Eigenlijk was het vorige artikel bedoeld als afsluiting van de reeks over de Knecht des Heren. Maar de actualiteit van het moment – landelijke acties van o.a. boeren; een groeiende afkeer van onze overheid – maakt dat ik vanuit het thema Knecht des Heren daar nog een paar opmerkingen over wil maken.
Lijden en voorbeeld
De Knecht des Heren heeft geleden. Voor ons. Hij was geheel zonder zonde, onberispelijk in gedachten, daden en woorden. Alleen daarom kon Hij de zonden van de mensheid op Zich nemen. Maar dat lijden heeft ook een voorbeeldfunctie. Luister naar Petrus, die zelf alles van dichtbij meemaakte.
21 Want hiertoe bent u geroepen, omdat ook Christus voor ons geleden heeft; Hij laat ons zo een voorbeeld na, opdat u Zijn voetsporen zou navolgen;
22 Hij, Die geen zonde gedaan heeft en in Wiens mond geen bedrog gevonden is;
23 Die, toen Hij uitgescholden werd, niet terugschold, en toen Hij leed, niet dreigde, maar het overgaf aan Hem Die rechtvaardig oordeelt; (1 Petrus 2:21-23)
Een flink deel van dat lijden was vanwege de overheid – zowel van de Joodse als van de Romeinse. Daarom heeft bovenstaande ons juist in deze roerige tijd veel te zeggen. Neem nu Mattheüs. Hij haalt Jesaja 42:1-4 aan over de Knecht des Heren. De Here Jezus dus. Het begint met een krachtige uitspraak van de Vader. Wie is die Knecht?
Zie, Mijn Knecht, Die Ik uitverkoren heb, Mijn Geliefde, in Wie Mijn ziel een welbehagen heeft; Ik zal Mijn Geest op Hem leggen en Hij zal aan de heidenen het oordeel verkondigen. (Mattheüs 12:18)
Deze Knecht is uitverkoren door God, Hij is Gods geliefde eniggeboren Zoon. Hij zal gaan in de kracht van de Geest, Zijn ‘werkterrein’ zal wereldwijd zijn. Deze woorden betekenden veel voor de Here Jezus. Hij moest werken onder een vijandige overheid. Die zou Hem verwerpen, ja zelfs doden. De wetenschap echter dat Hij de Uitverkorene was, gaf Hem steun. Daardoor ook kon Hij de kalmte bewaren. Hij vertrouwde immers op Hem, Die Hem gezonden had. Dat had onmiddellijk gevolgen voor Zijn manier van doen.
Hij zal niet twisten en niet roepen, en ook zal niemand Zijn stem op de straten horen. (Mattheüs 12:19)
De Knecht des Heren ruziede niet. Hij trok evenmin van leer tegen allerlei corruptie instanties. Wat een voorbeeld voor Zijn volgelingen!
Een dienstknecht van de Heere moet geen ruzie maken, maar vriendelijk zijn voor allen, bekwaam om te onderwijzen, en iemand die de kwaden kan verdragen. (2 Timotheüs 2:24)
En dus doet een christen niet mee aan scheldpartijen, intimideert geen overheidspersonen. Hij twittert geen dreigementen aan anderen. Hij verspreidt geen vals gerucht, geen leugens, geen kwaadaardige verzinsels.
Deze gezindheid van de Here Jezus uitte zich ook in Zijn omgang met de zwakkeren. Niet ruw, want geknakt riet kan zomaar breken. Niet achteloos, want in een walmende vlaspit is het vuur bijna uitgedoofd.
Het geknakte riet zal Hij niet breken en de walmende vlaspit zal Hij niet doven, totdat Hij het oordeel uitvoert tot overwinning. (Mattheüs 12:20)
Bedenk daarbij dat een inhoudelijke discussie iets geheel anders is dan schelden. Wie scheldt verplaatst de aandacht van het onderwerp naar de persoon. Misschien is die persoon wel als het geknakte riet, of als de walmende vlaspit. Een geestelijk ongeluk zit in een klein hoekje. Daarom ligt ook hier voor de gelovige een belangrijke taak.
Leef, zo mogelijk, voor zover het van u afhangt, in vrede met alle mensen. (Romeinen 12:18)
Laat iedereen u kennen als vriendelijke mensen (Telos: inschikkelijk; HSV: welwillend). De Heer is nabij. (NBV)(Filippi 4:5)
Voorbeeld en navolging
Het voorbeeld van de Here Jezus heeft ons veel te zeggen. Hij bemoeide Zich niet met de politiek.
Toen antwoordde Jezus hun: Geef dan aan de keizer wat van de keizer is, en aan God wat van God is. En zij verwonderden zich over Hem. (Markus 12:17)
Hij erkende en gehoorzaamde het gezag van de Romeinse (!) overheid. Hij bevestigde dat de Romeinse overheid alleen maar macht had omdat die haar van God gegeven was (vergelijk Romeinen 13:1-7).
10 Pilatus dan zei tegen Hem: Spreekt U niet tot mij? Weet U niet dat ik macht heb U te kruisigen, en macht heb U los te laten?
11 Jezus antwoordde: U zou geen enkele macht tegen Mij hebben, als het u niet van boven gegeven was; daarom heeft hij die Mij aan u overgeleverd heeft, een grotere zonde dan u. (Johannes 19:10-11)
Wat staan wij gelovigen ver van deze inzichten, van deze gezindheid! Wat schrijft Paulus aan de Galaten?
Ik ben met Christus gekruisigd; en niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij; (Galaten 2:20)
Als dat waar is, hoe kan het dan dat zoveel christenen zich totaal anders opstellen dan de ‘Christus in hun hart’? Of moeten we misschien wel die andere vraag stellen?
Onderzoek uzelf of u in het geloof bent, beproef uzelf. Of weet u niet van uzelf dat Jezus Christus in u is? (2 Korinte 13:5)
Daarom tot slot een citaat van R. Brockhaus uit ‘Meer dan overwinnaars’, zijn bespreking van de brief aan de Romeinen.
Het is mogelijk, dat deze gehoorzaamheid voor de christen oorzaak is van allerlei moeilijkheden, misschien hem gevoelige verliezen en veel lijden bezorgt. Maar dát mag voor zijn gedragingen geen maatstaf zijn. Heeft hij in deze wereld van ongerechtigheid eigenlijk iets anders te verwachten? Hij is een vreemdeling en pelgrim in deze wereld, zijn burgerschap is in de hemelen. Door het geloof in de nauwste verbinding met God gebracht, ziet hij op zijn plaats en zijn erfdeel daarboven. Hij is gezegend met alle geestelijke zegening in de hemelse gewesten. Op zijn reis naar het hemelse vaderland is hij niet geroepen om zijn recht in deze wereld te zoeken, nog minder om op haar sociale of politieke ontwikkeling daadwerkelijk invloed uit te oefenen en in het geheel niet om een heersende positie in haar te bekleden. Hij zal eenmaal met Christus heersen, wanneer de tijd daarvoor gekomen is; maar zijn tegenwoordig deel is, te lijden en, voor zoveel het van hem afhangt, met alle mensen in vrede te leven, hun welzijn te zoeken en ‘door goed te doen het onverstand van de dwaze mensen de mond te snoeren’. (1 Petrus 2:15)