Donnerwort! 

Bach gebruikt dit woord in enkele van zijn werken (o.a. in de cantates BWV 20 en 60). In Nederland kennen we dit woord niet. Je zou het letterlijk kunnen vertalen, bijvoorbeeld met donderwoord. Maar dat voldoet niet echt. Leo de Leeuw (zie hieronder) vertaalt het met ‘woord als een donderslag’ Daarmee wordt de kracht die van het woord uitgaat beter weergegeven. Echter, pas bij lezing van de tekst waarin het woord wordt gebruikt ervaren we de ware werking.

O Ewigkeit, du Donnerwort,

o Schwert, das durch die Seele bohrt,

o  Anfang sonder Ende!

O Ewigkeit, Zeit ohne Zeit,

ich weiß vor großer Traurigkeit

nicht, wo ich mich hinwende;

mein ganz erschrocknes Herze bebt,

daß mir die Zung am Gaumen klebt.

(Johan Rist)

O eeuwigheid, woord als een donderslag,

o zwaard dat de ziel doorboort,

o begin zonder einde!

O eeuwigheid, tijd zonder tijd,

ik weet van groot verdriet,

niet waarheen ik mij moet wenden;

mijn totaal verschrikte hart beeft zo

dat mijn tong aan mijn verhemelte kleeft.

(Leo de Leeuw)

Bach wees met Donnerwort op de komende ‘eeuwigheid’. Het bepaalt ons bij het moment dat we allemaal zullen meemaken, het einde van ons aardse leven. Hetzij door sterven, hetzij door de Opname, eens vangt voor ons de eeuwigheid aan. Het hoeft geen betoog dat het nogal uitmaakt waar een mens die eeuwigheid zal doorbrengen. Maar dat is niet het onderwerp van dit artikel. 

We vinden namelijk in de Bijbel het woordje ’totdat’, gebruikt in verbanden die wijzen op het eind van een periode, en / of het begin van een nieuwe. Het is zogezegd de markering van een verandering, van een overgang naar iets nieuws. Heel vaak heeft die overgang te maken met de eeuwigheid. Het is van toepassing op de levens van individuele personen, maar ook op tijdperken die onderdeel zijn van Gods grote, allesomvattende plan. ‘Eeuwigheid’ wijst op een definitieve toestand. Als de eeuwigheid aanbreekt kan niets meer worden veranderd. Elke beslissing die van belang is voor ons verblijf in de eeuwigheid, moet daarom in dit leven plaatsvinden. Gebeurt dat niet, dan kunnen de gevolgen rampzalig zijn.

In dit eerste artikel zullen we zien hoe en wanneer ’totdat’ op de mens persoonlijk van toepassing is. In het tweede artikel houden we ons bezig met ’totdat’ in relatie tot Gods plan.

Gods werk voor de verlorene

Laten we beginnen met het werk van onze God. De mensheid was verloren in zonde en misdaden. Zeer tot verdriet van God. Hij heeft echter Zijn Zoon gegeven – het Liefste dat Hij had –  om de mens te redden. Daarmee is Gods reddende arbeid echter niet voltooid. God is immers geen mens. Een mens kan op een bepaald moment redeneren van alles te hebben geprobeerd, en dan oordelen dat ‘ze het nu maar zelf moeten weten’. Nee, Lukas 15 leert ons dat God de Vader vol verlangen op de uitkijk staat, totdat de verloren zoon terugkomt. En dat doet Hij nog altijd, er zijn nog miljoenen verloren zonen. Maar er is meer. De Zoon, Die Zichzelf gaf als offer om de mens te redden, is ook de Goede Herder, van Wie we in Lukas 15 iets ontroerends lezen.

Welk mens onder u die honderd schapen heeft en er één van verliest, verlaat niet de negenennegentig in de woestijn en gaat achter het verlorene aan, totdat hij het vindt? (Lukas 15:4)

De Herder zoekt, en blijft zoeken. Hij stopt niet eerder met zoeken totdat Hij het verloren schaap gevonden heeft. We zien hier wat er gebeurt voor de verloren zondaar. God de Herder zoekt, God de Vader wacht. Maar ook God de Heilige Geest is bij deze arbeid betrokken. Ook dat lezen we in Lukas 15.

Of welke vrouw, die tien penningen heeft en één penning verliest, steekt niet een lamp aan en veegt het huis en zoekt zorgvuldig, totdat zij die vindt? (Lukas 15:8)

Het licht van de lamp stelt ons het werk van de Heilige Geest voor. In dit beeld zien we wat er gebeurt in de verloren zondaar. De Geest werkt in de harten van zondaars, en voert hen tot levend geloof. Noch de Herder, noch de Geest heeft rust totdat het verlorene gevonden is. Ook de Vader blijft rusteloos dag na dag op de uitkijk in de hoop dat Zijn verloren zoon terugkeert. Het totdat is tweeërlei. Zoals gezegd, het zoeken gaat door, totdat het verlorene gevonden is. Er is echter een ernstige ondertoon aan dit alles. De volgende woorden van de Here Jezus schudden ons wakker.

38 Want zoals ze bezig waren in de dagen voor de zondvloed met eten, drinken, trouwen en ten huwelijk geven, tot aan de dag waarop Noach de ark binnenging. 

39 en het niet merkten, totdat de zondvloed kwam en hen allen wegnam, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn. (Mattheüs 24:38-39)

Er komt dus een ogenblik dat God de deur der genade sluit. Die deur staat nu nog steeds wagenwijd open. Iedereen die wil, mag binnenkomen, totdat … de betrokkene sterft, of totdat deze tijdens zijn leven achterblijft op de dag van de Opname. In beide gevallen staat vast waar zo iemand de eeuwigheid zal doorbrengen. Het is een gevolg van zijn eigen keuze. Hij wilde zich niet laten vinden. Wat een tragiek dat de donderende kracht van het woord eeuwigheid vandaag de dag zo weinig opgemerkt wordt. Het wordt overstemd door talloze van de waarheid afleidende wanklanken.

Gods werk in de gelovige(n)

Petrus benadrukt in zijn tweede brief het belang van het profetische Woord. Hij spreekt over de wereld als een donkere plaats. Al in de Psalmen wordt het Woord van God een lamp genoemd. De gelovige heeft het licht van deze lamp nodig op zijn weg door deze wereld.

Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad. (Psalm 119:105)

Volgens Petrus is het enige licht dat wij in de wereld hebben het licht van het profetische woord. 

En wij hebben het profetische woord, dat vast en zeker is, en u doet er goed aan daarop acht te slaan als op een lamp die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw hart. (2 Petrus 1:19)

Nu heeft een lamp alleen nut, als hij goed gebruikt wordt. De Here Jezus wees daar al op.  

Niemand die een lamp aansteekt, zet die in het verborgene, en ook niet onder de korenmaat, maar op de standaard, opdat zij die binnenkomen, het licht kunnen zien. (Lukas 11:33)

Het juiste gebruik van het licht van het profetische Woord is lezen, bestuderen en toepassen. Bedenk dat het profetische woord niet alleen over de toekomstige dingen gaat, maar over alle zaken die het leven van de gelovige betreffen (Romeinen 16:25-26). Dit voortdurende gebruik van Gods lamp blijft nodig totdat de dag aanbreekt. Ook lezen we over de morgenster, die ons spreekt van de Here Jezus. Op het door God bepaalde moment zal Hij de gemeente komen halen, zal de Opname plaatsvinden. Het schijnsel van de morgenster is zichtbaar vlak voor zonsopkomst, op het donkerste moment van de nacht. De opkomst van de zon is dan aanstaande, maar laat nog even op zich wachten. De achtergebleven mensheid zal na het schijnen van de morgenster en voor de opkomst van de zon door de donkerste periode heengaan die de wereld ooit gezien heeft, namelijk de (Grote) Verdrukking. De Gemeente wordt voor die periode in veiligheid gebracht. Hier nog twee teksten die een en ander bevestigen.

De Here Jezus komt eerst als de blinkende Morgenster voor de Gemeente. 

Ik ben de Wortel en het Nageslacht van David, de blinkende Morgenster (Openb. 22:16).

Hij komt daarna als Zon der gerechtigheid, en wel aan het eind van de (Grote) Verdrukking. Hij komt dan voor Israël. Hij komt om het Duizendjarig Vrederijk te stichten.

Voor u die Mijn Naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan (…) (Maleachi 4:2).

Elke gelovige heeft dus voortdurend de verlichting met het Woord van God nodig. Gedurende zijn gehele leven op aarde, totdat hij of zij sterft, of totdat de Opname daar is. Dat Gods Werk in de gelovige alles met het Woord van God te maken heeft vinden we ook bevestigd bij Paulus.

11 En Hij heeft sommigen gegeven als apostelen, anderen als profeten, weer anderen als evangelisten en nog weer anderen als herders en leraars,

12 om de heiligen toe te rusten tot het werk van dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus,

13 totdat (opdat) wij allen komen tot de eenheid van het geloof en van de kennis van de Zoon van God, tot een volwassen man, tot de maat van de grootte van de volheid van Christus (Efeze 4:11-13)

Paulus noemt apostelen, profeten, evangelisten, herders en leraars. Die zijn gegeven aan de gemeente. Het gaat in dit gedeelte echter niet om de gaven, maar om personen, hun dienst en het resultaat daarvan. Zo hebben de apostelen het fundament voor de bouw van Gods Huis gelegd, de profeten Gods Woord verkondigd en opgeschreven, evangelisten gearbeid aan de groei van de Gemeente, herders zich ingespannen voor de geestelijke gezondheid van de kudde en leraars hun best gedaan prediking en leer zuiver te houden. Het werk van apostelen en profeten is afgerond, de taak van evangelisten, herders en leraars gaat nog altijd door. Het einddoel (totdat!) van dit alles is tweeledig.

1. Samen komen we tot de eenheid die hoort bij ons geloof en het kennen van de Here Jezus Christus.

2. Samen zullen we de volmaakte Mens vormen, met een volwassenheid die past bij de volmaaktheid van Christus.

Zover is het nog niet. We hoeven alleen maar te denken aan de treurigstemmende verdeeldheid van de Christenheid. Daarom blijven de gaven (de bedieningen) van evangelisten, herders en leraars nodig. Totdat …

De Opname zal achter dit proces een punt zetten. Evangelisten, herders en leraars zullen dan niet langer nodig zijn, omdat de Gemeente de volmaaktheid is binnengegaan (Filippi 3:21; 1 Korinte 15:51-52). De genadetijd is voorbij, het evangelie van genade op geloof wordt niet langer verkondigd.

De verantwoordelijkheid van de gelovige

In het Nieuwe Testament is sprake van verschillende oordelen. Ik noem er drie.

1. Het oordeel over de volken:

31 Wanneer de Zoon des mensen komen zal in Zijn heerlijkheid en al de heilige engelen met Hem, dan zal Hij zitten op de troon van Zijn heerlijkheid.

32 En voor Hem zullen al de volken bijeengebracht worden, en Hij zal ze van elkaar scheiden zoals de herder de schapen van de bokken scheidt. (Mattheüs 25:31-32)

Dit oordeel vindt plaats aan het eind van de Grote Verdrukking / het begin van het Duizendjarig Rijk. Koning Jezus beoordeelt de volken naar hun houding ten opzichte van Israël tijdens de Grote Verdrukking.

En de Koning zal hun antwoorden: Voorwaar, Ik zeg u: voor zover u dit voor een van deze geringste broeders van Mij gedaan hebt, hebt u dat voor Mij gedaan. (Mattheüs 25:40)

2. Het oordeel voor de Grote Witte Troon:

11 En ik zag een grote witte troon, en Hem Die daarop zat. Voor Zijn aangezicht vluchtten de aarde en de hemel weg, zodat er geen plaats meer voor hen te vinden was.

12 En ik zag de doden, klein en groot, voor God staan. En de boeken werden geopend en nog een ander boek werd geopend, namelijk het boek des levens. En de doden werden geoordeeld overeenkomstig wat in de boeken geschreven stond, naar hun werken.

13 En de zee gaf de doden die in haar waren. Ook de dood en het rijk van de dood gaven de doden die in hen waren, en zij werden geoordeeld, ieder overeenkomstig zijn werken. (Openbaring 20:11-13)

Dit oordeel is ook bekend onder de naam ‘het laatste oordeel’. Het vindt plaats op het moment dat ‘de tijd’ eindigt en ‘de eeuwigheid’ begint. Voor deze oordeelstroon verschijnen alleen ongelovigen, dat zijn zij die in hun zonden zijn gestorven. Van een ieder die voor deze troon verschijnt zal duidelijk zijn dat hun werken niet voldoen aan de eis van God. Daar komt bij dat hun naam niet wordt gevonden in het Boek des Levens (Filippi 4:3). De gelovige komt niet voor deze troon. De Here Jezus immers heeft vreselijk oordeel plaatsvervangend ondergaan. Aan ieder die in Hem gelooft wordt vrijspraak verleend. Denk hier bij aan Jesaja 53:5 ‘de straf, die ons de vrede aanbrengt, was op Hem’.

3. De beoordeling van gelovigen

Een viertal tekstplaatsen verdienen onze aandacht. Uit Romeinen 14:10 en 2 Korinte 5:10 blijkt dat het om de rechterstoel van Christus gaat. Voor die rechterstoel worden we beoordeeld, niet veroordeeld. Wat hebben we gedaan gedurende ons leven als behouden mensen? Daarover moeten we rekenschap afleggen (Mattheüs 25:14-19).

(…) Wij zullen toch allen voor de rechterstoel van Christus gesteld worden. (Romeinen 14:10)

Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat ieder vergelding ontvangt voor wat hij door middel van zijn lichaam gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad. (2 Korinte 5:10)

14 Als iemands werk dat hij op het fundament gebouwd heeft, standhoudt, zal hij loon ontvangen.

15 Als iemands werk verbrandt, zal hij schade lijden. Hijzelf echter zal behouden worden, maar wel zo: als door vuur heen. (1 Korinte 3:14-15)

Uit het verband blijkt dat het in 1 Korinte 3 om de dienst van leraren gaat. Het fundament ligt er, schrijft Paulus, leraren hebben erop gebouwd. De kwaliteit van hun werk wordt beoordeeld. Of het werk doorstaat het (oordeels)vuur, of het verbrandt. Houdt het werk stand, dan heeft de leraar bijgedragen aan de bouw van het Huis van God. Zo iemand zal loon ontvangen. Hij is al behouden (louter en alleen op grond van genade), maar ontvangt nu iets extra’s. Is het werk ondeugdelijk, dan zal de betrokkene schade lijden. Maar ook hij is behouden, als door vuur heen (vergelijk Lot).  

4 Want ik ben mij van niets bewust, maar daardoor ben ik nog niet gerechtvaardigd. Wie mij echter beoordeelt, is de Heere.

5 Oordeel daarom niets vóór de tijd, totdat de Heere komt. Hij zal ook wat in de duisternis verborgen is aan het licht brengen, en de voornemens (overleggingen) van het hart openbaar maken. En dan zal ieder van God lof ontvangen. (1 Korinte 4:4-5)

Deze laatste tekstplaats brengt een bijzonder aspect aan het licht. Vanuit de gemeente te Korinte ondervond Paulus veel kritiek. Men trok zijn autoriteit in twijfel, en betichtte hem van verkeerde motieven. Paulus brengt daar tegenin dat het niet aan ons is om elkaars bediening (!) te beoordelen. Wij hebben niet te oordelen over de motieven van de ander. Voor de rechterstoel van Christus zal dat alles openbaar worden, dus ook de motieven waarom iemand iets voor de Here gedaan heeft. Velen zullen lof van God ontvangen. Verlangen we daar niet allemaal naar, God te horen zeggen: ‘Goed gedaan, goede en trouwe slaaf, over weinig bent u trouw geweest, over veel zal ik u aanstellen; ga in, in de vreugde van uw heer.’ Zoals gezegd, het oordeel over motieven komt ons niet toe, dat is aan de Here Jezus. Dus, schort je je oordeel op ‘totdat Hij komt’.

Overigens betekent dit niet dat een gelovige nooit een oordeel zou mogen geven. Zou dat zo zijn, dan was het onmogelijk om als Gemeente tucht te oefenen. Het oordeel gaat dan echter niet om iemands bediening, maar om zonde.

De gemeente is de bruid van Christus, ze is gekleed ‘met smetteloos en blinkend fijn linnen, want dit fijne linnen zijn de gerechtigheden van de heiligen‘. Voor de rechterstoel van Christus blijft alles wat de goddelijke toets kan doorstaan bestaan en dient tot extra glans en glorie van Christus’ bruid. Het resultaat daarvan vinden we terug in Openbaring 19.

7 Laten wij blij zijn en ons verheugen en Hem de heerlijkheid geven, want de bruiloft van het Lam is gekomen en Zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt.

8 En het is haar gegeven zich met smetteloos en blinkend fijn linnen te kleden, want dit fijne linnen zijn de gerechtigheden van de heiligen. (Openbaring 19:7-8)

Dit te weten zou elke gelovige moeten aansporen zijn uiterste best te doen. 

De taak van de gelovige

Het leven van een gelovige is dat van iemand die weet van de eeuwige dood te zijn gered. Jezus Christus moet daarom op ‘nummer 1’ staan. Aan Hem, die Zijn leven gaf om mij te redden, heb ik alles te danken. Die dankbaarheid uit zich – als het goed is – op verschillende manieren. Paulus roept ons op dat waar te maken.

Ik roep u er dan toe op, broeders, door de ontfermingen van God, om uw lichamen aan God te wijden als een levend offer, heilig en voor God welbehaaglijk: dat is uw redelijke godsdienst. (Romeinen 12:1)

Anne de Vries verwoordt deze lastige formulering wat begrijpelijker.

Op grond van de barmhartigheid van God spoor ik je dan ook aan, beste vrienden, om jezelf voor hem beschikbaar te stellen als een levend offer, toegewijd, zoals God het graag heeft. Dáármee vervul je een geestelijke eredienst.

Hier staan twee zaken naast elkaar. De Here Jezus heeft Zichzelf als een levend offer aan God gegeven. Daarmee gaf Hij God de eer terug die wij mensen Hem hadden afgenomen. Tevens redde God in Jezus Christus de mensheid, die verloren was in zonde en misdaden.

Datzelfde wordt nu van de gelovige gevraagd: het lichaam aan God te wijden. En dat niet voor zo nu en dan, nee, maar voor de rest van de tijd die God ons hier op aarde wil geven. Anders gezegd, totdat de gelovige sterft, of totdat de gelovige bij de Opname van deze wereld wordt weggevoerd.  

De taak van elke gelovige is arbeiden voor de Heer, verkondigen van het evangelie, barmhartigheid bewijzen aan wie dat nodig heeft en vasthouden aan het complete Woord van God. Hoelang? Totdat Hij komt!

Arbeiden 

In de gelijkenissen van de talenten en de ponden worden een aantal algemene principes voorgesteld. Het is de Heer die uitdeelt, het is de Heer die beoordeelt, het is de Heer die beloont. De slaven krijgen geruime tijd om te werken. Pas als de Heer terugkomt, vindt de afrekening plaats, en dus arbeiden ze totdat Hij komt.

In Mattheüs 25 krijgen de slaven een verschillend aantal talenten. De Heer houdt daarbij rekening met hun bekwaamheid. Er is bij de slaven geen verschil in toewijding. Elke goede, getrouwe slaaf heeft voor elk talent een erbij verdiend. De beloning is dan ook gelijk.

En aan de één gaf hij vijf talenten, aan de ander twee en aan de derde één, ieder naar zijn bekwaamheid, en hij reisde meteen weg. (Mattheüs 25:15)

In Lukas 19 krijgen alle tien slaven elk één pond. Hier komt het aan op de ijver, de inzet van de slaaf. Nu is aan het resultaat te zien dat de ene slaaf harder heeft gewerkt dan de andere. Afhankelijk van die inzet krijgt de ene slaaf een grotere beloning dan de andere.

En hij riep zijn tien slaven, gaf hun tien ponden en zei tegen hen: Doe daarmee zaken totdat ik terugkom. (Lukas 19:13)

Verkondigen

Wie in zijn of haar gemeente deelneemt aan het avondmaal zal (als het goed is) elke keer de woorden ’totdat Hij komt’ horen. In deze verwoording herkennen we het feit dat het breken van het brood en het drinken van de wijn een verkondigend aspect heeft. Brood en wijn staan voor het verbroken lichaam en het vergoten bloed van onze Heiland. Paulus gaat er vanuit dat het vieren van het avondmaal door zal gaan tot aan de dag van de Opname, dus totdat Hij komt.

Want zo dikwijls u dit brood eet en de drinkbeker drinkt, verkondigt u de dood van de Heer, totdat Hij komt. (1 Korinte 11:26)

Nu is het avondmaal niet de enige (gelegenheid tot de) verkondiging van de dood van onze Heer. Als dat wel zo was, zouden miljoenen mensen van het evangelie verstoken blijven, omdat ze nooit een kerkdienst bezoeken. Daarom ook wijst Paulus ons op de immer voortgaande verantwoordelijkheid het evangelie bekend te maken.

13 Want ieder die de Naam van de Heere zal aanroepen, zal zalig worden.

14 Hoe zullen zij dan Hem aanroepen in Wie zij niet geloven? En hoe zullen zij in Hem geloven van Wie zij niet gehoord hebben? En hoe zullen zij horen zonder iemand die predikt?

17 Zo is dan het geloof uit het gehoor en het gehoor door het Woord van God. (Romeinen 10:13-14, 17)

Barmhartigheid bewijzen

De gelijkenis van de barmhartige Samaritaan is in de eerste plaats een les voor ons gelovigen. De Here Jezus hamert voortdurend op zorg voor de naaste. Deze gelijkenis is een van de hoogtepunten van die lessen. In het gesprek dat de Here Jezus met een wetgeleerde heeft na het vertellen van de gelijkenis zegt Hij dan ook onomwonden: ‘Ga heen en doet u evenzo’. Een verantwoordelijkheid die blijft totdat de Here Jezus terugkomt.

En toen hij de volgende dag wegging, haalde hij twee penningen tevoorschijn, en hij gaf ze aan de waard en zei tegen hem: Zorg voor hem, en wat u verder aan kosten maakt, zal ik u geven als ik terugkom. (Lukas 10:35)

Maar het is ook duidelijk dat deze gelijkenis iets vertelt over de Here Jezus Zelf. Hij redt een man die voor dood was achtergelaten en verleent eerste hulp. Hij zet hem op zijn ezel, en loopt er zelf naast. De Bijbellezer kan alle elementen zelf herkennen. Wijn staat voor vreugde, olie voor de Heilige Geest, het rijdier vertelt ons van de Here Jezus Die ons draagt, dag aan dag. De barmhartige Samaritaan brengt de gewonde man naar een herberg en vertrouwt hem toe aan de zorg van de herbergier. Hierin zien we hoe de geredde zondaar een thuisplek krijgt en wordt verzorgd door de Heilige Geest. Die situatie blijft bestaan totdat de Here Jezus terugkomt.

Vasthouden aan het complete Woord van God

De zeven brieven uit de hoofdstukken 2 en 3 van Openbaring geven een beeld van de kerkgeschiedenis (vanaf de Pinksterdag tot aan de Opname). Alle zeven gemeenten krijgen te horen wat wel en wat niet goed is. De Here Jezus spreekt dreigementen uit, maar ook bemoedigingen. Ook geeft Hij concrete opdrachten. Een van die taken betreffen de gemeenten te Thyatira en Filadelfia.

24 (…) Ik zal u geen andere last opleggen

25 dan deze: Houd vast aan wat u hebt totdat Ik kom. (Openbaring 2:24-25)

Het bijzondere aan deze opdracht is dat de Here Jezus het koppelt aan Zijn wederkomst. Wat is het, dat zij hebben en moeten vasthouden? Voor een verklaring kijken we naar van Paulus en Timotheüs.

O Timotheüs, bewaar het u toevertrouwde pand, wend u af van onheilige, inhoudsloze praat en tegenstellingen van de ten onrechte zo genoemde kennis. (1 Timotheüs 6:20)

Het aan Timotheüs toevertrouwde pand is alles wat hij van de apostel Paulus heeft geleerd. Het is hetzelfde als dat wat de ouderlingen in Efeze van hem hebben geleerd.

(…) want ik heb niet nagelaten u heel het raadsbesluit van God te verkondigen. (Handelingen 20:27)

‘Wat u hebt’, ‘het u toevertrouwde pand’ en ‘heel het raadsbesluit van God’ duidt op kennis van de Schrift. Het is mooi als je veel Bijbelkennis hebt. Bewaren wil echter niet zeggen ergens in een kast leggen waar het nutteloos ligt te verstoffen. Bewaren betekent vasthouden in je hart (Lukas 2:51) en handelen als de man die de woorden van de Here Jezus hoort en ze doet (Mattheus 7:24).

En wat als je niets hebt? Niets kun je niet vasthouden. Zorg dan dat je groeit in de kennis van Gods Woord. Dat kun je zelf doen, door te schatgraven in het Woord van God. Je kunt het ook voor je laten doen, en luisteren naar preken, Bijbelstudie-avonden bezoeken, gelegenheden opzoeken waarvan je weet dat je iets kunt ontvangen. Je hebt nog de tijd, tijd totdat de Here Jezus komt. Hij zal je vragen wat je met Gods Woord hebt gedaan …

Tot, totdat en eeuwigheid

Alle onderwerpen overdacht in dit artikel staan in verband met beslissingen van eeuwigheidswaarde. Ze roepen ons toe nu te handelen, want er komt een dag dat het niet meer hoeft, of zelfs niet meer kan. En er staat wat op het spel! 

Allereerst hemel of hel, waar zul je zijn nadat Gods totdat verwerkelijkt is? Dat hangt (mee) af van je eigen keuze. Kies voor het eeuwige leven! Het kan nog!

Dan voor de gelovige, hoe zul je zijn als de eeuwigheid is begonnen? Ook dat hangt (mee) af van eigen keuzes. Laat de tijd die God je geeft niet onbenut. Henk Binnendijk heeft het zo mooi gezegd: ‘Je zult in de eeuwigheid zijn, wat God hier van je heeft kunnen maken’. Maar dan moet je wel meewerken …