Het staat in de Bijbel
We hebben gezien dat de Schrift op vele plaatsen benadrukt dat ‘iets nog niet voltooid is’, ‘iets nog niet vol is’. Er zijn processen gaande, waarvan alleen God weet hoe het precies werkt, en hoe ver het gevorderd is. Gelovigen hebben het regelmatig over tekenen der tijden – en terecht. We mogen ze beschouwen als indicatoren: bepaalde processen naderen het moment van voltooiing. Wijzen op tekenen kan echter niet zonder kennis van wat God op de achtergrond doet. Die kennis hebben we nodig als we Gods maatstaven trachten te begrijpen. Waarom is iets zover? En heeft elk proces zijn eigen specifieke teken? Het feit dat God ons geen kennis verschaft over ‘de stand van zaken’ moet ons terughoudend maken bij het benoemen van gebeurtenissen als zijnde een teken. En terecht, want hoe dikwijls hebben roeptoeters gelovigen niet op het verkeerde been gezet? Bovendien behoudt God Zich het recht voor anders te doen dan wij mensen verwachten. Soms verkort Hij Zijn oordelen, soms schort Hij ze tijdelijk op, soms gelast Hij ze helemaal af, en waarom? Hij heeft berouw, lezen we soms. Hij laat Zich verbidden komt ook voor. En toch heeft het zin ons met deze dingen bezig te houden. Het staat immers in de Bijbel, en dan MOET het wel van belang zijn. Daarom nu enkele laatste voorbeelden.
Het Nieuwe Testament over Israël en de Grote Verdrukking
Lukas 21 bevat een weergave van Jezus’ rede over de toekomstige dingen. In deze weergave vinden we details, die in het verslag van Mattheüs 24 ontbreken, en omgekeerd. Zie daarvoor mijn De tekenen van Mattheüs 24 onder de loep (1).
Lukas 21 vers 6 handelt over de verwoesting van Jeruzalem. Wordt in Mattheus 24 de verwoesting tijdens de Grote Verdrukking bedoeld, hier ziet de toepassing op het jaar 70. De Joden komen in opstand tegen de Romeinen, die de opstand op een bloedige wijze neerslaan. Jeruzalem wordt vernietigd, waarschijnlijk meer dan een miljoen mensen gedood, en de rest weggevoerd in slavernij. Israël als natiestaat houdt op te bestaan. De tijden der heidenen vangen aan. Niet het Joodse volk, maar allerlei bezetters maken voortaan de dienst uit.
Sommigen laten de tijden der heidenen al beginnen met de regering van koning Nebukadnezar. Dan zou de wegvoering in ballingschap door de Babyloniërs, en de toenmalige verwoesting van Jeruzalem het aanvangsmoment van deze periode zijn. Beide interpretaties zijn mogelijk. De tijden der heidenen vormen in elk geval een deel van Gods oordelen over Israël.
En Jeruzalem zal door de heidenen vertrapt worden, totdat de tijden van de heidenen vervuld zullen zijn. (Lukas 21:24)
De heidenen hebben lange tijd vrij spel. Geen oneindig lange tijd, omdat God een duidelijke grens heeft gesteld: totdat. Als die grens is bereikt komt de Here Jezus terug voor Israël, aan het eind van de Grote Verdrukking.
De bedoelde periode duurt nog steeds voort. Weliswaar is in 1967 Jeruzalem weer geheel onder Joods bestuur gekomen, maar uit Lukas 21 blijkt dat de Here Jezus duidt op een tijdstip dat nu nog in de toekomst ligt.
En dan zullen zij de Zoon des mensen zien komen in een wolk, met grote kracht en heerlijkheid. (Lukas 21:27)
Ook op andere plaatsen vinden we aanwijzingen dat Israël zal worden geoordeeld. In Mattheüs 23 klinkt de verdrietige stem van de Messias over het lot van Jeruzalem. Haar onbekeerlijkheid zal tot een totale verwoesting leiden. God zet de vervulling van Oudtestamentische profetieën voor lange tijd stil, totdat … Hij komt (aan het eind van de Grote Verdrukking).
37 Jeruzalem, Jeruzalem, u die de profeten doodt en stenigt wie naar u toe gezonden zijn! Hoe vaak heb Ik uw kinderen bijeen willen brengen, op de wijze waarop een hen haar kuikens bijeenbrengt onder haar vleugels; maar u hebt niet gewild!
38 Zie, uw huis wordt als een woestenij voor u achtergelaten.
39 Want Ik zeg u: U zult Mij van nu af aan niet zien, totdat u zegt: Gezegend is Hij Die komt in de Naam van de Heere!” (Mattheüs 23:37-39).
De komst van de Messias voor Israël zal onverwacht zijn. De Here Jezus maakte Zelf de vergelijking met de zondvloed. De mensen in de tijd van Noach hadden niets in de gaten. Ze waren gewoon bezig met de dagelijkse dingen. Die routine stopte op het moment dat Noach de ark binnenging en de vloed kwam. Zo zal het ook gaan bij de wederkomst van de Here Jezus.
37 Zoals de dagen van Noach waren, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn.
38 Want zoals ze bezig waren in de dagen voor de zondvloed met eten, drinken, trouwen en ten huwelijk geven, tot aan de dag waarop Noach de ark binnenging,
39 en het niet merkten, totdat de zondvloed kwam en hen allen wegnam, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn. (Mattheüs 24:37-39)
In een geheel ander verband spreekt Paulus ook over die toekomstige periode. Zoals we eerder zagen moet eerst de Opname komen. Deze wegvoering van de Gemeente zal de weg vrijmaken voor de komst van de antichrist. Paulus legt uit dat na de Opname van de Gemeente de Heilige Geest niet langer zal functioneren als Weerhouder. Immers, de Here Jezus had beloofd dat de Heilige Geest voor altijd bij de gelovigen zou blijven.
16 En Ik zal de Vader bidden, en Hij zal u een andere Trooster geven, opdat Hij bij u blijft tot in eeuwigheid,
17 namelijk de Geest van de waarheid, Die de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet, maar u kent Hem, want Hij blijft bij u en zal in u zijn. (Johannes 14:16-17)
De Weerhouder wordt dus samen met de Gemeente verwijderd, waarna de antichrist spoedig zal verschijnen. De Grote Verdrukking zal dus beginnen vlak na de Opname.
6 En u weet wat hem nu weerhoudt, opdat hij op zijn eigen tijd geopenbaard wordt.
7 Want het geheimenis van de wetteloosheid is al werkzaam. Alleen is er iemand die hem nu weerhoudt, totdat hij uit het midden verdwenen is.
8 En dan zal de wetteloze geopenbaard worden. (…) (2 Thessalonica 2:6-8)
Profetie rond de Persoon van de Here Jezus
Aan het eind van Openbaring staat een intrigerende uitspraak (een van de vele!).
(…) Het getuigenis van Jezus is (…) de geest van de profetie. (Openbaring 19:10)
Deze woorden laten zich lezen als een definitie, als een nauwkeurige omschrijving van wat profetie precies is. Bij profetie denken we vaak aan mededelingen over de toekomende dingen. Dat kan ons dusdanig fascineren, dat we soms riskeren de weg kwijt te raken. Denk bijvoorbeeld aan alle ophef over de komende antichrist en diens getal 666. Er zijn gelovigen (?) die meer tijd besteden aan de antichrist dan aan de echte Christus. Hét onderwerp van profetie is dan ook niet de toekomst op zich, maar de toekomst in de Here Jezus! Profetie krijgt pas betekenis als we gaan zien dat het om Christus’ toekomst gaat. Daarom ook is het belangrijk niet slechts losse teksten te lezen, maar het totale beeld te bestuderen.
De Bijbel bevat een groot aantal profetieën over Gods Zoon. De Here Jezus heeft ook Zelf geprofeteerd. Laten we eens kijken naar de gebeurtenissen op de berg van de verheerlijking. God de Vader wijst op Zijn Zoon met de woorden ‘Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb; luister naar Hem!’ (Mattheüs 17:5). Als de Here naderhand afdaalt van de berg verbiedt Hij Zijn discipelen over de verheerlijking te spreken.
En toen zij van de berg afdaalden, gebood Jezus hun: Vertel niemand van wat u gezien hebt, totdat de Zoon des mensen opgewekt is uit de doden. (Mattheüs 17:9)
Met andere woorden, de verheerlijking komt pas aan bod na het lijden. En dat lijden is geen sinecure. Juist omdat de Here Jezus weet wat het betekent, doorvoelt Hij ook als Enige wat Hem te wachten staat.
Maar Ik moet met een doop gedoopt worden (onderdompeling in het lijdensvuur), en hoe beklemt het Mij, totdat het volbracht is. (Lukas 12:50)
Tweemaal zien we het woordje totdat. De Here Jezus wijst ermee vooruit naar de allerbelangrijkste gebeurtenis uit de wereldgeschiedenis. Pas als het vuur van het oordeel van God over Hem is heengegaan, kunnen Gods plannen worden vervuld. En die plannen draaien allemaal om onze Heer en Heiland, Jezus Christus. Na Zijn sterven op Golgotha is de Here Jezus opgestaan uit de doden. Veertig dagen later verliet Hij de aarde om te gaan zitten aan Gods rechterhand.
De Here dan is, nadat Hij tot hen gesproken had, opgenomen in de hemel en heeft Zich gezet aan de rechterhand van God. (Markus 16:19)
Dat behoorde ook tot Gods plannen, want al in Psalm 110 lezen we van Gods opdracht om dat te doen.
De HEERE heeft tot mijn Heere gesproken: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden gemaakt zal hebben tot een voetbank voor Uw voeten. (Psalm 110:1)
De Here Jezus heeft 20 eeuwen geleden Zijn plaats aan Gods rechterhand ingenomen. Er komt echter een dag dat Hij die plaats zal verlaten, namelijk op het moment dat weer een proces is voltooid: het vernietigen van de vijanden. Tot die tijd zit de Here Jezus en God handelt. Dit duidt uiteraard niet op passiviteit, want we weten bijvoorbeeld dat de Here Jezus voor gelovigen pleit (Romeinen 8:34). Bovendien werkt Hij mee aan de prediking door tekenen en wonderen (Handelingen 14:3). Het is in ieder geval een eervolle positie. De Here Jezus zal naar de aarde terugkeren om Koning te worden. We lezen van dat moment in Openbaring 19. Ik gebruik de vertaling van Anne de Vries.
Toen zag ik de hemel open staan, en daar zag ik een wit paard, en hij die erop zat heette de Trouwe, of de Ware, want hij is eerlijk in zijn oordeel en eerlijk in de strijd. Zijn ogen vlamden als vuur en op zijn hoofd had hij een heleboel koningskronen. Er stond op hem een naam geschreven die niemand kende dan hijzelf alleen, en hij had een mantel aan die gedrenkt was in bloed. Het Woord van God, werd hij genoemd; en de hemelse legers volgden hem op witte paarden, gekleed in het fijnste linnen, blinkend wit. Uit zijn mond kwam een scherp zwaard om de volkeren te slaan; want hij is het die ze trakteren zal met een ijzeren staaf, en die ook de wijnpers zal treden van de woedende vergelding van God, die alles in zijn macht heeft. Op zijn mantel, ter hoogte van de dij, stond een eretitel geschreven: Koning der koningen en Heer der heren. (Openbaring 19:11-16)
Toen zag ik dat er een engel op de zon stond. Hij riep uit volle borst naar alle vogels die midden in de hemel vlogen: „Kom allemaal hier naar toe, naar de grote maaltijd van God! Hier kun je vlees eten! Vlees van koningen, generaals en soldaten; vlees van paarden met ruiters en al; vlees van allerlei mensen, bazen en knechten, groot en klein!” Toen zag ik het beest en de koningen van de aarde met hun legers, bijeengebracht om oorlog te voeren tegen de berijder van het paard en zijn leger. Maar het beest werd gevangengenomen, en ook de valse profeet, die wonderen voor hem gedaan had om de mensen zover te krijgen dat ze zich het stempel van het beest lieten geven en zijn beeld gingen aanbidden. Ze werden allebei levend in de vuurvijver gegooid, die vol zit met brandende zwavel. De rest werd gedood door het zwaard dat uit de mond van de paardrijder kwam, en alle vogels vraten zich vol aan hun vlees. (Openbaring 19:17-21)
De apotheose van deze strijd is de gevangenneming van satan. Gedurende de dan aangebroken duizend jaar zal hij geen kans krijgen de mensheid te misleiden.
1 En ik zag een engel neerdalen uit de hemel met de sleutel van de afgrond en een grote ketting in zijn hand.
2 En hij greep de draak, de oude slang, dat is de duivel en de satan, en bond hem voor duizend jaar,
3 en wierp hem in de afgrond, en sloot hem daarin op en verzegelde die boven hem, opdat hij de volken niet meer zou misleiden, totdat de duizend jaar tot een einde gekomen zouden zijn. En daarna moet hij een korte tijd worden losgelaten. (Openbaring 20:1-3)
Alle vijanden die zich tijdens de Grote Verdrukking manifesteerden zijn gedood, de duivel is gevangengezet. Koning Jezus zal duizend jaar regeren. Volgens sommige uitleggers echter zal de aanvang van Zijn regering niet zonder slag of stoot gaan. Net als bij David, zullen sommigen niet accepteren dat ‘Deze Koning over ons wordt’. In deze visie zal Christus al overwinnend de gehele planeet onderwerpen. Anderen wijzen op de aanval op Israël van Gog en Magog als beschreven in Ezechiël 37. Zij plaatsen dit aan het begin van het Duizendjarig Rijk. Zeker is dat aan het eind van het Vrederijk opnieuw strijd zal plaatsvinden, zij het zeer kortstondig. Opmerkelijk genoeg worden daarbij Gog en Magog opnieuw genoemd.
7 En wanneer die duizend jaar tot een einde gekomen zijn, zal de satan uit zijn gevangenis worden losgelaten.
8 En hij zal uitgaan om de volken te misleiden die zich in de vier hoeken van de aarde bevinden, Gog en Magog, om hen te verzamelen voor de oorlog. En hun aantal is als het zand van de zee.
9 En zij kwamen op over de breedte van de aarde, en omsingelden de legerplaats van de heiligen en de geliefde stad. Maar er daalde vuur van God neer uit de hemel en dat verslond hen.
10 En de duivel, die hen misleidde, werd in de poel van vuur en zwavel geworpen, waar ook het beest en de valse profeet reeds zijn. En zij zullen dag en nacht gepijnigd worden in alle eeuwigheid. (Openbaring 20:7-10)
Christus’ bewind tijdens het Duizendjarig Rijk zal volmaakt en oppermachtig zijn. Als er al verzet is, krijgt dat geen enkele kans. Uiteindelijk komt de dag dat alle vijanden onder Zijn voeten zijn gelegd, alle, op een na. Die vijand echter is van een geheel andere orde: de dood.
25 Want Hij moet Koning zijn, totdat Hij alle vijanden onder Zijn voeten heeft gelegd.
26 De laatste vijand die tenietgedaan wordt, is de dood. (1 Korinte 15:25)
Er staat niet voor niets ‘laatste’. Pas helemaal aan het eind van de tijd, vlak voor het begin van de eeuwigheid, zal deze vijand worden vernietigd. Als dat alles is gebeurd komt het eind van de tijd en draagt Koning Jezus het koninkrijk over aan God de Vader.
Daarna komt het einde, wanneer Hij het koningschap aan God en de Vader heeft overgegeven, wanneer Hij alle heerschappij en alle macht en kracht heeft tenietgedaan. (1 Korinte 15:24)
Openbaring
In enkele eerdere artikelen heb ik geschreven over zuurdeeg. Zuurdeeg staat voor een negatief proces dat bederf als resultaat heeft. Daarom ook moet het volgende vers een negatieve betekenis hebben.
(…) Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan zuurdeeg, dat een vrouw nam en in drie maten meel deed, totdat het helemaal doorzuurd was. (Mattheüs 13:33)
We hebben hier weer een proces dat op een bepaald moment zijn voltooiing vindt. ‘Totdat het helemaal doorzuurd was’, staat er. Het staat in scherp contrast met de inspanningen van de Here Jezus, zoals die door Paulus worden beschreven.
opdat Hij haar (de Gemeente) in heerlijkheid voor Zich zou plaatsen, zonder smet of rimpel of iets dergelijks, maar dat zij heilig en smetteloos zou zijn. (Efeze 5:27)
De Opname voert de Gemeente weg van deze aarde. Er blijft echter een (naam)christendom achter, een entiteit die volkomen doorzuurd is. Wordt de Gemeente voorgesteld als een reine maagd, het (naam)christendom wordt afgebeeld als een hoer. En zoals de Gemeente aan Johannes wordt getoond in de gedaante van de hemelse stad Jeruzalem, zo wordt het (naam)christendom verbeeld als de diep verdorven stad Babylon, ‘verworden tot een woonplaats van demonen, een schuilplaats voor allerlei onreine geesten en een schuilplaats voor allerlei onreine en weerzinwekkende vogels’. Johannes krijgt het oordeel over de grote hoer te zien.
Wee, wee de grote stad (…) want in één uur is zij verwoest. (Openbaring 18:19)
Het proces van doorzuring is nu nog niet volkomen. Nog is er tijd om tot bekering te komen. Maar het zijn ernstige tijden:
De nacht is ver gevorderd en de dag is nabijgekomen. (Romeinen 13:12)
Toch zullen er tijdens de Grote Verdrukking ware gelovigen op aarde zijn. Zij zijn na de Opname tot geloof gekomen. Maar zij hebben het zwaar, heel zwaar. Johannes vat hun lijden samen in een ontzagwekkende opsomming.
(…) ik zag de zielen van hen die onthoofd waren om het getuigenis van Jezus en om het Woord van God, die het beest en zijn beeld niet hadden aangebeden, die het merkteken niet ontvangen hadden op hun voorhoofd en op hun hand. (Openbaring 20:4)
Het woeden van de antichrist zal zo hevig zijn dat God tot een bijzondere maatregel besluit: het totdat wordt vervroegd!
En als die dagen niet ingekort werden, zou er geen vlees behouden worden; maar ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen ingekort worden. (Mattheüs 24:22)
Dat is vooral zo opmerkelijk, omdat er ook een ander criterium van kracht is, ook in de vorm van een totdat: God heeft het aantal martelaren vastgesteld. Johannes krijgt een kijkje in de hemel, en ziet daar onder het altaar de zielen van de tot op dat moment gedode gelovigen. Zij vragen: ‘Hoelang nog?’.
En aan ieder van hen werd een lang wit gewaad gegeven. En tegen hen werd gezegd dat zij nog een korte tijd moesten rusten, totdat ook het aantal van hun mededienstknechten en hun broeders, die evenals zij gedood zouden worden, volledig zou zijn geworden. (Openbaring 6:11)
Toch zullen niet alle gelovigen onmiddellijk sneuvelen. Sommigen ondergaan een louterings- en reinigingsproces door middel van de vervolgingen.
Van de verstandigen zullen er struikelen, om hen te louteren, te reinigen en zuiver wit te maken tot de tijd van het einde, want het wacht nog tot de vastgestelde tijd. (Daniël 11:35)
Met deze gebeurtenissen wordt gewacht tot de vastgestelde tijd, namelijk de tijd van het einde, de Grote Verdrukking. Vervolging is als het reinigen van goud. Dat kan alleen door verhitting (1 Petrus 1:7).
Het einde van de toorn van God
Jesaja – de evangelist van het Oude Testament – kondigt de komst en de taken van de Messias aan. Voor ons onderwerp zijn de woorden ‘om uit te roepen het jaar van het welbehagen van de Here en de dag van de wraak van onze God’ (Jesaja 61:2) van belang. Jesaja zet de lengte van een jaar tegenover met moment van een dag. De boodschap is duidelijk: hoewel Gods toorn huiveringwekkend is in zijn uitwerking, valt deze in het niet bij de omvang van Zijn goedertierenheid. En dus gaat een zevenjarige periode (de Grote Verdrukking) vooraf aan een duizendjarige periode (het Duizendjarig Rijk).
Dat de toorn van God een beperkte duur heeft, wordt in Openbaring duidelijk aangegeven. Het toppunt van Gods oordelen wordt namelijk bereikt als de zeven schaalgerichten over de mensheid komen. Wanneer de engelen die deze plagen zullen uitgieten klaar staan, weet Johannes te melden dat het de laatste plagen zullen zijn, en dat Gods toorn daarmee voleindigd is.
En ik zag een ander teken in de hemel, groot en wonderbaarlijk: zeven engelen met de zeven laatste plagen. Want daarmee zal de toorn van God tot een einde gekomen zijn. (Openbaring 15:1)
Dan gebeurt er iets unieks.
En de tempel werd vervuld met rook vanwege de heerlijkheid van God, en vanwege Zijn kracht. En niemand kon de tempel binnengaan, voordat de zeven plagen van de zeven engelen tot een einde gekomen waren. (Openbaring 15:8)
Door de rook van Gods heerlijkheid is het niet langer mogelijk de tempel binnen te gaan. Daarmee wordt het tevens onmogelijk voorbede te doen. Het is dezelfde situatie als Jeremia beschrijft in Klaagliederen.
U hebt U in een wolk gehuld, zodat er geen gebed doorkwam. (Klaagliederen 3:44)
Dit betekent dat er geen uitstel meer mogelijk is, dat de oordelen niet meer tegen te houden zijn. Zeven verschrikkelijke reeksen van rampen voltooien Gods toorn. Alles wat gebeuren moest, is daarmee gebeurd.
En de zevende engel goot zijn schaal uit over de lucht. En er klonk een luide stem uit de tempel in de hemel, vanaf de troon, die zei: Het is geschied (Openbaring 16:17)
De weg is vrij – op weg naar het Duizendjarig Rijk!
Slot
Alle profetie wijst uiteindelijk op de komende eeuwigheid. Profetie bepaalt ons bij het moment dat we allemaal zullen meemaken, het einde van ons aardse leven. Hetzij door sterven, hetzij door de Opname, eens vangt voor ons de eeuwigheid aan.
Het woord Eeuwigheid wijst op een definitieve toestand. Als de eeuwigheid aanbreekt kan niets meer worden veranderd. Elke beslissing die van belang is voor ons verblijf in de eeuwigheid, moet daarom in dit leven plaatsvinden. Gebeurt dat niet, dan zijn de gevolgen rampzalig.
1 Ontwaak, gij die slaapt en sta op uit de doôn!
En Christus zal over u lichten!
Zo wekt u, zo dringt u, als Broeder, Gods Zoon,
Eer Hij u als Rechter komt richten.
Ontwaak en sta op! het gevaar is zo groot:
Wie kiest, o verdwaasde! voor ’t leven den dood?
2 Ontwaak, gij die slaapt in de zonde, met spoed!
De nacht is zo lang reeds verdwenen;
Het licht der genade, met blijdschap begroet,
Heeft d’ aarde reeds eeuwen beschenen;
En groots is uw roeping, en heilig uw taak,
En d’ uren zijn weinig: ontwaak dan! ontwaak!
4 Welzalig de vrome, die wandelt in ’t licht,
Door Christus den doodslaap ontrezen;
Hoe vaak hier de dag voor de duisternis zwicht,
’t Zal nimmermeer nacht voor hem wezen.
Ontwaak, gij die slaapt en sta op uit de doôn!
Zo spreekt van den hemel uw Heiland, Gods Zoon.