Probleem?
De vraag of christelijke politiek een van God gegeven opdracht is, houdt gelovigen al jaren bezig. Ja, God draagt ons op de overheid te gehoorzamen (zie Romeinen 13), maar betekent dat ook dat de gelovige zelf is geroepen overheid te zijn? Zoals te verwachten valt, zijn de meningen verdeeld.
In dit artikel wil ik over dit onderwerp een paar gedachten formuleren. Ik pretendeer niet een definitief antwoord te hebben.
De Here Jezus
Onze Heiland eerbiedigde de overheid. Geen wonder, want welke overheid er ook mag zijn, ze is door Hem ingesteld (zie Romeinen 13). Zo betaalde Hij gewoon – als iedereen – belasting, ook al hoefde Hij dat als Koningszoon niet te doen. Overigens was de situatie in het Israël van die dagen niet zo eenvoudig. Je had de Joodse overheid (het Sanhedrin) en de Romeinse, die de feitelijke macht had. Beide instellingen hieven belastingen. Twee voorbeelden:
De Joodse overheid inde de (verplichte) tempelbelasting.
24 Toen zij Kapernaüm binnengekomen waren, gingen zij die de twee drachmen inden, naar Petrus toe en zeiden: Betaalt uw Meester de twee drachmen niet?
25 Hij zei: Jawel. En toen hij in huis gekomen was, was Jezus hem voor en zei: Wat denkt u, Simon? De koningen van de aarde, van wie ontvangen zij tol of belasting, van hun zonen of van vreemden?
26 Petrus zei tegen Hem: Van vreemden. Jezus zei tegen hem: Dan zijn de zonen dus vrijgesteld.
27 Maar om hun geen aanstoot te geven: ga naar de zee, werp een vishaak uit, en pak de eerste vis die bovenkomt. Doe zijn bek open en u zult een stater vinden. Neem die en geef hem aan hen voor Mij en voor u. (Mattheüs 17:24-27)
De Here Jezus benadrukt dat Hij en met Hem geheel Israël niet verplicht zouden moeten zijn tempelbelasting te betalen. Desondanks betaalt Hij wel, ter voorkoming van ergernis (1 Korinte 10:32).
De Romeinse overheid inde o.a. een soort vermogensbelasting (tributum capitis).
15 Toen gingen de Farizeeën weg en beraadslaagden hoe zij Hem op Zijn woorden konden vangen.
16 En zij stuurden hun discipelen naar Hem toe, met de Herodianen, en zeiden: Meester, wij weten dat U waarachtig bent en de weg van God in waarheid onderwijst en Zich door niemand laat beïnvloeden, want U ziet de persoon van de mensen niet aan.
17 Zeg ons dan: Wat denkt U? Is het geoorloofd de keizer belasting te betalen of niet?
18 Maar Jezus, die hun boosaardigheid kende, zei:
19 Huichelaars, waarom verzoekt u Mij? Toon Mij de belastingmunt. En zij brachten Hem een penning.
20 En Hij zei tegen hen: Van wie is deze afbeelding en het opschrift?
21 Zij zeiden tegen Hem: Van de keizer. Toen zei Hij tegen hen: Geef dan aan de keizer wat van de keizer is, en aan God wat van God is.
22 En toen zij dit hoorden, verwonderden zij zich; en zij verlieten Hem en gingen weg. (Mattheüs 22:15-22)
Het betalen van belasting en onderdanigheid aan de keizer is onderdeel van onze gehoorzaamheid aan God (Romeinen 13). Gehoorzaamheid aan God betreft alle levensgebieden en overtreft alle andere verplichtingen. Dat kan betekenen dat we de overheid in bepaalde gevallen niet kunnen (mogen) gehoorzamen (Handelingen 4:19; 5:29).
De Here Jezus gedroeg Zich dus als modelburger (hoe kan het ook anders). Maar, streefde Hij dan wellicht naar regeringsverantwoordelijkheid? Mijns inziens niet. Twee argumenten.
1. Het karakter van Zijn Koninkrijk is geheel anders dan dat van de koninkrijken op aarde.
Jezus antwoordde: Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld. Als Mijn Koninkrijk van deze wereld was, zouden Mijn dienaars gestreden hebben, opdat Ik niet aan de Joden overgeleverd zou worden, maar nu is Mijn Koninkrijk niet van hier. (Johannes 18:36)
Christus is Koning, echter Zijn koninkrijk is niet aards. Dat betekent dat de machtsbasis van Zijn koninkrijk hemels is. Vanwege dat ‘buitenaardse’ karakter heeft Hij geen ‘aards’ leger tot Zijn beschikking.
2. De Here Jezus wees regeringsverantwoordelijkheid af.
13 En iemand uit de menigte zei tegen Hem: Meester, zeg tegen mijn broer dat hij de erfenis met mij moet delen.
14 Maar Hij zei tegen hem: Mens, wie heeft Mij tot rechter of verdeler van een erfenis over u aangesteld? (Lukas 12:13-14)
Ons land kent de trias politica: een wetgevende macht (1) die wetten opstelt, een uitvoerende macht (2) die het dagelijks bestuur van de staat in handen heeft en een rechterlijke macht (3) die het bestuur toetst aan de wet. Zo beschouwd is de rechterlijke macht onderdeel van het landsbestuur.
In Israël waren rabbi’s en schriftgeleerden de aangewezen personen om bij juridische kwesties een uitspraak te doen. Zij hadden immers kennis van de wet. Wat dat betreft zou de Here Jezus als Wetgever (!) zeer geschikt zijn voor zo’n taak. Maar Hij heeft wat dat betreft geen openbare functie, en ambieert die ook niet.
Paulus
De grote apostel leerde dat we ons aan de overheid moeten onderwerpen, omdat het een instelling is van God. Behoudens bepaalde gevallen dienen we te gehoorzamen (Handelingen 4:19; 5:29)
1 Ieder mens moet zich onderwerpen aan de gezagsdragers die over hem gesteld zijn, want er is geen gezag dan van God, en de gezagsdragers die er zijn, zijn door God ingesteld,
2 zodat hij die zich verzet tegen het gezag, tegen de instelling van God ingaat, en wie daartegen ingaan, zullen over zichzelf een oordeel halen.
3 Want voor de overheid hoeft men niet te vrezen, wanneer men goede werken doet, maar wel als men kwade werken doet. Wilt u nu van het gezag niets te vrezen hebben, doe het goede en u zult er lof van ontvangen.
4 Zij is immers Gods dienares, u ten goede. Als u echter kwaad doet, vrees dan, want zij draagt het zwaard niet zonder reden. Zij is namelijk Gods dienares, een wreekster tot straf voor hem die het kwade doet.
5 Daarom is het nodig onderworpen te zijn, niet alleen omwille van de straf, maar ook omwille van het geweten.
6 Om die reden immers betaalt u ook belastingen. Het zijn namelijk dienaars van God, die juist daarmee voortdurend bezig zijn.
7 Geef dus aan allen wat u verschuldigd bent: belasting aan wie belasting, tol aan wie tol, ontzag aan wie ontzag, eer aan wie eer toekomt. (Romeinen 13:1-7)
Paulus leerde ons te bidden voor de overheid. Niet slechts opdat zij tot geloof zouden komen, maar ook opdat de gelovigen een ongestoord leven kunnen leiden.
1 Ik roep er dan vóór alles toe op dat smekingen (verzoeken), gebeden, voorbeden en dankzeggingen gedaan worden voor alle mensen,
2 voor koningen en allen die hooggeplaatst zijn, opdat wij een rustig en stil leven zullen leiden, in alle godsvrucht en waardigheid.
3 Want dat is goed en welgevallig in de ogen van God, onze Zaligmaker,
4 Die wil dat alle mensen zalig worden en tot kennis van de waarheid komen. (1 Timotheüs 2:1-4)
Leggen we deze beide gedeelten naast elkaar dan ontstaat een inzicht dat tegenwoordig steeds minder wordt erkend. De covid-crisis heeft vele gelovigen in verzet gebracht. Geen mondkapjes, geen QR-code, geen vaccinatie, geen … En dat alles onder verwijzing naar twee teksten uit Handelingen. Ja, daar staat Men moet aan God meer gehoorzaam zijn dan aan mensen. Maar in Handelingen wordt die uitspraak gedaan op het moment dat ‘de overheid’ regelrecht tegen een opdracht van God ingaat. De Here Jezus had opgedragen het evangelie te verkondigen. De hogepriester en de zijnen wilden dat verbieden. Zo’n situatie hebben we in het geheel niet gehad. De gretigheid waarmee veel gelovigen met deze teksten kwamen opdraven, wekt daarom de indruk van misplaatste geloofsijver. Paulus wijst immers een andere weg: gebed. Hij roept ons op dat als allereerste te doen. Niet meteen in actie, maar eerst op de knieën. En dat niet alleen bij problemen, nee voortdurend, te allen tijde. In persoonlijk gebed, in de gezinnen, in en door de verzamelde gemeente. Handelingen laat zien wat kan gebeuren als een gemeente bidt (Handelingen 5:18-20; 12:3-10; 16:23-26).
Voor zover ik weet leerde noch de Here Jezus, noch Paulus of Petrus dat de gelovigen zoveel mogelijk invloed moeten zien te verkrijgen op hun regering. Ze laten het regeren aan de regerenden, en beperken zich tot de echte taken van de gemeente. Denk aan gebed, verkondiging, evangelisatie, onderwijs, een oprechte levenswandel en actieve naastenliefde. Het Nieuwe Testament staat er vol mee.
Het Duizendjarig Rijk
Johannes de Heer noemt in zijn studie over het Duizendjarig Rijk een aantal redenen waarom het belangrijk is de komst van het Duizendjarig Rijk serieus te nemen. Een daarvan is: Belangstelling voor het Duizendjarig Rijk bewaart ons ervoor dingen te doen, die niet voor déze bedeling, maar eerst voor het Duizendjarig Rijk bestemd zijn. Een kort overzicht van een aantal ter zake doende gebeurtenissen uit tweeduizend jaar kerkgeschiedenis laat zien hoezeer Johannes de Heer het gelijk aan zijn kant heeft. Ik noem drie vormen:
1. Het Duizendjarig Rijk is al gekomen (niet dus);
2. Het Duizendjarig Rijk begint nu (ook niet)
3. Wij – gelovigen – zijn geroepen de komst van het Duizendjarig Rijk mogelijk maken (beslist niet)
De al eeuwen lang heersende opvatting dat met het optreden van de Romeinse keizer Constantijn de Grote het Duizendjarig Rijk werd gerealiseerd valt onder punt 1.
Constantijn de Grote was een Romeinse keizer die een belangrijke rol speelde in de verspreiding en ontwikkeling van het christendom. Hij is vooral bekend vanwege zijn bekering tot het christendom en het uitvaardigen van het Edict van Milaan in 313, dat religieuze tolerantie verleende aan christenen in het hele Romeinse rijk. Voordien werden christenen vaak vervolgd en gediscrimineerd door de Romeinse autoriteiten. Constantijns bekering en steun aan het christendom droegen bij aan de snelle groei van de religie en de uiteindelijke vestiging ervan als staatsgodsdienst van het Romeinse rijk. Hij wordt ook herinnerd voor zijn bijdragen aan de ontwikkeling van de christelijke leer en voor zijn rol in het Concilie van Nicea in 325, dat werd bijeengeroepen om conflicten binnen de christelijke gemeenschap aan te pakken en een gemeenschappelijk geloof vast te stellen.
Er kleven veel bezwaren aan de opvatting als zou het Duizendjarig Rijk tijdens de regering van Constantijn de Grote zijn begonnen. Zo blijkt uit niets dat de duivel gebonden is (Openbaring 20:1-3). Bovendien zijn we anno nu zo’n 1700 jaar verder. Het zesmaal ‘1000 jaar’ uit Openbaring 20:2-7 wordt daarmee flink opgerekt. En waar is de Vredevorst? Christus is nog altijd niet teruggekeerd.
Punt 2 – men meent dat het ‘nu’ de tijd is om het Duizendjarig Rijk te stichten. Deze opvatting heeft veel ellende gebracht. Een berucht voorbeeld vinden we in het jaar 1534 in de Duitse stad Münster.
In 1534 greep een groep wederdopers onder leiding van Jan van Leiden de controle over Münster en riep het uit tot ‘Nieuw Jeruzalem’. Ze vestigden een theocratie in de stad, met van Leiden als hun leider en zelfverklaarde koning. De wederdopers voerden een aantal radicale sociale en economische beleidsmaatregelen door, waaronder de afschaffing van privébezit en de invoering van een communistisch distributiesysteem.
De wederdopersopstand in Münster stuitte op fel verzet van het Heilige Roomse Rijk en andere nabijgelegen staten. De stad werd belegerd door keizerlijke troepen en de leiders van de wederdopers werden uiteindelijk gevangengenomen en geëxecuteerd. De opstand wordt herinnerd als een van de belangrijkste gebeurtenissen in de geschiedenis van de wederdopersbeweging en had een blijvende invloed op de ontwikkeling van het religieuze en politieke denken in Europa.
Ten slotte punt 3. In onze dagen zien we een beweging optreden die leert dat de Kerk eerst moet ‘overwinnen’ voordat Christus als Koning kan terugkeren.
De Kingdom Now-beweging is een theologie die pleit voor het geloof dat christenen moeten streven om de controle over de samenleving over te nemen en het Koninkrijk van God op aarde tot stand te brengen door middel van politieke en sociale actie. Deze beweging is gebaseerd op het geloof dat christenen een mandaat van God hebben om heerschappij over de aarde te nemen en zijn koninkrijk op aarde te vestigen.
Aanhangers van deze beweging zijn van mening dat christenen actief betrokken moeten zijn bij de samenleving en wetten en beleidsmaatregelen moeten uitvaardigen die bijbelse waarden weerspiegelen. Dit kan inhouden dat men werkt aan het wijzigen van wetten met betrekking tot sociale kwesties zoals abortus, het homohuwelijk en onderwijs, maar ook aan het beïnvloeden van het overheidsbeleid aangaande economisch beleid en buitenlandse betrekkingen.
De Kingdom Now-beweging werd opgericht door de theoloog R. J. Rushdoony. De beweging is controversieel vanwege de nadruk op politiek activisme en vanwege haar overtuiging dat christenen de controle over de regering zouden moeten overnemen. Dit zou uiteindelijk kunnen leiden tot een theocratische regeringsvorm en de onderdrukking van minderheidsopvattingen.
Laten we ter vergelijking eens kijken naar de opvattingen over ‘kerk’ en ‘staat’ in de islam.
In de islam bestaat geen scheiding van kerk en staat. Het concept van een ‘islamitische staat’ of ‘islamitische regering’ is geworteld in de overtuiging dat de islam alle aspecten van het leven moet leiden, inclusief politieke, economische en sociale zaken.
Volgens de islamitische leer is de rol van de overheid het implementeren van de islamitische wet (sharia) en het verzekeren van het welzijn van de mensen. In sommige landen met een moslimmeerderheid is de regering nauw verbonden met en wordt ze beïnvloed door het religieuze establishment, terwijl in andere landen een duidelijkere scheiding der machten bestaat.
Het is vermeldenswaard dat er diversiteit is binnen de islam en dat verschillende landen met een moslimmeerderheid verschillende interpretaties en praktijken hebben met betrekking tot de relatie tussen religie en overheid. Sommige landen met een moslimmeerderheid hebben seculiere regeringen die geen prioriteit geven aan de islamitische wet, terwijl andere meer theocratische systemen hebben waarin de islamitische wet een centrale rol speelt.
Er is een duidelijke overeenkomst tussen onze drie christelijke voorbeelden en de opvattingen binnen de islam. Constantijn de Grote maakte het christendom tot staatsgodsdienst en bemoeide zich openlijk met allerlei ‘kerkelijke’ aangelegenheden. De opstandelingen in Münster streefden naar een theocratie, dat is een staat die bestuurd wordt op basis van de geboden van de godsdienst. De ‘Kingdom Now-beweging’ maakt zich sterk voor dezelfde opvatting. De gehele wereld moet worden gedomineerd en bestuurd vanuit het christelijke geloof.
Ook binnen de islam wordt zo gedacht. Alles dient onderworpen te zijn aan Allah, een onderwerping die gerealiseerd moet worden in de totalitaire theocratie van de sharia-staat.
Dit gewenste samenspel van ‘kerk’ en ‘staat’ leidt tot vele problemen. Er gaan nog altijd gruwelijke verhalen over het theocratische ‘Koninkrijk Sion’ te Münster. Het instellen van het christendom als staatsgodsdienst door Constantijn maakte dat het voordelig werd zich te bekeren tot het geloof. En we hoeven alleen maar naar het optreden van de Taliban in Afghanistan te kijken en dat van de ayatollahs in Iran om te zien dat het binnen de islam niet anders is. Waarom niet? Omdat de macht over ‘kerk’ en ‘staat’ niet in een en dezelfde hand zou moeten liggen. Hoe anders heeft God het gewild.
Israël
In het Oude Testament zien we hoe God verordonneert dat de koning geen priesterlijke dienst mag vervullen. Wel wordt de koning opgelegd nauwkeurig volgens de wetten van Mozes te leven, en die regelmatig te bestuderen.
18 Verder moet het [zó] zijn, als hij op de troon van zijn koninkrijk zit, dat hij voor zichzelf op een boekrol een afschrift van deze wet schrijft, vanuit [de rol] die onder het toezicht van de Levitische priesters is.
19 Dat moet bij hem zijn en hij moet er alle dagen van zijn leven in lezen om de Here, zijn God, te leren vrezen [en] om alle woorden van deze wet en deze verordeningen in acht te nemen door [ze] te houden,
20 opdat zijn hart zich niet verheft boven zijn broeders, opdat hij niet afwijkt van het gebod, naar rechts of naar links en opdat hij [zijn] dagen verlengt in zijn koninkrijk, hij en zijn zonen, te midden van Israël. (Deuteronomium 17:18-20)
In de wetboeken van Mozes wordt duidelijk aangegeven dat de koning uit de stam Juda moet komen (Genesis 49:10), en de priesters uit de stam Levi (Numeri 3:1-13). Ze hadden elk hun eigen verantwoordelijkheid die strikt gescheiden was en moest blijven. Dat dit geen formaliteit was blijkt wel uit de geschiedenis van koning Uzzia.
16 Maar toen hij sterk geworden was, werd zijn hart hoogmoedig, tot zijn eigen verderf. Hij werd ontrouw aan de Here, zijn God. Hij ging namelijk de tempel van de Here binnen om reukwerk in rook te laten opgaan op het reukofferaltaar.
17 Maar de priester Azaria ging hem achterna, en met hem de priesters van de Here, tachtig dappere mannen.
18 Zij gingen voor koning Uzzia staan en zeiden tegen hem: U komt het niet toe, Uzzia, om voor de Here reukwerk in rook te laten opgaan, maar het is aan de priesters, de nakomelingen van Aäron, die geheiligd zijn om reukwerk in rook te laten opgaan. Ga het heiligdom uit, want u bent ontrouw geweest, en het zal voor u niet tot eer zijn van de Here God. (2 Kronieken 26:16-18)
In plaats van te gehoorzamen maakt hij het voor zichzelf nog erger door uit te barsten in een woedeaanval.
19 Toen werd Uzzia woedend; het wierookvat was in zijn hand om reukwerk in rook te laten opgaan. En terwijl hij woedend was op de priesters, verscheen de melaatsheid op zijn voorhoofd, voor de ogen van de priesters, in het huis van de Here, bij het reukofferaltaar.
20 Toen keerde de hoofdpriester Azaria zich naar hem toe, en al de priesters, en zie, hij was melaats aan zijn voorhoofd. En zij verdreven hem haastig daarvandaan, ja, ook hijzelf haastte zich om naar buiten te gaan, omdat de Here hem getroffen had.
21 Koning Uzzia was melaats tot aan de dag van zijn dood. Hij woonde, omdat hij melaats was, in een apart staand huis, want hij was van het huis van de Here afgesneden. (2 Kronieken 26:19-21)
Dit alles laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Het combineren van het koningschap met priesterdienst of omgekeerd is uit den boze. Het is mij een raadsel waarom dit door de gemeente van Jezus Christus is losgelaten. Je zou toch verwachten dat juist zo’n belangrijk aspect ‘overgenomen’ wordt. Maar nee, niets van dit alles. En dus zien we de paus als wereldlijk heerser, kardinalen die zich in protserige weelde baden, en bisschoppen die aan het hoofd van legers ten strijde trekken.
Koning en Hogepriester
In de tijd van Jezus’ rondwandeling op aarde was het gecombineerd uitoefenen van wereldlijke en godsdienstige macht heel gewoon. In het geval van de Romeinse keizer ging het zelfs nog verder. Men beschouwde hem namelijk als iemand die een speciale band had met een of meer goden. Keizer Augustus werd vaak geassocieerd met de godheid Apollo, en beweerde tijdens zijn veldtochten in Gallië een goddelijk visioen te hebben ontvangen dat hem hielp een beslissende overwinning te behalen. Ook van latere keizers zoals Nero en Caligula werd aangenomen dat ze door de goden werden begunstigd. Ze werden derhalve afgebeeld met goddelijke krachten en attributen. Daarbij bekleedden de keizers religieuze ambten en speelden een centrale regulerende rol in de godsdienstige aangelegenheden van het Romeinse Rijk. Hoewel ze dus niet letterlijk als zonen van de goden werden beschouwd, kwam het er vanwege hun speciale relatie met de goden in de praktijk wel heel dicht bij.
Bovenstaand beeld van de Romeinse keizers kunnen we ook toepassen op de komende antichrist. Hij zal dictator zijn van het herrezen Romeinse Rijk (Openbaring 17:8). Hij staat in nauw contact met de god van deze eeuw, de satan. Deze zal zijn macht aan de antichrist geven (Openbaring 13:4). De antichrist regelt de godsdienstige aangelegenheden in het Romeinse Rijk van de toekomst. Hij laat een beeld van zichzelf in de tempel plaatsen, om aan zich te laten zien dat hij god is. Omdat hij zowel wereldlijke als religieuze macht heeft zal hij in staat zijn iedereen te dwingen hem te aanbidden (Openbaring 13:8).
We kunnen rustig concluderen het voor de mens – hoe intelligent of machtig ook – te veel gevraagd is wereldlijke en religieuze macht te combineren. Het gaat altijd fout. Er is er maar Een Die het wel kan, en dat is onze Here Jezus. Hij is Koning (Johannes 18:36-37) én Hij is Hogepriester (Hebreeën 4:15). Als zodanig zal Hij regeren over het Duizendjarig Rijk. En hét kenmerk van die regering is gerechtigheid.
Hij is rechtvaardig, en Hij handelt rechtvaardig:
Zie, er komen dagen, spreekt de Here, dat Ik voor David een rechtvaardige SPRUIT zal doen opstaan. Hij zal als Koning regeren en verstandig handelen, Hij zal recht en gerechtigheid doen op de aarde. (Jeremia 23:5)
5 Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op Zijn schouder. En men noemt Zijn Naam Wonderlijk, Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst.
6 Aan de uitbreiding van deze heerschappij en aan de vrede zal geen einde komen op de troon van David en over zijn koninkrijk, om het te grondvesten en het te ondersteunen door recht en gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid. De na-ijver van de Here van de legermachten zal dit doen. (Jesaja 9:5-6)
Ook twee van de moeilijkste onderdelen van uitvoerende en rechterlijke macht – oorlog voeren en oordeel vellen – zijn bij Hem in goede handen:
En ik zag de hemel geopend, en zie, een wit paard, en Hij Die daarop zat, werd getrouw en waarachtig genoemd. En Hij oordeelt en voert oorlog in gerechtigheid. (Openbaring 19:11)
En nu?
In Nederland hebben drie christelijke partijen zitting in de volksvertegenwoordiging: het CDA, de Christenunie en de SGP. Het CDA heeft een lange traditie van regeringsdeelname, en dat laat meteen zien hoe de partij in deze dingen staat. De Christenunie bestaat nog niet zo lang – is voortgekomen uit het aloude GPV en de RPF. Het laatste decennium is de Christenunie min of meer een vaste waarde als het om regeringsdeelname gaat. De oudste partij van dit trio is de SGP (opgericht in 1918!). De SGP staat de theocratie voor. Hun beginselprogram bevat de volgende passage.
Wetgeving en bestuur mogen de prediking van het Evangelie niet hinderen, maar moeten deze bevorderen. De Kerk van Christus dient wel onderscheiden te worden van elke vereniging en moet naar eigen rechten beschermd worden. Dientengevolge behoren ongeloofspropaganda, valse religies en anti-christelijke ideologieën door de overheid uit het openbare leven te worden geweerd. (Program van Beginselen van de Staatkundig Gereformeerde Partij, artikel 4)
De laatste jaren spant men zich in de scherpe kantjes van dit streven af te halen, maar in principe is het doel nog steeds gelijk.
Het blijft dus lastig tot een goede standpuntbepaling te komen. Er zijn twee uitersten: helemaal geen regeringsdeelname, of het nastreven van een Godsregering. Deze twee laten zich niet verenigen. Aan de andere kant valt niet te ontkennen dat regeringsdeelname van christelijke partijen een rem heeft gezet op bepaalde voor christenen ongewenste ontwikkelingen. Het blijft echter de vraag of daarmee wordt bewezen dat christelijke politiek een door God gewilde bezigheid is. Zoals eerder aangegeven, we worden vooral opgeroepen te bidden voor onze overheid. Dat kon wel eens veel effectiever zijn. We vinden in de Bijbel daarentegen geen aanleiding om actief deel te nemen aan het landsbestuur. Een ieder moet hierin voor zichzelf een standpunt zien te vinden. Houd daarbij woorden van Paulus in gedachten.
23 Alle dingen zijn mij geoorloofd, maar niet alle dingen zijn nuttig. Alle dingen zijn mij geoorloofd, maar niet alle dingen bouwen op.
24 Laat niemand zijn eigen voordeel zoeken, maar ieder dat van de ander.
(…)
32 Geef geen aanstoot, niet aan de Joden en de Grieken, en ook niet aan de gemeente van God,
33 zoals ik ook in alles allen behaag, door niet mijn eigen voordeel te zoeken, maar dat van velen, opdat zij behouden worden. (1 Korinte 10:23-33)
Dat laatste, dat is het grote doel: behoudenis. Niets mag dat in de weg staan, alle inspanningen van de christenheid zouden daarop gericht moeten zijn. Dat is de wil van God.
God dan verkondigt, met voorbijzien van de tijden van de onwetendheid, nu overal aan alle mensen dat zij zich moeten bekeren, (Handelingen 17:30)
Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen. (Mattheüs 28:19)
En Hij zei tegen hen: Ga heen in heel de wereld, predik het Evangelie aan alle schepselen. (Marcus 16:15)
1 Ik bezweer u, ten overstaan van God en de Heere Jezus Christus, Die levenden en doden zal oordelen bij Zijn verschijning en in Zijn Koninkrijk:
2 predik het Woord. Volhard daarin, gelegen of ongelegen. Weerleg, bestraf, vermaan, en dat met alle geduld en onderricht. (2 Timotheüs 4:1-2)
Nee, het is nu niet de tijd om te regeren, dat komt nog, in het Duizendjarig Rijk.
Als wij volharden, zullen wij ook met Hem regeren. (…) (2 Timotheüs 2:12)
En wie overwint en wie Mijn werken tot het einde toe in acht neemt, hem zal Ik macht geven over de heidenvolken. (Openbaring 2:26)
En U hebt ons voor onze God gemaakt tot koningen en priesters, en wij zullen als koningen regeren over de aarde. (Openbaring 5:10)
En daar zal geen nacht zijn, en zij hebben geen lamp en ook geen zonlicht nodig, want de Heere God verlicht hen. En zij zullen als koningen regeren in alle eeuwigheid. (Openbaring 22:5)