Het ligt aan je zelf …
Jan Zijlstra, de bekende evangelist en gebedsgenezer, heeft eens in een uitgave van zijn eigen magazine een artikel geschreven waarin hij betoogde dat christenen niet depressief hoeven te zijn.
Zijlstra’s argument komt neer op de overtuiging dat christenen, door hun geloof en de kracht van gebed, bevrijd kunnen worden van depressie en andere psychische aandoeningen. Hij benadrukt dat Jezus Christus genezing en bevrijding aanbiedt voor iedereen die gelooft. Volgens Zijlstra biedt het geloof in Jezus niet alleen verlossing van zonden maar ook genezing van fysieke en mentale ziekten. Hij moedigt gelovigen aan om hun problemen in gebed aan God voor te leggen en te vertrouwen op Zijn genezende kracht.
Deze visie komt voort uit het theologische standpunt dat genezing een integraal onderdeel is van de verlossing die Christus biedt. Door de kracht van de Heilige Geest en de toepassing van gebedsgenezing verwachtte Zijlstra dat gelovigen bevrijd kunnen worden van depressie en andere mentale kwalen.
Hoewel niet zo bruut gesteld als tegenwoordig wekte ook Zijlstra impliciet de indruk dat de gelovige zelf verantwoordelijk is als er geen genezing plaatsvindt. Dus: als gelovige hoef je niet depressief te zijn. Ben je het wel, dan … (en vul maar in).
De verkondiging van gebedsgenezers tegenwoordig gaat nog een stap verder. Al het kwade komt van de duivel, al het goede komt van God. Het is de duivel die gelovigen tegenwerkt, door ze met autisme, fobieën, verslavingen en andere problemen op te zadelen. Hoewel de dwaasheid van dergelijke simplificaties ieder weldenkend christen bekend is, steekt het voortdurend weer de kop op, daarmee veel (geloofs)nood veroorzakend.
Laten we daarom een andere toon aanslaan. Ja, elke genezing loopt via God, maar lang niet altijd in de vorm van zichtbaar, spectaculair Goddelijk ingrijpen (lees: een wonder, zoals velen dat graag willen zien). Rustig proberen een reëel beeld van de toestand te krijgen is een weg die de Schrift ons ook wijst. Onderwijs dus.
Niks waard
In dit artikel willen we onder andere kijken naar het gevoel van nutteloosheid, dat mensen (en ook christenen (!) van tijd tot tijd kan overvallen. Je overziet je leven, en wat je waarneemt is een lange reeks van jaren die gekenmerkt (lijken te) worden door verspilling van tijd. Geen wonder dat men dan tot de verzuchting ‘mijn leven is mislukt’ kan komen, ‘ik ben waardeloos’ of ‘ik stel niets voor’, ‘ik ben iedereen alleen maar tot last’, etc. Het kan iedereen overkomen, zowel christenen als niet-christenen. In dit artikel wil ik inzoomen op dat gevoel van nutteloosheid. Mag een christen wel menen dat hij waardeloos is, ook al voelt hij zich zo?
Bijbel
In de Bijbel komen we verschillende depressieve gelovigen tegen. De profeet Elia is een bekend voorbeeld. Hij had net een geweldige triomf beleefd op de berg Karmel. JHWH had Zich geopenbaard. Hij is God, Baäl niet. Helaas was niet iedereen daar even enthousiast over, mevrouw Achab – Izebel – al helemaal niet. Zij bezwoer dat ze alles op alles zou zetten om wraak te nemen, lees: Elia te laten doden. Dat kwam hem ter ore. Het gevolg was dat zijn geloof omsloeg in vrees. Weg was zijn geloofsvertrouwen.
Hij (Elia) (…) liep (…) een dagreis de woestijn in, ging onder een bremstruik zitten en bad om te mogen sterven. Hij zei: Het is genoeg. Neem nu mijn leven, Here, want ik ben niet beter dan mijn vaderen. (1 Koningen 19:4)
Elia was niet de enige met depressieve gevoelens. Mozes (Numeri 11:15) en Jona (Jona 4:3) overkwam hetzelfde. Ze zagen het niet meer zitten, maar werden net als Elia door Goddelijk ingrijpen weer op het goede spoor gezet. Hun depressief zijn was daardoor van relatief korte duur.
Anders was het gesteld met Jeremia. Hij wordt wel ‘de wenende profeet’ genoemd. Zijn moeizame bediening als profeet eindigde uiteindelijk in de catastrofale verwoesting van Jeruzalem. Hij verwoordde zijn gemoedsgesteldheid in zijn ‘Klaagliederen’ (zie ook Jeremia 9:1 en Klaagliederen 1:16). Ook David lijkt last van depressies te hebben gehad. In verschillende Psalmen (zoals Psalm 6, 13, 22, 38, 42 en 69) spreekt hij over tranen, een gebroken geest, verlies van energie en gevoelens van verlatenheid door God.
Mislukt?
Bekijken we de levens van figuren als Mozes, David, Jeremia en Jona dan kun je je voorstellen dat ze met enige regelmaat geplaagd werden door gevoelens van mislukking. Depressief dus. Maar als je het complete plaatje van deze Godsmannen in ogenschouw neemt, zie je dat van diepe langjarige depressies geen sprake was. Het waren allemaal trouwe dienaren van God. Ze worden zelfs direct of indirect vermeld in de eregalerie van geloofshelden uit Hebreeën 11.
En wat zal ik nog meer zeggen? Want de tijd ontbreekt mij om te vertellen over Gideon, Barak, Simson, Jefta, David en Samuel en de profeten. (Hebreeën 11:32)
Gelovig of ongelovig
We gaan nu verder met de vraag of een christen gelijk heeft wanneer hij meent dat ‘zijn leven waardeloos is’. Dat hij dat zo kan ervaren laat zich raden, maar is het ook waar? Voor een juist beeld kijken we eerst naar de ongelovige. Ook een ongelovige kan lijden aan een langdurige depressie. De gevoelens die de gelovige heeft op dit punt zijn ook de zijne. Hij zal zich ook ‘nutteloos’ voelen. Maar in tegenstelling tot de depressieve gelovige – die dus niet gelijk heeft, zijn leven is niet nutteloos – heeft de ongelovige wel gelijk. En dan niet omdat hij depressief is, maar omdat de Bijbel dat van elk niet-wedergeboren mens zegt. De Bijbel gebruikt zelfs letterlijk het woord nutteloos.
Allen zijn zij afgedwaald, samen zijn zij nutteloos geworden. Er is niemand die goeddoet, er is er zelfs niet één. (Romeinen 3:12)
Er niemand is die goed doet, ‘zelfs niet één’. Er zijn geen uitzonderingen; alle niet-wedergeboren mensen zullen voor de Grote Witte Troon schuldig verklaard worden. Paradoxaal (?) genoeg bevinden zich tussen al die mensen miljoenen die gedurende hun leven wel degelijk hun best hebben gedaan. Men spreekt daarom wel eens van ‘heidense heiligen’. Horen zulke goede mensen dan wel het laatste oordeel te ondergaan? Helaas wel, ja. Het gaat voor de Grote Witte Troon immers om de vraag of iemand een gelovige was. Goede of slechte daden spelen bij het beantwoorden van die vraag geen enkele rol.
Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar wie niet gelooft, is al veroordeeld, omdat hij niet geloofd heeft in de Naam van de eniggeboren Zoon van God. (Johannes 3:18)
Van mensen die wel geloofd hebben is de naam opgetekend in het Boek des Levens. Ze zijn verzekerd van hun eeuwig behoud.
Verblijd u echter niet daarover dat de geesten aan u onderworpen zijn, maar verblijd u erover dat uw namen opgeschreven zijn in de hemel. (Lukas 10:20)
Nogmaals, goede werken spelen geen enkele rol als het gaat om iemands eeuwig behoud. Zelfs het hebben van macht over boze geesten is geen bewijs dat iemands naam in het boek des levens staat vermeld. En juist dat boek speelt een centrale rol bij het oordeel voor de Grote Witte Troon.
En als iemand niet bleek ingeschreven te zijn in het boek des levens, werd hij in de poel van vuur geworpen. (Openbaring 20:15)
Van iedereen die voor de Grote witte Troon staat zal blijken dat zijn / haar naam niet in het Boek des Levens staat. Wie voor de Grote Witte Troon staat is al veroordeeld (zie nogmaals Johannes 3:18). En toch staat er ‘de doden werden geoordeeld’. Worden ze dan tweemaal veroordeeld? Nee, het zijn nu hun werken die beoordeeld worden.
12 En ik zag de doden, klein en groot, voor God staan. En de boeken werden geopend en nog een ander boek werd geopend, namelijk het boek des levens. En de doden werden geoordeeld overeenkomstig wat in de boeken geschreven stond, overeenkomstig hun werken.
13 En de zee gaf de doden die in haar waren. Ook de dood en het rijk van de dood gaven de doden die in hen waren, en zij werden geoordeeld, ieder overeenkomstig zijn werken.
De gedane werken spelen voor de Grote Witte Troon dus ook een rol. Ze hebben invloed op de zwaarte van de straf. Men is veroordeeld, dat staat vast. Voor eeuwig verloren, je kunt het je niet voorstellen. Maar de omstandigheden waaronder men die eeuwige verlorenheid zal doorbrengen varieert. Het blijkt dat er verschillende niveaus van lijden zijn in het oordeel van God. Zo legde de Here Jezus uit dat wie meer informatie heeft over de dingen van God, ook meer te verantwoorden heeft.
Voorwaar, Ik zeg u: Het zal voor het land van Sodom en Gomorra verdraaglijker zijn op de dag van het oordeel dan voor die stad. (Mattheüs 10:15) (zie ook Mattheüs 11:22 en 24)
Zo hebben goede en slechte werken elk hun eigen functie, en worden als zodanig gewogen. Hebben alle goede daden gelijke waarde voor God? Nee, want God ziet scherper dan welk mens dan ook. En dan blijken goede daden toch niet zo fraai te zijn als wij mensen geneigd zijn te denken.
(…) wij zijn allen als een onreine, al onze rechtvaardige daden zijn als een bezoedeld (smerig, vies) kleed. (Jesaja 64:6)
Deze bezoedeling heeft te maken met de bron en de gerichtheid. Daden kunnen alleen goed zijn, als ze gedaan zijn door een gelovige met het oog op de verheerlijking van God.
En alles wat u doet met woorden of met daden, doe dat alles in de Naam van de Here Jezus, terwijl u God en de Vader dankt door Hem. (Kolosse 3:17)
De mens is onrein, en ten gevolge daarvan ook het (daden-)kleed dat hij draagt. De onreine brengt onreine daden voort, hoe goed ze ook zijn bedoeld. De Here Jezus verwoordt dit in een gelijkenis.
17 Zo brengt iedere goede boom goede vruchten voort en een slechte boom brengt slechte vruchten voort.
18 Een goede boom kan geen slechte vruchten voortbrengen en een slechte boom kan geen goede vruchten voortbrengen.
19 Iedere boom die geen goede vrucht voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen. (Mattheüs 7:17-19)
Wil je als boom goede vruchten voortbrengen, dan moet je een goede boom zijn. Met deze gelijkenis wordt de definitieve uitzichtloosheid van de niet-wedergeboren mens geschetst. Wat hij ook doet, wat hij ook probeert, het leidt tot niets. Hij is een slechte boom, hij brengt slechte vruchten voort. Het einde is het vuur. Tenzij …
Daarom, als iemand in Christus is, is hij een nieuwe schepping: het oude is voorbijgegaan, zie, alles is nieuw geworden. (2 Korinte 5:17)
(…) en u bekleedt met de nieuwe mens, die overeenkomstig het beeld van God geschapen is, in ware rechtvaardigheid en heiligheid. (Efeze 4:24)
Dit lijkt abacadabra, want ‘bij de mensen is dat onmogelijk’. Gelukkig zijn ‘bij God alle dingen mogelijk’ (Mattheus 19:26). En eenmaal wedergeboren tot een ‘goede boom’ is elk mens in staat ‘goede vruchten’ voort te brengen.
Hij heeft Zichzelf voor ons gegeven, opdat Hij ons zou vrijkopen van alle wetteloosheid en voor Zichzelf een eigen volk zou reinigen, ijverig in goede werken. (Titus 2:14)
Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus om goede werken te doen, die God van tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen. (Efeze 2:10)
Het verschil met de werken van de onbekeerde mens is nu, dat de goede werken van de gelovige ten diepste Gods werken zijn! Niet in de zin dat elke daad al door God is voorbeschikt, maar omdat dit tot het karakter van de ‘nieuwe mens’ behoort. Denk nog eens aan de goede vruchten die de goede boom voortbrengt. Dat is een natuurwet, het kan niet anders dan zo gaan. Zo heeft God de nieuwe mens gewild en gemaakt. Die nieuwe mens brengt goede werken voort, als ware het een ‘geestelijke’ natuurwet.
Geen moed
Een ander met depressiviteit samenhangend verschijnsel is moedeloosheid: geen kracht hebben om nog maar tot iets te komen. Wie lange tijd achtereen grote en kleine tegenslagen te verwerken heeft gekregen, moet wel heel sterk zijn wil hij of zij niet de moed te verliezen. Neem nu Paulus. Wat heeft hij tijdens zijn bediening ontzettend veel te verwerken gekregen.
24 Van de Joden heb ik vijfmaal de veertig min één zweepslagen ontvangen.
25 Driemaal ben ik met de roede gegeseld, eenmaal ben ik gestenigd, driemaal heb ik schipbreuk geleden, een heel etmaal heb ik in volle zee doorgebracht.
26 Op reis was ik vaak in gevaar door rivieren, in gevaar door rovers, in gevaar van de kant van volksgenoten, in gevaar van de kant van heidenen, in gevaar in de stad, in gevaar in de woestijn, in gevaar op zee, in gevaar onder valse broeders,
27 in inspanning en moeite, vaak in nachten zonder slaap, in honger en dorst, vaak in vasten, in koude en naaktheid. (2 Korinte 11:24-27)
Dat waren moeiten ‘van buitenaf’. Maar dat is niet alles, even verderop vertelt hij ook over moeiten van ‘binnenuit’.
Afgezien van wat van buitenaf komt, overvalt mij dagelijks de zorg voor alle gemeenten. (2 Korinte 11:28)
We weten niet hoeveel gemeenten zijn ontstaan ten gevolge van Paulus’ prediking. Het moeten tientallen zijn geweest. Paulus liet dergelijke gemeenten natuurlijk niet aan hun lot over. Hij bad voortdurend voor alle ‘nieuwe gelovigen’. Veel en vaak moest hij corrigerend optreden – tegen verkeerde wandel, tegen verkeerde leer. Zou de moed je niet in de schoenen zinken? Opmerkelijk genoeg werd Paulus deze last meteen na zijn bekering al door de Here Jezus in het vooruitzicht gesteld.
15 (…) deze is voor Mij een uitverkoren instrument om Mijn Naam te brengen naar de heidenen en de koningen en de Israëlieten.
16 Want Ik zal hem laten zien hoeveel hij moet lijden voor Mijn Naam. (Handelingen 9:15-16)
En dan komt het op iemands gezindheid aan. Het lijden dat God in zijn liefde voor ons wil, heeft een doel dat op geen andere manier kan worden bereikt. Wie het aanvaardt, wacht een hemelse zegening; wie ertegen ingaat, een zware last.
Hoe ging Paulus nu met deze dingen om? Immers, ook hij bereikte een punt dat het hem te veel dreigde te worden. Dat overkwam hem nadat hij opgetrokken was geweest tot in het paradijs, de derde hemel (2 Korinte 12:2-4). Om te voorkomen dat hij naast zijn schoenen zou gaan lopen, had de Here hem ‘een doorn in het vlees’ gegeven. Paulus sprak zelfs van ‘een boze geest die hem met vuisten sloeg’ (2 Korinte 12:7). Blijkbaar trok hij dat niet, en vroeg hij God deze doorn in het vlees weg te nemen. Tevergeefs.
8 Hierover heb ik de Heere driemaal gesmeekt dat hij van mij weg zou gaan.
9 Maar Hij heeft tegen mij gezegd: Mijn genade is voor u genoeg, want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht. Daarom zal ik veel liever roemen in mijn zwakheden, opdat de kracht van Christus in mij komt wonen.
10 Daarom heb ik een behagen in zwakheden, in smadelijke behandelingen, in noden, in vervolgingen, in benauwdheden, om Christus’ wil. Want wanneer ik zwak ben, dan ben ik machtig. (2 Korinte 12:8-10)
Genade
Dat is het dus: mijn genade is voor u genoeg. Wat betekent dit? We onderscheiden in zijn geval drie aspecten.
- Paulus is genade bewezen in zijn bekering
(…) worden om niet gerechtvaardigd door Zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus. (Romeinen 3:24)
(…) Heb ik niet Jezus Christus, onze Heere, gezien? (…)(1 Korinte 9:1)
- Paulus ontving de genade van het apostelschap
9 Ik immers ben de minste van de apostelen – ik die het niet waard ben een apostel genoemd te worden, omdat ik de gemeente van God vervolgd heb.
10 Maar door de genade van God ben ik wat ik ben, en Zijn genade voor mij is niet tevergeefs geweest. Integendeel, ik heb mij meer ingespannen dan zij allen; niet ik echter, maar de genade van God, die met mij is. (1 Korinte 15:9-10)
Mij, de allerminste van alle heiligen, is deze genade gegeven, om onder de heidenen door het Evangelie de onnaspeurlijke rijkdom van Christus te verkondigen (Efeze 3:8)
- Paulus kent de dagelijkse genade (van zijn bediening).
- Hij bediende Gods Woord
En mijn spreken en mijn prediking bestonden niet in overtuigende woorden van menselijke wijsheid, maar in het betonen van geest en kracht, (1 Korinte 2:4)
- Hij genas, dreef uit en deed krachten
En God deed buitengewone krachten door de handen van Paulus (Handelingen 19:11)
- God werkte mee
God heeft er bovendien mede getuigenis aan gegeven door tekenen, wonderen en allerlei krachten, en gaven van de Heilige Geest, overeenkomstig Zijn wil. (Hebreeën 2:4)
Kracht
En dan het tweede woord uit Jezus’ antwoord aan Paulus: ‘Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht’. Hier stuiten we op een van die wonderlijke geestelijke wetten van het evangelie. Paulus onderwijst zijn lezers hier dat de mens die denkt ‘het zelf wel te kunnen’ God voor de voeten loopt. God ontplooit zijn kracht alleen daar waar de mens onmachtig is. Dat Paulus die les geleerd heeft, blijkt uit het bovenstaande uit 2 Korinte 12. Sterker, de gehele brief spreekt daarvan, want steeds opnieuw getuigt hij dat hij ‘niet moedeloos’ wordt. Neem nu hoofdstuk 4.
Daarom, nu wij deze bediening hebben, naardat ons barmhartigheid bewezen is, worden wij niet moedeloos; (Telos)(2 Korinte 4:1)
Daarom worden wij niet moedeloos; maar al raakt ook onze uiterlijke mens in verval, toch wordt onze innerlijke van dag tot dag vernieuwd. (Telos)(2 Korinte 4:16)
Tweemaal begint hij deze vaststelling met het woord ‘daarom’. Het is dus van belang te weten waarop ‘daarom’ wijst. ‘Daarom’ wijst terug naar de voorgaande hoofdstukken. Daarin schrijft Paulus over zijn bediening. Hij heeft die van God gekregen. Gezien de gebeurtenissen rond zijn bekering staat dat buiten kijf. Paulus is ‘een geroepen apostel, afgezonderd tot het Evangelie van God’ (Romeinen 1:1). Tegelijkertijd spreekt hij ook over de gevaren die hem bedreigen bij het uitoefenen van zijn bediening. Hij combineert dat met het ouder worden en de daarbij horende aftakeling. Die maken dat zijn uiterlijke mens vervalt. Er is echter ook een ander proces gaande, namelijk dat de nieuwe mens door de werking van Gods Geest ‘van dag tot dag’ wordt vernieuwd. Het einddoel van die vernieuwing is dat ‘u (zich) met de nieuwe [mens] bekleed hebt, die vernieuwd wordt tot kennis, overeenkomstig het beeld van Hem Die hem geschapen heeft’ (Kolosse 3:10). De oude mens verdwijnt uiteindelijk, de nieuwe mens komt daarvoor in de plaats, waarin we ‘sprekend op de Here Jezus zullen lijken’ (1 Johannes 3:2).
Behalve het feit dat hij ‘niet moedeloos wordt’, benadrukt Paulus ook dat hij ‘altijd vol goede moed is’. Dat lijkt hetzelfde, maar als je de ‘kijk’- richting in ogenschouw neemt, is er een duidelijk verschil. Als Paulus schrijft dat hij ‘niet moedeloos’ wordt, wijst hij op wat achter hem ligt, wat hem is overkomen, wat hem is aangedaan. ‘Goede moed’ hebben daarentegen spreekt in de eerste plaats over wat in het verschiet ligt.
Voor ieder christen, en dus ook voor Paulus, geldt dat er sprake is van ‘zuchten’. De schepping zucht en Gods kinderen zuchten mee (Romeinen 8:18-23). Anders gezegd, we verlangen naar de komst van de Here Jezus. Dat verlangen wordt concreet als we met onze geestelijke, verlichte ogen gaan zien.
(…) verlichte ogen van uw verstand, om te weten wat de hoop van Zijn roeping is, en wat de rijkdom is van de heerlijkheid van Zijn erfenis in de heiligen (Efeze 1:18)
We krijgen dan hoop en zien rijkdom. Het heeft alles te maken met Zijn erfenis, die bestaat uit het eeuwige leven in al zijn rijkdom en volheid. Dat we die erfenis zullen ontvangen blijkt uit het feit dat we reeds een ‘onderpand’ hebben ontvangen, namelijk de verzegeling met de Heilige Geest (Efeze 1:13). Kijk dus niet op de omstandigheden, maar kijk vooruit en omhoog. En dus, zegt Paulus, hebben we altijd goede moed.
Wij hebben dus altijd goede moed en weten dat wij, zolang wij in het lichaam inwonen, uitwonend zijn van de Heere, (2 Korinte 5:6)
Maar wij hebben goede moed en wij hebben er meer behagen in om uit het lichaam uit te wonen en bij de Heere in te wonen. (2 Korinte 5:8)
Nee, we willen liever niet sterven. Veel liever maken we de Opname mee. Dan worden onze lichamen ‘overkleed’ met de heerlijkheid van God uit de hemel (1 Johannes 3:1-2). Paulus en wij met hem verlangen ernaar dat de Heer Jezus zal komen tijdens ons leven. Soms kunnen de levensomstandigheden zo zwaar zijn, dat we ‘verzuchten’. Haalde de Here Jezus ons nu al maar thuis … We verlangen er naar met Christus te zijn.
23 Want ik word door deze twee gedrongen: ik heb de begeerte om heen te gaan en bij Christus te zijn, want dat is verreweg het’ beste,
24 maar in het vlees te blijven is noodzakelijker voor u. (Filippi 1:23)
Maar dat heengaan gebeurt lang niet altijd – althans niet meteen. En dat heeft een reden. ‘Blijven’, zegt Paulus, ‘is noodzakelijker voor u’. Met andere woorden, God heeft nog een taak voor je. Wat voor taak dat is, verschilt van gelovige tot gelovige. Wil je weten wat het is? Vraag het Hem. God geeft zonder voorbehoud, zonder voorwaarden te stellen, zonder een slag om de arm te houden, zonder bijbedoeling (Jakobus 1:5). Vraag God naar Zijn wil voor jouw leven, wees daarbij bereid zijn normen te omarmen. Het zal namelijk iets ‘goeds, welbehaaglijks en volmaakt’ zijn (Romeinen 12:2). En dat is iets anders dan wat in eigen ogen goed is, of wat in de wereld goed valt.
Rechterstoel
De taak die God (nog) voor ons heeft – of we nu 20 of 85 jaar oud zijn – is geen kleinigheid. Uiteindelijk gaat het bij alle werk dat God ons doet uitvoeren om Zijn eer en het behoud van zondaars. Nu zijn de meesten van ons geen Luther, Calvijn of Spurgeon. Evenmin zijn we te vergelijken met een Billy Graham, een CS Lewis of Tim Keller. Maar dat hoeft ook niet en de Heer verlangt dat ook niet van ons. Of toch wel? Niet wat de grootte en de zwaarte van het werk betreft, maar wel als het om de benodigde motivatie gaat. Die mag (moet!) net zo intens zijn als van welke andere dienaar Gods dan ook. Het is zoals in het bekende lied ‘Grijp toch de kansen’ wordt verwoord.
Maar wat gedaan werd uit liefde tot Jezus,
dat houdt zijn waard’ en zal blijven bestaan.
Daar gaat het om, uit liefde tot Jezus. Was dat wat we deden bedoeld om onszelf in de hoogte te steken, of was het omdat we de Here Jezus liefhebben? Als we voor de rechterstoel van Christus staan zal dat allemaal duidelijk worden. Het is daarbij troostrijk te beseffen dat het oordeel van Christus volmaakt is, in tegenstelling tot menselijk oordeel; wij zijn maar al te vaak bevooroordeeld. Daarom moet de wetenschap dat we allemaal door Christus zullen worden beoordeeld ons tot bescheidenheid en mildheid leiden wanneer wij anderen beoordelen.
U echter, wat oordeelt u uw broeder? Of ook u, wat minacht u uw broeder? Wij zullen immers allen voor de rechterstoel van Christus gesteld worden. (Romeinen 14:10)
En zie, Ik kom spoedig en Mijn loon is bij Mij om aan ieder te vergelden zoals zijn werk zal zijn. (Openbaring 22:12)
Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat ieder [vergelding] ontvangt voor wat hij door middel van [zijn] lichaam gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad. (2 Korintiërs 5:10)
Oordeel daarom niets vóór de tijd, totdat de Here komt. Hij zal ook wat in de duisternis verborgen is aan het licht brengen, en de voornemens van het hart openbaar maken. En dan zal ieder van God lof ontvangen. (1 Korinte 4:5)
In dit laatste vers staat heel nauwkeurig beschreven wat het verschil is tussen het oordeel van mensen en dat van de Here Jezus. Wij mensen zijn niet in staat om te oordelen, want wij zien alleen maar de buitenkant. Motieven en allerlei andere achterliggende gedachten zijn aan onze waarneming onttrokken. Hij Die dat wel kan – de Here Jezus! – zal duidelijk maken in hoeverre we lof verdienen, en mogelijk loon ontvangen. Vast zal staan dat het oordeel volkomen correct is. Geen vergissingen, geen oogje toeknijpen, nee, louter en alleen de waarheid zoals die aan de Here Jezus bekend is.
Moeten we daar bang voor zijn? Nee, want Degene die uitspraak doet is Dezelfde als Hij die Zichzelf voor ons aan het kruis heeft overgegeven. Bovendien gaat het bij dit oordeel niet om ons eeuwige behoud. Als we niet behouden zijn, komen we niet eens voor deze rechterstoel te staan.
Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar wie niet gelooft, is al veroordeeld, omdat hij niet geloofd heeft in de Naam van de eniggeboren Zoon van God. (Johannes 3:18)
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie Mijn woord hoort en Hem gelooft Die Mij gezonden heeft, die heeft eeuwig leven en komt niet in de verdoemenis, maar is uit de dood overgegaan in het leven. (Johannes 5:2)
De beoordeling van ons leven heeft niets te maken met onze eeuwige bestemming. Die staat vast: we zijn behouden. Het draait hier om de beloning die we als gelovige zullen ontvangen voor goede werken tijdens ons aardse leven. Wat zal het fijn zijn als we de Here Jezus ons horen prijzen met woorden als ‘Goed gedaan, goede dienaar! (Lukas 19:17). En wat zal dan onze beloning zijn? Ongetwijfeld iets dat precies past bij wie we zijn en wat we hebben gedaan. Zei Henk Binnendijk niet eens dat ons aardse leven bepalend is voor wie en wat we in de eeuwigheid zullen zijn? Welnu, dat wordt duidelijk voor de rechterstoel van Christus. Overigens kan de Here Jezus ook genoodzaakt zijn waarderende woorden achterwege te laten, en in het geheel geen beloning toe te kennen. Het gaat dan om iemand wiens werk schadelijke gevolgen heeft gehad (1 Korinte 3:15; Lukas 19:26). Hoe dit ook zij, niets doen is geen optie!
Illustratie
De song ‘Thank You’ van Ray Boltz kwam uit in 1988. Het nummer is afkomstig van zijn album ‘Watch the Lamb’. Het schetst de (mogelijke) gang van zaken tijdens en direct na het oordeel voor de rechterstoel van Christus. De ‘ik’ wordt verschillende malen herkend als iemand die op zijn eigen bescheiden wijze heeft mogen bijdragen aan ‘het redden van een ziel’. Ze bedanken hem, en vertellen erbij wat het was dat door de Here Jezus gebruikt werd. En dan blijken dat vooral kleine dingen te zijn, waarvan de verbaasde, ontroerde gelovige zelf niet eens meer wist dat hij dat had gedaan. Als u de video bekijkt zal opvallen dat naast de zingende Ray Boltz verschillende toehoorders in beeld worden gebracht. Wat treft is hun ontroering. Vanwaar zo geraakt? De manier waarop Ray Boltz zingt? De prachtige tekst? De mooie melodie? Mogelijk. Ik denk echter dat het heimwee naar de hemel is, heimwee naar de Here Jezus, heimwee naar ons hemelse thuis. Het lied schetst iets van de gelukkige kudde, die gaandeweg steeds meer vervuld zal raken van bewondering en ontzag voor de Grote Herder der zielen.
Hieronder heb ik de Engelse tekst weergegeven met de Nederlandse vertaling ernaast. Tip: lees eerst de tekst, en bekijk en beluister dan de video (klik hier).
Thank You
Ray Boltz
I dreamed I went to heaven
And you were there with me We walked upon the streets of gold Beside the crystal sea We heard the angels singing Then someone called your name You turned and saw this young man And he was smiling as he came And he said friend you may not know me now And then he said but wait You used to teach my Sunday School When I was only eight And every week you would say a prayer Before the class would start And one day when you said that prayer I asked Jesus in my heart
Thank you for giving to the Lord I am a life that was changed Thank you for giving to the Lord I am so glad you gave Then another man stood before you And said remember the time A missionary came to your church And his pictures made you cry You didn’t have much money But you gave it anyway Jesus took the gift you gave And that’s why I’m here today
Thank you for giving to the Lord I am a life that was changed Thank you for giving to the Lord I am so glad you gave
One by one they came Far as the eyes could see Each life somehow touched By your generosity Little things that you had done Sacrifices made Unnoticed on the earth In heaven now proclaimed And I know that up in heaven You’re not supposed to cry But I am almost sure There were tears in your eyes As Jesus took your hand And you stood before the Lord He said, my child look around you For great is your reward Thank you for giving to the Lord I am a life that was changed Thank you for giving to the Lord I am so glad you gave Thank you for giving to the Lord I am a life that was changed Thank you for giving to the Lord I am so glad you gave I am so glad you gave… |
Ik droomde dat ik naar de hemel ging
En jij was daar bij mij We liepen over de straten van goud Langs de kristallen zee We hoorden de engelen zingen Toen riep iemand jouw naam Je draaide je om en zag een jonge man En hij glimlachte terwijl hij naar je toe kwam En hij zei: vriend, je kent me nu misschien niet En toen zei hij: maar wacht even Je gaf me zondagschoolles Toen ik pas acht jaar was En elke week bad je een gebed Voordat de les begon En op een dag toen je dat gebed zei Vroeg ik Jezus in mijn hart
Dank je dat je aan de Heer hebt gegeven Ik ben een leven dat veranderd is Dank je dat je aan de Heer hebt gegeven Ik ben zo blij dat je gaf Toen stond er nog een man voor je En zei: herinner je de tijd Dat een missionaris naar je kerk kwam En zijn foto’s brachten je aan het huilen Je had niet veel geld Maar je gaf het toch Jezus nam het geschenk dat je gaf En daarom ben ik hier vandaag
Dank je dat je aan de Heer hebt gegeven Ik ben een leven dat veranderd is Dank je dat je aan de Heer hebt gegeven Ik ben zo blij dat je gaf
Een voor een kwamen ze Zover het oog kon zien Elk leven op de een of andere manier aangeraakt Door jouw vrijgevigheid Kleine dingen die je had gedaan Offers gebracht Onopgemerkt op aarde Maar in de hemel nu verkondigd En ik weet dat je in de hemel Niet hoort te huilen Maar ik ben bijna zeker Dat er tranen in je ogen stonden Toen Jezus je hand nam En je voor de Heer stond Hij zei: mijn kind, kijk om je heen Want groot is je beloning Dank je dat je aan de Heer hebt gegeven Ik ben een leven dat veranderd is Dank je dat je aan de Heer hebt gegeven Ik ben zo blij dat je gaf Dank je dat je aan de Heer hebt gegeven Ik ben een leven dat veranderd is Dank je dat je aan de Heer hebt gegeven Ik ben zo blij dat je gaf Ik ben zo blij dat je gaf … |