Afval
In het eerste artikel hebben we gezien hoe apostelen en profeten functioneerden, met een lichte nadruk op Oudtestamentische tijden. In dit tweede artikel raadplegen we het Nieuwe Testament over profeten. Zie voor apostelen het vorige artikel, voor leraars een van de volgende.
Apostelen, profeten en leraars zijn de rentmeesters van Bijbelse kennis. Paulus noemt ze bedieningen.
God nu heeft sommigen in de gemeente een plaats gegeven: ten eerste apostelen (1), ten tweede profeten (2), ten derde leraars (3) (1 Korinte 12:28)
– Apostelen zijn de fundamentleggers van de Gemeente. Hun arbeid begon met komst van de Heilige Geest. Het fundament is de Persoon en het werk van Christus (1 Korinte 3:11).
– Een profeet is iemand die woorden van God ontvangt en aan mensen bekendmaakt. Hij is spreekbuis van God, de mond van God. Hij wordt gedreven door de Heilige Geest (2 Petrus 1:21).
– Een leraar is iemand die de Gemeente onderwijst in de juiste leer en levenswandel vanuit het Woord van God. Hij zal zich laten leiden door de Heilige Geest.
Over de Nieuwtestamentische profeet
We hebben gezien hoe profetie kan worden onderverdeeld:
- Voorzeggingen op de korte termijn;
- Voorzeggingen voor de lange termijn;
- Uitspraken (uit naam van God) op leerstellig gebied;
- Uitspraken (uit naam van God) gericht op de levenspraktijk.
Deze indeling is ook van toepassing op het Nieuwe Testament.
Voorzeggingen op de korte termijn
De Geestesgave profetie had in de beginjaren van de Gemeente grote impact. Het optreden van profeten uitte zich in het bekendmaken van Gods wil of plan (1), soms ook in het aan het licht brengen van het verborgene uit het hart van mensen (2) of in vertroosten, vermanen of bemoedigen (3). Profeten van buiten de kring van de apostelen worden (soms) met name genoemd. De bekendste is Agabus. In Handelingen wordt ook melding gemaakt van vier dochters van Filippus, een van de zeven diakenen. Zij profeteerden. (Handelingen 21:8-9)
1 Gods wil of Gods plan
Agabus komt tweemaal aan bod in Handelingen. De eerste keer kondigt hij aan dat een wereldwijde hongersnood op komst is.
27 En in die dagen kwamen enkele profeten vanuit Jeruzalem naar Antiochië.
28 En een van hen, van wie de naam Agabus was, stond op en gaf door de Geest te kennen dat er een grote hongersnood zou zijn over heel de wereld, die ook gekomen is onder keizer Claudius. (Handelingen 11:27-28)
De tweede keer lezen we dat hij Paulus (!) vertelt dat hem moeilijke tijden wachten. Hij zal gevangen worden genomen en uitgeleverd aan de heidenen.
10 En toen wij daar vele dagen bleven, kwam er een zekere profeet uit Judea, van wie de naam Agabus was.
11 En hij kwam naar ons toe, pakte de gordel van Paulus, en nadat hij zijn eigen handen en voeten daarmee gebonden had, zei hij: Dit zegt de Heilige Geest: De man van wie deze gordel is, zullen de Joden op deze manier in Jeruzalem binden en in de handen van de heidenen overleveren. (Handelingen 21:10-11)
Als een Oudtestamentische profeet brengt hij zijn boodschap op een beeldende manier. Deze profetie heeft Paulus overigens meermalen bereikt. (Zie Handelingen 20:22-23)
Weer anderen hebben profetieën over Timotheüs uitgesproken aangaande zijn taak in het werk van God. Timotheüs schijnt een wat timide jongeman te zijn geweest. Paulus vond het daarom nodig hem aan eerder uitgesproken profetieën te herinneren.
Dit gebod leg ik u op, mijn zoon Timotheüs, in overeenstemming met de profetieën die voorheen over u uitgesproken zijn, opdat u in deze dingen de goede strijd strijdt. (1 Timotheüs 1:18)
2 Profetische woorden doen een mens zich overgeven aan God
Paulus schetst in zijn brief aan Korinte hoe de profetie van de Here Jezus aangaande werking van de Heilige Geest (zie Johannes 16:8) in zijn werk kan gaan.
24 Maar als allen zouden profeteren, en er kwam een ongelovige of niet-ingewijde binnen, dan zou die door allen overtuigd en door allen beoordeeld worden.
25 En zo worden de verborgen dingen van zijn hart openbaar, en zo zal hij zich met het gezicht ter aarde werpen en God aanbidden, en verkondigen dat God werkelijk in uw midden is. (1 Korinte 14:24-25)
De Heilige Geest overtuigt en (be)oordeelt. Het gevolg is dat de nieuwkomer zich van zijn zondigheid bewust wordt en tot de overtuiging komt dat God in deze plaats (de samengekomen Gemeente) aanwezig is. De overtuiging zal zo krachtig zijn, dat hij met zijn gezicht naar beneden ter aarde valt. Hij aanbidt God en getuigt van de aanwezigheid van God.
3 Profetische woorden van opbouw, vertroosting, vermaning of bemoediging
De punten 1 en 2 doen bovennatuurlijk aan. En dat zijn ze ook. Overduidelijk is Gods Geest aan het werk. Het derde punt wordt niet zelden gerangschikt onder ‘preken’. De vraag is of dat terecht is. Misschien moet ik schrijven ‘of dat het hele verhaal is’.
3 Wie echter profeteert, spreekt tot mensen woorden van opbouw en vermaning en troost.
4 (…) wie profeteert, bouwt de Gemeente op.
Opbouwen wil zeggen ‘versterking van het geloofsleven van de Gemeente’. Vertroosten en bemoedigen heeft tot doel gelovigen in een moeilijke situatie Gods weg tot uitkomst te tonen. Vermanen is waarschuwen.
Het is duidelijk dat het hier om meer gaat dan een goed voorbereide preek. De Heilige Geest is de hartenkenner. Hij weet wie wat nodig heeft. De ervaring leert dat een broeder pas op het allerlaatste moment ‘weet’ dat hij de woordbediening moet doen en over welk onderwerp. Dit verband tussen profetie en prediking vinden we ook elders in de Schrift. Als Paulus de Thessalonikers over de Opname heeft onderwezen (1 Timotheüs 4:13-18) besluit hij dat gedeelte met een opdracht. Een opdracht die op twee manieren kan worden vertaald.
Vertroost daarom elkaar met deze woorden (Telos)
Vermaant elkander dus met deze woorden (NBG)
Voorzeggingen op de lange termijn
Meer nog dan die in het Oude Testament staan de Nieuwtestamentische profetieën in de belangstelling. Op deze site staan een aantal artikelen die daar uitgebreid op in gaan.
De Nieuwtestamentische profetieën voor de lange termijn moeten in twee categorieën worden opgedeeld.
- Profetieën over het Koninkrijk Gods, de (Grote) Verdrukking en het Duizendjarig Rijk;
- Profetieën over de Gemeente.
De grond voor deze indeling wordt gevonden in Openbaring. In het eerste hoofdstuk geeft de Here Jezus Johannes opdracht tot schrijven. Hij moet daarbij een speciale indeling hanteren.
Schrijf nu op wat u hebt gezien (1), en wat is (2), en wat hierna zal geschieden (3). (Openbaring 1:19)
1. Wat u hebt gezien: Hoofdstuk 1 – de Heer Jezus als Rechter te midden van de zeven kandelaars.
2. Wat is: Hoofdstuk 2-3. Beschrijving van de zeven Gemeenten in Klein-Azië in de voor Johannes tegenwoordige tijd. Het geheel schetst de complete periode van de Gemeente op aarde. Veel heeft al plaatsgevonden, een deel ligt nog in de toekomst.
3. Wat hierna zal geschieden – Hoofdstuk 4-22 (Op 4:1) Alles wat in deze hoofdstukken wordt beschreven ligt nog in de toekomst. Hoofdstuk 6-19 bevat profetieën over de laatste jaarweek, waarvan als tweede helft de Grote Verdrukking.
Als bovengenoemde twee categorieën niet worden onderscheiden, zal elke uitleg van Nieuwtestamentische profetieën in verwarring eindigen. De categorie Koninkrijk Gods, de (Grote) Verdrukking en het Duizendjarig Rijk staan op deze site beschreven in de reeks De tekenen uit Mattheus 24 onder loep (1) en verder. In dit artikel kijken we naar voorzeggingen betreffende de Gemeente.
De periode van de Gemeente wordt wel genadetijd genoemd (2 Korinte 6:2). Dit tijdperk begon op de eerste Pinksterdag met de uitstorting van de Heilige Geest en zal eindigen op de dag van de Opname (= de wegvoering van de Gemeente naar het Vaderhuis). Op veel plaatsen wordt deze Opname aangekondigd. De bekendsten zijn Johannes 14:1-3 en 1 Thessalonica 4:13-18. Opmerkelijk is dat geen tekenen worden gegeven waaruit de gelovigen zouden kunnen afleiden dat de Opname ophanden is. Even opmerkelijk is dat velen zich in allerlei bochten wringen om toch maar iets als een teken te kunnen beschouwen.
Afval – meningsverschil
Voor we naar de profetieën aangaande de komende afval ( = verlating van het Christelijk geloof) kijken, een paar opmerkingen over de vertaling van dit woord. Er is daaromtrent een controverse gaande die haar aanleiding vindt in een uitspraak van Paulus.
Laat niemand u op enigerlei wijze misleiden. Want die dag (de Dag des Heren) komt niet, tenzij eerst de afval (apostasia) gekomen is en de mens van de wetteloosheid, de zoon van het verderf, geopenbaard is. (2 Thessalonica 2:3)
De Thessalonicensen hebben te maken met vervolging. Onverantwoorde lieden hebben helaas de boodschap verspreid dat ‘dus’ de Dag des Heren (Gods oordeelsdag) is aangebroken. Dit leidt tot grote paniek. Ze weten dat de Opname van de Gemeente vóór de Dag des Heren zal komen, en nu blijkt ineens dat die Dag al is aangebroken. Blijkbaar hebben ze de Opname gemist! Nee, zegt Paulus, het zit anders. De volgorde is:
afval van het geloof – openbaarworden van de antichrist – Dag des Heren
of:
vertrek van de Gemeente – openbaarworden van de antichrist – Dag des Heren
Het verschil van mening betreft het Griekse woord apostasia. Het wordt meestal vertaald met ‘afval’, maar in een aantal (oude) vertalingen met ‘vertrek’ (= Opname). Ikzelf houd het op ‘afval’. Niet dat mijn kennis van het Grieks zo groot is, maar omdat twee Bijbelleraren voor wie ik groot respect heb dat doen. Het gaat om John Nelson Darby (1800-1882) en William Kelly (1821-1906). Deze ‘founding fathers’ van de Vergadering van Gelovigen waren beiden doorkneed in het Grieks, en geloofden bovendien dat de Gemeente vóór de openbaarwording van de antichrist wordt opgenomen. Omwille van die opvatting zouden juist zij belang hebben gehad bij een vertaling met ‘vertrek’ (dus: Opname). Maar ze maakten hun keuze zonder op die persoonlijke voorkeur te letten. Hun kennis van het Grieks leidde tot de overtuiging dat de correcte vertaling ‘afval’ moet zijn.
Afval – profetie
De profetie ‘er komt een massale afval’ komt herhaaldelijk terug in de geschriften van Paulus. Hij gebruikt daarbij krachtige taal. ‘De Geest zegt uitdrukkelijk’, ‘zware tijden’ en ‘laat niemand u misleiden’.
Het gaat om geloofsafval, dat is een verlaten van de zuivere leer. Denk daar niet te licht over. Het gaat hier werkelijk over een zaak van (eeuwig) leven of (eeuwige) dood. Niet voor niets laat hij de Korintiërs weten dat vasthouden aan ‘de ware leer’ de enige weg tot behoud is.
1 Verder maak ik u bekend, broeders, het Evangelie, dat ik u verkondigd heb, dat u ook aangenomen hebt, waarin u ook staat,
2 waardoor u ook zalig wordt, als u eraan vasthoudt zoals ik het u verkondigd heb, tenzij dat u tevergeefs geloofd hebt. (1 Korinte 15:1-2)
Ook aan andere Gemeenten schrijft hij in scherpe, waarschuwende bewoordingen. Zo dreigen de Galatiërs het evangelie van de genade te verlaten, en terug te keren naar een leven onder de wet. Hij opent die brief met een wel heel krasse uitspraak.
6 Ik verwonder mij erover dat u zich zo snel afwendt van Hem Die u in de genade van Christus geroepen heeft, naar een ander evangelie,
7 terwijl er geen ander is; al zijn er ook sommigen die u in verwarring brengen en het Evangelie van Christus willen verdraaien.
8 Maar zelfs als wij, of een engel uit de hemel, u een evangelie zouden verkondigen, anders dan wat wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt.
9 Zoals wij al eerder gezegd hebben, zo zeg ik ook nu weer: Als iemand u een evangelie verkondigt anders dan wat u ontvangen hebt, die zij vervloekt. (Galaten 1:6-9)
Zo belangrijk is het dus: ‘Als iemand u een evangelie verkondigt anders dan wat u ontvangen hebt, die zij vervloekt.’ Even verder roept hij het zelfs in wanhoop uit: ‘Wie heeft jullie betoverd?’ Gefascineerd door dwaalleraren lopen ze regelrecht op de afgrond af. Betoveren geeft tevens aan dat Paulus een demonische achtergrond ziet.
O dwaze Galaten, wie heeft u betoverd om de waarheid niet te gehoorzamen; u voor wie Jezus Christus eerder voor ogen is geschilderd alsof Hij onder u gekruisigd was? (Galaten 3:1)
In de brief aan de Kolossers rept Paulus over koketteren met geheime kennis en engelenverering. Paulus doelt op dwaalleraren die beweren dat God voor de gewone mens onbereikbaar is. Daarom zocht men contact met engelen. Engelen zouden volgens hen heel goed als bemiddelaars kunnen functioneren.
Laat u niet de prijs ontzeggen door iemand die behagen schept in nederigheid en engelenverering, intreedt in wat hij niet gezien heeft, zonder reden gewichtig doet door zijn vleselijke denken. (Kolosse 2:18)
Twee voorbeelden resten ons (er zijn er veel meer!). Een van de dwaalleren die in de eerste eeuw opgeld deden, was de gnōsis (kennis). Paulus waarschuwt Timotheüs niet met lieden die deze dwaalleer verkondigen in discussie te gaan. Ze beweren diepe inzichten te hebben, maar zijn van het geloofspad afgedwaald.
20 O Timotheüs, bewaar het u toevertrouwde pand, wend u af van onheilige, inhoudsloze praat en tegenstellingen van de ten onrechte zo genoemde kennis.
21 Sommigen, die deze kennis verkondigden, zijn van het geloof afgeweken. (1 Timotheüs 6:20-21)
Titus (op Kreta) had te maken met judaïsten. Net als in Galatië zorgden ook dezen voor verwarring en strijd over voorschriften uit de wet. ‘Geslachtsregisters’ waren eveneens een populair onderwerp. Ze gaven aanleiding tot gefantaseerde verhalen over grootheden uit het Oude Testament. ‘Dwaze vragen’ ziet op dit bezig zijn met bijkomstigheden, of nog erger, met dingen die onzinnig zijn.
9 Maar ontwijk dwaze vragen, geslachtsregisters en ruzies en strijdvragen over de wet, want die zijn nutteloos en zinloos.
10 Verwerp een ketters mens na een eerste en tweede terechtwijzing.
11 Weet dat zo iemand het spoor bijster is en dat hij zondigt en het oordeel al in zich draagt. (Titus 3:9-11)
De verwarring kan zo hoog oplopen dat het functioneren van de Gemeente er door wordt verstoord. Dus moet er tegen opgetreden worden. Als de betrokkenen niet tot rede te brengen zijn, beveelt Paulus dezen terecht te wijzen, en desnoods uit te sluiten. Ze zijn op weg naar geloofsafval.
Het is er al en het komt
Wie denkt aan profetische teksten, denkt aan iets wat niet nu, maar in de toekomst zal plaatsvinden. Het merkwaardige echter van de profetieën die ons nu voor de aandacht staan is dat die regel niet lijkt te gelden. Als we bijvoorbeeld kijken naar de profetie ‘zware tijden’ uit de tweede brief aan Timotheüs, wordt meteen duidelijk dat er iets aparts aan de hand is.
1 En weet dit dat in de laatste dagen zware tijden zullen aanbreken.
2 Want de mensen zullen liefhebbers zijn van zichzelf, geldzuchtig, grootsprekers, hoogmoedig, lasteraars, hun ouders ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig,
3 zonder natuurlijke liefde, onverzoenlijk, kwaadsprekers, onmatig, wreed, zonder liefde voor het goede,
4 verraders, roekeloos, verwaand, meer liefhebbers van zingenot dan liefhebbers van God.
5 Zij hebben een schijn van godsvrucht, maar hebben de kracht ervan verloochend. Keer u ook van hen af.
6 Want tot hen behoren zij die de huizen binnensluipen en vrouwtjes in hun macht krijgen die met zonden beladen zijn en door allerlei begeerten gedreven worden,
7 die altijd leren en nooit tot kennis van de waarheid kunnen komen. (2 Timotheüs 3:1-7)
Paulus schrijft over ‘de laatste dagen’. Iedereen denkt dan (begrijpelijkerwijs) aan de tijd vlak voor de wederkomst van de Here Jezus. Maar wie schetst onze verbazing? In het vijfde vers beveelt Paulus Timotheüs geen omgang met dergelijke mensen te hebben. Om zeker te weten dat dit geen eigenaardigheid van de Herziene Statenvertaling is, vermeld ik een paar andere vertalingen van vers 5b.
- Wend je ook van dezen af. (Telos)
- Houd ook dezen op een afstand. (NBG)
- Keer je af van zulke mensen. (NBV)
- Houd zulke mensen op een afstand. (Willibrord-95)
Aangezien we zeker weten dat Timotheüs niet de leeftijd van een Methusalem heeft gehaald, moet dit betekenen dat de door Paulus geschetste toestanden al in zijn eigen tijd waarneembaar waren. Dat betekent echter ook dat ‘de laatste dagen’ in Paulus’ tijd al waren begonnen. En dat is ook zo. Onderstaande teksten bewijzen dat niet alleen Paulus zo dacht, maar ook Petrus en Johannes.
16 Maar dit is wat gesproken is door de profeet Joël:
17 En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van Mijn Geest op alle vlees (Handelingen 2:16-17)
Al deze dingen nu zijn hun overkomen als voorbeelden voor ons, en ze zijn beschreven tot waarschuwing voor ons, over wie het einde van de eeuwen gekomen is. (1 Korinte 10:11)
Hij (de Here Jezus) is wel van tevoren gekend, vóór de grondlegging van de wereld, maar in de laatste tijden geopenbaard omwille van u. (1 Petrus 1:20)
Kinderen, het is het laatste uur; en zoals u gehoord hebt dat de antichrist eraan komt, zijn er ook nu al veel antichristen gekomen, waaruit wij weten dat het het laatste uur is. (1 Johannes 2 : 18)
(…) en elke geest die niet belijdt dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is niet uit God; maar dat is de geest van de antichrist, waarvan u gehoord hebt dat hij komt, en die nu al in de wereld is. (1 Johannes 4 : 3)
Blijkens de profeet Joël zal het zijn in de laatste dagen dat God Zijn Geest zal uitstorten.
Petrus verklaart in zijn rede op de eerste pinksterdag, dat de komst van de Heilige Geest die ze zojuist hebben meegemaakt een vervulling is van die profetie. Met andere woorden: dit zijn die laatste dagen.
Paulus schrijft dat ‘het einde van de eeuwen over ons gekomen is’. Hij wijst zo op de komst van de Here Jezus. Het einde van de tijd is gekomen met de kruisiging en de opstanding van onze Heiland. Alles wacht nu op Zijn wederkomst. Zelfs de apostelen wisten niet dat het wel eens een lange tijd zou kunnen duren. Paulus zelf bijvoorbeeld ging er vanuit dat hij de Opname nog zou meemaken! In de verzen over de Opname in 1 Thessalonica 4 spreekt hij immers over ‘wij die levend zullen overblijven tot de komst van de Here’.
Petrus verwoordt de eerste komst van de Here Jezus als ‘een openbaring in de laatste tijden’.
Johannes legt een verband met de komst van de antichrist en het feit dat het ‘de laatste ure’ is. ‘Hij komt’, en ‘die nu al in de wereld is’, zijn beiden waar.
Dit alles betekent dat we echt niet weten wanneer de Opname zal plaatsvinden. Het kan elk moment gebeuren. Onze taak is dan ook ‘wandelen in het licht’ (1 Johannes 1:5-10) en te ‘verwachten de zalige hoop en verschijning van de heerlijkheid van de grote God en onze Zaligmaker, Jezus Christus’ (Titus 2:13)
Profetieën
De Nieuwtestamentische profetieën aangaande de Gemeente hebben dus een afwijkend karakter. Ze tekenen een ontwikkeling, een beeld van ‘van kwaad tot erger’. Nog een paar voorbeelden.
1 Maar de Geest zegt uitdrukkelijk dat in latere tijden sommigen afvallig zullen worden van het geloof en zich zullen wenden tot misleidende geesten en leringen van demonen,
2 door huichelarij van leugenaars, die hun eigen geweten als met een brandijzer hebben toegeschroeid. (1 Timotheüs 4:1-2)
3 Want er zal een tijd komen dat zij de gezonde leer niet zullen verdragen, maar dat zij zullen zoeken wat het gehoor streelt, en voor zichzelf leraars zullen verzamelen overeenkomstig hun eigen begeerten.
4 Ze zullen hun gehoor van de waarheid afkeren en zich keren tot verzinsels. (2 Timotheüs 4:3-4)
Dwaalleer is niet afkomstig uit de wereld. Die heeft sowieso niets met het christelijk geloof. Dwaalleer komt van binnenuit. Het zijn zich christen noemende lieden die niet langer genoeg hebben aan de Bijbelgetrouwe prediking. Ze willen meer, ze zoeken meer, en vinden dat in dwaalleer, een voortbrengsel van boze geesten. Ze gaan die weg tegen beter weten in. Het vormt de opmaat tot massale afval.
3 Dit moet u allereerst weten, dat er in het laatste der dagen spotters zullen komen, die naar hun eigen begeerten zullen wandelen
4 en zeggen: Waar is de belofte van Zijn komst? Want vanaf de dag dat de vaderen ontslapen zijn, blijven alle dingen zoals vanaf het begin van de schepping.
5 Want willens en wetens is het hun onbekend dat door het Woord van God de hemelen er reeds lang geweest zijn, evenals de aarde, die uit water oprijst en in water vaststaat. (2 Petrus 3:3-5)
Ook Petrus waarschuwt tegen dwaalleraars. In hoofdstuk 2 van zijn tweede brief heeft hij uitgebreid verteld wie dat zijn, en waaraan ze te herkennen zijn. Ze doen uitsluitend wat goed is in eigen ogen. Daarom schrijft hij dat die dwaalleraars door hun gedrag God bespotten. Vanwege de link met hoofdstuk 2 kunnen we concluderen dat ook Petrus weet dat de spotters die zullen komen in het laatste der dagen, nu al actief zijn. Hun prediking zaait twijfel aan de waarachtigheid van de wederkomst. De vaderen (de eerste generatie christenen) zijn gestorven. Er is nu een tweede generatie, maar van een Opname is nog steeds geen sprake. Er gebeurt niets, alles blijft bij hetzelfde. Maar hun ontgaat dat in het verleden meermalen is gebleken dat God wel degelijk ingrijpt, ook al lijkt het geduld van God eindeloos. Denk aan de zondvloed, denk aan Sodom en Gomorra. De spotters hebben het mis, en vormen zo een bedreiging voor de gelovigen. Ze brengen de Gemeente aan het twijfelen en veroorzaken zo dat een toenemende groep gelovigen het geloof de rug toekeert: afval.
Nog eenmaal Paulus’ profetie uit 2 Thessalonica.
Laat niemand u op enigerlei wijze misleiden. Want die dag komt niet, tenzij eerst de afval gekomen is en de mens van de wetteloosheid, de zoon van het verderf, geopenbaard is, (2 Thessalonica 2:3)
De afval begint in Paulus’ dagen. Het is kleinschalig, maar niettemin zeer duidelijk aanwezig. Het is als een kankergezwel, het verspreidt zich langzaam maar zeker door het gehele lichaam. Het zal zo ver doorwoekeren dat de dag komt dat de Here Jezus tegen een Gemeente als die te Filadelfia goedkeurend zegt dat ze Zijn Woord in acht hebben genomen en Zijn Naam niet verloochend. Blijkbaar zijn ze een positieve uitzondering.
In het volgende artikel informatie over Uitspraken (uit naam van God) op leerstellig gebied en Uitspraken (uit naam van God) gericht op de levenspraktijk.