraagt hoe men tot zo’n conclusie kan komen. Het lijkt wel of ze een andere Bijbel hebben. Hieronder een tabel met de meest in het oog springende verschillen.
Het oordeel over de volken | Het oordeel voor de witte troon |
Geen opstanding. | Een opstanding uit de dood |
Levende naties geoordeeld. | De ‘doden’ geoordeeld |
Op de aarde | Hemel en aarde vloden weg. |
Geen boeken | ‘De boeken werden geopend’ |
Drie groepen, schapen, bokken, broederen | Eén groep, de doden |
Tijd: Wanneer Christus verschijnt | Tijd: Na Christus’ 1000-jarige regering |
Het oordeel over de volken vindt plaats als Christus teruggekeerd is op aarde, dat is dus aan het eind, of meteen na de grote verdrukking.
6 En ik hoorde zoiets als een geluid van een grote menigte en als een gedruis van vele wateren en een geluid als van zware donderslagen: Halleluja, want de Here, de almachtige God, is Koning geworden.
16 Er stond op Zijn bovenkleed en op Zijn dij deze Naam geschreven: Koning der koningen en Here der heren. (Openbaring 19:6, 16)
Na Zijn overwinning worden alle volken voor Hem gebracht. Hoe dat logistiek gerealiseerd gaat worden is een mysterie op zich, dat moeten we maar aan Zijn wijsheid overlaten. Het lijkt wel één gigantisch grote schaapskudde. Deze bestaat uit drie groepen:
Schapen (geplaatst aan de rechterhand van de Koning) | hebben de broeders van de Koning goed behandeld (vers 35-40) | beërven het Koninkrijk
|
Bokken (geplaatst aan de linkerhand van de Koning) | hebben de broeders van de Koning slecht behandeld (vers 41-45) | worden weggestuurd naar het eeuwige vuur
|
Broeders van de Koning | het Joodse overblijfsel dat tijdens de grote verdrukking tot de Here Jezus Christus bekeerd is |
Om elk misverstand uit te sluiten vinden we aan het slot van deze beschrijving een afrondende conclusie:
En dezen (de bokken) zullen gaan in de eeuwige straf, maar de rechtvaardigen (de schapen) in het eeuwige leven. (Mattheüs 25:46)
We vinden hier tevens omschreven wie het Koninkrijk (beter bekend als het Duizendjarig Rijk) zullen bevolken – het zijn de schapen, zij gaan als behouden gelovigen binnen.
In Openbaring 20 wordt in verband met het Koninkrijk nog een andere groep genoemd. Dat zijn de gelovigen die tijdens de Grote Verdrukking gedood zijn. Zij staan op uit de doden.
En ik zag de zielen van hen die onthoofd waren om het getuigenis van Jezus en om het Woord van God, en die het beest en zijn beeld niet hadden aanbeden, en die het merkteken niet ontvangen hadden op hun voorhoofd en op hun hand. En zij leefden en gingen als koningen regeren met Christus, duizend jaar lang. (Openbaring 20:4)
We vinden dus een bevolking (de schapen uit Mattheüs 25) en een regering (Christus en de opgestane martelaren uit de grote verdrukking, Openbaring 20).
Uit deze beschrijving kunnen we tevens afleiden dat geen van deze gelovigen alsnog verloren gaat. Immers, van de schapen uit Mattheüs 25 wordt gezegd dat ze het eeuwige leven ingaan (vers 46). Van de opgestane martelaren uit Openbaring 20 lezen we dat de tweede dood (het voor eeuwig verloren gaan) niet op hen van toepassing is (vers 6). Deze constatering is van belang nu we naar het laatste oordeel gaan kijken.
3. De ongelovigen worden geoordeeld
Laten we eerst nog eens kijken naar de eerder aangehaalde uitspraak van de Here Jezus in Zijn gesprek met Nicodemus.
Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar wie niet gelooft, is al veroordeeld, omdat hij niet geloofd heeft in de Naam van de eniggeboren Zoon van God. (Johannes 3:18)
De portee van deze tekst is glashelder. We hebben gezien dat gelovigen na het sterven door engelen naar het paradijs worden gebracht. Vervolgens zagen we dat hij of zij voor de oordeelstroon van Christus kwam. Het bleek echter voor die troon niet te gaan om het eeuwig behoud, maar om de waardering van de daden, de werken gedaan tijdens het leven als christen op aarde. De gelovige zelf werd niet geoordeeld, want vanwege zijn geloof had de Here Jezus hem beloofd dat hij niet veroordeeld zou worden. Dat gaf zekerheid en rust, want Christus is God, en God liegt niet (Titus 1:2). De gelovige wist dat hij was overgegaan van de dood in het leven (Johannes 5:24).
De ongelovige is (!) om dezelfde reden al wel veroordeeld. Hij weigerde in Hem (Christus) te geloven en bleef daarom in zijn verloren staat. Hij was niet overgegaan van de dood in het leven (Johannes 5:24). En zoals de gelovige toch voor Christus’ oordeelstroon werd gesteld, zo ook de ongelovige. Maar wat een verschil! De ongelovige zal worden geplaatst voor de Grote Witte Troon. Niet om daar te vernemen of hij al dan niet in de poel van vuur zal worden geworpen, maar om te leren begrijpen waarom deze uitkomst volkomen rechtvaardig en terecht is. In de tweede plaats zullen net als bij de gelovige zijn werken worden beoordeeld.
Het oordeel vindt plaats aan de hand van twee boeken. Een boek bevat verslag van alle werken. Dat al hun daden hierin staan bewijst dat het om ongelovigen gaat. Zouden er ook gelovigen tussen staan dan zou alles wat tegen hen zou kunnen worden ingebracht uitgewist zijn (Handelingen 3:19; Kolosse 2:14). Daar komt bij dat de naam van de ongelovigen niet in het Boek des levens blijkt te staan (Lukas 10:20; Filippi 4:3; Openbaring 3:5). Niemand zal iets kunnen inbrengen tegen deze bewijslast. Het staat vast, wie hier voor de Grote Witte Troon staat is verloren ‘omdat hij niet geloofd heeft in de Naam van de eniggeboren Zoon van God’ (Johannes 3:18).
Toch lijkt het bij oppervlakkig lezen net alsof die uitkomst nog moet worden bepaald. Er staat namelijk dat ‘de doden werden geoordeeld overeenkomstig wat in de boeken geschreven stond, overeenkomstig hun werken’ (Openbaring 20:12). Om dit te begrijpen moeten we de gang van zaken betreffende de gelovige naast die van de ongelovige leggen.
- De gelovige hoort van de Here Jezus voor Diens rechterstoel op grond van zijn werken of hij loon zal ontvangen, en wat dat voor loon zal zijn.
- De ongelovige hoort van de Here Jezus voor de Grote Witte Troon op grond van zijn werken onder welke omstandigheden hij de eeuwige straf zal moeten ondergaan.
Voor zowel gelovigen als ongelovigen geldt dat dit leven in elk opzicht beslissend is voor waar en hoe men de eeuwigheid zal doorbrengen.
- De gelovige is behouden en ontvangt loon.
- De ongelovige is voor eeuwig verloren en hoort voor de Grote Witte Troon hoe zwaar zijn lijden zal worden.
Jakobus houdt ons in zijn brief voor dat ‘wie weet goed te doen, en het niet doet, het voor hem zonde is’ (Jakobus 4:17). Dat ‘weten’ geeft gewicht aan iemands verantwoordelijkheid. Weinig weten geeft minder verantwoordelijkheid, veel kennis meer. Sodom en Gomorra, en Tyrus en Sidon waren zeer zondige steden. Toch zullen ze minder zwaar gestraft worden als steden die de verkondiging van het koninkrijk Gods hebben gehoord, en die vervolgens afwezen.
Voorwaar, Ik zeg u: Het zal voor het land van Sodom en Gomorra verdraaglijker zijn op de dag van het oordeel dan voor die stad. (Mattheüs 10:15)
22 Maar Ik zeg u: Het zal voor Tyrus en Sidon verdraaglijker zijn op de dag van het oordeel dan voor u.
24 Maar Ik zeg u dat het voor het land van Sodom verdraaglijker zal zijn op de dag van het oordeel dan voor u. (Mattheüs 11:22 en 24)
Dat geldt ook voor ieder mens afzonderlijk.
47 En die slaaf die de wil van zijn heer gekend heeft en geen voorbereidingen getroffen heeft en ook niet naar zijn wil gehandeld heeft, zal met veel slagen geslagen worden.
48 Wie echter zijn wil niet gekend heeft en dingen gedaan heeft die slagen verdienen, zal met weinig slagengeslagen worden. En van ieder aan wie veel gegeven is, zal veel teruggevraagd worden en van hem aan wie men veel toevertrouwd heeft, zal men des te meer eisen. (Lukas 12:47-48)
Voor de Grote Witte Troon worden mensen geoordeeld naar het licht dat ze ontvangen hebben. Er zijn tengevolge daarvan verschillen in de zwaarte van het vonnis.
Voor alle ongelovigen geldt:
En als iemand niet bleek ingeschreven te zijn in het boek des levens, werd hij in de poel van vuur geworpen. (Openbaring 20:15)
Er zal echter verschil zijn in de omstandigheden waaronder men die straf zal ondergaan. Vergelijk een veroordeling tot levenslange gevangenisstraf: het maakt nogal uit of men die diep onder de grond moet doorbrengen in een vieze, vochtige kerker tussen ratten en ander ongedierte, dan wel in een moderne gevangenis onder een humaan regime of geheel alleen en verlaten op een onbewoond eiland.
Hoe dan ook, hiermee wordt de scheiding tussen gelovigen en ongelovigen voor eeuwig definitief. Alles heeft zijn beslag gekregen, dood en dodenrijk zijn dan ook niet meer nodig.
En de dood en het dodenrijk werden in de poel des vuurs geworpen. Dat is de tweede dood: de poel des vuurs. (Openbaring 20:14)
Noot: Ik heb de bekende vraag ‘hoe het zal gaan met mensen die het evangelie niet hebben gehoord’ in dit artikel buiten beschouwing gelaten. Meer daarover in mijn ‘Hoe zit het met mensen die nooit het evangelie hebben gehoord?’.