Openbaring 13 toont ons de komst van twee beesten. Een uit de zee, en een uit de aarde. Het eerste beest is een wereldlijke heerser, het tweede een religieuze. Het brengt ons enerzijds tot de wereld van de afgoderij, anderzijds tot de mens die aan zich wil laten zien dat hij god is – een god die verheerlijkt moet worden. Dit artikel (over afgoderij) en het volgende (over persoonsverheerlijking) zijn gewijd aan deze twee griezels.

Troost

Openbaring is een boek vol oordelen. Althans, bij veel mensen komt deze gedachte als eerste op als ze de naam van dit laatste Bijbelboek horen. In werkelijkheid is het eerder een troostboek, voor gelovigen dan. Het laat ons zien dat het recht van God uiteindelijk zal zegevieren. En die zege wordt zichtbaar in het openbaar worden van Gods Zoon, Jezus Christus. Zo wordt het ons in het eerste hoofdstuk dan ook aangezegd: ‘Openbaring van Jezus Christus’. Dat wil zeggen dat de Openbaring afkomstig is van Jezus Christus. Zijn Persoon staat centraal, Hij is het Die handelt, en Die openbaart. Bovendien gaat het ook over Hem. Hij is immers de Persoon Die geopenbaard wordt. Die openbaring vindt zijn verwerkelijking in Zijn triomferende terugkeer naar aarde. Hier moet men ‘Openbaring’ dan ook in de meest letterlijke zin van het woord nemen:

Zie, Hij komt met de wolken, en elk oog zal Hem zien, ook zij die Hem doorstoken hebben. En alle stammen van de aarde zullen rouw over Hem bedrijven. Ja, amen. (Openbaring 1:7)

In eerdere artikelen heb ik gesteld dat Openbaring 2 en 3 handelen over de genadetijd, de tijd van de Gemeente. Vanaf Openbaring 4 bevinden we ons in de wereld van na de Opname (zie hier). Nemen we nu het woord oordeel in ogenschouw, dan zien we een belangrijk onderscheid.

 – In Openbaring 2 en 3 wordt gedreigd met oordelen. Deze dreiging is bedoeld om de verschillende gemeenten tot verbetering en bekering te brengen. 

– In Openbaring 6-19 gaat het om het straffen van degenen die zich tegen de heerschappij van God verzetten. Er wordt niet gedreigd, het wordt slechts aangekondigd, en het wordt uitgevoerd. Vergelijk de tien plagen in Egypte (Exodus 7-11).

– Net als destijds in Egypte zijn de overlevenden misschien wel onder de indruk, maar zij verharden zich en weigeren zich te bekeren. Zo wordt duidelijk dat het oordeel van God over de zondige mensheid volkomen terecht is.

20 En wie van de mensen overgebleven waren, die niet gedood waren door deze plagen, bekeerden zich toch niet van de werken hunner handen, om de boze geesten niet (meer) te aanbidden en de gouden, zilveren, koperen, stenen en houten afgoden, die niet kunnen zien, noch horen of gaan;

21 en zij bekeerden zich niet van hun moorden, noch van hun toverijen, noch van hun hoererij, noch van hun dieverijen. (Openbaring 9:20-21)

Bovenstaande woorden slaan op de toekomst. De Opname is nog niet geweest, de Verdrukking moet nog komen. Stel, in 2050 barst de Verdrukking los. In dat jaar worden volgens bovenstaande tekst mensen dus gevonden die weigeren te stoppen met het vereren van afgoden … Is dat niet vreemd? Afgoderij is toch iets wat achter ons ligt? Blijkbaar niet.

Afgoderij 

Hoe vaak zullen we Gods woorden uit Exodus 20 niet hebben gehoord? Zo dikwijls dat het gevaar dreigt dat we ze louter nog op de klank kennen. De inhoud gaat routineus aan ons voorbij.

3 U zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben.

4 U zult voor uzelf geen beeld maken, geen enkele afbeelding van wat boven in de hemel, of beneden op de aarde of in het water onder de aarde is.

5 U zult zich daarvoor niet neerbuigen, en die niet dienen, want Ik, de HEERE, uw God, ben een na-ijverig God, Die de misdaad van de vaderen vergeldt aan de kinderen, aan het derde en vierde geslacht van hen die Mij haten,

6 maar Die barmhartigheid doet aan duizenden van hen die Mij liefhebben en Mijn geboden in acht nemen. (Exodus 20:3-6)

Wat wordt ons hier aangezegd? Geen andere goden! Vers 3 geeft de kern van het gebod: ‘Vereer naast mij geen andere goden’ (NBG). Het gebod valt in twee delen uiteen:

– Maak geen godenbeelden;

– Kniel voor zulke beelden niet neer.

Nu kun je betogen dat degene die zich aan het eerste houdt, het tweede niet nodig heeft. Immers, je kunt niet knielen voor iets wat je niet gemaakt hebt. Maar dat is naïef gedacht, want er zijn talloze afgodsbeelden – gemaakt door derden. Ook voor dergelijke afgoden mag niet worden geknield. Immers, geen enkel afgodsbeeld mag worden vereerd. Waarom niet? Omdat de Here, onze God, geen andere goden naast Zich duldt. 

Ik ben de HEERE – dat is Mijn Naam; Mijn eer zal Ik aan geen ander geven, evenmin Mijn lof aan de afgodsbeelden. (Jesaja 42:8)

En aangezien geen tittel of jota uit de wet mag worden verwijderd (Mattheüs 5:17-18), gelden deze geboden ook vandaag de dag nog onverkort. De simplistische redenering dat de wet niet voor ons Nieuwtestamentische gelovigen zou gelden (want ‘we zijn niet onder de wet’) gaat niet op. Toegegeven, door de wet wordt niemand gerechtvaardigd voor God, want de rechtvaardige zal uit het geloof leven (Galaten 3:11). Niettemin zegt Paulus dat de wet en het gebod heilig zijn en rechtvaardig en goed (Romeinen 7:12). Let op hoe zorgvuldig hij over de wet als geheel spreekt en over elk gebod afzonderlijk. Waarom zijn wet en gebod heilig? Omdat zij de openbaring zijn van de heilige God. Waarom rechtvaardig? Omdat het de mensen tot rechtvaardig gedrag oproept, én omdat God een rechtvaardige eis stelt. Waarom goed? Omdat het doel van het gebod goed is. En dus geldt ook voor ons nog steeds ‘U zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben’.

Dat het echt gaat om het vereren van beelden en afbeeldingen, blijkt wel uit het volgende. We lazen dat we geen godenbeelden mogen maken, dat wil zeggen geen afbeelding van welke entiteit dan ook. God Zelf echter geeft Israël in een enkel geval wél opdracht tot het maken van iets dergelijks. Zo moesten op het voorhangsel in de tabernakel én de latere tempel cherubs worden afgebeeld.

U moet ook een voorhangsel maken, van blauwpurperen, roodpurperen en scharlakenrode [wol] en dubbeldraads fijn linnen; men moet het maken [met] cherubs [erop], werk van een kunstenaar. (Exodus 26:31)

Bovendien waren op het verzoendeksel van de ark in het Allerheiligste twee cherubbeelden aangebracht.

één cherub uit het uiteinde aan de ene [kant], en één cherub uit het uiteinde aan de andere [kant]. Uit het verzoendeksel maakte hij de cherubs, uit de beide uiteinden ervan. (Exodus 37:8)  

Toen Israël in de woestijn voor de zoveelste keer aan het mopperen was, zond God dodelijke gifslangen wier beten velen uit het volk het leven kostte. Nadat het volk berouw had getoond kreeg Mozes opdracht tot het maken van een koperen slang op een stok. Wie na een beet naar de koperen slang keek, werd gered.

En de HEERE zeide tot Mozes: Maak u een vurige slang, en stel ze op een stang; en het zal geschieden, dat al wie gebeten is, als hij haar aanziet, zo zal hij leven. (Numeri 21:8)

Maar, toen in later tijden diezelfde koperen slang een rol speelde in afgoderij, moest hij worden vernietigd.

Hij (Hizkia) nam de offerhoogten weg, sloeg de gewijde stenen in stukken en hakte de gewijde palen om. Hij verbrijzelde ook de koperen slang, die Mozes gemaakt had, omdat de Israëlieten er tot die tijd toe reukoffers aan gebracht hadden; men noemde hem Nehustan. (2 Koningen 18:4)

Beelden en afbeeldingen maken is dus toegestaan, zolang men ze maar niet misbruikt ten dienste van afgoderij.

Wat is een afgod?

Een afgod is alles wat door mensen vereerd wordt in plaats van God. Dat kunnen beelden zijn, afbeeldingen, of denkbeelden (evolutietheorie!). Zonden waaraan men zich overgeeft, maar ook het buiten God om toevlucht nemen tot instanties of mensen (2 Kronieken 16:12), of mensen belangrijker vinden dan God (Handelingen 4:19; 5:29). Zon, maan en sterren zijn ook geliefde voorwerpen van aanbidding. Film-, sport- en popsterren fungeren eveneens regelmatig als afgod – een idool zegt men dan. En laat het Engelse woord voor afgod nu juist ‘Idol’ zijn … De apostel Johannes waarschuwt zijn lezers aan het eind van zijn eerste brief voor afgoden.

Lieve kinderen, wees op uw hoede voor de afgoden. Amen. (HSV)

Little children, keep yourselves from idols. Amen. (KJV)

Afgoden en afgoderij zijn ook hedentendage in allerlei soorten en maten te vinden. Daarnaast zijn er de ‘magische’ voorwerpen die op een of andere manier dienstig zijn voor het in contact treden met het ‘spirituele’.

Oude Testament: de werken van hun handen

In het Oude Testament worden afgoden op verschillende manieren aangeduid. Van God uit bekeken zijn afgoden gruwelen (iets om een hevige afkeer van te hebben), machteloze maaksels van mensen. Andere aanduidingen zijn afschuwelijke afgoden en stinkgoden (Deuteronomium 29:17). Afgoderij uit zich in gruweldaden (Deuteronomium 18:12), het doen van gruwelijke dingen (Deuteronomium 20:18). Het maken van afgodsbeelden is eveneens een gruwel voor de Here (Deuteronomium 27:15). Zo’n beeld zelf wordt ook gruwelijk genoemd (1 Koningen 15:13). God neemt afgoderij hoog op; wie zich aan afgoderij te buiten gaat kan een streng oordeel verwachten.

Ik zal Mijn oordelen over hen uitspreken vanwege al hun kwaad: dat zij Mij verlaten hebben en reukoffers gebracht hebben aan andere goden, en zich hebben neergebogen voor de werken van hun handen. (Jeremia 1:16)

Dat het in Israël op dit punt van kwaad tot erger ging, wordt wel heel duidelijk in 2 Koningen 23. Daar lezen we dat de jonge koning Josia een einde maakt aan deze praktijken. Het hoofdstuk laat zien welke goden er zoal ‘populair’ waren.

In de tempel (!): voorwerpen gemaakt voor de Baäl, de Asjera en heel het leger aan de hemel (vers 4 en 6)
Op de offerhoogten in de steden van Juda en rondom Jeruzalem: afgodspriesters aangesteld om reukoffers te brengen aan Baäl, de zon, de maan, de sterrenbeelden en heel het leger aan de hemel (vers 5)
Tofet in het dal Ben-Hinnom: hier liet men zijn zoon of dochter voor de Molech door het vuur gaan (vers 10)
Bij de tempel: paarden door de koningen van Juda aan de zon gewijd, alsmede bijbehorende zonnewagens (vers 11)
In de voorhoven en op het dak van de tempel: altaren voor heel het leger aan de hemel (vers 12)
Buiten Jeruzalem: offerhoogten voor Astarte, de afschuwelijke afgod van de Sidoniërs, en voor Kamos, de afschuwelijke afgod van Moab, en voor Milkom, de gruwel van de Ammonieten (vers 13); talrijke gewijde stenen en gewijde palen (vers 14)
In Bethel: altaar, offerhoogten en beelden van kalveren gemaakt door Jerobeam (vers 15)
Enzovoorts …

Dit alles gebeurde ondanks de wetten die God had uitgevaardigd, en ondanks de prediking van vele door God gestuurde profeten. Een van hen was Jeremia. In hoofdstuk 10 maakt hij in sarcastische bewoordingen duidelijk dat een afgod niets is.

‘Een afgod is een stuk hout. Met zilver en met goud maken ze het mooi, met spijkers en met hamers zetten ze het vast, zodat het niet kan wiebelen. Een afgod is als een vogelverschrikker, want spreken kunnen ze niet. Afgoden moeten gedragen worden, want ze kunnen geen stap verzetten. Je hoeft niet bang te zijn voor een afgod, want kwaad kunnen ze niet doen, maar goeddoen ook niet. De afgoden hebben de hemel en de aarde niet gemaakt. Gegoten beelden zijn bedrog: er zit in hen geen adem. Nietig zijn zij, bespottelijk werk.’

Bedenk daarbij dat men in de tijd van het Oude Testament echt wel wist dat achter de afgodsbeelden demonen zaten.

Zij hebben geofferd aan de demonen, niet aan God; (Deuteronomium 32:17)

Zij mogen hun offers niet meer aan de demonen brengen, waar zij als in hoererij achter aangaan. Dit is voor hen een eeuwige verordening, al hun generaties door. (Leviticus 17:7)

Hij had voor zichzelf priesters aangesteld voor de offerhoogten, voor de demonen en voor de kalveren die hij gemaakt had. (2 Kronieken 11:15)

Bovendien offerden zij hun zonen en hun dochters aan de demonen. (Psalm 106:37)

In de tijd van Jeremia was het volk zover afgedwaald, dat ze openlijk kozen voor de afgoden. Jeremia had geprofeteerd en geprofeteerd, maar hij werd niet geloofd. Zelfs niet toen de door hem uitgesproken profetieën uitkwamen! Ze wilden niet luisteren.

Wat het woord betreft dat u in de Naam van de HEERE tot ons gesproken hebt – wij zullen niet naar u luisteren. (Jeremia 44:16)

Integendeel, ze spraken uit dat ze de dienst aan de koningin des hemels (waarschijnlijk Astarte) zouden voortzetten. De vrouwen speelden daar een grote rol in. Ze brachten reukoffers en plengoffers, en maakten offerkoeken. Deze koeken waren afbeeldingen van de koningin des hemels: eetbare afgodsbeelden dus!

Nee, wij zullen beslist alle dingen doen die uit onze mond zijn uitgegaan, door reukoffers te brengen aan de koningin van de hemel en plengoffers voor haar uit te gieten, zoals wij gedaan hebben, wij en onze vaderen, onze koningen en onze vorsten, in de steden van Juda en op de straten van Jeruzalem. Toen werden wij met brood verzadigd, hadden wij het goed en hebben wij geen kwaad gezien. (Jeremia 44:17)

Ze wensten geen rekening te houden met JHWH. Dat bracht alleen maar narigheid. De dienst aan koningin des hemels, dat was het …

Maar van toen af dat wij ermee zijn opgehouden aan de koningin van de hemel reukoffers te brengen en plengoffers voor haar uit te gieten, hebben wij aan alles gebrek gehad en kwamen wij door het zwaard en door de honger om. (Jeremia 44:18)

Nieuwe Testament: afgoden

Ook in het Nieuwe Testament vinden we vele bewijzen van afgoderij. Niet zozeer in Israël, maar wel in de omringende landen. Wat Israël betreft lijkt de Nieuwtestamentische situatie wel wat op de uitspraak van de Here Jezus over bezetenheid.

24 Wanneer de onreine geest van de mens uitgegaan is, gaat hij door dorre plaatsen om rust te zoeken. Maar wanneer hij die niet vindt, zegt hij: Ik zal terugkeren naar mijn huis, waar ik uit weggegaan ben.

25 En wanneer hij aankomt, vindt hij het geveegd en opgeruimd.

26 Dan gaat hij weg en neemt zeven andere geesten mee, die meer verdorven zijn dan hijzelf, en wanneer zij naar binnen gegaan zijn, gaan zij daar wonen; en het einde van die mens wordt erger dan het begin. (Lukas 11:24-26)

Na alle ellende ten gevolge van de afgoderij van Israël in het Oude Testament, lijkt de beeldendienst tijdens het leven van de Here Jezus afgelopen te zijn. Geen afgodsbeelden meer, geen offerhoogten, maar wel wetticisme en vormendienst. Het huis is geveegd en opgeruimd, maar onbewoond. Na een uitdrijving moet de bevrijde mens zich bekeren, opnieuw worden geboren en vervuld met de Heilige Geest. Zo niet, dan komt de verdreven geest terug en met hem nog andere. Het huis van Israël is nu leeg en op orde. Maar het heeft zijn Messias verworpen. Er is geen geloof, er is geen echte toewijding aan God gekomen. En dus zal de afgoderij terugkeren, en wel erger dan ooit tevoren. Tijdens de Grote Verdrukking zal de Antichrist in de tempel van God gaan zitten en zichzelf als God voordoen (2 Thessalonica 2:4). Miljoenen zullen worden verleid en zich buigen voor deze afgod – ook velen uit Israël (Openbaring 13). Het is zoals de Here Jezus heeft gezegd toen de leidslieden wilden Hem niet aannemen. Hij Die kwam in de Naam van Zijn Vader moesten ze niet, maar in de verre toekomst zullen ze die andere, die komt in zijn eigen naam, wel aanvaarden (Johannes 5:43).

OK, geen afgoden meer. Dus zijn de Nieuwtestamentische afgoden de goden van de niet-Joodse volken.

 (…) hoe u zich van de afgoden tot God bekeerd hebt om de levende en waarachtige God te dienen (1 Thessalonica 1:9)

In Handelingen komen we de godin Artemis tegen. De cultus rondom deze afgod vormde een grote bron van inkomsten voor hen die zilveren tempeltjes maakten naar het voorbeeld van de grote tempel van Artemis in Efeze. In dat gebouw stond een groot beeld van Artemis, dat overigens op een merkwaardige manier gearriveerd was.

(…) Welk mens is er die niet weet dat de stad van de Efeziërs de tempelbewaarster is van de grote godin Artemis en van het beeld dat uit de hemel gevallen is? (Handelingen 19:35)

Als duidelijk wordt dat meer en meer mensen uit de volken tot geloof in de Here Jezus komen, rijst onder de apostelen de vraag of deze nieuwe gelovigen zich aan de wet moeten houden. Nee, is het antwoord. Toch zijn er wel degelijk zaken die ook voor gelovigen uit de heidenen taboe zijn. 

Maar wat de heidenen betreft die geloven, hebben wij geschreven en goedgevonden dat zij niets dergelijks in acht hoeven te nemen, behalve dat zij zich moeten wachten voor afgodenoffers, voor bloed, voor het verstikte en voor ontucht. (Handelingen 21:25)

Wachten voor afgodenoffers wil zeggen niet eten van het aan afgoden geofferde. De heidenen offerden het gehele dier. Maar niet het gehele dier werd verbrand. Het grootste deel werd verkocht, waarbij de opbrengst bestemd was voor de tempel van de afgod.

Paulus schrijft later aan de gelovigen te Korinte woorden van dezelfde strekking. Eerst stelt hij vast dat afgoden niets zijn; er is immers maar een God.

4 Wat dus het eten van afgodenoffers betreft: wij weten dat een afgod niets is in de wereld en dat er geen andere God is dan Eén. 

5 Want al zijn er ook die goden genoemd worden, hetzij in de hemel, hetzij op de aarde (zoals er vele goden en vele heren zijn).(1 Korinte 8:4-5)

Vervolgens gaat hij in op de vraag of christenen aan de afgoden geofferd vlees mogen eten. Het antwoord is gelijk aan het bovenstaande: neen. Maar het waarom is nu anders. Ging het net om de opbrengst van de verkoop van offervlees, nu gaat het om de geestenwereld.

19 Wat zeg ik hiermee dan? Dat een afgod iets is, of dat een afgodenoffer iets is?

20 Nee, ik zeg dit omdat wat de heidenen offeren, zij dat aan demonen offeren en niet aan God, en ik wil niet dat u met de demonen gemeenschap hebt.

21 U kunt niet de drinkbeker van de Heere drinken én de drinkbeker van de demonen. U kunt niet deelhebben aan de tafel van de Heere én aan de tafel van de demonen. (1 Korinte 10:19-21)

Paulus stelt het aanbidden van afgoden op een lijn met het aanbidden van demonen. En dat is niet maar ‘bij wijze van spreken’. Demonen bestaan echt, daar hoeft geen twijfel over te bestaan. De menselijke verbeelding, het verzinnen van dingen, het zich in gedachten voorstellen van dingen, fantasie en ook angst kan door demonen  worden beïnvloed. Zelfs christenen zijn daar niet ongevoelig voor getuige de veel voorkomende houding van ‘voor alle zekerheid’. Denk maar aan het gebruik op ongeverfd hout te kloppen – ‘even afkloppen’ – alsof men zo een ongeluk kan afwenden. Demonen maken dus gebruik van afgodsbeelden. In de Grote Verdrukking zal de ‘hoofddemon’ aanbidding ontvangen via een groot afgodsbeeld dat in de tempel te Jeruzalem zal worden geplaatst (Openbaring 13:14-15).

Ook Johannes waarschuwt de gelovigen. Hij sluit zijn eerste brief ermee af.

Lieve kinderen, wees op uw hoede voor de afgoden. Amen. (1 Johannes 5:21)

We moeten ons terdege realiseren dat ook in onze tijd demonen gebruik kunnen maken van afgodsbeelden. In dat licht bekeken zijn al die dikbuikige Boeddhabeelden in de tuin en afbeeldingen van de zon aan de muur niet zo onschuldig.

Oude Testament: horoscopen en parafernalia

Soms zijn de afgoden (ogenschijnlijk) buiten beeld. Maar ook dan zijn er genoeg aanwijzingen hoe de vork echt in de steel zit. Wanneer de mens zich voor informatie of hulp richt tot andere geestelijke bronnen dan God zit men in de gevarenzone. Zo wordt in de Thora gewaarschuwd tegen het verafgoden van hemellichamen.

Wees ervoor op uw hoede dat u uw ogen niet opslaat naar de hemel, en de zon, de maan en de sterren ziet, heel het leger aan de hemel, en u laat verleiden om u voor hen neer te buigen en hen te dienen. (Deuteronomium 4:19)

In de antieke wereld werden de planeten Venus, Mars, Saturnus, Jupiter en Mercurius alom als goden beschouwd en aanbeden. Oudtestamentische profeten waarschuwden bovendien talloze malen tegen astrologische activiteiten.

(…) zij (…), die de hemel waarnemen (NBG: indelen), die naar de sterren kijken, die bij nieuwe maan voorspellingen doen; laten zij u verlossen van de dingen die over u zullen komen! (Jesaja 47:13)

U mag u de weg van de heidenvolken niet aanleren, en u niet ontstellen door de tekenen aan de hemel, omdat de heidenvolken zich daardoor ontstellen. (Jeremia 10:2)

Dat er een ellenlange lijst van verschillende occulte activiteiten kan worden opgemaakt, blijkt wel uit het volgende verbod.

10 Onder u mag niemand gevonden worden die zijn zoon of zijn dochter door het vuur laat gaan (1), die waarzeggerij pleegt (2), die wolken duidt (3) of aan wichelarij doet (4), die een tovenaar is (5),

11 die bezweringen doet (6), die een dodenbezweerder (7) of een waarzegger (8) raadpleegt, of die bij de doden onderzoek doet (9).

12 Want iedereen die zulke dingen doet, is een gruwel voor de HEERE. En vanwege deze gruweldaden verdrijft de HEERE, uw God, [deze volken] van voor uw [ogen] uit hun bezit.

13 Oprecht moet u zijn tegenover de HEERE, uw God.

14 Want deze volken, die ú uit hun bezit verdrijven zult, luisteren naar wolkenduiders en waarzeggers. Maar de HEERE, uw God, heeft dat ú niet toegestaan. (Deuteronomium 18:10-14)

Er is er maar Een die kan openbaren wat een mens niet kan weten: God. Hij heeft dat gedaan, doet het ook vandaag de dag en zal het doen ten bewijze dat alleen Hij God is.

daarom heb Ik het u van oudsher verkondigd; voordat het kwam, heb Ik het u doen horen, anders zou u zeggen: Mijn afgod heeft die dingen gedaan, mijn gesneden beeld of mijn gegoten beeld heeft ze geboden. (Jesaja 48:5)

Zeer informatief zijn de volgende woorden uit Jesaja.

Wanneer zij dan tegen u zeggen: Raadpleeg de geesten van doden, en waarzeggers met hun gelispel en geprevel – [zeg dan:] Moet een volk zijn God niet raadplegen? [Moet men] voor de levenden de doden [raadplegen]? (Jesaja 8:19)

Israël zou beter moeten weten. Occulte praktijken waren ten strengste verboden. Het is ook niet nodig. Jesaja verbaast zich erover dat zijn volk raad gaat vragen bij de doden. En dat terwijl de Schepper van hemel en aarde hun God is! Daarom, in plaats van spiritisme, dient het volk God te raadplegen.

[Terug] naar de wet en het getuigenis! Als zij niet overeenkomstig dit woord spreken, zal er voor hen geen dageraad zijn. (Jesaja 8:20)

De wet en de getuigenis (Thora en het woord van de profeten) verspreiden licht (Psalm 119:105,130), alle andere bronnen brengen de mens uiteindelijk in de duisternis.

Nieuwe Testament: achter de afgoden zitten demonen

Ook het Nieuwe Testament laat er geen twijfel over bestaan dat afgodische activiteiten (van welke aard ook) uit den boze zijn.

Efeze stond bekend als een stad van magie en occulte praktijken. Bezetenheid kwam dan ook regelmatig voor. Om dat te bestrijden traden ‘deskundige’ duivelbezweerders op. De zonen van Skevas worden genoemd als vertegenwoordigers van die ‘beroepsgroep’. Maar let op! Hoe dreven ze demonen uit? Met behulp van occulte middelen! De Here Jezus hint op die praktijk als men Hem beschuldigt ook op die manier te werk te gaan. 

15 Maar sommigen van hen zeiden: Hij drijft de demonen uit door Beëlzebul, de aanvoerder van de demonen.

19 Als Ik door Beëlzebul de demonen uitdrijf, door wie drijven uw zonen [hen] [dan] uit? Daarom zullen zij uw rechters zijn. (Lucas 11:15, 19)

Als de zonen van Skevas menen het ’trucje’ van Paulus in hun eigen praktijk te kunnen toepassen, loopt het op een fiasco uit. Alleen maar ‘in de Naam van Jezus’ of ‘in de Naam van de Jezus die Paulus predikt’ is niet voldoende (zie 1 Korinte 12).

15 Maar de boze geest antwoordde en zei: Jezus ken ik en van Paulus weet ik af, maar u, wie bent u?

16 En de man in wie de boze geest zich bevond, sprong op hen af en toen hij hen overmeesterd had, bleek hij sterker dan zij, zodat zij naakt en gewond uit dat huis vluchtten.

17 En dit werd bij allen bekend, zowel bij de Joden als bij de Grieken die in Efeze woonden. En vrees overviel hen allen, en de Naam van de Heere Jezus werd groot gemaakt.

18 En velen van hen die geloofden, kwamen hun [zondige] daden belijden en bekennen.

19 Velen ook van hen die toverkunsten uitgeoefend hadden, brachten hun boeken bijeen en verbrandden die in tegenwoordigheid van allen. En men berekende de waarde ervan en kwam uit op vijftigduizend zilverstukken. (Handelingen 19:15-19)

Hier leren we dat we ons niet alleen verre van afgodsbeelden, horoscopen en wat niet al dienen te houden, maar dat ook allerlei boeken een gevaar kunnen vormen. En in onze tijd: YouTube, Tiktok en andere socialemedia-apps.

In Jesaja wordt verschillende keren het zinloze van afgoden en afgoderij aangetoond. Het is God Zelf die de afgoden uitdaagt iets van hun macht te laten zien. 

21 Kom naderbij [met] uw aanklacht, zegt de HEERE, kom [maar] naar voren met uw bewijzen, zegt de Koning van Jakob.

22 Laten zij naar voren brengen en ons bekendmaken de dingen die zullen gebeuren. De dingen van vroeger – wat waren ze? Maak het bekend, en wij zullen het ter harte nemen en het einde ervan weten, of doe ons de komende dingen horen.

23 Maak de dingen bekend die hierna zullen komen, en wij zullen weten dat u goden bent. Doe tenminste iets, goed of kwaad, en wij zullen verschrikt zijn en het tezamen inzien.

24 Zie, u bent minder dan niets, en uw werk is minder dan een nietig ding; een gruwel is hij die voor u kiest. (Jesaja 41:21-24)

Zon, maan en sterren zijn stuk voor stuk voortgebracht door het Woord van God. Het zijn indrukwekkende bewijzen van Gods grote macht. Diezelfde God laat ons ook weten wat het doel is van zon, maan en sterren. Dan blijkt dat ze gemaakt zijn om licht te geven op aarde en om vanwege hun regelmatige omgang vaste tijden en dagen en jaren aan te geven. Het zijn levenloze dingen, maar, hoe indrukwekkend ook, het zijn geen goden en ze hebben geen voorspellende eigenschappen.

14 En God zei: Laten er lichten zijn aan het hemelgewelf om scheiding te maken tussen de dag en de nacht; en laten zij zijn tot tekenen, en tot aanduiding van vaste tijden en van dagen en jaren!
15 En laten zij tot lichten zijn aan het hemelgewelf om licht te geven op de aarde! En het was zo.
16 En God maakte de twee grote lichten: het grote licht om de dag te beheersen en het kleine licht om de nacht te beheersen; en ook de sterren. (Genesis 1:14-16)

Kunst

Hierboven zagen we dat het maken van beelden en afbeeldingen in principe is toegestaan, zolang men ze maar niet misbruikt ten dienste van afgoderij. Talrijke kunstenaars hebben dan ook de prachtigste beelden gemaakt, zonder dat daarbij ook maar een seconde aan afgoderij moet worden gedacht.

En toch. Als iemand plompverloren zo’n ‘onschuldig’ beeld in een kerkgebouw plaatst en aankondigt dat dit ‘onze God’ is, zou het huis te klein zijn. Om maar aan te geven hoe klein de stap van gewoon beeld naar afgodsbeeld kan zijn.

Worden er echter allerlei nuttigheidsredeneringen toegepast, dan moeten we extra op onze hoede zijn. Zo horen we de laatste tijd ook in protestantse kringen dat bidden tot (het beeld van) Maria goed is voor het geestelijk leven. Zelfs al is men zich van het gevaar van een glijdende schaal bewust, men meent dat deze eerste stap goed verdedigbaar is. Zeer onverstandig: vroeger of later komt men toch in dubieus vaarwater terecht. Als we gaan vissen in dat troebele water vinden we namelijk tot onze ontzetting een regelrechte route tot afgoderij! Wat te denken van het volgende?

Door de Maagdelijke geboorte schonk Maria het leven aan Christus. Maria is eeuwig maagd, voor, tijdens en na de geboorte van Christus.

Maria is de Moeder van God (Theotokos), want de Here Jezus is zowel volledig mens als volledig God (de twee-naturenleer).

Paus Pius IX kondigde in 1854 het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis af. Hiermee wordt bedoeld dat Maria verwekt werd en ter wereld kwam zonder met de erfzonde te zijn bevlekt.

Paus Pius XII voegde in 1950 het dogma toe dat Maria met ziel en lichaam in de hemel is opgenomen (Maria-Tenhemelopneming).

Sommige Rooms-katholieke gelovigen vragen ook de afkondiging door de Kerk van het vijfde en laatste mariale dogma, dat van Medeverlosseres, Middelares en Voorspreekster.

Koningin van de hemel. Maria is door de Vader, de Zoon en de Heilige Geest gekroond tot Regina Coeli. (Vergelijk Jeremia 44:18)

Een ander, recent voorbeeld, zagen we in de rel rond de Asjera-beeldjes van het Bijbels Museum. Lees wat men op hun site heeft geschreven.

JAHWEH EN ASJERA

Ooit werd God aanbeden als echtpaar. In de oude tempel van Jeruzalem stonden ze zij aan zij, Jahweh en Asjera, een mannelijke en een vrouwelijke verschijningsvorm van God. Dan wordt de tempel door vijanden verwoest. De elite van Israël wordt naar Babylon meegevoerd.

In het verhaal van Mozes, die zijn volk bevrijdt uit de slavernij in Egypte, is nog maar ruimte voor één God, en die God is een man. Deze jaloerse God duldt geen anderen naast zich, zèlfs niet zijn vrouwelijke wederhelft. Hij laat Asjera’s beelden stukslaan en veroordeelt haar verering als afgoderij. Haar beelden zijn stuk en ze is weggeschreven uit de verhalen. God raakt uit evenwicht. Zijn mannelijke helft krijgt de overmacht. Haar vrouwelijke helft blijft duizenden jaren in ballingschap.

Recentelijk zijn er in en rond Jeruzalem 3000 beelden van Asjera teruggevonden daterend uit de tijd van de oude tempel (700-600 v.C). De beeldjes lagen vooral in woonhuizen.  

Het (kunst)werk Asjera’s terugkeer bestaat uit een colonne van 3000 hedendaagse versies van Asjera die terugkeert uit ballingschap. Ze keert terug om haar plek in onze huiskamers, verhalen en bewustzijn weer in te nemen. Ze keert terug naar haar plaats, naast – en in evenwicht met – haar mannelijke helft. (Bron)

Over een nuttigheidsredenering gesproken, dit is een regelrechte gotspe! Op basis van een dubieuze betekenisverlening aan archeologische vondsten wordt de complete inhoud van de Oud-Testamentische leer aangaande afgoderij op zijn kop gezet. De oorspronkelijk (zogenaamd goede) situatie was dat men de godheid als mannelijke en vrouwelijk aanbad. Zo stonden ze in de tempel van Salomo. Na de verwoesting van de tempel door de Babyloniërs besluit de ‘elite’ uit Israël de gehele Thora onder handen te nemen. Alles wat daarin verwijst naar het vrouwelijke in God wordt verwijderd. Wat overblijft is het mannelijke deel van God. Aanbidding van het vrouwelijke deel van God wordt tot afgoderij verklaard. Dat betekent dus dat de geboden ‘U zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben’ en ‘U zult voor uzelf geen beeld maken’ oorspronkelijk anders waren verwoord. Als ze al bestonden. De consequentie van dit alles is dat we God tekort doen als we Hem alleen als een ‘Hij’ vereren. Het ‘zij’ in God hoort er ook bij. Bewijs? Men heeft beeldjes van Asjera in huizen van gewone mensen gevonden. Welnu, dan wordt het hoog tijd dit alles te herstellen. We eren God als we een beeldje van Asjera in huis nemen. Kunstenares Marieke Ploeg maakte 3000 (!) Asjera beeldjes met als titel ‘Asjera’s terugkeer’. Mensen werden uitgenodigd gratis een beeldje mee te nemen en dat een mooie plaats in huis te geven. Zo kunnen we God op een meer evenwichtige manier vereren. 

Voor een goed begrip van dit alles dienen we ons te realiseren dat niet JHWH de mannelijke helft van de godheid was, maar Baäl. Baäl en Asjera dus. ’t Is maar dat u het weet.

Wat was nu die rel? Een oudere dame – Harriët Tom – vond het kunstwerk zo godslasterlijk dat ze besloot een daad te stellen. Ze ging naar de tentoonstelling en trapte zo’n 25% van de beeldjes kapot. Naderhand werd ze in de pers ‘godsdienstwaanzinnig’ genoemd. Dat neemt ze voor lief. Een brief schrijven zou toch niet helpen, oordeelde ze. Nu weet iedereen ervan. Waarvan akte.

Wij nu, die van Gods geslacht zijn, moeten niet denken dat de Godheid gelijk is aan goud, zilver of steen, een product van de kunstzinnigheid en gedachten van een mens. (Handelingen 17:29)

Hoe ver durf je te gaan?

Het is verkeerd om met de zonde te spelen. Je moet nooit uitproberen hoever je kunt gaan met een bepaalde zonde. De zonde is zo sterk, dat als jij begint met eraan toe te geven, zij op de duur de macht over je krijgt. Die macht is zo sterk dat jij ten slotte niet meer zelf in staat bent haar te verbreken. Een gezegde in verband hiermee: ‘lemand die de kracht van zijn vijand onderschat, loopt het gevaar de nederlaag te lijden.’

Een voorbeeld in verband met dit onderwerp:

Een rijke zakenman in Zwitserland had een chauffeur nodig. Hij had drie sollicitanten. Hij liet ze om de beurt bij zich komen en één van de vragen die hij hun stelde was: ‘Veronderstel dat je in de bergen rijdt, op een weg vlak naast de afgrond. Hoe dicht bij de rand durf je te rijden, zodat je toch nog veilig rijdt? De eerste zei: ‘Een meter.’ De tweede antwoordde: ‘Ongeveer 30 cm.’ De derde zei: ‘Dat weet ik niet, meneer, ik blijf namelijk altijd zo ver mogelijk bij de rand vandaan.’ Hij kreeg de betrekking. (Uit: Lichtstralen uit het Woord, 2003)

De Grote Verdrukking

Hierboven legde ik uit dat verbazing de aanleiding tot dit artikel was. Ik heb Openbaring 9:20-21 vele malen gelezen. Maar zoals wel vaker gebeurt, de portee van wat er staat drong niet tot me door. Maar nu ineens wel. Het Oude en het Nieuwe Testament waarschuwen voortdurend voor afgoderij. Iets daarvan is in dit artikel weergegeven. Maar wat me zo verwonderde was dat het helemaal niet een zaak van het (verre) verleden is. Het is er nog steeds, en het zal blijven totdat de Here Jezus terugkomt. Dat zegt Openbaring 9 tot ons. We hebben gezien dat God bij monde van profeten voortdurend het absurde en het gruwelijke van afgoderij heeft laten verkondigen. Waarom zou je je neerbuigen voor iets wat je zelf hebt gemaakt? En verder …

(…) spreken kunnen ze niet (…) (Jeremia 10:5)

(…) afgoden zijn niet van nut zijn en kunnen niet redden (…)(1 Samuel 12:21)

(…) alleen God kan heden, verleden en toekomst overzien, afgodsbeelden kunnen dat niet (…)(Jesaja 48:5)

(… ) wat de heidenen aan de afgoden offeren, offeren ze aan demonen (…)(1 Korinte 10:20)

De eerste zonde kon gebeuren omdat de mens luisterde naar satan, die sprak door een slang. De ‘laatste’ zonde zal gebeuren omdat de mens opnieuw luistert naar satan, die spreekt door een afgodsbeeld! Het is alsof de boze smalend zegt ‘niet spreken?, zijn alle afgoden stom, zonder stem en zonder leven? Dat zullen we nog wel eens even zien’. En hij komt met een afgodsbeeld, dat kan spreken, en verleidt daarmee een groot deel van de mensheid tot de gruwelijkste vorm van afgoderij: de afgod op plaats van de ware God.

Eerst dwingt hij bij monde van de valse profeet de mensen een beeld te maken:

(…) En het zegt tegen hen die op de aarde wonen, dat zij een beeld moeten maken (…)(Openbaring 13:14)

Vervolgens plaatst de valse profeet een demon in het beeld, waardoor het lijkt alsof het beeld echt spreekt.

En hem werd macht gegeven om een geest te geven aan het beeld van het beest, opdat het beeld van het beest zelfs zou spreken (Openbaring 13:15)

Het absolute dieptepunt komt wanneer het beeld in Gods tempel wordt geplaatst. De valse profeet heeft dan alles gereed gemaakt voor de antichrist. Er is een sprekend beeld, dus nu kan hij zich laten aanbidden. Iedereen kan zien dat hij een god is. 

3 (…) en de mens van de wetteloosheid, de zoon van het verderf, geopenbaard is,

4 de tegenstander, die zich ook verheft boven al wat God genoemd of als God vereerd wordt, zodat hij als God in de tempel van God gaat zitten en zichzelf als God voordoet. (2 Thessalonica 2:3-4)

Dus, in plaats van wat je zou verwachten, dat de mens de afgoderij zo langzamerhand wel ontgroeid zou zijn, blijkt dat er niets nieuws onder de zon is. Sterker, het ergste moet nog komen. Eens te meer een reden om uit te zien naar de Here Jezus, die terug zal komen om de Gemeente in veiligheid te brengen!

Slot

Getriggerd door al deze dingen heb ik me enigszins verdiept in de huidige stand van zaken. Dat heeft geleid tot een lange lijst van voorbeelden van beeldendienst vandaag de dag. Omdat het bijvoegen van die lijst dit artikel veel te lang zou maken, heb ik er een pdf van gemaakt. Klik op onderstaande link om de lijst te downloaden.

Voorbeelden hedendaagse vormen van afgoderij