Ambitie
Je moet maar durven. De Here Jezus heeft net gesproken over zijn aanstaande lijden en sterven. Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs, komen meteen daarna de Here Jezus vragen of zij beiden ‘vice-premier in het kabinet van Koning Jezus’ mochten zijn. Een lelijk staaltje zelfzucht en zelfoverschatting. De Here is beslist in Zijn reactie. Nee, zo zal het niet gaan. Het is Zijn Vader die over deze zaken gaat.
Dan komen de andere discipelen aanzetten, hevig verontwaardigd over zoveel brutaliteit. Die reactie toont dat ook zij hun eigen belang op het oog hebben. Vervolgens legt de Here Jezus uit dat de gang van zaken in het Koninkrijk van God totaal anders is dan wat ze in de wereld gewend zijn. De voornaamste zijn betekent dienen, niet heersen. De Here Jezus neemt Zichzelf daarbij als Voorbeeld.
42 (…) U weet dat zij die geacht worden leiders te zijn van de volken, heerschappij over hen voeren, en dat hun groten macht over hen uitoefenen.
43 Maar zo zal het onder u niet zijn; maar wie onder u belangrijk wil worden, die moet uw dienaar zijn.
44 En wie van u de eerste zal willen worden, die moet dienaar van allen zijn.
45 Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen, en Zijn ziel te geven als losprijs voor velen. (Markus 10:42-45)
God handelt naar Zijn eigen principes
Er zijn veel overeenkomsten tussen Israël en de Gemeente. Zo is hun positie in de wereld vergelijkbaar, en ook hun roeping. Wat hun positie betreft, God laat Bileam met betrekking tot Israël zeggen: ‘Zie, dat volk woont afgezonderd, onder de heidenvolken rekent het zich niet’ (Numeri 23:9). Van de Gemeente wordt in het Nieuwe Testament iets vergelijkbaars gezegd: wij zijn ‘bijwoners en vreemdelingen’ (1 Petrus 2:11). Aangaande hun roeping zegt God tot Israël ‘U dan, u zult voor Mij een koninkrijk van priesters en een heilig volk zijn’ (Exodus 19:6), woorden die Petrus later toepast op de Gemeente: ‘Maar u bent een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilig volk, een volk dat God Zich tot Zijn eigendom maakte’ (1 Petrus 2:9).
Als Paulus de Nieuwtestamentische gelovigen ‘Burgers van een koninkrijk in de hemelen’ noemt (Filippi 3:21) en verderop in Hebreeën stelt dat ‘wij hier geen blijvende stad hebben, maar de toekomstige zoeken’ (Hebreeën 13:14), doemt het beeld op van mensen die (nog) niet thuis zijn. Datzelfde beeld – compleet met een stad waarnaar wordt verlangd – vinden we in Jeremia 29. Israël was gedeporteerd naar de stad Babylon. Een akelige situatie die hen voortdurend met heimwee vervulde: ze misten Jeruzalem. Opmerkelijk: God laat Jeremia vanuit Jeruzalem enkele brieven schrijven aan deze bannelingen te Babel. Waarom?
Valse profeten waren opgestaan. Deze lieden beweerden dat de ballingschap niet lang zou duren. Dat was strijdig met eerdere voorzeggingen. En nu, in een bijzondere brief, moet Jeremia met nadruk herhalen wat de Here hem al eerder had geopenbaard: ‘(…) pas wanneer zeventig jaren in Babel voorbij zijn, zal Ik naar u omzien’ (Jeremia 29:10). Zeventig jaar betekende dat de ouderen onder de ballingen Jeruzalem niet terug zouden zien. Een andere consequentie was dat kinderen geboren tijdens de ballingschap naar een stad zouden terugkeren die ze alleen van horen zeggen kenden.
Een lang verblijf in den vreemde betekent maatregelen nemen om daar te kunnen overleven. En dus staat in de brief niet alleen iets over de duur van de ballingschap, maar ook hoe de Israëlieten zich moesten handhaven.
4 Zo zegt de HEERE van de legermachten, de God van Israël, tegen alle ballingen die Ik uit Jeruzalem naar Babel in ballingschap heb gevoerd:
5 Bouw huizen en woon erin, leg tuinen aan en eet de vrucht ervan,
6 neem vrouwen en verwek zonen en dochters, neem vrouwen voor uw zonen en geef uw dochters aan mannen, zodat zij zonen en dochters baren. Word daar talrijk en verminder niet in aantal.
7 Zoek de vrede voor de stad waarheen Ik u in ballingschap heb gevoerd. Bid ervoor tot de HEERE, want in haar vrede zult u vrede hebben. (Jeremia 29:4-7)
Dus geen isolatie, maar ook geen poging de baas te worden. Wij gelovigen na Christus’ opstanding verkeren zoals gezegd in vergelijkbare omstandigheden. Ook wij verlangen naar de Godsstad – het Nieuwe Jeruzalem. Ook in deze tijd zijn er profeten die beweren Gods wil te kennen. Sommigen roepen op tot isolatie, anderen verkondigen dat het christendom de macht moet grijpen – denk aan de Kingdom Now-beweging. En heel opvallend: God heeft ons ook brieven gestuurd. Paulus schrijft aan Timotheüs:
1 Ik roep er dan vóór alles toe op dat smekingen, gebeden, voorbeden en dankzeggingen gedaan worden voor alle mensen,
2 voor koningen en allen die hooggeplaatst zijn, opdat wij een rustig en stil leven zullen leiden, in alle godsvrucht en waardigheid.
3 Want dat is goed en welgevallig in de ogen van God, onze Zaligmaker,
4 Die wil dat alle mensen zalig worden en tot kennis van de waarheid komen. (1 Timotheüs 2:1-4)
‘Voor jou’, zegt God, ‘is het vergaren van macht niet de juiste weg om invloed te kunnen uitoefenen. Invloed die wordt uitgeoefend door macht en controle verandert de samenleving niet echt; zulke invloed verandert het hart niet. Ik verwacht van jullie een totaal andere benadering. Offer jezelf zo op in liefde dat mensen om je heen, de mensen die niet geloven wat jij gelooft, zich de omgeving niet kunnen voorstellen zonder jou. Ze zullen je vertrouwen, omdat ze zien dat jij niet alleen gericht bent op jezelf, maar ook op hen. Als ze vrijwillig naar je op beginnen te kijken, omdat je op een aantrekkelijke manier dienstbaar bent en liefde geeft, krijg je echte invloed. Dat is een invloed die je door anderen gegeven wordt en die jij niet van anderen genomen hebt.’ Wie staat model voor die manier van invloed verwerven? Jezus zelf natuurlijk. Hoe reageerde hij op zijn vijanden? Hij riep geen legioenen engelen naar beneden om ze te bestrijden. Hij stierf voor hun zonden, en terwijl hij stierf, bad hij voor hen. En als de kern van jouw wereldbeschouwing gevormd wordt door een mens die stierf voor zijn vijanden, dan zul je invloed in de samenleving proberen te verwerven door dienstbaar te zijn en niet door macht en controle uit te oefenen.
Tim Keller: Kruistocht, het leven van koning Jezus, p. 177
Praktijk
En dus staan we niet met fakkels voor de woningen van bewindslieden, uiten we geen bedreigingen via de sociale media, organiseren we geen ‘anti-regeringsconferenties’, plannen we geen machtsovername, vertroebelen we onze blik op de realiteit niet met complottheorieën, zien we niet achter elke boom een boze geest, griezelen we niet bij de gedachte aan een grote verdrukking met de antichrist, enzovoort. God wijst een andere weg:
44 En allen die geloofden, waren bijeen en hadden alle dingen gemeenschappelijk;
45 en zij verkochten hun bezittingen en eigendommen en verdeelden die onder allen, naar dat ieder nodig had.
46 En zij bleven dagelijks eensgezind in de tempel bijeenkomen, en terwijl zij van huis tot huis brood braken, namen zij gezamenlijk voedsel tot zich, met vreugde en in eenvoud van hart;
47 en zij loofden God en vonden genade bij heel het volk. En de Heere voegde dagelijks mensen die zalig werden, aan de gemeente toe. (Handelingen 2:44-47)
In dit licht krijgt een veel misbruikte tekst uit Handelingen een heel andere lading:
Petrus en de apostelen antwoordden en zeiden: Men moet aan God meer gehoorzaam zijn dan aan mensen. (Handelingen 5:29)