Slot
In dit artikel probeer ik een afrondende conclusie te formuleren over het functioneren van apostelen, profeten en leraars in onze tijd. Alle drie bedieningen gaan uit van een bepaald mandaat. Ze spreken niet op eigen gezag, maar omdat God hen daartoe heeft gemachtigd. Ze brengen niet een zelf-geformuleerde boodschap, maar spreken dat wat God hun geeft te spreken. Althans, zo zou het zijn in een volmaakte wereld. Helaas weten we van valse apostelen, valse profeten en valse leraars. Zij spreken wel op eigen gezag (al zullen ze dat nooit toegeven), en niet omdat God hen daartoe heeft gemachtigd. Ze brengen wel een zelf-geformuleerde boodschap (ook dat zullen ze nooit toegeven). Het functioneren van apostelen, profeten en leraars veronderstelt in elk geval een spreken van God. Daarom nu eerst een beknopt overzicht van wat de Bijbel ons daarover leert. Elke ‘vorm’ wordt geïllustreerd met een Bijbels voorbeeld, een uit het Oude Testament en een uit het Nieuwe Testament.
God spreekt tot de mens – 1
Hij doet dat op verschillende manieren. Ten eerste in en door middel van de schepping.
2 De hemel vertelt Gods eer, het gewelf verkondigt het werk van Zijn handen.
3 Dag op dag spreekt overvloedig, nacht op nacht geeft kennis door.
4 Geen spreken is er, geen woorden zijn er, hun stem wordt niet gehoord. (Psalm 19:2-4)
Paulus preciseert dat nog nader.
Want de dingen van Hem die onzichtbaar zijn, worden sinds de schepping van de wereld uit Zijn werken gekend en doorzien, namelijk én Zijn eeuwige kracht én Zijn Goddelijkheid, zodat zij niet te verontschuldigen zijn. (Romeinen 1:20)
Tot in de laatste jaarweek wordt de mens opgeroepen God de eer te geven die Hem toekomt.
U bent het waard, Here, te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de kracht, want U hebt alle dingen geschapen, en door Uw wil bestaan zij en zijn zij geschapen. (Openbaring 4:11)
(…) aanbid Hem Die de hemel, de aarde, de zee en de waterbronnen gemaakt heeft. (Openbaring 14:7)
Helaas luistert een groot deel van de mensheid niet naar deze oproep, en verdwaalt in theorieën die het onmogelijke voor mogelijk proberen te verklaren.
God spreekt tot de mens – 2
Vaak doet Hij dat rechtstreeks. De betrokkene is ‘wakker’ en hoort een stem, hij ziet een visioen en ontvangt daarin een boodschap, of hij wordt aangesproken in een droom.
Neem Abraham als voorbeeld.
1 De Here nu zei tegen Abram: Gaat u uit uw land, uit uw familiekring en uit het huis van uw vader, naar het land dat Ik u wijzen zal.
2 Ik zal u tot een groot volk maken, u zegenen en uw naam groot maken; en u zult tot een zegen zijn.
3 Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt, zal Ik vervloeken; en in u zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden. (Genesis 12:1-3)
In de vier evangeliën spreekt God in de Zoon. Wie de Here Jezus hoort, luistert naar God Zelf.
49 Want Ik heb niet uit Mijzelf gesproken, maar de Vader, Die Mij gezonden heeft, Hijzelf heeft Mij een gebod gegeven wat Ik zeggen en wat Ik spreken moet.
50 En Ik weet dat Zijn gebod eeuwig leven is. Wat Ik dan spreek, spreek Ik zoals de Vader Mij gezegd heeft. (Johannes 12:49-50)
Sinds de eerste Pinksterdag is het God de Heilige Geest Die tot de mens spreekt.
En de Geest zei tegen Filippus: Ga ernaartoe en voeg u bij deze wagen. (Handelingen 8:29)
God spreekt tot de mens – 3
Vaak doet Hij dat via een ’tussenpersoon’.
– Regelmatig zien we een engel namens God spreken.
21 terwijl ik (Daniel) mijn gebed nog uitsprak, kwam de man Gabriël, die ik in het begin in het visioen gezien had, snel aangevlogen en raakte mij aan, omstreeks de tijd van het avondoffer.
22 Hij (Gabriël) begon mij te onderwijzen en sprak met mij. (Daniel 9:21-22)
26 In de zesde maand werd de engel Gabriël door God gezonden naar een stad in Galilea, waarvan de naam Nazareth was,
27 naar een maagd die ondertrouwd was met een man, van wie de naam Jozef was, uit het huis van David; en de naam van de maagd was Maria.
28 En toen de engel bij haar binnengekomen was, zei hij: Wees gegroet, begenadigde. De Heere is met u. U bent gezegend onder de vrouwen. (Lukas 1:26-28)
– Profeten zijn Gods bekendste ‘woordvoerders’.
4 Het woord van de Here kwam tot mij:
5 Voordat Ik u in de moederschoot vormde, heb Ik u gekend; voordat u uit de baarmoeder naar buiten kwam, heb Ik u geheiligd. Ik heb u aangesteld tot een profeet voor de volken. (Jeremia 1:4-5)
7 Toen dezen (de discipelen van Johannes) weggingen, begon Jezus tegen de menigte te zeggen over Johannes: Waar bent u in de woestijn naar gaan kijken?
(…)
9 (…) Naar een profeet? Ja, Ik zeg u, zelfs naar veel meer dan een profeet. (Mattheüs 11:7-9)
God spreekt tot de mens – 4
Hij spreekt tot ons door middel van het geschreven Woord, opgetekend in het Oude Testament.
25 En Hij zei tegen hen: O onverstandigen en tragen van hart! Dat u niet gelooft al wat de profeten gesproken hebben!
27 En Hij begon bij Mozes en al de profeten en legde hun uit wat in al de Schriften over Hem geschreven was. (Lukas 24:25,27)
Hij spreekt tot ons door middel van het geschreven Woord, opgetekend in het Nieuwe Testament.
15 en beschouw het geduld van onze Here als zaligheid; zoals ook onze geliefde broeder Paulus, naar de wijsheid die hem gegeven is, u geschreven heeft,
16 zoals ook in alle brieven, wanneer hij deze dingen ter sprake brengt. Daaronder zijn sommige zaken die moeilijk te begrijpen zijn, die de onkundige en onstandvastige mensen verdraaien, tot hun eigen verderf, net als de andere Schriften. (2 Petrus 3:15-16)
God spreekt tot de mens – 5
Hij spreekt tot ons in het door mensen gesproken Woord, aldus het Oude Testament.
Toen is vervuld wat gesproken is door de profeet Jeremia: En zij hebben de dertig zilverstukken genomen, de waarde van de Geschatte, Die zij geschat hadden uit de Israëlieten (Mattheus 27:9)
Hij spreekt tot ons in het door mensen gesproken Woord, aldus het Nieuwe Testament.
12 Wij riepen u ertoe op waardig te wandelen voor God, Die u roept tot Zijn Koninkrijk en heerlijkheid.
13 Daarom danken ook wij God zonder ophouden dat u, toen u van ons het gepredikte Woord van God hebt ontvangen, het ook aangenomen hebt, niet als een mensenwoord, maar (zoals het werkelijk is) als Gods Woord, dat ook werkzaam is in u die gelooft. (1 Thessalonica 2:12-13)
Complicerende factoren
We kunnen twee oorzaken aanwijzen die het zuivere spreken van God vertroebelen. Dergelijke problemen komen vanuit het zondige hart van de mens, of satan en zijn trawanten zijn bezig (geweest). In diverse opsommingen van zondige neigingen van de natuurlijke mens vinden we aanwijzingen dat de mens in staat is Gods boodschap te verdraaien of te imiteren.
21 Want van binnenuit, uit het hart van de mensen, komen voort kwade overwegingen, alle overspel, ontucht, moord,
22 diefstal, hebzucht, allerlei kwaadaardigheid, bedrog, losbandigheid, afgunst, lastering, hoogmoed, dwaasheid; (Markus 7:21-22)
19 Het is bekend wat de werken van het vlees zijn, namelijk overspel, hoererij, onreinheid, losbandigheid,
20 afgoderij, toverij, vijandschappen, ruzie, afgunst, woede-uitbarstingen, egoïsme, onenigheid, afwijkingen in de leer,
21 jaloersheid, moord, dronkenschap, zwelgpartijen, en dergelijke; (Galaten 5:19-21)
Zie ook mijn Christen, overheid en sociale media.
We moeten dus niet verbaasd zijn als we valse apostelen, valse profeten en valse leraars tegen het lijf lopen.
Want zulke lieden zijn valse apostelen, bedrieglijke arbeiders, die zich voordoen als apostelen van Christus. (2 Korinte 11:13)
Geliefden, geloof niet elke geest, maar beproef de geesten of zij uit God zijn; want er zijn veel valse profeten in de wereld uitgegaan. (1 Johannes 4:1)
Maar er zijn ook valse profeten onder het volk geweest, zoals er ook onder u valse leraars zullen zijn, die heimelijk verderfelijke afwijkingen in de leer zullen invoeren. Daarmee verloochenen zij zelfs de Here, Die hen gekocht heeft, en brengen zij een snel verderf over zichzelf. (2 Petrus 2:1)
Als satan en zijn demonen bezig zijn ligt het nog wat gecompliceerder. Hij is een meester in het bedriegen van (argeloze) toehoorders.
U bent uit uw vader de duivel, en wilt de begeerten van uw vader doen; die was een mensenmoordenaar van het begin af, en staat niet in de waarheid, want er is in hem geen waarheid. Wanneer hij de leugen spreekt, spreekt hij vanuit wat van hemzelf is, want hij is een leugenaar en de vader van de leugen. (Johannes 8:44)
(…) de satan zelf doet zich voor als een engel van het licht. (2 Korinte 11:14)
Wat te doen? Niet iedere gelovige zal in staat zijn hier handelend tegen op te treden. Dat wordt ook niet gevraagd. Wel dient hij of zij zich te wapenen. Er is geen excuus als men goedgelovig de eerste de beste ‘apostel’ of ‘profeet’ achternaloopt. Overweeg de volgende ‘verdedigingslinies’.
1. We dienen Gods Woord te kennen en toe te passen
En dezen waren edeler van gezindheid dan die in Thessalonica, want zij ontvingen het Woord met grote bereidwilligheid en onderzochten dagelijks de Schriften om te zien of die dingen zo waren. (Handelingen 17:11)
16 Heel de Schrift is door God ingegeven en is nuttig om daarmee te onderwijzen, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de rechtvaardigheid,
17 opdat de mens die God toebehoort, volmaakt zou zijn, tot elk goed werk volkomen toegerust. (2 Timotheüs 3:16-17)
2. Onze levenswandel hoort op orde te zijn; dat kan als we de wapenrusting Gods aantrekken
Bekleed u met de hele wapenrusting van God, opdat u stand kunt houden tegen de listige verleidingen van de duivel. (Efeze 6:11)
3. De Heilige Geest woont in de gelovige.
Luister naar Hem! Hij voorziet dikwijls in een soort ‘niet-pluis-gevoel’. Negeer dat niet! Laat het reden zijn om dat wat u hoorde niet voor zoete koek aan te nemen. Doe navraag, onderzoek of het klopt wat werd gezegd.
4. Onderzoek welke gave u van de Heilige Geest hebt ontvangen.
Mogelijk is dat de gave ‘het onderscheiden van geesten’. Deze gave noemt Paulus in zijn brief aan Korinte meteen na de gave ‘profetie’. Dat is niet voor niets. Vooral bij profetie is het van belang voortdurend te onderscheiden (beoordelen). Dit onderscheiden heeft betrekking op de bron achter het gesprokene.
Want aan de één wordt door de Geest (..) gegeven (…) profetie, en aan een ander het onderscheiden van geesten. (1 Korinte 12:8-10)
Maar u hebt de zalving van de Heilige en u weet alles. (1 Johannes 2:20)
Voorbeelden
In de vorige drie artikelen hebben we een indeling in vieren gehanteerd om het onderwerp waarover we nadenken beter te kunnen overzien. In het nu volgende gebruiken we die nogmaals. Wat valt er te zeggen over voorzeggingen en leerstellige uitspraken uit naam van God die in onze tijd worden gedaan?
- Voorzeggingen op de korte termijn
In diensten van veel evangelische c.q. charismatische gemeenschappen is het doen van profetische uitspraken de gewoonste zaak van de wereld. Het zijn er zo veel dat het controleren op vervulling achterwege blijft. Dat is een zeer betreurenswaardige gang van zaken. Wie pretendeert in naam van God een voorzegging te hebben gedaan, zou als geen ander met grote aandacht moeten uitzien naar de verwerkelijking ervan. Vergeet daarom nooit dat elke profetie moet worden gecontroleerd. En dat elke misser de profeet tot een valse profeet maakt. (Deuteronomium 18:18-22)
Het is dezelfde slordigheid die menig bidder zal herkennen. Elke vraag in gebed zou men moeten noteren, met datum en al. In gespannen nieuwsgierigheid wacht men vervolgens af of en hoe God het gebed verhoort. Door niet te weten of God gebeden al heeft verhoord, tast men Hem in Zijn eer aan, en berooft men zichzelf van rijke zegen.
Een ander problematisch symptoom is dat nagenoeg alle voorzeggingen goed nieuws bevatten. Geen wonder, zegen, voorspoed en succes zijn prettig om aan te zeggen, en aangenaam om te beluisteren. Maar waar is de profeet die als een Jesaja tegen Hizkia komt zeggen ‘Regel de zaken van uw huis, want u zult sterven en niet leven’. (Jesaja 38:1) Of is er geen profeet meer te vinden die het aandurft dergelijke onheilstijdingen uit te spreken?
Feit is dat de vele voorzeggingen voor ruis zorgen, het hinderlijke bijgeluid zoals we dat vroeger kenden van radio en cassetterecorder. Die ruis kon zo sterk zijn dat zachte passages uit de muziek onhoorbaar werden. Ze verdronken als het ware in de ruis. Is het een tactiek van Gods tegenstander voor zoveel voorzeggingen te zorgen, dat de enkele echte profetie daardoor niet meer wordt opgemerkt? Het Nieuwe Testament is in ieder geval klip en klaar over profetie.
6 En nu hebben wij genadegaven, onderscheiden naar de genade die ons is gegeven:
7 hetzij profetie, naar de mate van het geloof; (Romeinen 12:6-7)
8 Want aan de één wordt door de Geest een woord van wijsheid gegeven en aan de ander een woord van kennis, door dezelfde Geest;
9 en aan een ander geloof, door dezelfde Geest, en aan een ander genadegaven van genezingen, door dezelfde Geest;
10 en aan een ander werkingen van krachten, en aan een ander profetie (1 Korinte 12:10)
Veracht de profetieën niet. (1 Thessalonica 5:20)
Profetie blijkt er gewoon bij te horen. Maar niet zoals het nu gaat.
- Voorzeggingen voor de lange termijn
In zekere zin kan men over de voorzeggingen voor de lange termijn hetzelfde zeggen. Er is echter een verschil. De profetieën in deze categorie trekken doorgaans (wereldwijd) de aandacht. Nog meer dan bij profetieën voor de korte termijn telt hier de waarschuwing, en het waarmerk van Deuteronomium 18:18-22. Elke profetie dient te worden gecontroleerd. Komt het tot vervulling, of niet? Zo ja, dan heeft God door de profeet gesproken, zo nee, dan blijkt de profeet een valse profeet te zijn.
In 1973 trok een boek van David Wilkerson grote aandacht. Wilkerson was destijds de auteur van het beroemde ‘Kruis in de asfaltjungle’ over evangelisatiearbeid onder jonge criminelen. Het boek was terecht erg populair, en werd zelfs verfilmd. Zijn nieuwe boek heette ‘The Vision’. Veel van de ophef over de inhoud is sindsdien weggeëbd. Ook de naam Wilkerson wordt zelden nog gehoord. Vandaag de dag zijn twee opvattingen gangbaar over dit visioen. De ene is dat Wilkerson zich een valse profeet heeft getoond. Het urgente en onmiddellijke van zijn voorspellingen is nooit vervuld. De andere visie behelst dat men moet toegeven dat Wilkerson sommige dingen toch wel erg nauwkeurig heeft gezien. Probleem is echter dat de voorspelde gebeurtenissen zo algemeen zijn, dat iedereen met inzicht in politieke, economische en ecologische processen tot dergelijke voorzeggingen had kunnen komen.
Dat brengt me bij een opmerkelijke parallele ontwikkeling. Het lijkt erop dat de hausse aan profetieën voor een nieuw soort bediening heeft gezorgd: ‘profeten-watchers’! Wie googelt op de zoekterm ‘false prophets’ krijgt een indrukwekkende lijst van websites gewijd aan het ontmaskeren van valse profeten. Ik noem geen van deze sites, omdat ik niet wil worden geïdentificeerd met mogelijk dubieuze organisaties. Laat de lezer hier zelf tot een oordeel komen. Hoe dan ook, het feit dat er honderden (?) profeten zijn, en tientallen organisaties gewijd aan het ontmaskeren van dit soort lieden, spreekt boekdelen. We leven inderdaad in de tijd waarvoor de Here Jezus ons waarschuwde.
(…) Pas op dat niemand u misleidt. (Mattheüs 24:4)
Zo ook de apostel Paulus.
3 Want er zal een tijd komen dat zij de gezonde leer niet zullen verdragen, maar dat zij zullen zoeken wat het gehoor streelt, en voor zichzelf leraars zullen verzamelen overeenkomstig hun eigen begeerten.
4 Ze zullen hun gehoor van de waarheid afkeren en zich keren tot verzinsels. (2 Timotheüs 4:3-4)
Tot slot hierover nog een prikkelend voorbeeld.
Toen het stof rond de Amerikaanse presidentsverkiezingen eind 2020 was neergedaald, ontstond opnieuw de rituele dans rondom al dan niet vervulde profetieën. Het wordt bijna traditie, want ook toen hadden in de laatste maanden van 2020 diverse voorgangers uit de Amerikaanse charismatische beweging profetieën uitgesproken. Onder de velen die zich hier mee bezig hielden bevonden zich Jeremiah Johnson, Pat Robertson, Kris Vallotton en Loren Sandford. Zij profeteerden dat Donald Trump zou worden herkozen.
Zo langzamerhand lijkt het doen van toekomstvoorspellende uitspraken een ware christelijke volksziekte te worden. Hoe vaak hebben we al niet moeten constateren dat deze profeten er naast zaten? Bloedmanen, het sterrenbeeld Maagd, de tien landen die samen de EEG vormden, boodschappen dat de Here Jezus op die en die datum zal komen, de lijst is schier eindeloos. En elke keer weer is het loos alarm. Ronduit ergerlijk is dat degenen die met hun uitspraken nodeloze onrust veroorzaken zich zelden of nooit verontschuldigen. Het wordt zo gauw mogelijk vergeten, en men gaat gewoon verder: business as usual.
Deze keer lag de zaak echter een beetje anders. Het feit dat deze profeten verkondigden dat Donald Trump een tweede termijn zou krijgen, betekent volgens hen niet dat ze er naast zaten. God heeft gesproken, Donald Trump krijgt een tweede termijn, punt. Oh, is de verkiezingsuitslag anders dan God zei? Dan kan het niet anders dan dat er gefraudeerd is met stemmen.
Niet allen redeneerden zo. Er waren er ook die toegaven dat ze fout zaten met hun profetie. Sommigen onder hen boden excuses aan. Ze wilden zelfs wel beamen dat hun foute profetie een geloofswaardigheidsprobleem had veroorzaakt. Maar geen van allen wilde toegeven valse profeet te zijn. Integendeel, zij hadden eigenlijk van God gehoord dat de herverkiezing een onzekere zaak was (!), maar hadden zich laten meeslepen door het enthousiasme van collega-profeten. Hiermee zeggen ze eigenlijk dat ze meer gezag aan het woord van hun collega’s toekenden, dan aan het woord dat God tot hen had gesproken. Het lijkt me toe dat dit niets uitmaakt.
De Bijbel eist immers de doodstraf voor een valse profeet (Deuteronomium 18:20-22). Nu zal de doodstraf niet meer zo gauw worden opgelegd aan iemand die zich een valse profeet betoont. Maar hij of zij zou wel vanaf dat moment ‘doodgezwegen’ moeten worden, en als hij of zij verstandig is, nooit meer dergelijke uitspraken doen. Het allerbeste zou zijn terugtreden, en een ander beroep kiezen. Het zou zijn tot eer van God.
Over de leraar
Met de uitspraken (uit naam van God) op leerstellig gebied dan wel gericht op de levenspraktijk, zijn we bij de leraar aangekomen. We beginnen met een aantal algemene observaties.
– Alles wat de leraar onderwijst moet in overeenstemming zijn met Gods Woord. Als hij bijvoorbeeld profetieën probeert te duiden, geldt ook voor hem het bekende voorbehoud van Petrus.
Dit moet u allereerst weten, dat geen enkele profetie van de Schrift een eigenmachtige uitleg toelaat (2 Petrus 1:20)
– Het is hem ten strengste verboden toe of af te doen aan profetische inhoud.
18 Want ik getuig aan ieder die de woorden van de profetie van dit boek hoort: Als iemand iets aan deze dingen toevoegt, zal God hem de plagen toevoegen die in dit boek geschreven zijn.
19 En als iemand afdoet van de woorden van het boek van deze profetie, zal God zijn deel afdoen van het boek des levens, en van de heilige stad, van de dingen die in dit boek geschreven zijn. (Openbaring 22:18-19)
De goede verstaander begrijpt dat dit voorbehoud elk onderwerp in de Schrift betreft.
– Zijn bron is het volledige Woord van God.
Paulus bindt Timotheüs op het hart dat het kennen, onderwijzen en toepassen van de Schrift de gehele Bijbel betreft.
16 Heel de Schrift is door God ingegeven en is nuttig om daarmee te onderwijzen, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de rechtvaardigheid,
17 opdat de mens die God toebehoort, volmaakt zou zijn, tot elk goed werk volkomen toegerust. (2 Timotheüs 3:16-17)
Daarbij gaat het niet aan delen van de Schrift buiten beschouwing te laten. Heel de Schrift is door God ingegeven. Heel de Schrift is nuttig om daarmee te onderwijzen. Het is zelfs zo dat de Oudtestamentische geschiedenissen genoteerd zijn met het oog op onze onderwijzing (dus: met het oog op alle christenen!)
Want alles wat eertijds geschreven is, is tot onze onderwijzing eerder geschreven, opdat wij in de weg van volharding en vertroosting door de Schriften de hoop zouden behouden. (Romeinen 15:4)
Sterker nog, en dat ontstijgt ons begripsvermogen, de in het Oude Testament beschreven gebeurtenissen zijn de betrokkenen van lang geleden overkomen als voorbeelden voor ons, als waarschuwing. Dus niet alleen het feit dat ze opgeschreven zijn is een belangrijk gegeven, God heeft de geschiedenis bovendien zo geleid dat Oudtestamentische gelovigen dingen overkwamen opdat wij daar van zouden kunnen leren.
Al deze dingen nu zijn hun overkomen als voorbeelden voor ons, en ze zijn beschreven tot waarschuwing voor ons, over wie het einde van de eeuwen gekomen is. (1 Korinte 10:11)
– De leraar heeft een leidsman, een Persoon die hem de weg wijst.
Onderwijs geven vanuit de Schrift veronderstelt een van de genadegaven. Het hebben van zo’n gave is niet een zaak van natuurlijke aanleg, al kan de Geest daar uiteraard wel gebruik van maken. Paulus bijvoorbeeld, had ‘gezeten aan de voeten van Gamaliël’ (Handelingen 22:3), was zoon van een Farizeeër en zelf een Farizeeër (Handelingen 23:6).
6 En nu hebben wij genadegaven, onderscheiden naar de genade die ons is gegeven:
7 (…) wie onderwijst, in het onderwijzen. (Romeinen 12:6-7)
Dat het geven van goed onderwijs van het grootste belang is, benadrukt Paulus in zijn brief aan Korinte. Hoewel hij meer in talen (tongen) spreekt dan alle anderen (1 Korinte 14:18), geeft hij in het midden van medegelovigen toch de voorkeur aan het geven van onderwijs. Op zo’n moment heeft hij de vrije beschikking over zijn verstand. Dit in tegenstelling tot het bidden in talen, waarin men een extatisch element onderkent.
In de gemeente echter wil ik liever vijf woorden spreken met mijn verstand, om ook anderen te onderwijzen (1 Korinte 14:19)
– Geloofwaardigheid is van onschatbaar belang.
De Here Jezus had veel kritiek op de Farizeeën en schriftgeleerden. Onbarmhartigheid en schijnheiligheid waren twee in het oog springende punten. Ze waren ‘op de stoel van Mozes gaan zitten’. Dat wil zeggen, ze vaardigden allerlei wetten en voorschriften uit, die niet in de Thora voorkomen. Zo maakten ze het ‘houden van de wet’ tot een schier onmogelijke opgave. Daar kwam bij dat ze zich er zelf niet aan hielden. De Here gebruikt bij Zijn verwijt het beeld van een ezeldrijver. Die bond vaak veel te grote vrachten op de rug van het lastdier. Zo ook de Farizeeën en schriftgeleerden. Zelf echter deden ze er niets mee.
Want zij binden lasten samen die zwaar zijn en moeilijk om te dragen, en zij leggen ze op de schouders van de mensen; maar zij willen die zelf met geen vinger verroeren. (Mattheus 23:4)
De Here Jezus hecht grote waarde aan geloofwaardigheid. Bij Hem geen verschil tussen leer en levenspraktijk. Daarom verwacht Hij van Zijn volgelingen (de leraars onder hen in de eerste plaats!) dat er geen verschil is tussen wat ze zeggen en wat ze doen. Toegepast op Gods Woord betekent dit dat ze het Woord, waarvan ze in hun onderwijs zo hoog opgeven, in eigen leven voorleven. Hoe zullen ze anders weten en aantonen dat het echt Gods woord is? Dus, alleen wie zelf Gods Woord leeft, weet waarover hij spreekt. Zo iemand is geloofwaardig.
Als iemand de wil heeft om Zijn wil te doen, zal hij van dit onderricht weten of het uit God is, of dat Ik vanuit Mijzelf spreek. (Johannes 7:17)
Jakobus
Ook Jakobus legt de vinger bij geloofwaardigheid. Hij constateert dat leraars soms tegenstrijdige dingen zeggen, al naar gelang de situatie vereist. Een gegeven dat in onze digitale wereld extra zwaar weegt. Ga maar na, hoe kan iemand in evangelisatie-samenkomsten, lezingen, erediensten en studiedagen het evangelie verkondigen, en op internet misinformatie doorgeven, de overheid belasteren en gevaarlijke theorieën aangaande gezondheidsthema’s verspreiden? Hoe kan iemand zich christen noemen, en met fakkels de medemens de stuipen op het lijf jagen? Hoe kun je als christen aan de lopende band bedreigingen uiten aan mensen met opvattingen die je niet bevallen? Het gebeurt ontzettend veel. Zie bijvoorbeeld dit artikel.
Jakobus gebruikt een prachtig beeld. Een bron kan niet twee soorten water geven. Een gelovige kan niet gelijktijdig zegenend en vervloekend spreken. Een mens kan alleen maar vrucht dragen naar zijn aard; hetzij vanuit zijn verdorven aard, hetzij vanuit zijn nieuwe natuur.
10 Uit dezelfde mond komen zegen en vervloeking voort. Dit behoort niet zo te zijn, mijn broeders.
11 Laat soms een bron uit dezelfde ader zoet en bitter water opwellen?
12 Kan ook, mijn broeders, een vijgenboom olijven voortbrengen, of een wijnstok vijgen? Evenmin kan een bron zout én zoet water voortbrengen. (Jakobus 3:10-12)
Valse leraren herkennen
Petrus waarschuwt – net als de Here Jezus dat deed, en Paulus – voor valse leraren. Hij noemt daarbij een aantal kenmerken.
1 Maar er zijn ook valse profeten onder het volk geweest, zoals er ook onder u valse leraars zullen zijn, die heimelijk verderfelijke afwijkingen in de leer zullen invoeren. Daarmee verloochenen zij zelfs de Here, Die hen gekocht heeft, en brengen zij een snel verderf over zichzelf.
2 En velen zullen hen, door wie de weg van de waarheid gelasterd zal worden, op hun verderfelijke wegen navolgen.
3 En zij zullen u door hebzucht met verzonnen woorden uitbuiten. Het vonnis over hen is reeds lang in werking en hun verderf sluimert niet. (2 Petrus 2:1-3)
Petrus noemt zes herkenningspunten:
- Ze voeren verderfelijke afwijkingen in de leer in;
- Ze doen dat heimelijk;
- Al doende verloochenen zij de Here Jezus;
- Ze lasteren de weg van de waarheid;
- Ze werken met verzonnen woorden;
- Ze worden gekenmerkt door hebzucht.
a tot en met e zijn niet eenvoudig vast te stellen. Punt f daarentegen wel. Zie verder mijn artikel over valse leraars.
Jakobus noemt ook (zie vorig artikel) kenmerken waaraan men kan zien of er wellicht iets niet in de haak is. Hierboven noemde ik al even de bron die geen twee soorten water kan geven. Jakobus noemt daarnaast het gedrag als onderscheidende eigenschap. Goed gedrag getuigt van Wijsheid van boven, wangedrag getuigt van aardse wijsheid.
Let op of er sprake is van afgunst en eigenbelang. Die twee zaken leiden altijd tot wanorde en kwade praktijken. Dergelijke lieden voelen zich voortdurend aangevallen, reageren heftig op elk punt van kritiek, eisen voortdurend excuses en zorgen voor tweespalt en scheuringen. De profeet Micha geeft een treffende beschrijving van dergelijke heerschappen.
Zo zegt de HEERE tegen de profeten die Mijn volk misleiden, die, als zij met hun tanden kunnen bijten, vrede verkondigen. Wie hun echter niets in hun mond geeft, aan hem verklaren zij de oorlog. (Micha 3:5)
Eigenbelang is het broertje van hebzucht. Dit soort profeten en leraars is gevaarlijk. Ze hebben ondeugdelijke opvattingen en brengen schade toe door hun optreden. Wie hen niet waardeert, en dat niet tot uiting brengt in (bijvoorbeeld) financiële ondersteuning, wordt onmiddellijk voor een vijand gehouden en als zodanig behandeld.
Nee, zegt Jakobus, de ware leraar vertoont een heel ander gedrag. De trefwoorden die hij daarvoor gebruikt zijn rein, vreedzaam, welwillend, voor rede vatbaar, vol barmhartigheid en goede vruchten, onpartijdig en ongeveinsd (= oprecht).
Sensatie
We worden meer en meer geconfronteerd met sprekers die met allerlei gezochte – soms zelfs bizarre – theorieën op de proppen komen. Neem bijvoorbeeld de leraar die aan komt met een ‘verbazingwekkende ontdekking’. Bijna tweeduizend jaar lang hebben we een tekst, of een woord verkeerd vertaald, beweert hij. Maar nu heeft hij de ware betekenis ontdekt. Indrukwekkend, nietwaar? Maar pas op. Na deze onthulling volgt het overige onderwijs. En omdat de spreker juist heeft getoond groot inzicht in de Schrift te hebben, kan hij ‘heimelijk’ kleine afwijkingen in de leer debiteren, en er mee weg komen.
Leugens
Dan zijn er de leraars die met regelrechte leugens komen. Soms met de beste bedoelingen, maar leugens zijn leugens. Voorbeelden zijn evangelisten die wonderbaarlijke genezingen claimen, echter zonder bewijs te leveren. Of allerlei ‘feiten’ uit hedendaagse ontwikkelingen noemen die zouden aantonen dat de Dag des Heren nabij is. Het kan dan gaan om sprekers die alles uit de kast halen om het gehoor maar te overtuigen van de noodzaak tot bekering. Zoals gezegd, goede motieven, maar verkeerde methoden. Het kan echter ook gaan om lieden die dergelijke ‘verzinsels’ gebruiken om zichzelf in het middelpunt van de belangstelling te plaatsen.
Leugens kunnen de gedaante van laster aannemen. We spreken van laster als er slechte dingen over iemand gezegd worden die niet waar zijn. Wat komt dat veel voor! Wat men er verder ook van vindt, het past een christen niet te lasteren, en een leraar die het Woord van God brengt al helemaal niet. Let op wat Paulus schrijft.
Maar nu heb ik u geschreven dat u zich niet moet inlaten met iemand die, terwijl hij een broeder wordt genoemd, een ontuchtpleger is, of een hebzuchtige, of een afgodendienaar, of een lasteraar, of een dronkaard, of een rover. (1 Korinte 5:11)
Dit zegt hij van een ‘gewone broeder’. Deze broeder lastert en daarom moeten de leden van de gemeente hem links laten liggen. Zouden we dan een lasterende leraar wel zijn gang kunnen laten gaan? Ik denk hier met name aan die leraars die voortdurend de overheid en gerenommeerde overheidsinstellingen belasteren. De schade die ze aanrichten is aanzienlijk. Ze bereiken er alleen maar mee dat ’tweespalt en scheuringen’ in de gemeente van Christus ontstaan. Zelfs als ze zich zouden aansluiten bij allang heersende (foutieve) opvattingen, doen ze daar nog verkeerd aan, ze zouden beter moeten weten. Let op de waarschuwing die Jesaja op dit punt krijgt, rechtstreeks van God.
11 Immers, zo heeft de HEERE tegen mij gezegd, toen (…) Hij mij onderwees dat ik niet in de weg van dit volk moest gaan:
12 U mag geen samenzwering noemen alles wat dit volk een samenzwering noemt; en waar zij voor bevreesd zijn, daarvoor mag u niet bevreesd zijn en niet schrikken. (Jesaja 8:12)
De Heilige Geest
In Johannes 16 vertelt de Here Jezus over de komst van de Heilige Geest, en wat God in en door de Heilige Geest zal gaan doen. De bedoelde verzen helpen onderscheid te maken tussen een profeet en een leraar. Beide bedieningen worden mogelijk gemaakt door gaven van de Geest. Wel geeft de Bijbel aan dat de manier waarop de Geest Zich van de profeet of leraar bedient, verschilt. Van de profeet schrijft Petrus dat ze worden gedreven door de Heilige Geest.
(…) profetie is destijds niet voortgebracht door de wil van een mens, maar heilige mensen van God, door de Heilige Geest gedreven, hebben gesproken. (2 Petrus 1:21)
We zien hier het beeld van iemand die geen keus heeft. Er loopt als het ware Iemand achter de profeet met een speer in de hand. Als de profeet aarzelt krijgt hij een prik in zijn rug. Zo wordt hij gedreven tot de volvoering van zijn taak. Mozes en ook Jeremia zijn voorbeelden van profeten die tot hun taak moesten worden gedreven. Ze meenden ongeschikt te zijn vanwege hun moeilijke spraak.
Een leraar daarentegen wordt geleid door de Heilige Geest. Hier zien we een omgekeerde situatie. De leraar volgt waar de Geest hem leidt. Leiding heeft te maken met het bestuderen van Gods Woord. Waarover wil de Geest de leraar laten spreken? Het heeft ook te maken met de plaats van handeling. Waar wil de Geest de leraar laten spreken? Ten slotte is er het tijdstip. Wanneer wil de Geest de leraar laten spreken? Allemaal zaken die de leraar in gebed en studie beantwoord zal zien.
De Bijbelleraar spreekt in principe over de gehele inhoud van de Schrift. Na tweeduizend jaar Gemeente-zijn is er nog geen spoortje van ‘nu weten we het wel’. De Schrift blijft altijd nieuw, altijd verrassend, altijd leerzaam, altijd actueel. De leraar is echter niet vrij in de keuze van zijn thema’s. Daarvoor nu dient de ’taakomschrijving’ uit Johannes 16.
8 En als Die gekomen is, zal Hij de wereld overtuigen van zonde, van gerechtigheid en van oordeel:
9 van zonde, omdat zij niet in Mij geloven;
10 van gerechtigheid, omdat Ik heenga naar Mijn Vader en u Mij niet meer zult zien;
11 en van oordeel, omdat de vorst van deze wereld veroordeeld is.
(…)
13 Maar wanneer Die komt, de Geest van de waarheid, zal Hij u de weg wijzen in heel de waarheid, want Hij zal niet vanuit Zichzelf spreken, maar wat Hij gehoord zal hebben, zal Hij spreken, en de toekomstige dingen zal Hij u verkondigen.
14 Die zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het Mijne nemen en het u verkondigen. (Johannes 16:8-14)
We lezen dat de Heilige Geest de wereld zal overtuigen. Dat doet Hij door middel van Gods kinderen, de prediker in het bijzonder. Daarbij zijn drie punten van belang, ze mogen niet worden veronachtzaamd.
Zonde | niet (willen) geloven in de Here Jezus |
Gerechtheid | de hemelvaart is het ultieme bewijs van de zondeloosheid van de Here Jezus |
Oordeel | de overste van de wereld (de satan) is geoordeeld en buitengeworpen |
Elke toespraak zal aan deze punten aandacht besteden. Hoe anders zal de Heilige Geest de wereld overtuigen? We zien dat meteen al bij de uitstorting van de Heilige Geest in Handelingen 2. Petrus – vol van de Geest – hield een vlammende toespraak. De Geest werkte in de harten van de toehoorders. En geraakt door de combinatie Woord en Geest zagen ze het hopeloze van hun toestand in.
En toen zij dit hoorden, werden zij diep in het hart geraakt en zeiden tegen Petrus en de andere apostelen: Wat moeten wij doen, mannenbroeders? (Handelingen 2:37)
Een grote groep mensen kwam tot levend geloof.
Zij nu die zijn woord met vreugde aannamen, werden gedoopt; en ongeveer drieduizend zielen werden er op die dag aan hen toegevoegd. (Handelingen 2:41)
Ze werden overtuigd van hun zonde, ze hadden niet in Hem geloofd, ze hadden Hem gekruisigd.
Deze Jezus (…) hebt u gevangengenomen en door de handen van onrechtvaardigen aan het kruis gespijkerd en gedood. (Handelingen 2:23)
Ze werden overtuigd van gerechtigheid. Ongetwijfeld was het wonder van de hemelvaart rondverteld. Nu zagen ze in dat door die hemelvaart de Here Jezus recht was gedaan.
33 Hij dan, Die door de rechterhand van God verhoogd is (…)
34 David (…) zegt: De Heere heeft gesproken tot mijn Heere: Zit aan Mijn rechterhand. (Handelingen 2:33-34)
Het onderdeel ‘oordeel, omdat de vorst van deze wereld veroordeeld is’ zat waarschijnlijk ook in deze toespraak, al vinden we dat niet met zoveel woorden terug.
En met veel meer andere woorden legde hij (Petrus) getuigenis af en spoorde hij hen aan met de woorden: Laat u behouden uit dit verkeerde geslacht! (Handelingen 2:40)
Door de kruisiging leek de overste van de wereld het pleit te hebben gewonnen. Het tegenovergestelde was echter het geval. De werkelijkheid was dat satan met de kruisdood van de Here Jezus veroordeeld was. Zo had de Here Jezus Zelf ook al gesproken.
31 Nu wordt het oordeel over deze wereld voltrokken, nu zal de vorst van deze wereld buitengeworpen worden.
32 En Ik, als Ik van de aarde verhoogd ben, zal allen naar Mij toe trekken.
33 En dit zei Hij om aan te duiden welke dood Hij zou sterven. (Johannes 12:31-33)
Maar er is meer. In Johannes 16 volgen nog drie punten.
Hij zal u de weg wijzen in heel de waarheid | Wie de Here Jezus heeft gezien, heeft de Vader gezien. Hij is de weg naar de Vader, de waarheid over de Vader en het leven van de Vader. De Heilige Geest zal betrouwbaar doen spreken over de Vader. |
Hij zal u de toekomstige dingen verkondigen | Het getuigenis van Jezus is de geest der profetie (Openbaring 19:10). Elke profetie draait ten diepste om Jezus, de Zoon van God, ‘opdat in de Naam van Jezus zich zou buigen elke knie van hen die in de hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn, en elke tong zou belijden dat Jezus Christus de Heere is, tot heerlijkheid van God de Vader’ (Filippenzen 2:10-11). |
Hij zal de Here Jezus verheerlijken | De Geest zal altijd de heerlijkheid van de Here Jezus centraal stellen. |
Dit alles leidt ons tot de slotsom dat elke woordbediening, elke evangelisatietoespraak, elke lezing, elke Bijbelstudie elementen van deze zes punten moet bevatten. Het is uiteraard niet de bedoeling krampachtig alle zes bij elke gelegenheid ‘mee te nemen’. Maar gaandeweg moet bij elke spreker een zeker evenwicht aan het licht komen. Alle zes punten krijgen zo regelmatig voldoende aandacht. Daarbij is geen ruimte voor eigen bedenksels, voor fantasie of getheoretiseer, geen zelfverheffing, geen verdachtmakingen, geen onheilszwangere bedreigingen.
De Heilige Geest is er om de kracht en wijsheid tot spreken te geven, en om de inhoud daarvan te bepalen. Aldus gewapend zal elke verantwoordelijke toehoorder kunnen onderscheiden of de bron van de toespraak de Heilige Geest is of dat de oude mens de boventoon voert. Zelfs zal het onderscheid Heilige Geest onreine geest gemaakt kunnen worden.
7 Aan ieder echter wordt de openbaring van de Geest gegeven tot wat nuttig is voor de ander.
8 Want aan de één wordt door de Geest een woord van wijsheid gegeven en aan de ander een woord van kennis, door dezelfde Geest;
9 en aan een ander geloof, door dezelfde Geest, en aan een ander genadegaven van genezingen, door dezelfde Geest;
10 en aan een ander werkingen van krachten, en aan een ander profetie, en aan een ander het onderscheiden van geesten, en aan een ander allerlei talen, en aan een ander uitleg van talen.
11 Al deze dingen echter werkt één en dezelfde Geest, Die aan ieder afzonderlijk uitdeelt zoals Hij wil. (1 Korinte 12:7-11)