‘Een knuppel in het hoenderhok gooien’, is een veelgebruikte zegswijze. De betekenis? Onrust veroorzaken. Nu kun je dat positief of negatief opvatten. Positief zou zijn als mijn lezers gaan inzien dat niet elke profetische uitleg per definitie correct is. Zelfs niet als het de uitleg van bekende sprekers / auteurs betreft. Dat gezegd hebbend, realiseer ik me terdege dat dit ook voor dit artikel geldt.

Het hoenderhok

In het kort laat ik een aantal ‘zekerheden’ uit de uitleg van het profetisch Woord passeren. Ik vraag daarbij aandacht voor passages in de Schrift die de gangbare uitleg van vraagtekens voorzien. Vooral wanneer de uitleg het karakter krijgt van ‘je ziet met eigen ogen dat de Bijbelse profetieën vervuld worden’, is zorgvuldigheid geboden. Het gaat in dit artikel om uitspraken die te maken hebben met de wederkomst van Christus en het herstel van Israël. De gewraakte stelling is de volgende:

‘In het huidige Israël zien we dat God bezig is 

met de terugkeer en herstel van het volk in het land.’ 

Let op de veronderstelde volgorde. Eerst de terugkeer van Israël naar hun eigen land, en daarna het herstel. Wat die terugkeer betreft zijn er een aantal profetieën die daar inderdaad op lijken te wijzen. 

5 Wees niet bevreesd, want Ik ben met u. Vanwaar de zon opkomt, zal Ik uw nageslacht halen en vanwaar zij ondergaat zal Ik u bijeenbrengen. 

6 Ik zal zeggen tegen het noorden: Geef! En tegen het zuiden: Weerhoud niet! Breng Mijn zonen van ver, en Mijn dochters van het einde der aarde. (Jesaja 43:5-6)

‘Vanwaar de zon opkomt tot waar zij ondergaat, noorden, zuiden, van ver en van het einde der aarde’ wijst op het wereldomvattende karakter van deze profetie. Waar ter wereld de stammen van Israël ook terecht zijn gekomen, God weet waar ze zijn en zal ze terugbrengen. 

Zeg daarom: Zo zegt de Heere HEERE: Ik zal u verzamelen uit de volken, en Ik zal u bijeenbrengen uit de landen waarover u verspreid bent, en Ik zal u het land van Israël geven. (Ezechiël 11:17)

Dus ja, in deze en vele andere teksten vinden we profetieën aangaande Israëls terugkeer. Het staat er klip en klaar: eens zal God een keer brengen in het lot van Israël. 

Knuppel (I) 

Maar …, ook andere teksten worden vaak aangehaald. 

Wat te denken van deze?

Zie, Ik ga boden tot vele vissers zenden, spreekt de HEERE, dat zij hen moeten opvissen. En daarna zend Ik boden tot vele jagers, dat die hen moeten opjagen van elke berg en van elke heuvel, en uit de kloven van de rotsen. (Jeremia 16:16)

De profeet Jeremia leefde van ca. 645 tot ca. 587 voor Christus. Op dat moment was het volk nog gewoon woonachtig in Palestina. Ze waren nog niet weggevoerd. 

De gangbare uitleg zegt dat deze profetie op de verre toekomst ziet. God brengt Zijn volk terug en gebruikt daarvoor vissers en jagers. Vissers zijn mensen die de Joden overtuigen om te gaan, jagers zijn mensen met antisemitische motieven, die de Joden naar Kanaän doen vluchten. De voorstanders van deze visie wijzen er op dat we dit in onze dagen zien gebeuren. Vooral in de eerste decennia van de nieuwe staat Israël waren er velen die uit idealistische motieven naar het Midden-Oosten vertrokken. Denk daarbij aan het ook in ons land populaire concept van de kibboets. Die tijden lijken voorbij. Nu zijn de nieuwkomers vaak gevlucht voor bedreigingen in eigen land – het werk van de jagers.

Maar klopt dit? Is dit de betekenis van deze profetie? Nee. Als we deze tekst in zijn context lezen, ontstaat een heel ander beeld. Jeremia 11 is namelijk één lange oordeelsaanzegging. Nogmaals: Jeremia spreekt tot Israëlieten, die op dat moment nog gewoon in hun eigen land wonen. Die Israëlieten reageren verbaasd. Komt er een oordeel Jeremia? Hoezo, waar heb je het over?

(…) Waarom heeft de HEERE heel dit grote onheil over ons uitgesproken, wat is onze ongerechtigheid en wat is onze zonde waarmee wij tegen de HEERE, onze God, gezondigd hebben? (Jeremia 16:10)

Het antwoord is helder.

Omdat uw vaderen Mij hebben verlaten, spreekt de HEERE, en andere goden achterna zijn gegaan en die hebben gediend en zich voor hen hebben gebogen. Mij echter hebben zij verlaten en zij hebben Mijn wet niet in acht genomen. (Jeremia 16:11)

God gaat dus oordelen. Welk oordeel wordt Israël aangezegd?

Daarom zal Ik u uit dit land wegwerpen naar een land dat u niet gekend hebt, u evenmin [als] uw vaderen. Daar zult u dan dag en nacht andere goden dienen, omdat Ik u geen genade zal bewijzen. (Jeremia 16:13)

Hoe zal dit ‘uit het land wegwerpen gaan’?

Zie, Ik ga boden tot vele vissers zenden, spreekt de HEERE, dat zij hen moeten opvissen. En daarna zend Ik boden tot vele jagers, dat die hen moeten opjagen van elke berg en van elke heuvel, en uit de kloven van de rotsen. (Jeremia 16:16)

Alle Israëlieten zullen worden gevonden. Waar zijn ze dan? In hun eigen land uiteraard.

Want Mijn ogen zijn [gevestigd] op al hun wegen. Ze zijn voor Mijn aangezicht niet verborgen en hun ongerechtigheid kan zich niet voor Mijn ogen verhullen. (Jeremia 16:17)

Let op het woordje ‘want’. Die vissers en jagers zullen hun werk doen omdat de opgejaagden hun ongerechtigheid niet voor Gods ogen kunnen verbergen. Dit kan onmogelijk slaan op hun terugkeer. Dit gaat over de tijd dat Israël verbannen zal worden. Iets wat op dat moment nog niet gebeurd is. Nogmaals benadrukt Jeremia de ernst van de zaak.

Ik zal eerst hun ongerechtigheid en hun zonde dubbel vergelden, omdat zij Mijn land ontheiligd hebben: zij hebben Mijn eigendom met de dode lichamen van hun afschuwelijke [afgoden] en hun gruweldaden vervuld. (Jeremia 16:18)

Al veel eerder had God via Jeremia over Israëls zonden gesproken.

Ik bracht u in een vruchtbaar land, om de vrucht daarvan en het goede ervan te eten. Maar toen u daarin kwam, verontreinigde u Mijn land en hebt u Mijn eigendom tot een gruwel gemaakt. (Jeremia 2:7)

Kortom, Jeremia 11 gaat over Israëls zonden en Gods oordeel. God had Israël in het land gebracht. Ze hebben het land misbruikt en verontreinigd. En nu is de maat vol, gaat God Israël weer uit het land verwijderen. Maar het zal niet bij deze rampzalige ontwikkelingen blijven. 

Israël zal ooit weer terugkeren. In later dagen, dus pas veel en veel later. Dat wel.

14 Daarom, zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat er niet meer gezegd zal worden: [Zo waar] de HEERE leeft, Die de Israëlieten uit het land Egypte geleid heeft,

15 maar: [Zo waar] de HEERE leeft, Die de Israëlieten uit het land in het noorden en uit al de landen waarheen Hij hen verdreven had, geleid heeft. Ik zal hen terugbrengen in hun land, dat Ik hun vaderen gegeven heb. (Jeremia 16:14-15)

De tekst over de vissers en jagers lijkt de eigen opvatting te ondersteunen, terwijl uit de context het tegendeel blijkt. De tekst vertelt niet over de gang van zaken bij de terugkeer van Israël. God stuurt de vissers en de jagers juist om het volk uit hun land (Zijn land!) te verdrijven. De vervulling van deze profetie ligt daarmee al ruim 2000 jaar achter ons. We noemen dit cherry-picking, selectief winkelen.

Knuppel (II)

De stichting van de staat Israël in 1948 wordt door velen als een van God gegeven teken beschouwd. Dit ’teken’ wordt sindsdien regelmatig als uitgangspunt genomen voor een uiteenzetting over ’tekenen der tijden’. Dit leidt helaas tot brokken. Waarom luistert men toch niet beter naar de Here Jezus?

Maar die dag en dat uur is aan niemand bekend, ook aan de engelen in de hemel niet, maar alleen aan Mijn Vader. (Mattheus 24:36)

(…) Het komt u niet toe de tijden of gelegenheden te weten die de Vader in Zijn eigen macht gesteld heeft (Handelingen 1:7)

Je zou denken dat deze woorden iedere poging tot een ‘voorspelling’ zal blokkeren, maar de praktijk leert anders. Twee voorbeelden. Als eerste Mattheüs 24:34. We vinden hier een belangwekkende opmerking van de Here Jezus. Door een vrijmachtige (moedwillige?)(mis)vertaling van het woord genea lijkt dit vers een aanknopingspunt te bieden voor de opvatting dat 1948 een belangrijk jaar is om de profetieën te begrijpen. Daarom moeten we ons afvragen of deze vertaling juist is …

Voorwaar, Ik zeg u: Dit geslacht (Grieks: genea) zal zeker niet voorbijgaan, totdat al deze dingen gebeurd zijn. (Mattheüs 24:34)

of deze …

Voorwaar, Ik zeg u: Deze generatie (Grieks: genea) zal zeker niet voorbijgaan, totdat al deze dingen gebeurd zijn. (Mattheüs 24:34)

De HSV, NBG, en de Telos vertalen het Griekse genea met geslacht. Als geslacht de juiste vertaling is dan spreekt de Here Jezus over het Joodse volk van alle eeuwen, dat zijn zowel Zijn eigen tijdgenoten als het Joodse volk vanaf het eerste begin tot aan de volledige vervulling van de profetie en de wederkomst van de Heer. Duidelijk is dat hiermee geen berekening kan worden ondernomen.

De Willibrord Vertaling, de Naardense Vertaling, de NBV en de NBV21 geven voor genea generatie. En dan wordt het voor sommigen ineens interessant, althans zo lijkt het. De staat Israël is in 1948 gesticht. Daarmee startten de ontwikkelingen die tot het einde der tijden zullen leiden, is de heersende opvatting. Nu duurt een generatie niet erg lang, zeg 70 jaar of 80 (zie Psalm 90:10). 1948 + 70 = 2018, 1948 + 80 = 2028. Misschien moeten we het iets ruimer nemen? Naar aanleiding van Genesis 6:3 misschien 120 jaar? De conclusie lijkt in ieder geval te moeten zijn dat we in onze tijd iets geweldigs kunnen verwachten. De Opname misschien? De herbouw van de tempel te Jeruzalem? Vul maar in. In mijn artikel ‘Rekenen met tekenen‘ ga ik hier uitgebreid op in. Voor alle duidelijkheid: de vertaling moet geslacht zijn.

Knuppel (III)

In hetzelfde hoofdstuk van Mattheüs doet de Here Jezus nog een prikkelende uitspraak.

En dit Evangelie van het Koninkrijk zal in heel de wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken; en dan zal het einde komen. (Mattheüs 24:14)

Ook dit vers is aanleiding tot allerlei speculaties. Zo volgt men nauwkeurig de verrichtingen van de allerlei Bijbelvertalers. Hoeveel talen hebben zij nog te gaan? Wanneer zal de Bijbel in de laatste nog toe te voegen taal klaar zijn? 2030? Dan kunnen we het einde (lees: de wederkomst van de Here Jezus of de Opname) ongeveer in dat jaar verwachten. Men zet dus een is-gelijk-teken tussen het Evangelie van het Koninkrijk en de gehele Bijbel. Nu kent de Schrift 3 verschillende evangeliën (zie hier). Het evangelie van het Koninkrijk der hemelen (ook wel het Koninkrijk van God, of kortweg, zoals hier het Koninkrijk), (2) Het evangelie van de genade van God en (3) Het eeuwig evangelie. Het Evangelie van het Koninkrijk is bestemd voor Israël. Het kondigt Israëls toekomstige glorietijd aan – het Duizendjarig Rijk met Jezus Christus als Koning. Johannes de Doper en de Here Jezus Zelf verkondigden Israël het Evangelie van het Koninkrijk. In de eerste hoofdstukken van Handelingen lezen we dat de apostelen doorgaan met die prediking. Pas als het volk zich niet wil bekeren gaat de verkondiging over in Het evangelie van de genade van God. De verkondiging van het Evangelie van het Koninkrijk zal pas na de Opname weer ter hand worden genomen, en wel tijdens de laatste jaarweek, de (Grote) Verdrukking. Daar is dan ook alle reden toe. De Grote Verdrukking zal immers eindigen met de glorierijke wederkomst van Koning Jezus.

En de zevende engel blies op de bazuin, en er klonken luide stemmen in de hemel, die zeiden: De koninkrijken van de wereld zijn van onze Heere en van Zijn Christus geworden, en Hij zal Koning zijn in alle eeuwigheid. (Openbaring 11:15)

Wij danken U, Heere, God de Almachtige, Die is en Die was en Die komt, omdat U Uw grote kracht ter hand hebt genomen en Koning geworden bent. (Openbaring 11:17)

En ik hoorde een luide stem in de hemel zeggen: Nu is gekomen de zaligheid, de kracht en het koninkrijk van onze God en de macht van Zijn Christus, want de aanklager van onze broeders, die hen dag en nacht aanklaagde voor onze God, is neergeworpen. (Openbaring 12:10)

En ik hoorde zoiets als een geluid van een grote menigte en als een gedruis van vele wateren en een geluid als van zware donderslagen: Halleluja, want de Heere, de almachtige God, is Koning geworden. (Openbaring 19:6)

Het evangelie van het Koninkrijk van God zal worden verkondigd door het gelovig overblijfsel, door Paulus genoemd in Romeinen 9:27 en 11:5. Deze mensen bevinden zich in de ideale positie om tot een wereldomvattende prediking over te gaan. Ze zijn immers als Israëlieten verspreid over de gehele wereld.

Wat betreft het einde van deze bedeling – het tijdperk van de genade van God – nog dit. Niet de voltooiing van Bijbelvertalingen is het teken dat het einde dichtbij is, maar iets geheel anders. God vergadert Zich in deze genadetijd een volk uit de heidenen. In Zijn wijsheid heeft de Here het juiste aantal benodigde bekeerlingen vastgesteld. Dat wil zeggen dat er eens een moment komt dat de laatste heiden zal worden toegevoegd aan dit volk in wording. En dit komt weer overeen met bepaalde uitspraken van Jakobus en Paulus

Simeon heeft verteld hoe God voorheen naar de heidenen omgezien heeft om voor Zijn Naam uit hen een volk aan te nemen. (Handelingen 15:14)

(…) totdat de volheid van de heidenen is binnengegaan. (Romeinen 11:25)

Het binnengaan van de volheid der heidenen doet denken aan die langverwachte gebeurtenis: de Opname!

Knuppel (IV)

We gaan verder met de betekenis van de huidige terugkomst van het volk Israël in het beloofde land. Mogen we hierin het begin van de vervulling van Oudtestamentische profetieën zien?

De gedachte is dus dat eerst de (gedeeltelijke?) terugkeer van Israël naar hun eigen land plaatsvindt, en daarna het herstel. Deze eerste terugkeer is in die visie een onlosmakelijk deel van Gods plannen. Wat moeten we onder herstel verstaan? Jakobus spreekt over ‘hierna zal Ik terugkeren en de vervallen hut van David weer opbouwen, en wat daarvan is afgebroken, weer opbouwen en Ik zal hem weer oprichten‘ (Handelingen 15:16). Het ‘hierna’ wil dus zeggen dat het vergaderen van een volk uit de heidenen dan is voltooid (Handelingen 15:14; Romeinen 11:25). Het vervolg bestaat uit twee zaken: ‘Ik zal terugkeren’ en ‘opbouwen en oprichten’. We zien hier dat de wederkomst van Christus plaatsvindt nog voor het herstel van Israël gerealiseerd wordt. Hier komt bij dat Petrus ons nog een ander aspect onthult. Hij verwoordt dit na de genezing van de verlamde man bij de tempelpoort. Hij spreekt daar de zeer verbaasde samengestroomde menigte toe. Op een bepaald moment zegt hij het volgende.

19 Kom dus tot inkeer en bekeer u, opdat uw zonden uitgewist worden en er tijden van verkwikking zullen komen van het aangezicht van de Heere,

20 en Hij Jezus Christus zal zenden, Die tevoren aan u verkondigd is.

21 Hem moet de hemel ontvangen tot de tijden waarin alle dingen worden hersteld, waarover God gesproken heeft bij monde van al Zijn heilige profeten door de eeuwen heen. (Handelingen 3:19-21)

Hier vinden we dus de volgorde bekering, wederkomst, herstel. Bekering betekent hier niet het individueel tot geloof komen in de huidige zin des woords, maar als volk. Het volk had (in een door de Here Jezus vertelde gelijkenis) gezegd ‘wij willen niet dat deze koning over ons wordt’ (Lukas 19:14). Later riepen ze daadwerkelijk als één man tot Pilatus: ‘Weg met Deze, en laat voor ons Barabbas los’ (Lukas 23:18). Overigens lijkt het erop dat de wederkomst en Israëls bekering één samenhangende gebeurtenis vormen. Petrus suggereert dat de wederkomst van Christus plaatsvindt nadat Israël zich heeft bekeerd (Handelingen 3:19-21), Zacharia en Johannes lijken te zeggen dat Israël zich bekeert als men de komende Messias ziet (Zacharia 12:10; Openbaring 1:7). (Het als volk tot geloof komen als antwoord op de verkonding van het evangelie van het Koninkrijk wil uiteraard niet zeggen dat mensen niet individueel tot geloof konden komen; de geschiedenissen in Handelingen getuigen er voortdurend van.)

Alles met elkaar zien we het volgende tijdspatroon.

In het Oude Testamen belooft God Israël
door middel van vele profetieën een glorierijke toekomst
(een Goddelijke Koning tijdens het Duizendjarig Rijk)

Die komende Koning lijkt Jezus van Nazareth te zijn,
maar Israël verwerpt zijn Koning

Vanwege deze verwerping wordt Israël terzijde gesteld

Ondanks deze verwerping wordt een overblijfsel uit Israël behouden

God neemt nu eerst voor Zijn Naam een volk aan uit de heidenen

Dit werk (dat plaatsvindt gedurende de genadetijd) eindigt met de Opname

Na de Opname neemt God de draad met Israël weer op

Christus komt terug, het volk (h)erkent Hem, toont berouw en bekeert zich

Het Duizendjarig Rijk vangt aan, waarin alle dingen worden hersteld

Het valt dus op dat de huidige terugkeer van Joden naar hun land niet met zoveel woorden in de Schrift wordt vermeld. Alles draait om de wederkomst van Christus, wat er nodig is voor Zijn komst en wat de gevolgen zijn van Zijn komen. Laten we een aantal Schriftplaatsen (opnieuw) nader bekijken. 

Knuppel (V)

Aan welke kenmerken is de werkelijke terugkeer te herkennen?

1. de echte massale terugkeer vindt plaats na de bekering van het volk

1 Het zal gebeuren, wanneer al deze dingen, de zegen en de vervloeking die ik u voorgehouden heb, over u komen, dat u het weer ter harte zult nemen onder alle volken waarheen de HEERE, uw God, u verdreven heeft.

2 En u zult zich bekeren tot de HEERE, uw God, en Zijn stem gehoorzaam zijn, u en uw kinderen, met heel uw hart en met heel uw ziel, overeenkomstig alles wat ik u heden gebied.

3 Dan zal de HEERE, uw God, een omkeer brengen in uw gevangenschap en Zich over u ontfermen. Hij zal u weer bijeenbrengen uit al de volken waarheen de HEERE, uw God, u verspreid had.

4 Al bevonden uw verdrevenen zich aan het einde van de hemel, toch zal de HEERE, uw God, u vandaar bijeenbrengen en u vandaar weghalen. (Deuteronomium 30:1-4)

Hoewel in de voorgaande eeuwen ontelbare Joden tot geloof in de Here Jezus zijn gekomen, is er tot op heden geen sprake van dat het volk als geheel zich bekeert.

2. niet alleen de twee stammen keren terug, ook de tien stammen, opdat ze weer een geheel zullen vormen

Hij zal een banier omhoogheffen onder de heidenvolken en Hij zal de verdrevenen van Israël verzamelen en hen die vanuit Juda overal verspreid zijn, bijeenbrengen van de vier hoeken van de aarde. (Jesaja 11:12)

De teruggekeerden in onze tijd zijn vooral Joden, zijnde personen die de Joodse levenswijze volgen, waaronder mogelijk veel leden van de stam Juda. Hoewel zo nu en dan melding wordt gemaakt van een andere teruggevonden stam, zijn we nog ver verwijderd van het in zijn geheel bijeenbrengen van ‘de verdrevenen van Israël’ en ‘hen die vanuit Juda verspreid zijn’.

3. de volken zullen Israël terugbrengen en daar Israël van dienst zijn

Zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik zal Mijn hand opheffen naar de heidenvolken, naar de volken zal Ik Mijn banier omhoogsteken. Dan zullen zij uw zonen brengen in de armen, en uw dochters zullen gedragen worden op de schouder. (Jesaja 49:22)

9 Voorzeker, de kustlanden zullen Mij verwachten, en de schepen van Tarsis zullen de eerste zijn om uw kinderen van verre te brengen, hun zilver en hun goud met hen, naar de Naam van de HEERE, uw God, naar de Heilige van Israël, want Hij heeft u verheerlijkt.

10 Vreemdelingen zullen uw muren herbouwen en hun koningen zullen u dienen, want in Mijn grote toorn heb Ik u geslagen, maar in Mijn welbehagen heb Ik Mij over u ontfermd.

11 Uw poorten zullen steeds openstaan; dag en nacht zullen ze niet gesloten worden, opdat men het vermogen van de heidenvolken naar u toe zal brengen en hun koningen naar u toe geleid zullen worden. (Jesaja 60:9-11) 

5 Vreemden zullen klaarstaan en uw kudden weidenvreemdelingen zullen uw akkerbouwers en uw wijnbouwers zijn.

6 Ú echter zult genoemd worden: priesters van de HEERE, men zal u noemen: dienaren van onze God. U zult het vermogen van heidenvolken eten, u zult u beroemen in hun luister. (Jesaja 61:5,6)

Volken zullen Israëls zonen en dochters terugdragen! Ze zullen vervoerd worden met schepen van Tarsis. Vreemdelingen zullen de muren van Israël herbouwen! Zelfs hun koningen zullen Israel dienen. Vreemden zullen hun kudden weiden, hun akkerbouwers en wijnbouwers zijn. Hoe ver is dat verwijderd van de huidige wereldwijde vijandschap ten opzichte van de staat Israël!

Nu wijst men in dit verband wel op organisaties die zich inspannen om Joden te helpen bij het ‘alijah maken’. De term staat synoniem voor de terugkeer naar Sion en Jeruzalem. Zo is Christenen voor Israël in 1996 begonnen met het project ‘Breng de Joden Thuis’. Ook in het buitenland zijn meerdere organisaties actief op dit terrein.

Joden leven verspreid over de hele wereld. De alijah is langzaam op gang gekomen, maar niet sinds 1948, al in de 19de was er een stijging waarneembaar. In 1880 leefden er maar 24.000 Joden in het Beloofde Land, wat geleidelijk steeg tot 650.000 in 1948. Tot op de dag van vandaag keren jaarlijks duizenden Joden terug naar Israël. In de negentiende eeuw kwamen de Joden vooral uit Europa en Rusland, tegenwoordig komen ze uit alle hoeken van de wereld.

Het aantal Joden wordt geschat op 14,5 miljoen. Daarvan leven zo’n 6 miljoen in de staat Israël.

4. de terugkeer wordt vergeleken met de uittocht uit Egypte, zodat er geen twijfel over kan bestaan Wie hier aan het werk is

35 Vervolgens zal Ik u brengen in de woestijn van de volken en daar van aangezicht tot aangezicht een rechtszaak met u voeren.

36 Zoals Ik met uw vaderen in de woestijn van het land Egypte een rechtszaak gevoerd heb, zo zal Ik een rechtszaak met u voeren, spreekt de Heere HEERE.

(…)

41 Ik zal behagen in u scheppen vanwege de aangename geur, wanneer Ik u uit de volken leid en Ik u bijeenbreng uit de landen waaronder u verspreid bent. Ik zal voor de ogen van de heidenvolken door u geheiligd worden.

42 Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben, wanneer Ik u op het grondgebied van Israël breng, in het land waarover Ik Mijn hand opgeheven heb om het aan uw vaderen te geven.

43 Daar zult u dan denken aan uw wegen en aan al uw daden waarmee u uzelf verontreinigd hebt. U zult van uzelf walgen vanwege al uw slechte daden, die u gedaan hebt.

44 Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben, wanneer Ik omwille van Mijn Naam met u niet zal doen overeenkomstig uw slechte wegen en uw verdorven daden, huis van Israël, spreekt de Heere HEERE. (Ezechiël 20:35-36, 42-44)

Alles vindt in het openbaar plaats, voor iedereen waarneembaar. De heiligheid van de Here zal zichtbaar worden voor de volken doordat Hij Israël uit de ballingschap haalt en opnieuw in het land brengt. Ook Israël zelf zal weten dat het de Here God is Die het volk in het beloofde land gebracht heeft. Opnieuw: van al deze aspecten is op dit moment geen sprake. Vandaag gaat alles met vleselijke middelen, vertrouwen op eigen kracht en inzicht. En dat terwijl de Here God Israël toch een geheel andere weg wijst.

(…) Niet door kracht en niet door geweld, maar door Mijn Geest, zegt de HEERE van de legermachten. (Zacharia 4:6)

Al is Israël bekleed met politieke en militaire macht, het kan niets doen zonder Gods Geest. Merk op dat de Here God Zich hier ‘de Heer van de legermachten’ noemt. Deze uitspraak ziet dus rechtstreeks op oorlogsvoering. De overwinning komt, maar op Gods manier!

Wat dan te denken van de huidige terugkeer?

Stel dat bovenstaande analyse correct is, wat moeten we dan denken van de huidige gebeurtenissen? Laat ik voorzichtig zijn en geen al te stellige uitspraken doen. Allereerst, zegt de Schrift zelf iets over dergelijke vragen? Ja. In het boek van de profeet Amos staat bijvoorbeeld iets heel opmerkelijks.

6 (…) wordt in een stad de bazuin geblazen zonder dat het volk beeft? Of komt er kwaad in de stad voor zonder dat de HEERE dat doet?

7 Voorzeker, de Heere HEERE doet niets tenzij Hij Zijn geheimenis heeft geopenbaard aan Zijn dienaren, de profeten. (Amos 3:6-7)

Twee retorische vragen en een bevestigend antwoord. Vers 6 is een beeld van het werk van de profeten. De vijand is in aantocht! Men blaast de bazuin. Het volk weet wat dat betekent, en huivert voor datgene wat hun mogelijk te wachten staat. Dat kwaad komt echter niet zomaar, als uit het niets. God stuurt namelijk zijn profeten om te waarschuwen. Als men desondanks niet wil luisteren, komt Gods oordeel, vast en zeker. Deze wetmatigheid wordt bevestigd in vers 7. Het is de goddelijke gang van zaken. God stuurt Zijn profeten. Luistert men, en bekeert men zich, dan is God genadig en vergevend, en wordt het oordeel op zijn minst uitgesteld. Wordt er geluisterd, maar trekt men niet de juiste conclusie, dan bewandelt men de weg richting Gods oordeel. Denk dus niet dat God zomaar wat zegt. Als het oordeel komt, dan komt dat omdat men Gods Woord in de wind heeft geslagen. Het is zoals Jeremia zegt:

Ik heb wachters over u aangesteld: Sla acht op het geluid van de bazuin! Maar zij zeggen: Daar slaan wij geen acht op. (Jeremia 6:17)

Het beeld dat de Schrift schetst over de toekomstige wederwaardigheden van Israël is bepaald niet rooskleurig. Dus rijst ook de vraag naar het waarom van al dit lijden van Israël? Ook die vraag blijft niet onbeantwoord. Het komt voort uit Israël verbondsbreuk, zoals beschreven in bijvoorbeeld Jeremia 11. Het verbond dat God met Israël sloot in de woestijn kende strikte voorwaarden. Als Israël het verbond trouw naleefde zou er zegen zijn, als Israël het verbond brak, kwam de vloek.

3 (…) Zo zegt de HEERE, de God van Israël: Vervloekt is de man die niet luistert naar de woorden van dit verbond,

4 dat Ik uw vaderen geboden heb op de dag dat Ik hen geleid heb uit het land Egypte, uit de ijzeroven: Luister naar Mijn stem en doe deze woorden, overeenkomstig alles wat Ik u gebied. Dan zult u Mij tot een volk zijn en zal Ík u tot een God zijn,

5 opdat Ik de eed gestand doe die Ik uw vaderen gezworen heb om hun een land te geven dat overvloeit van melk en honing, zoals het heden ten dage is. (Jeremia 11:3-5)

De verbondsbreuk heeft het karakter van (geestelijk) overspel.

Zij (het Israël ten dage van de profeet Jeremia) zijn teruggekeerd tot de ongerechtigheden van hun voorvaderen, die geweigerd hebben naar Mijn woorden te luisteren. Wat hen betreft, zij zijn andere goden achternagegaan om die te dienen. Het huis van Israël en het huis van Juda hebben Mijn verbond verbroken, dat Ik met hun vaderen gesloten had. (Jeremia 11:10)

Want de HEERE van de legermachten, Die u heeft geplant, heeft een kwaad over u uitgesproken – vanwege het kwaad dat het huis van Israël en het huis van Juda met elkaar bedreven hebben, door Mij tot toorn te verwekken door reukoffers te brengen aan de Baäl. (Jeremia 11:17)

De gevolgen zullen verschrikkelijk zijn.

Daarom, zo zegt de HEERE: Zie, Ik ga over hen onheil brengen waaraan zij niet kunnen ontkomen. Als zij dan tot Mij roepen, zal Ik niet naar hen luisteren. (Jeremia 11:11)

Jeremia mag zelfs niet voor het volk pleiten bij God!

En u, bid niet voor dit volk, en hef voor hen geen geroep of gebed aan, want Ik zal niet luisteren op het moment dat zij over hun onheil tot Mij roepen. (Jeremia 11:14)

De profeet Zacharia spreekt over de verre toekomst van Israël, hij gebruikt daarbij de uitdrukking ‘te dien tijde’, of ‘in die dagen’. Het is een toekomst vol verschrikkingen. Niet voor niets begint hij met indrukwekkende woorden.

De last het woord van de HEERE over Israël. De HEERE spreekt, Die de hemel uitspant, de aarde grondvest en de geest van de mens in zijn binnenste vormt. (Zacharia 12:1)

Last wil zeggen: een woord van God dat de profeet als een last is opgelegd. Het is een moeilijke, indringende boodschap. Jeruzalem wordt van alle kanten aangevallen, maar …

Op die dag zal het gebeuren dat Ik alle heidenvolken die tegen Jeruzalem oprukken, zal willen wegvagen. (Zacharia 12:9)

Zij die Israël aanvallen, zullen dus zelf de nederlaag leiden. De profeet heeft het in hoofdstuk 12 over de grote veldslag die in Openbaring Armageddon genoemd wordt (zie Openbaring 14:17-20 en 16:14-16). Israël echter zal ook dan niet vernietigd worden, omdat God over het volk waakt. Dat wil echter niet zeggen dat Israël er ongeschonden van af komt.

8 Het zal gebeuren, spreekt de HEERE, dat in heel het land twee derde ervan uitgeroeid zal worden en de geest zal geven,
9 Ik zal dat derde deel in het vuur brengen (Zacharia 13:8-9)

Let er op dat Zacharia hier spreekt over de bewoners van heel het land. Het gaat dan dus niet om de Joden wereldwijd. Laten we daarom concluderen dat de gebeurtenissen in Openbaring op de aanwezigheid van een deel van het volk Israël wijzen. Er zal een tempel zijn in Jeruzalem (die is er nu niet), waarin zich dramatische zaken zullen afspelen. De twee getuigen (Mozes en Elia?) zullen 3½ jaar profeteren. Ze zullen gedood worden, ze zullen weer opstaan uit de dood. Van daaruit worden ze zichtbaar voor iedereen naar de hemel gebracht. In diezelfde tempel zal de antichrist zitting nemen, en zal diens sprekende beeld worden geplaatst. Zou het niet zo kunnen zijn dat de huidige terugkomst van Israël onderdeel is van de door God aangekondigde oordelen? Het lijkt er op. Zacharia vermeldt in de hoofdstukken 12-14 een reeks van gebeurtenissen, die ‘te dien dage’ zullen plaatsvinden. Onder die gebeurtenissen wordt dus ook het oordeel over Israël begrepen.

Slot

De huidige terugkeer naar Israël is niet die waarover in het Oude Testament wordt geprofeteerd. De geprofeteerde omstandigheden en bijbehorende gebeurtenissen wijken daarvoor te veel af van wat we nu zien gebeuren. Als we de vervulling van die profetieën echter aan het eind van de Grote Verdrukking plaatsen wordt alles veel logischer. De eerst zo vijandige volken zullen dan nota bene behulpzaam zijn bij de terugkeer, en het land dat in puin ligt (Armageddon!) voor de Israëlieten herbouwen! Dat is toch wel heel iets anders dan wat we nu zien. Die omslag heeft natuurlijk alles te maken met de wederkomst van Christus, de bekering van Israël en de aanvang van het Duizendjarig Rijk.

Daarmee is niet gezegd dat de huidige gebeurtenissen buiten Gods wil om gaan. Integendeel! Onze God is de God van de geschiedenis. Alles verloopt en ontwikkelt zich naar Zijn plan. Het is echter zeer onverstandig om 1948 te nemen als uitgangspunt om uitspraken te doen over de vordering van de tijd op Gods kalender. Er zijn veel te veel dingen die eenvoudigweg niet kloppen!