Profeten in soorten en maten

Profetie is hot. Zowel binnen als buiten de christelijke leefwereld buitelen de profeten over elkaar heen. Opmerkelijk is de mate van overeenstemming. Profeet en futuroloog roepen, om het mild uit drukken, dat de wereld op weg is naar dystopische toestanden. (Een dystopie is het angstbeeld van een samenleving met louter akelige kenmerken waarin men beslist niet zou willen leven. Een utopie is een droombeeld van een situatie waarin juist alles ideaal is.) Even opmerkelijk is de snelheid waarmee deze thematiek kan veranderen. Wie herinnert zich niet de euforische ‘paarse’ jaren waarin de opvatting heerste dat Nederland ‘af’ was. En wat te denken van een christelijke beweging als ‘Kingdom Now‘, die beweert dat de tijd gekomen is de wereld voor Christus te veroveren. Die snelle wisseling van thematiek komt de geloofwaardigheid niet ten goede. De vraag is zelfs of ‘profetisch spreken’ in de eerste plaats over komende paradijzen of jammerdalen dient te gaan. In dit en volgende artikelen wil ik daarom proberen na te gaan wat de Schrift zegt over ‘spreken in naam van God’.

Rentmeesters

De Bijbel confronteert ons met profetie en valse profetie, met ware profeten en valse profeten, met ware leer en valse leer, met ware leraars en valse leraars. En aangezien Paulus ons verzekert dat alles in de Bijbel nuttig is om van te leren, zal het over deze zaken niet anders zijn. Wie zijn de rentmeesters van Bijbelse kennis? Paulus noemt drie bedieningen.

God nu heeft sommigen in de gemeente een plaats gegeven: ten eerste apostelen (1), ten tweede profeten (2), ten derde leraars (3) (1 Korinte 12:28)

Apostelen zijn de fundamentleggers van de gemeente. Hun arbeid begon met komst van de Heilige Geest. Het fundament is de Persoon en het werk van Christus (1 Korinte 3:11). 

– Een profeet is iemand die woorden van God ontvangt en aan de mensen bekendmaakt. Hij is spreekbuis van God, de mond van God. Hij wordt gedreven door de Heilige Geest (2 Petrus 1:21).

– Een leraar is iemand die de gemeente onderwijst in de juiste leer en levenswandel vanuit het Woord van God. Hij zal zich laten leiden door de Heilige Geest. 

De bedieningen apostel, profeet en leraar functioneren alleen goed in de kracht van de Heilige Geest. Tijdens de laatste gesprekken die de Here Jezus met Zijn discipelen voerde komt tweemaal de komst van de Trooster aan de orde. In beide gevallen krijgen we belangrijke informatie over de rol die de Geest zal spelen in het vastleggen en verspreiden van het evangelie.

Maar de Trooster, de Heilige Geest, Die de Vader zenden zal in Mijn Naam, Die zal u in alles onderwijzen en u in herinnering brengen alles wat Ik u gezegd heb. (Johannes 14:26)

In alles onderwijzen:  Deze uitspraak van de Here Jezus komt op het moment dat Hij Zijn discipelen over vele onderwerpen nieuwe dingen openbaart. Maar veel daarvan gaat aan hen voorbij. De Here Jezus weet dat uiteraard. Daarom zal de Heilige Geest alles wat de Here Jezus heeft verteld hun te binnen brengen, en wel zo dat ze de diepe betekenis ervan ook begrijpen.
In herinnering brengen alles wat Ik u gezegd heb:  Deze belofte heeft een ontzettend belangrijke lading. We mogen er zo op vertrouwen dat alles wat in de vier evangeliën staat in overstemming is met de werkelijke gang van zaken.

Maar wanneer Die komt, de Geest van de waarheid, zal Hij u de weg wijzen in heel de waarheid, want Hij zal niet vanuit Zichzelf spreken, maar wat Hij gehoord zal hebben, zal Hij spreken, en de toekomstige dingen zal Hij u verkondigen. (Johannes 16:13)

De Geest van de waarheid:  Met waarheid moeten we denken aan het Woord. Het geschreven Woord, het gesproken Woord en het levende Woord – dat is de Here Jezus Zelf. Hij noemde Zichzelf niet voor niets ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven’.
De weg wijzen in heel de waarheid: De Geest zal maken dat de discipelen alles van Christus, dat wil zeggen de hele waarheid, zullen kennen en begrijpen. De Geest wil ook ons in de hele waarheid leiden. We vinden die in de Bijbel.
De toekomstige dingen zal Hij verkondigen: Paulus, Petrus, Johannes, Jakobus en Judas hebben in hun geschriften profetieën opgenomen; over de toekomst van de gemeente (de Opname!), over de oordelen die over de aarde zullen komen, over de komst van Christus en de dag van de Heer. Laat niemand denken, laat staan verkondigen, dat de Heilige Geest vandaag de dag nog aanvullende profetieën geeft. Het Woord van God is voltooid, ook waar het de toekomende dingen betreft.

Zie ook dit artikel over Gods Woord.

Over de apostel

Een apostel is een door God gezondene. Hij wordt naar een speciale plaats gestuurd met een bijzondere opdracht. Paulus heeft onder andere te Korinte het fundament voor de gemeente aldaar gelegd (1 Korinte 3:10). Zijn medeapostelen deden dat werk in andere plaatsen (Romeinen 15:20). Apostelen en profeten hebben zo gezamenlijk het fundament gelegd voor de bouw van de Gemeente. Paulus beschrijft in Efeze 2 hoe Jood en heiden een zijn gemaakt in Christus. Hij schrijft over een tussenmuur die is weggebroken (de wet), opdat Jood en heiden samen tot een lichaam zouden worden gemaakt. Zijn conclusie luidt als volgt.

19 Zo bent u dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God,

20 gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus Zelf de hoeksteen is (Efeze 2:19-20)

De gehele gemeente, van de eerste Pinksterdag tot aan de Opname, is dus gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten. Hun taak is inmiddels afgerond. De fundering ligt er, ook voor de verre toekomst. Het hemelse Jeruzalem is een prachtig beeld van de gemeente. De stad rust op het fundament van de apostelen en profeten. Toch gaat de dienst van de apostelen en profeten in zekere zin nog door, en wel door middel van de geschriften die zij achterlieten.

En de muur van de stad had twaalf fundamenten met daarop de twaalf namen van de twaalf apostelen van het Lam. (Openbaring 21:14)

Paulus zelf benadrukt dat het leggen van het fundament afgerond is.

Want niemand kan een ander fundament leggen dan wat gelegd is, dat is Jezus Christus. (1 Korinte 3:11)

Het fundament dat gelegd is, is Jezus Christus. Niemand kan een ander fundament leggen, niemand hoeft een ander fundament te leggen. Daarom is het ook zo bedenkelijk dat sommigen in onze tijd claimen apostel te zijn. We zijn bijna 2000 jaar verder sinds de apostelen het fundament legden. Het Huis van God wordt sindsdien op dat fundament gebouwd. Wie nu apostel denkt te zijn, gaat een nieuw fundament leggen – maar dat kan niet, volgens Paulus. Het ligt er al. Als men dan toch deze onzalige arbeid wil verrichten, gaat men bij wijze van spreken een fundament op het dak leggen! Hoe dwaas. Zie ook mijn Gevaarlijke tijden (15) – De New Apostolic Reformation.

Over de profeet

Profeten waren Gods dienaren die ons het Woord van God openbaarden. De meeste apostelen waren tevens profeten. Ook Lukas, Markus, Judas en Silas waren profeten.

Judas nu en Silas, die ook zelf profeten waren, bemoedigden de broeders met veel woorden en sterkten hen. (Handelingen 15:32)

Zij mochten ons de Bijbel geven. Ook deze dienst is afgerond. De Schrift getuigt immers zelf dat ze compleet is. (Kolosse 1:25 en Openbaring 22:18-19). Bovendien wordt deze arbeid uit de begintijd van de gemeente ook tot het leggen van het fundament gerekend. Alle kennis waarvan de Here Jezus wilde dat die tot de geestelijke rijkdom van de gemeente zou behoren is tot ons gekomen door de Heilige Geest. De Geest bediende Zich daarbij van profeten.

6 En nu hebben wij genadegaven, onderscheiden naar de genade die ons is gegeven:

7(…) profetie, naar de mate van het geloof.

Er is echter ook een bedienen van het reeds geopenbaarde woord tot stichting, vermaning en vertroosting. Dit heet ook profeteren.  

Wie echter profeteert, spreekt tot mensen woorden van opbouw en vermaning en troost. (1 Korinte 14:3)

Meestal rekenen we deze profetische dienst tot het geven onderwijs – in de vorm van Bijbelstudie, lezing of prediking.

Profetie – auteurs

Profetie is een onderdeel van de totstandkoming van het Woord van God, de Bijbel. Dat geldt voor het Oude Testament, het geldt voor het Nieuwe Testament. Het is bijzonder te lezen hoe God Zelf de profeten aanspoort hun profetieën op te schrijven.

Mozes

Na de overwinning op Amalek kreeg Mozes een rechtstreekse opdracht van God.

Toen zei de HEERE tegen Mozes: Schrijf dit ter gedachtenis in een boek (Exodus 17:14)

Ook aangaande het verbond dat God met Israël sloot kreeg Mozes de opdracht tot schrijven.

Verder zei de HEERE tegen Mozes: Schrijf deze woorden voor uzelf op, want op grond van deze woorden heb Ik een verbond met u en met Israël gesloten. (Exodus 34:27)

Jesaja

Het profetische Woord heeft eeuwigheidswaarde. Het opschrijven daarvan was een van de opdrachten die God gaf aan Jesaja.

Nu dan, kom, schrijf het in hun bijzijn op een schrijftafel en teken het op in een boek, zodat het blijft staan tot de laatste dag, voor altijd en eeuwig. (Jesaja 30:8)

Jeremia

In Jeremia vinden we een wel heel treffend voorbeeld. Nadat zijn secretaris Baruch de door Jeremia uitgesproken profetieën had opgeschreven, liet koning Jojakim zien geen respect te hebben voor Gods Woord. Hij liet Jeremia’s woorden voorlezen, en vervolgens die gedeelten van de rol afsnijden en in het vuur gooien. Zie Jeremia 36. Maar God had andere plannen. Jeremia krijgt de opdracht opnieuw alles op te laten schrijven!

27 Toen kwam het woord van de HEERE tot Jeremia, nadat de koning de rol met de woorden die uit de mond van Jeremia kwamen, die Baruch had opgeschreven, had verbrand:

28 Neem u weer een andere rol en schrijf daarop al de vorige woorden die op de vorige rol stonden 

32 Toen nam Jeremia een andere rol en gaf die aan de schrijver Baruch, de zoon van Neria. Deze schreef daarop uit de mond van Jeremia al de woorden van de boekrol, die Jojakim, de koning van Juda, in het vuur had verbrand. Nog vele woorden als deze werden eraan toegevoegd. (Jeremia 36:27-28, 32)

Johannes

In het Nieuwe Testament is het niet anders. De Bijbelschrijvers waren geen romanciers, die van schrijven hielden, en dat ook goed konden. Het was de Here Jezus Zelf die Johannes gedetailleerde opdracht gaf tot schrijven en op welke manier.

Schrijf nu op wat u hebt gezien, en wat is, en wat hierna zal geschieden. (Openbaring 1:19) 

Voor het complete Woord van God geldt onverkort wat Paulus schreef over het totstandkomen van de Bijbel.

Heel de Schrift is door God ingegeven en is nuttig om daarmee te onderwijzen, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de rechtvaardigheid (2 Timotheüs 3:16)

Petrus benadrukt dat nog eens speciaal voor de profetische geschriften.

(…) profetie is destijds niet voortgebracht door de wil van een mens, maar heilige mensen van God, door de Heilige Geest gedreven, hebben gesproken. (2 Petrus 1:21)

Profetie – Onderwerpen

Er zijn tenminste vier groepen profetieën te onderscheiden:

  1. Voorzeggingen op de korte termijn;
  2. Voorzeggingen voor de lange termijn;
  3. Uitspraken (uit naam van God) op leerstellig gebied;
  4. Uitspraken (uit naam van God) gericht op de levenspraktijk.

We stuiten hier meteen op het probleem hoe iemands droom te controleren, of vaststellen dat hij daadwerkelijk een visioen heeft gehad. Gaat het om voorzegging, dan is het criterium: wordt de profetie vervuld, dan komt het van God, komt het niet uit, dan hebben we met valse profetie te maken.

21 Wanneer gij nu bij uzelf mocht zeggen: Hoe onderkennen wij het woord dat de Here niet gesproken heeft? –

22 Als een profeet spreekt in de naam des Heren en zijn woord wordt niet vervuld en komt niet uit, dan is dit een woord, dat de Here niet gesproken heeft; in overmoed heeft de profeet het gesproken, gij zult voor hem niet vrezen. (Deuteronomium 18:18-22)

Met uitspraken uit naam van God op leerstellig gebied, dan wel gericht op de levenspraktijk hebben we de Bijbel als referentie. Stemt het gesprokene overeen met de Bijbel? Een ander controlemiddel hebben we niet. Overigens, ook al stemt het overeen, dan nog wil dat niet zeggen dat de spreker een bovennatuurlijke ervaring heeft gehad. Dat weet alleen God, en de betrokkene zelf. Ik geef eerst voorbeelden uit het Oude Testament. In het volgende artikel voorbeelden uit het Nieuwe Testament.

a. Voorzeggingen op de korte termijn

Hizkia, een godvrezende koning in Juda, werd ziek. Jesaja kwam hem aanzeggen dat hij zou sterven.

In die dagen werd Hizkia ziek, tot stervens toe. Toen kwam de profeet Jesaja, de zoon van Amoz, bij hem en zei tegen hem: Zo zegt de HEERE: Regel de zaken van uw huis, want u zult sterven en niet leven. (Jesaja 38:1)

Hizkia deed echter een beroep op God onder verwijzing naar zijn handel en wandel als koning.

2 Daarop keerde Hizkia zijn gezicht om naar de muur en bad tot de HEERE

3 en zei: Och HEERE, bedenk toch dat ik in trouw en met een volkomen hart voor Uw aangezicht gewandeld heb en gedaan heb wat goed is in Uw ogen. En Hizkia huilde erg. (Jesaja 38:2-3)

God verhoorde zijn gebed en stuurde Jesaja terug naar de koning.

Ga tegen Hizkia zeggen: Zo zegt de HEERE, de God van uw vader David: Ik heb uw gebed gehoord, Ik heb uw tranen gezien. Zie, Ik zal vijftien jaar aan uw levensdagen toevoegen. (Jesaja 38:5)

Hoewel 15 jaar op Gods kalender slechts een rimpeltje in de tijd is, zal Hizkia pas na 15 jaar weten of deze profetie is vervuld. Daarom krijgt hij een teken. 

7 En dit zal voor u het teken zijn van de HEERE, dat de HEERE dit woord dat Hij gesproken heeft, doen zal:

8 Zie, Ik laat op de schaalverdeling van Achaz’ zonnewijzer de schaduw, die door de zon is gedaald, tien treden teruggaan. (Jesaja 38:7-8a)

Ook dit was een profetie. Maar ditmaal een die zich vrijwel onmiddellijk liet controleren.

En de zon ging de tien treden terug die ze op de schaalverdeling was gedaald. (Jesaja 38:8)

Jesaja had niet uit zichzelf gesproken. God had hem als profeet gestuurd, en het door hem aangezegde wonderteken voltrok zich vrijwel onmiddellijk. 

b. Voorzeggingen voor de lange termijn

Dit is de meest bekende vorm van profetie. Het is ook de vorm die de meeste aandacht trekt. Het fascineert gelovigen en ongelovigen, en met recht, want iedereen is benieuwd hoe de toekomst er uit ziet. Het is echter ook de vorm die het meest gevoelig is voor speculatieve uitleg, ofwel ‘eigenmachtige uitleg’ zoals Petrus het verwoordt (2 Petrus 1:20). Het eigenmachtige wordt in de hand gewerkt door het schijnbaar ontbreken van een mogelijkheid tot controle. Gelukkig staan boeken als Jesaja, Jeremia, Ezechiël en Daniël vol met profetieën. En onder al die profetieën zijn er die al vervuld zijn. Denk maar aan Jesaja 53 met zijn nauwkeurige voorzeggingen aangaande het lijden, sterven en opstaan van de Here Jezus. Dat mag ons vertrouwen geven in de overige, nog niet vervulde profetieën. Die zullen ook, op Gods tijd, hun vervulling krijgen. 

Een mooie, alomvattende uitspraak over profetie vinden we bij de profeet Ezechiël.

26 Het woord van de HEERE kwam tot mij:

27 Mensenkind, zie, die van het huis van Israël zeggen: Het visioen dat hij ziet, geldt voor over vele dagen, hij profeteert over verre tijden.

28 Daarom, zeg tegen hen: Zo zegt de Heere HEERE: Geen van Mijn woorden zal nog uitgesteld worden. Het woord dat Ik gesproken heb, zal in vervulling gaan, spreekt de Heere HEERE. (Ezechiël 12:26-28)

Tegenstanders van Ezechiël – valse profeten – maken zich niet druk over de profetieën van Ezechiël. Als ze al waar zijn (als!), dan maakt het hun niets uit, want het duurt nog heel lang voordat het gaat gebeuren. Daar hebben zij geen last van. Ja, zegt God dan, het gaat over verre tijden, maar dat maakt geen enkel verschil. Alles zal in vervulling gaan!

c. Uitspraken (uit naam van God) op leerstellig gebied

Vele voorbeelden zijn te geven. Een, die altijd weer tot de verbeelding spreekt, is de veroordeling van het maken en aanbidden van afgodsbeelden. Hoewel God dat in de wet nadrukkelijk verboden had, gebeurde het helaas aan de lopende band. In de Psalmen staat een prachtig voorbeeld, dat niet van ironie gespeend is.

2 Waarom zouden de heidenvolken zeggen: Waar is toch hun God? 

3 Onze God is immers in de hemel, Hij doet al wat Hem behaagt. 

4 Hun afgoden zijn zilver en goud, het werk van mensenhanden: 

5 zij hebben een mond, maar spreken niet; zij hebben ogen, maar zien niet; 

6 zij hebben oren, maar horen niet; zij hebben een neus, maar ruiken niet; 

7 hun handen, die tasten niet; hun voeten, die gaan niet; er komt geen geluid uit hun keel. 

8 Laat wie ze maken hun gelijk worden, al wie op hen vertrouwt. (Psalm 115:2-8)

Uitgaande van het gegeven dat de Schrift afgerond is, en er niets meer aan mag worden toegevoegd, en ook niets mag worden verwijderd, zou je kunnen concluderen dat valse leer niet meer aan de orde is. Helaas is dat niet het geval. Ook in Oudtestamentische tijden kwam het maar al te vaak voor dat iemand een ‘zo zegt de Here’-boodschap had, die niet bleek te kloppen. Achter deze valse leer zit de leugenaar van den beginne, de satan (Johannes 8:44). De zondeval was een rechtstreeks gevolg van ‘valse leer’. 

Valse leer heeft meestal een relatie met eigenbelang. Een duidelijk voorbeeld daarvan zien we in het optreden van Jerobeam I, de eerste koning van het Tienstammenrijk. Hij vreesde zijn positie als koning te verliezen als het volk de volgens de wet voorgeschreven pelgrimages naar Jeruzalem zou uitvoeren. 

26 En Jerobeam zei in zijn hart: Nu zal het koninkrijk weer aan het huis van David komen.

27 Als dit volk optrekt om offers te brengen in het huis van de HEERE in Jeruzalem, zal het hart van dit volk terugkeren naar hun heer, naar Rehabeam, de koning van Juda. Dan zullen zij mij doden en terugkeren naar Rehabeam, de koning van Juda. (1 Koningen 12:26-27)

Hij verzon een alternatief, onder het voorwendsel dat de pelgrimsreizen te zwaar zouden zijn.

28 Daarom pleegde de koning overleg en maakte twee gouden kalveren. Hij zei tegen het volk: Het is te veel voor u om op te trekken naar Jeruzalem. Zie uw goden, Israël, die u uit het land Egypte hebben doen optrekken.

29 En hij plaatste het ene in Bethel, en het andere zette hij in Dan.

30 Dit werd aanleiding tot zonde (…) (1 Koningen 12:28-30)

Het is een algemene waarheid: valse leer (ver)leidt tot zonde.

d. Uitspraken (uit naam van God) gericht op de levenspraktijk.

In een eerste voorbeeld horen we de profeet Jesaja. Hij stelt schijnheiligheid aan de kaak. Alleen de hartenkenner bij uitstek, God, weet echt van vals te onderscheiden. Jesaja neemt de handelwijze van Israël gedurende het vasten tot voorbeeld. Uitgangspunt is de vraag van het volk naar de zin van vasten. ‘God merkt het toch niet op.’ Dat leiden ze af uit onverhoorde gebeden. 

Het is probleem zit hem in hun manier van vasten. De uiterlijke kenmerken van het vasten zijn er wel. Men onthoudt zich van de plezierige dingen des levens, loopt men gebogen hoofd, draagt een rouwgewaad en ligt terneer in het stof. Het lijkt allemaal heel echt. Maar ondertussen gaat het onrecht door. 

6 Is dit niet het vasten dat Ik verkies: dat u de boeien van de goddeloosheid losmaakt, dat u de banden van het juk ontbindt, dat u de onderdrukten vrij laat heengaan en dat u elk juk breekt?

7 Is het niet dit, dat u uw brood deelt met wie hongerlijdt, en de ellendige ontheemden een thuis biedt, dat, als u een naakte ziet, u hem kleedt, en dat u zich voor eigen vlees en bloed niet verbergt? (Jesaja 58:6-7)

Werkgevers gunnen hun werknemers geen dag vrij op de vastendag, sterker, ze worden mishandeld als ze hun werk niet naar behoren verrichten. Men gaat gewoon door met handeldrijven. Ook onderling gaat het geruzie gewoon door, zelfs tot vechtpartijen aan toe. Naar mensen in behoeftige omstandigheden wordt niet omgekeken. Hongerigen krijgen geen brood, daklozen geen onderdak en zij die in lompen (of nog minder) rondlopen krijgen geen vervangende kleren. De boodschap is duidelijk. Wil je vasten, doe het dan zo dat de Here God er Zijn goedkeuring aan kan hechten. Dan zal Hij luisteren naar hun gebeden. Zie ook mijn artikel ‘Vasten‘.

Het tweede voorbeeld komt van de profeet Ezechiël.

God stuurt hem naar de ballingen uit Juda. Die hebben het gevoel onrechtvaardig te zijn behandeld. Hun vaderen hebben gezondigd, en zij zitten met de brokken. Het zit zelfs zo diep, dat een bepaald spreekwoord populair is geworden.

1 Het woord van de HEERE kwam tot mij:

2 Wat is er met u dat u dit spreekwoord gebruikt over het land van Israël:

De vaders eten onrijpe druiven, en de tanden van de kinderen worden stomp? (Ezechiël 18:1-2)

Het spreekwoord zegt dat de vorige generatie heeft gezondigd, en dat de huidige generatie te lijden heeft onder Gods oordeel over die zonden. Dit lijkt in eerste instantie op het bekende ‘Ik, de HEERE, uw God, ben een na-ijverig God, Die de misdaad van de vaderen vergeldt aan de kinderen, aan het derde en vierde geslacht van hen die Mij haten’. Het is uiteraard waar dat kinderen soms met de gevolgen van de misdaden van de vorige generatie(s) zitten. Maar in de Tien Geboden worden niet de kinderen, maar wordt de zondigende generatie gewaarschuwd. Zij moeten bedenken dat hun misdaden gevolgen kunnen hebben voor hun kinderen. Geheel in lijn daarmee is ook de daaropvolgende belofte: ‘Die barmhartigheid doet aan duizenden van hen die Mij liefhebben en Mijn geboden in acht nemen’. Dat moet gelezen worden als een aanmoediging de zonde te laten en het goede te doen.

Het gebruik van het spreekwoord laat echter zien dat men er een algemene wetmatigheid van heeft gemaakt. En daarmee plaatst men God in de beklaagdenbank. Geen wonder dat de reactie van God heftig is!

3 Zo waar Ik leef, spreekt de Heere HEERE, als u dit spreekwoord in Israël nog durft te gebruiken!

4 Zie, alle mensenlevens behoren Mij toe. Zowel het leven van de vader als het leven van de zoon, die behoren Mij toe. De mens die zondigt, die zal sterven. (Ezechiël 18:1-4)

Alle mensenlevens zijn van God, zowel dat van de vader als dat van de zoon. God regeert en bepaalt in hoeverre een mens straf verdient. Er is niet een soort noodlot. Er geldt maar een regel: de mens die zondigt, zal sterven. Anders gezegd, ieder mens is persoonlijk verantwoordelijk. Je kunt je niet verschuilen achter de misdaden van je voorgeslacht.

In het volgende artikel richten we de aandacht op het Nieuwe Testament.