Fascinatie

Centraal in het christelijk denken ten aanzien van het einde der tijden staat de laatste tijd eerder de antichrist dan de Here Jezus Zelf. Dat is al heel wat jaren aan de gang, maar nu we de laatste jaren meer en meer geconfronteerd worden met predikers die menen in de huidige ontwikkelingen de komst van de antichrist te herkennen, is het vooral in evangelisch / charismatische kring een onderwerp van zorgwekkende omvang geworden. Zorgwekkend omdat het meer en meer de aandacht voor de werkelijk belangrijke zaken overschaduwt.

Je hoort zelfs uitspraken als ‘ik verzet me tegen de komst van antichrist’, en met het oog op de huns inziens verdachte ontwikkelingen ‘daar werk ik niet aan mee’. En dat zijn gelovigen die weten dat er een opname komt, die weten dat ze tijdens de dag des heren niet eens op aarde zullen zijn!

Wat is dat toch, die aandacht voor de antichrist? Je ziet bij menig christen een ontwikkeling die begint bij gefascineerd zijn (heel erg boeien), vervolgens toenemend tot een gebiologeerd zijn (in zijn ban hebben), en uiteindelijk uitlopend in een geobsedeerd zijn (gedachten die de geest niet loslaten) door de antichrist. Organiseer een lezing over de antichrist, en de zaal zit vol. Beleg een avond over de opname of het duizendjarig rijk, en de opkomst is beduidend lager.

Het voelt als een konijn dat in de koplampen van een naderende auto kijkt. Verstard zit hij naar de felle lampen te staren, niet langer in staat zich te bewegen. Te veel bezig zijn met de (komst van) de antichrist heeft bedenkelijke kanten. In mijn artikel over de Nephilim schreef ik het volgende:

Satan zal zijn messias op aarde hebben. Zijn naam is antichrist. Het beeld dat in de Bijbel oprijst is dat van een man met geniale vermogens. Wellicht zal hij niet alleen een intellectuele reus zijn, maar ook een gigant qua lichaamsbouw.

Van deze dingen gaat een wonderlijke bekoring uit. (…) Stap voor stap verlaat je de veiligheid van de Bijbel en raak je verzeild in het moeras van gissen en (niet zelden) missen. Je kunt je zelf wijsmaken dat je met deze dingen God kunt dienen. Zou God dat willen? Misschien, maar dan zal Hij je een ondubbelzinnig heldere opdracht daartoe hebben gegeven. Maar dat zal Hij niet doen, want …

De verborgen dingen zijn voor de Here, onze God, maar de geopenbaarde zijn voor ons en onze kinderen voor altijd, opdat wij al de woorden dezer wet volbrengen. (Deuteronomium 29:29)

Satan zal alles in stelling brengen om de christen bang te maken. Meer dan dat kan hij niet, maar vaak is dat al voldoende om de gelovige buitenspel te zetten. Luister naar de Here Jezus!

En wees niet bevreesd voor hen die het lichaam doden en de ziel niet kunnen doden, maar wees veeleer bevreesd voor Hem Die zowel ziel als lichaam te gronde kan richten in de hel. (Mattheus 10:28)

Al deze aandacht voor de antichrist wekt de indruk dat men meent dat de Dag des Heren op het punt staat te beginnen. Luister dan naar Paulus.

1 En wij vragen u dringend, broeders, met betrekking tot de komst van onze Heere Jezus Christus en onze vereniging met Hem,

2 dat u niet snel aan het wankelen wordt gebracht of verschrikt, niet door een uiting van de geest, niet door een woord, en ook niet door een brief die van ons afkomstig zou zijn, alsof de dag van Christus al aangebroken zou zijn. (2 Thessalonica 2:1-2)

In dit artikel hoop ik aan te tonen dat de komst van de antichrist slechts één uit de reeks van vele rampen is die God (!) over de wereld zal brengen. Dat vereist het veelvuldig opnemen van (grote) stukken Bijbeltekst. Dringend beroep op de lezer: Sla die gedeelten niet over!

Apocalyps

Laat we eerst enkele aspecten uit de boek Openbaring bekijken. Het boek opent met een paar prachtige verzen.

1 Openbaring van Jezus Christus, die God Hem gegeven heeft om Zijn dienstknechten te laten zien wat spoedig moet geschieden, en Hij heeft die door Zijn engel gezonden en aan Zijn dienstknecht Johannes te kennen gegeven.

3 Zalig is hij die leest en zijn zij die horen de woorden van de profetie, en die in acht nemen wat daarin geschreven staat, want de tijd is nabij. (Openbaring 1:1,3)

Het eerste wat wordt gezegd is ‘Openbaring van Jezus Christus’ (apokalupsis Iēsou Christou).  Nu betekent apokalupsis letterlijk onthulling. Onthuld worden dingen die de mens uit zichzelf niet kan weten. Dat kunnen zaken zijn aangaande de toekomst, of hemelse aangelegenheden. Zo bezien heeft apokalupsis niet noodzakelijkerwijs een negatieve gevoelswaarde. In het alledaagse taalgebruik is de betekenis van het vernederlandste woord apocalyps verengd tot iets wat een zekere dreiging in zich draagt: profetie betreffende de ondergang van de wereld. 

En ja, het boek Openbaring bevat veel informatie over rampen en oordelen. Maar er staat zoveel meer in. De uiteindelijke en allesoverheersende boodschap is: Jezus Christus, de Overwinnaar, komt! En dan is het niet vreemd om over allerlei rampspoed te lezen. De wereld staat immers niet bepaald te springen om de komst van de Zoon van God. 

Het boek geeft zelf een duidelijke indeling, waaruit we begrijpen dat niet alles ‘voorspellende profetie’ is.

Schrijf nu op wat u hebt gezien (1), en wat is (2), en wat hierna zal geschieden (3). (Openbaring 1:19)

I. ‘Wat u hebt gezien’.

Hoofdstuk 1 – In een visioen ziet Johannes de verheerlijkte Christus als Rechter te midden van zeven kandelaren (dat zijn de zeven gemeenten).

II. ‘Wat is’.

Hoofdstuk 2 en 3 – We lezen hier de woorden van het hoofd van de gemeente, Jezus Christus, gericht aan zeven gemeenten. Hij beoordeelt hen.

III. ‘Wat hierna zal geschieden’. 

Hoofdstuk 4 – 22 – de oordelen en de eindoverwinning van Jezus Christus.

De periode die we (grote) verdrukking noemen vinden we in de hoofdstukken 6-19.

Eerder in de Bijbel wordt deze periode afwisselend Dag des Heren, Laatste jaarweek, Grote verdrukking of De tijd van Jakobs benauwdheid genoemd. In dit artikel beperk ik me tot de aanduiding ‘Dag des Heren’, met ‘grote verdrukking’ als nadere specificatie voor de tweede helft.

Nog even terug naar Openbaring 1 de verzen 1 en 3. We lezen in vers 1 dat God de openbaring aan Zijn Zoon Jezus Christus heeft gegeven. De Zoon heeft tot taak Zijn dienstknechten (de gelovigen) te laten zien wat spoedig moet gebeuren. De inhoud van de boodschap zal in Zijn opdracht door een engel aan Johannes worden doorgegeven.

Vers 3 bevat de eerste van de zeven zaligsprekingen uit het boek Openbaring. Zij die lezen (voorlezen), horen en bewaren worden zalig genoemd. Allesoverheersend is dat de inhoud van boodschap ‘spoedig zal geschieden’ (vers 1), dat ‘de tijd nabij is’ (vers 3). Aan het eind van het boek wordt ‘de tijd is nabij’ herhaald.

En hij zei tegen mij: Verzegel de woorden van de profetie van dit boek niet, want de tijd is nabij. (Openbaring 22:10)

Dag des Heren

De Dag des Heren wordt in het Oude Testament meermalen aangekondigd. Soms in context met eerdere perioden. Neem nu Jesaja.

(…) uit te roepen het jaar van het welbehagen van de HEERE en de dag van de wraak van onze God; (Jesaja 61:2) 

Eerst spreekt Jesaja over ‘het jaar van het welbehagen van de HEERE’. In het Nieuwe testament kennen we deze periode als de ‘genadetijd’.

Want Hij zegt: In de tijd van het welbehagen heb Ik U verhoord, en op de dag van het heil heb Ik U geholpen. Zie, nu is het de tijd van het welbehagen, zie, nu is het de dag van het heil! (2 Korinte 6:2)

Deze genadetijd duurt inmiddels 2000 jaar. Vervolgens spreekt hij over ‘de dag van de wraak van onze God’, dat is de Dag des Heren. Deze Dag des Heren zal zeven jaar vergen. Daarom ook spreekt Jesaja over ‘het jaar van het welbehagen van de HEERE’, in tegenstelling tot ‘de dag van de wraak van onze God’. De verhouding in lengte is enorm, want Gods geduld is oneindig veel groter dan Zijn toorn.

Dat neemt echter niet weg dat die dag onherroepelijk komt, en dat het vreselijk zal zijn die te moeten meemaken. Maleachi beschrijft wie voor die dag hebben te vrezen: hoogmoedigen en goddelozen.

Want zie, die dag komt, brandend als een oven. Dan zullen alle hoogmoedigen en allen die goddeloosheid doen, stoppels worden. En de dag die komt, zal ze in vlam zetten, zegt de HEERE van de legermachten, Die van hen wortel noch tak zal overlaten. (Maleachi 4:1)

Deze hoogmoedigen en goddelozen zullen niet weten wat hun overkomt. Paulus beschrijft het treffend. De Dag des Heren komt voor hen volkomen onverwacht. Hij spreekt van onverwacht verderf en de onmogelijkheid om te vluchten. 

2 Want u weet zelf heel goed dat de dag van de Heere komt als een dief in de nacht.

3 Want wanneer zij zullen zeggen: Er is vrede en veiligheid, dan zal een onverwacht verderf hun overkomen, zoals de barensweeën een zwangere vrouw, en zij zullen het beslist niet ontvluchten.

4 Maar u, broeders, bent niet in duisternis, zodat die dag u als een dief zou overvallen.

5 U bent allen kinderen van het licht en kinderen van de dag. Wij zijn niet van de nacht en ook niet van de duisternis.

6 Laten wij dan niet, evenals de anderen, slapen, maar laten wij waakzaam en nuchter zijn.

7 Want zij die slapen, slapen ’s nachts en zij die dronken zijn, zijn ’s nachts dronken.

8 Maar laten wij, die van de dag zijn, nuchter zijn, bekleed met het borstharnas van geloof en liefde, en met de hoop op de zaligheid als helm.

9 Want God heeft ons niet bestemd tot toorn, maar tot het verkrijgen van de zaligheid, door onze Heere Jezus Christus,

10 Die voor ons gestorven is, opdat wij, hetzij wij waken, hetzij wij slapen, samen met Hem zouden leven.

11 Bemoedig elkaar daarom, en bouw de één de ander op, zoals u trouwens al doet. (1 Thessalonica 5:2-11)

De gelovige heeft niets te vrezen heeft van de Dag des Heren – ook niet van de antichrist. Paulus schrijft dat God ‘ons niet heeft bestemd tot toorn, maar tot het verkrijgen van de zaligheid’. Past daar angst voor de grote verdrukking en de antichrist bij? Zeker niet. Het wordt nog sterker benadrukt in vers 11. Paulus roept de gelovigen op elkaar te bemoedigen met deze wetenschap. ‘Bemoedig elkaar daarom’, schrijft hij. Zou hij daarmee bedoelen dat ze met blijde verwachting uit mogen zien naar de Dag des Heren? Opnieuw: natuurlijk niet. De bemoediging ligt in de belofte dat ‘we niet bestemd zijn tot toorn, maar tot het verkrijgen van de zaligheid’, waarmee Paulus terugverwijst naar zijn vorige hoofdstuk over de opname. Zie 1 Thessalonica 4:13-18!

Hoe reëel de verwachting van Gods komende toorn is, en hoezeer die is te vrezen wordt uitgedrukt door de profeet Zefanja.

1 Onderzoek uzelf nauwkeurig, ja onderzoek uzelf, volk zonder verlangen,

2 voordat het besluit het licht ziet – een dag gaat als kaf voorbij – voordat over u komt de brandende toorn van de HEERE, voordat over u komt de dag van de toorn van de HEERE.

3 Zoek de HEERE, alle zachtmoedigen van het land, die Zijn recht uitvoeren. Zoek gerechtigheid, zoek zachtmoedigheid, misschien zult u dan verborgen worden op de dag van de toorn van de HEERE. (Zefanja 2:1-3)

De profeet schrijft driemaal ‘voordat’. Alleen een bekering voordat de Dag des Heren losbrandt, kan de gelovige redden. Om dat te benadrukken schrijft Zefanja ook driemaal ‘zoek’. ‘Zoek de HEERE. Zoek gerechtigheid, zoek zachtmoedigheid’. Het meest opmerkelijke is de laatste zin. Als het zoeken van de Here tot bekering leidt, dan wordt de gelovige geborgen, verborgen, gespaard. Doet geborgen en/of verborgen niet sterk denken aan ‘in veiligheid brengen’, aan de opname?

Het gehele beeld is glashelder. Zorg dat je aan de goede kant staat voordat die vreselijke dag (periode) komt. En dat niet vanwege de komst van de antichrist, maar omdat God gaat oordelen.

Het oordeel over de gemeente

God hanteert verschillende oordelen op verschillende tijdstippen. Zie mijn artikel De Knecht des Heren (12) – Het oordeel van de Rechter.

In het boek Openbaring vinden we ruwweg twee oordelen. In hoofdstuk 2 en 3 wordt de gemeente geoordeeld. In hoofdstuk 6 tot en met 19 volgt het oordeel over de ongelovige, godvijandige, opstandige wereld.

Het eerste oordeel gaat over de christenheid de eeuwen door. De Here Jezus beoordeelt zijn gemeente in diverse fasen van ontwikkeling. Hij prijst de gelovigen als het kan, stelt beloningen in het vooruitzicht en berispt hen als het moet. Nauwkeurig verwoordt Hij wat er aan schort, en wat verbeterd moet worden. Hij spreekt ook over sancties. Wie goed leest zal zien dat de gelovigen niet met de dood worden bedreigd. Dat gebeurt wel met kennelijke ongelovigen die zich binnen de kring van gelovigen ophouden (zie bijvoorbeeld Openbaring 2:23).

De zwaarste sancties die de Here Jezus uitspreekt zijn ‘het uit Zijn mond spuwen van lauwe gelovigen’ (Openbaring 3:16) en ‘het wegnemen van de kandelaar’ (Openbaring 2:5). Beide beelden houden in dat de betreffende gemeente ophouden zal te bestaan.

Dit alles is in nauwkeurige overeenstemming met de melding van Petrus aangaande het functioneren van de gemeenten.

Want nu is het de tijd dat het oordeel begint bij het huis van God; en als het eerst bij ons begint, wat zal het einde zijn van hen die het Evangelie van God ongehoorzaam zijn? (1 Petrus 4:17)

Als het oordeel over de gemeente is afgerond volgt hoofdstuk 4. Het eerste woord dat we lezen is ‘hierna’. Nadat de gemeente werd geoordeeld (niet: veroordeeld!), wordt deze middels de opname van deze wereld weggevoerd. In beeld gebeurt met Johannes hetzelfde. Hij wordt opgeroepen: ‘Kom hier, omhoog’. Hij ontvangt een toezegging: nu de periode van de gemeente afgesloten is, zal Johannes te zien en te horen  krijgen wat na het tijdperk van de gemeente gebeuren zal.

1 Hierna zag ik, en zie, er was een deur geopend in de hemel. En de eerste stem die ik als van een bazuin met mij had horen spreken, zei: Kom hier, omhoog, en Ik zal u laten zien wat hierna moet geschieden.

2 En meteen raakte ik in geestvervoering. (…)(Openbaring 4:1-2)

De gemeente wordt vanaf dit moment niet langer op aarde gezien. Dat kan ook niet, gezien alle beloften die de Here Jezus gedaan heeft.

Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie Mijn woord hoort en Hem gelooft Die Mij gezonden heeft, die heeft eeuwig leven en komt niet in de verdoemenis, maar is uit de dood overgegaan in het leven. (Johannes 5:24)

De gelovige mag weten dat hij eeuwig leven heeft (niet: krijgt!) en niet in het oordeel zal komen. Anders gezegd, alles wat in de hoofdstukken 6 tot en met 19 staat te gebeuren zal de gelovige niet treffen. Hij is in veiligheid gebracht.

Het oordeel over de ongelovige, godvijandige, opstandige wereld

Mattheus 24 handelt grotendeels over Openbaring 6 tot en met 19. Zie mijn ‘De tekenen uit Mattheus 24 onder loep (1)‘ en daaropvolgende artikelen met gelijke naam. Maar ook op andere plaatsen hintte de Here Jezus op de grote verdrukking. Hij noemde het bijvoorbeeld ‘de nacht waarin niemand kan werken’.

Ik moet de werken doen van Hem Die Mij gezonden heeft, zolang het dag is; er komt een nacht waarin niemand kan werken. (Johannes (9:4)

Ook sprak Hij over de komst van de antichrist.

Ik ben gekomen in de Naam van Mijn Vader, maar u neemt Mij niet aan. Als een ander komt, in zijn eigen naam, die zult u aannemen. (Johannes 5:43)

De Here Jezus – het toonbeeld van dienstbaarheid en zelfverloochening – werd niet aanvaard. De antichrist, die, geheel van zichzelf vervuld, zelfs een beeld voor zich laat oprichten om dat door de mensheid te laten aanbidden, zal wel worden aanvaard.

De grote verdrukking wordt de tijd van Gods oordeel over de mensheid. De komst van de antichrist is onderdeel van dat oordeel. De komst van de antichrist – onder toelating van God – markeert het definitieve bewijs dat de mens liever voor de boze kiest dan voor God. In de antichrist geeft God de mensheid over aan die keus – zodat men ziet wat de gevolgen zullen zijn. Ze vallen ten prooi aan de mensenmoordenaar van den beginne, de satan (Johannes 8:44). Verderop zullen we zien dat zelfs in die periode God bepaalt wat er gebeurt – satan en antichrist zijn slechts instrumenten in Gods hand.

God oordeelt

De (huidige) schrik voor de antichrist lijkt hem vooral te zitten in deze passage.

15 En hem (het beest uit de aarde, het tweede beest) werd macht gegeven om een geest te geven aan het beeld van het beest, opdat het beeld van het beest zelfs zou spreken, en zou maken dat allen die het beeld van het beest niet zouden aanbidden, gedood zouden worden.

16 En het maakt dat men aan allen, kleinen en groten, rijken en armen, vrijen en slaven een merkteken geeft op hun rechterhand of op hun voorhoofd,

17 en het maakt dat niemand kan kopen of verkopen, behalve hij die dat merkteken heeft, of de naam van het beest of het getal van zijn naam. (Openbaring 13:16-17)

Wat is hier aan de hand? Er zijn twee beesten op aarde verschenen. Het eerste kwam op uit de zee, het tweede kwam vanuit de aarde omhoog. De centrale figuur lijkt het eerste beest te zijn. Immers, van hem wordt een beeld gemaakt. Dat beeld wordt ‘vervuld’ met een demon (een boze geest). Nu kan het beeld (orenschijnlijk) spreken. Vervolgens wordt bepaald dat iedereen het beeld moet aanbidden. Wie dat doet, aanbidt in feite het eerste beest, dat op zijn beurt macht en kracht ontving van de satan. Gevolg: door het aanbidden van het eerste beest wordt satan aangebeden, en wel door de gehele wereldbevolking. Met het merkteken wordt het eenvoudig te bepalen wie wel, en wie niet bereid is te knielen en te aanbidden. Dankzij economische machtsmiddelen wordt iedereen gedwongen mee te werken. Wie weigert, wordt gedood, of sterft de hongerdood. Voorwaar een afschrikwekkend toneel. 

Ook de Here Jezus en de apostel Paulus geven mededelingen over de door het tweede beest ingewijde cultus. Onze Heiland spreekt over ‘een gruwel van verwoesting’.

Wanneer u dan de gruwel van de verwoesting, waarover gesproken is door de profeet Daniël, zult zien staan op de heilige plaats (Mattheus 24:15)

Wanneer u dan de gruwel van de verwoesting, waarover door de profeet Daniël gesproken is, zult zien staan waar het niet behoort (Markus 13:14)

Met de term ‘gruwel der verwoesting’ wordt iets bedoeld dat in de ogen van God afschuwelijk is. Het is afschuwelijk omdat het een afgodsbeeld is, maar ook vanwege de plaats waar ‘de gruwel’ neergezet wordt. In de tempel van God, en die plaats is heilig.

Paulus schrijft de Thessalonicenzen over deze gebeurtenis.

3 (…) de mens van de wetteloosheid, de zoon van het verderf, geopenbaard is,

4 de tegenstander, die zich ook verheft boven al wat God genoemd of als God vereerd wordt, zodat hij als God in de tempel van God gaat zitten en zichzelf als God voordoet. (2 Thessalonica 2:3-4)

Dit is precies waar het om draait in Openbaring 13. Satan wil zich boven God verheffen. Dat wilde hij altijd al. Nu krijgt hij de kans – want God laat het toe als onderdeel van het oordeel over de mensheid. Satan doet alsof hij God is.

Zowel de Here Jezus als Paulus merken deze gebeurtenis aan als een teken. Als het beeld in de tempel is geplaatst, staan we aan het begin van de tweede helft van de laatste jaarweek. Dan gaat de grote verdrukking beginnen, de tijd waarvan de Here Jezus zegt dat nog nooit zo’n verdrukking op aarde is geweest, en er ook nooit meer zal komen. Het zal zo erg worden dat deze periode ter wille van de gelovigen verkort zal worden. Anders zou niemand in leven blijven.

Op deze plaats wil ik even stilstaan bij gelovigen tijdens de laatste jaarweek. Dat lijkt strijdig met de gedachte dat de opname alle gelovigen van de wereld heeft weggenomen. En als Paulus vaststelt dat mensen die het evangelie hebben afgewezen, niet alsnog tot geloof kunnen komen, bekruipt ons de gedachte dat hier iets schuurt.

9 hem (de antichrist), wiens komst overeenkomstig de werking van de satan is, met allerlei kracht, tekenen en wonderen van de leugen,

10 en met allerlei misleiding van de ongerechtigheid in hen die verloren gaan, omdat zij de liefde voor de waarheid niet aangenomen hebben om zalig te worden.

11 En daarom zal God hun een krachtige dwaling zenden, zodat zij de leugen geloven,

12 opdat zij allen veroordeeld worden die de waarheid niet geloofd hebben, maar een behagen hebben gehad in de ongerechtigheid. (2 Thessalonica 2:9-12)

Gelukkig ligt het subtieler. 

1. Als de opname heeft plaatsgevonden, zullen veel mensen zich afvragen wat er nu precies aan de hand is. Daar zullen miljoenen bij zijn, die het evangelie nog nooit (goed) hebben gehoord. Velen onder hen zullen alsnog tot geloof komen. 

2. God stuurt 144.000 evangelisten de gehele aarde over, die zeer veel vrucht op hun arbeid zullen hebben.

3. In Jeruzalem zullen de twee getuigen 3,5 jaar lang het evangelie verkondigen (Openbaring 11:1-12)

4. God stuurt een engel die ‘een eeuwig evangelie verkondigt’ (Openbaring 14:6).

Dit alles tezamen genomen verklaart de hoopgevende mededeling aangaande ‘de schare die niemand tellen kan’.

9 Hierna zag ik en zie, een grote menigte, die niemand tellen kon, uit alle naties, stammen, volken en talen, stond vóór de troon en vóór het Lam, bekleed met witte gewaden en palmtakken in hun hand.

13 En een van de ouderlingen antwoordde en zei tegen mij: Dezen, die bekleed zijn met witte gewaden, wie zijn zij en waar zijn zij vandaan gekomen?

14 En ik zei tegen hem: U weet het, mijn heer. En hij zei tegen mij: Dezen zijn het die uit de grote verdrukking komen; en zij hebben hun gewaden gewassen en ze hebben hun gewaden wit gemaakt in het bloed van het Lam. (Openbaring 7:9, 13-14)

Wat nu volgt is een beknopte weergave van alle ‘plagen en slagen’ onderverdeeld in het openen van zegels, het blazen van bazuinen, het uitroepen van weeën en uitgieten van schalen. De bedoeling hiervan is duidelijk te maken dat angst voor de grote verdrukking niet beperkt kan worden tot angst voor de antichrist. Integendeel, de komst van de antichrist is een van de talrijke plagen die tijdens de laatste jaarweek de mensheid zullen treffen.

Zegels

Direct na de opname van de gemeente zal de wereld in verwarring zijn. Of het begin van Gods oordelen (vanaf Openbaring 6) meteen na de opname zal zijn is niet duidelijk. Veel tijd zal er waarschijnlijk niet tussen zitten. Waar de Here Jezus in Mattheus 24 als allereerste teken waarschuwt voor misleiders, blijkt de misleider (2 Johannes 1:7) meteen zijn kans te grijpen. 

Het eerste zegel wordt verbroken, en een ruiter op een wit paard verschijnt. Hij heeft een boog, maar geen pijl. Zijn overwinning is dus niet van militaire aard, maar een van list en bedrog. Hij zal doen waar Paulus al over spreekt.

(…) God zal hun een krachtige dwaling zenden, zodat zij de leugen geloven (2 Thessalonica 2:11)

Het tweede zegel wordt verbroken, en doet een rood paard verschijnen. Deze veroorzaakt een Wereldoorlog. 

(…) aan hem die erop zat, werd macht gegeven de vrede van de aarde weg te nemen, en te maken dat men elkaar zou afslachten. En hem werd een groot zwaard gegeven. (Openbaring 6:4)

Als het derde zegel is verbroken en een zwart paard verschijnt, blijkt dat een massale hongersnood het gevolg is van deze wereldoorlog.

5 (…) hij die erop zat, had een weegschaal in zijn hand.

6 En ik hoorde te midden van de vier dieren een stem zeggen: Een maat tarwe voor een penning en drie maten gerst voor een penning. (Openbaring 6:5-6)

Als het vierde zegel wordt verbroken treedt een ruiter op een bleekgroen paard naar voren. 

(…) en die erop zat, zijn naam was de dood, en het rijk van de dood volgde hem. En hun werd macht gegeven over het vierde deel van de aarde om te doden met het zwaard, met honger, met de dood en door de wilde dieren van de aarde. (Openbaring 6:8)

Let op de omvang van deze slachting: 25% van de mensheid vindt de dood! Dat zou anno 2021 een kleine 2 miljard mensen betekenen.

Het vijfde zegel biedt Johannes een blik in de hemel. 

Met het zesde zegel zijn we weer terug op aarde. 

12 er kwam een grote aardbeving, en de zon werd zwart als een haren zak, en de maan werd als bloed,

13 en de sterren van de hemel vielen op de aarde, zoals een vijgenboom zijn onrijpe vijgen afwerpt als hij door een harde wind wordt geschud.

14 En de hemel week terug als een boekrol die wordt opgerold. En alle bergen en alle eilanden werden van hun plaats gerukt. (Openbaring 6:12-14) 

Let op de hevigheid van de aardbeving.

En alle bergen en alle eilanden werden van hun plaats gerukt. (Openbaring 6:14b)

Het gevolg van dit alles is grote paniek onder de mensheid.

15 En de koningen van de aarde, de groten, de rijken, de oversten over duizend, de machtigen en alle slaven en vrije mensen verborgen zich in de grotten en tussen de rotsen in de bergen.

16 En zij zeiden tegen de bergen en de rotsen: Val op ons en verberg ons voor het aangezicht van Hem Die op de troon zit, en voor de toorn van het Lam.

17 Want de grote dag van Zijn toorn is aangebroken en wie kan dan staande blijven? (Openbaring 6:15-17)

Men beseft terdege wat er aan de hand is. God gaat de mensheid oordelen. De hevigheid van de gebeurtenissen is dusdanig dat men terecht concludeert dat het Gods werk moet zijn.

Intussen laat God de 144.000 verzegelen en zien we de menigte die niemand tellen kan in de hemel voor de troon van God en vóór het Lam.

Dan wordt het zevende zegel geopend. Er is een stilte in de hemel. Zeven engelen krijgen elk een bazuin met het oog op de volgende oordelen. Aan de gebeden van de heiligen wordt kracht verleend. Vuur van het altaar wordt op aarde gegooid met grote gevolgen.

(…) er kwamen stemmen, donderslagen, bliksemstralen en een aardbeving. (Openbaring 8:5)

Bazuinen

De volgende oordelen worden in werking gesteld als elk van de engelen op de hem gegeven bazuin blaast. 

En de zeven engelen die de zeven bazuinen hadden, gingen zich gereedmaken om op de bazuin te blazen. (Openbaring 8:6)

De eerste bazuin brengt hagel, vuur, bloed, dat werd op de aarde geworpen. Het gevolg is verbijsterend.

En het derde deel van de bomen verbrandde, en al het groene gras verbrandde. (Openbaring 8:7)

Het blazen van de tweede bazuin doet een brandende berg in de zee storten. 

8 (…) En het derde deel van de zee werd bloed.

9 En het derde deel van de schepselen in de zee, die leven hadden, stierf. En het derde deel van de schepen verging. (Openbaring 8:8-9)

Na het klinken van de derde bazuin valt een grote ster op een derde deel van de rivieren en waterbronnen. 

En de naam van de ster was Alsem. En het derde deel van de wateren veranderde in alsem. En veel mensen stierven van dat water, omdat het bitter was geworden. (Openbaring 8:11)

Dan volgt de vierde bazuin. Nu wordt een derde deel van de hemellichamen getroffen.

(…) en het derde deel van de zon werd getroffen, en het derde deel van de maan en het derde deel van de sterren, zodat het derde deel daarvan verduisterd werd, en zodat de dag voor een derde deel niet licht werd, en de nacht evenmin. (Openbaring 8:12)

Na deze vier bazuinen volgen nog drie. Deze komen inderdaad, maar worden aangeduid als weeën. Dus de vijfde bazuin is het eerste wee, de zesde bazuin het tweede wee en de zevende bazuin is het derde wee.

Weeën

De eerste twee weeën veroorzaken iets wat tot dusver nog nimmer op aarde werd gezien. De zichtbare loslating van miljoenen demonen. In grote kwaadaardigheid leven deze duivelse wezens zich uit op de mensheid.

De demonen zijn opgesloten in de put van de afgrond. Uit andere plaatsen in de Bijbel blijkt dat dit een gevangenis is voor bijzonder verdorven demonen, die het niet toegestaan is op aarde vrijelijk rond te gaan. Uit wat ze gaan doen nadat ze zijn vrijgelaten, blijkt dat het een bijzondere genade van God is dat de mensheid buiten het bereik van deze demonen wordt gehouden: althans, tot op dit moment in de laatste jaarweek.

Het eerste wee weerklinkt: Uit de hemel valt een ster (mogelijk een engel van de afgrond). Deze krijgt de sleutel van de put van de afgrond.

2 En hij opende de put van de afgrond, en er steeg rook op uit de put als rook van een grote oven. En de zon en de lucht werden verduisterd door de rook van de put.

3 En uit de rook kwamen sprinkhanen op de aarde, en hun werd macht gegeven, zoals de schorpioenen van de aarde macht hebben.

4 En tegen hen werd gezegd dat ze geen schade mochten toebrengen aan het gras van de aarde, of welke groene plant of welke boom dan ook, maar alleen aan de mensen die het zegel van God niet op hun voorhoofd hadden.

5 En hun werd macht gegeven, niet om hen te doden, maar om hen te pijnigen, vijf maanden lang. Hun pijniging was als de pijniging door een schorpioen, wanneer hij een mens steekt.

6 En in die dagen zullen de mensen de dood zoeken maar die niet vinden. En zij zullen ernaar verlangen te sterven, maar de dood zal van hen wegvluchten.

7 En de sprinkhanen zagen eruit als paarden die voor de oorlog gereedgemaakt zijn. En op hun koppen droegen zij kransen als van goud, en hun gezichten leken op gezichten van mensen.

8 En zij hadden haar als haar van vrouwen, en hun tanden waren als tanden van leeuwen.

9 En zij hadden borstharnassen van ijzer, en het geluid van hun vleugels was als het geluid van wagens met veel paarden die ten strijde snellen.

10 En zij hadden staarten die leken op schorpioenen, en er zaten angels aan hun staarten. En zij hadden de macht om de mensen schade toe te brengen, vijf maanden lang.

11 En zij hadden een koning over zich, de engel van de afgrond. Zijn naam is in het Hebreeuws Abaddon, en in het Grieks heeft hij de naam Apollyon. (Openbaring 9:2-11)

Merk op dat de pijn zo erg is dat de mensen willen sterven. Dat lukt niet, want de dood vlucht van hen weg. Hiermee zien we als het ware hoe het in de plaats van de eeuwige pijn zal zijn.

Merk ook op dat zij die aan hun voorhoofd verzegeld zijn met het zegel van God worden gespaard.

Op het tweede wee worden vier engelen (demonen) losgelaten.

15 En de vier engelen werden losgemaakt. Zij waren in gereedheid gehouden tegen het uur en de dag en de maand en het jaar dat zij het derde deel van de mensen zouden doden.

16 En het aantal bereden troepen bedroeg tweemaal tienduizend maal tienduizend, en ik hoorde hun aantal.

17 En in dit visioen zag ik de paarden en hen die erop zaten aldus: ze hadden vuurrode en blauwe en zwavelkleurige borstharnassen. En de hoofden van de paarden waren als leeuwenkoppen, en uit hun mond kwam vuur, rook en zwavel.

18 Door deze drie werd het derde deel van de mensen gedood: door het vuur, de rook en de zwavel die uit hun mond kwam.

19 Want hun macht ligt in hun mond en in hun staart, want hun staarten zijn als slangen, met koppen eraan, en daarmee brengen zij schade toe. (Openbaring 9:15-19) 

De vier demonen nemen 200 miljoen ruiters mee – eveneens demonen – die drie plagen veroorzaken. Zij doden het derde deel van de mensen met vuur, rook en zwavel. Nu dus 33% van de overgebleven mensen. Dat betekent opnieuw een kleine 2 miljard doden.

Ondanks deze vreselijke slachting blijkt de mensheid onbekeerlijk.

20 En de overige mensen, die niet door deze plagen werden gedood, bekeerden zich niet van de werken van hun handen; zij bleven de demonen aanbidden en de gouden, zilveren, koperen, stenen en houten afgoden, die niet kunnen zien, horen of lopen.

21 Ook bekeerden zij zich niet van hun moorden, hun tovenarij, hun ontucht en het plegen van diefstal. (Openbaring 9:20-21)

Het derde wee wordt kort aangekondigd, en heeft grote consequenties.

Wee hun die de aarde en de zee bewonen, want de duivel is naar beneden gekomen, naar u toe, in grote woede, omdat hij weet dat hij nog maar weinig tijd heeft. (Openbaring 12:12)

Dit waren de drie weeën. Deze werken toe naar het optreden van de mens der zonde: de antichrist. Het derde wee kondigt de komst van de duivel aan: zijn werkterrein is verder ingeperkt, want uit de hemel geworpen, heeft hij alleen de aarde tot nog tot zijn beschikking. Zijn meesterwerk zal de antichrist zijn. De geschiedenis van het terneerwerpen van satan op de aarde, tot en met alles wat in Openbaring 13 wordt beschreven, behoort tot het derde wee. De antichrist wordt derhalve door God gestuurd als middel om het komende oordeel voor te bereiden. De mens heeft geen enkele macht tegenover God, de mens der zonde evenmin, en ook de satan niet. God stelt de mensheid nu voor de definitieve keus: God of satan. De overgrote deel van de mensheid zal de kant van de satan kiezen. Helaas.

Nogmaals: Het derde wee

Het absolute dieptepunt van de geschiedenis van de mensheid is het optreden van de antichrist. Verleid door de duivel aanbidden zij een mens die zich in de tempel heeft gezet om aan zich te laten zien dat hij god is. Dat is immers het doel van het plaatsen van het beeld op de heilige plaats. Dieper dan dit kan de mensheid niet vallen. Het eerste van de tien geboden wordt massaal door miljoenen mensen tegelijk overtreden. Geen wonder dat nu de maat vol is. Een engel kondigt het meest verschrikkelijke aan wat de mensheid kan overkomen: Gods oordeel.

7 En hij (een eerste engel) zei met een luide stem: Vrees God en geef Hem eer, want het uur van Zijn oordeel is gekomen. En aanbid Hem Die de hemel, de aarde, de zee en de waterbronnen gemaakt heeft.

(…)

9 En een derde engel volgde hen, die met een luide stem zei: Als iemand het beest en zijn beeld aanbidt, en het merkteken op zijn voorhoofd of op zijn hand ontvangt,

10 dan zal hij ook drinken van de wijn van de toorn van God, die onvermengd is ingeschonken in de drinkbeker van Zijn toorn, en gepijnigd worden in vuur en zwavel voor het oog van de heilige engelen en van het Lam.

11 En de rook van hun pijniging stijgt op tot in alle eeuwigheid, en zij die het beest en zijn beeld aanbidden, hebben dag en nacht geen rust, evenmin als iemand die het merkteken van zijn naam ontvangt. (Openbaring 14:7-11)

Laat dit goed tot u doordringen. Alles wat tot op dit moment heeft plaatsgevonden, hoe vreselijk ook, waren waarschuwingen. We lazen de reactie van de mensen: zij wilden zich niet bekeren, hoewel ze wel degelijk wisten dat alle rampspoed van God afkomstig was.

Talrijke christenen maken zich (terecht) druk over de komende antichrist. Hij zal over alle machtsmiddelen beschikken die nodig zijn om de mensheid te onderwerpen. Maar op de achtergrond trekt niet de satan, maar God aan de touwtjes. Bovenstaande aankondigingen maken dat volstrekt helder. 

Het idee heerst dat de mensen zich uit angst laten overhalen het merkteken te ontvangen. Dat is niet waar. Ze doen het welbewust, en menen de juiste keuze te hebben gemaakt. Ze kiezen voor satan, tegen God. Geheel in lijn met de geschiedenis vanaf het begin van de schepping. Daarom ook is Gods oordeel onverbiddelijk: ‘wie het beest en zijn beeld aanbidt en wie zich dat merkteken laat geven op zijn hand of zijn voorhoofd, die zal de wijn van Gods woede te drinken krijgen, onversneden opgevangen in de beker van zijn wraak. Hij zal gepijnigd worden met brandende zwavel, vlak bij de heilige engelen en het lam. De rook van de pijniging van die mensen zal voor eeuwig en altijd opstijgen; geen ogenblik hebben ze rust, dag en nacht, de mensen die het beest en zijn beeld aanbidden, of die zich zijn merkteken hebben laten geven.’

Schalen

Met het uitgieten van de zeven schalen wordt Gods oordeel voltrokken. Laten we echter eerst kijken naar een opmerkelijk vers uit Openbaring 17. In dat hoofdstuk wordt uiteengezet dat het beest een duivelse coalitie smeedt met tien koningen, die hun macht overdragen aan het beest. Samen zullen ze (tevergeefs) de wapens opnemen tegen het Lam. Is hier nu sprake van geniaal staatsmanschap? Zien we hier iets gebeuren dat God heeft verrast? Nee, alles is uit God, zelfs deze plannen en hun uitvoering. Alles dient het plan van God.

Want God heeft het in hun hart gegeven om Zijn plan uit te voeren en dit eensgezind te doen en hun koningschap aan het beest te geven, totdat de woorden van God volbracht zijn. (Openbaring 17:17)

Ze denken misschien God te slim af te kunnen zijn, maar ook hier is God soeverein en almachtig.

Laten we de schalen van Gods oordeel een voor een nalopen.

 De eerste schaal wordt uitgegoten op de aarde en treft de aanbidders van het beest.

(…) er kwam een kwaadaardige en schadelijke zweer bij de mensen die het merkteken van het beest hadden en die zijn beeld aanbaden. (Openbaring 16:2)

De tweede schaal wordt uitgegoten op de zee

(..) die werd bloed, als van een dode. En elk levend wezen in de zee stierf. (Openbaring 16:3)

De derde schaal wordt uitgegoten op rivieren en waterbronnen.

(…) het water werd bloed. (Openbaring 16:4)

De vierde schaal wordt uitgegoten op de zon. 

8 (…) en haar werd macht gegeven de mensen te verzengen met vuur.

9 En de mensen werden verzengd door grote hitte. (…)(Openbaring 16:8-9)

Hoe reageert de mensheid?

Maar zij lasterden de Naam van God, Die macht heeft over deze plagen, en zij bekeerden zich niet om Hem eer te geven. (Openbaring 16:9)

De vijfde schaal wordt uitgegoten op de troon van het beest. 

(…) zijn koninkrijk werd verduisterd. En zij beten op hun tong van pijn. (Openbaring 16:10)

Hoe reageren de volgelingen van de antichrist?

En zij lasterden de God van de hemel vanwege hun pijn en vanwege hun zweren, maar zij bekeerden zich niet van hun werken. (Openbaring 16:11)

De zesde schaal wordt uitgegoten op de Eufraat. 

En haar water droogde op, zodat de weg gereedgemaakt werd voor de koningen uit de richting waar de zon opgaat. (Openbaring 16:12)

Op deze manier wordt Armageddon voorbereid (Openbaring 16:16).

De zevende schaal wordt uitgegoten op de lucht, waarna de stem van God wordt gehoord.

En er klonk een luide stem uit de tempel in de hemel, vanaf de troon, die zei: Het is geschied. (Openbaring 16:17)

De laatste schaal betekent derhalve de voleinding van Gods toorn. 

18 En er kwam een grote aardbeving, zo een als er niet is geweest sinds er mensen op de aarde geweest zijn: zo’n aardbeving, zo groot! 

19 En de grote stad viel in drie stukken uiteen en de steden van de heidenvolken stortten in. En het grote Babylon kwam bij God in gedachtenis, en Hij gaf haar de drinkbeker met de wijn van Zijn grimmige toorn.

20 En alle eilanden zijn op de vlucht geslagen, en bergen waren er niet meer te vinden.

21 En grote hagelstenen, elk ongeveer een talentpond zwaar, vielen uit de hemel op de mensen neer. (Openbaring 16:18-21)

Hoe reageren de mensen?

Maar de mensen lasterden God vanwege de plaag van de hagel, want de plaag van de hagel was zeer groot. (Openbaring 16:21)

In het voorgaande heb ik me beperkt tot de oordelen van God. Daarbij zijn andere details, visioenen en gebeurtenissen buiten beschouwing gelaten. Dit artikel zou anders veel te lang worden.

Het merkteken van de antichrist

Wie zonder vooringenomenheid Openbaring 6 tot en met 19 leest, kan niet anders dan concluderen dat het optreden van de antichrist slechts één van de oordelen is die God over de wereld brengt. Ik vermag niet in te zien waarom rampen die de dood van bijna 2 miljard mensen eisen minder erg zijn dan de ‘regeerperiode’ van de antichrist. In beide gevallen zijn de niet-gelovige doden voor eeuwig verloren. Ook gelovigen sterven tijdens de vele rampen (dan is iets van alle tijden!), en soms ook niet. Zij ontvangen echter het eeuwige leven. 

Ik denk dat de angst voor de antichrist vooral zit in het dwingende karakter van de aanbidding van het beeld van het beest. Het komt mij voor dat dit te maken heeft met angst om als martelaar te moeten sterven. En dat is ook een gruwelijk vooruitzicht. Het is iets van alle tijden. Neem als voorbeeld de opsomming van gedode geloofshelden uit de Hebreeënbrief.

35 (…) Maar anderen zijn gefolterd en namen de aangeboden verlossing niet aan, opdat zij een betere opstanding verkrijgen zouden.

36 En weer anderen hebben spot en geselslagen verdragen, ja zelfs boeien en gevangenis.

37 Zij zijn gestenigd, in stukken gezaagd, in verzoeking gebracht, met het zwaard ter dood gebracht. Zij hebben rondgelopen in schapenvachten en geitenvellen. Zij leden gebrek, werden verdrukt en mishandeld. (Hebreeën 11:35-37)

Vers 35 spreekt van gelovigen die op straffe van de dood vast bleven houden aan hun geloof. Men bood hun vrijheid aan als ze maar … Die keus zal gelovigen tijdens de grote verdrukking ook worden voorgehouden. 

12 Hier zien we de volharding van de heiligen. Hier komen openbaar die de geboden van God en het geloof in Jezus in acht nemen.

13 En ik hoorde een stem uit de hemel tegen mij zeggen: Schrijf: Zalig zijn de doden die in de Heere sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, opdat zij rusten van hun inspanningen, en hun werken volgen met hen. (Openbaring 14:12-13)

Het ‘opdat zij een betere opstanding verkrijgen zouden’ uit Hebreeën 11 is gelijk aan ‘Zalig zijn de doden die in de Heere sterven, van nu aan’ uit Openbaring 14. Dat was toen, en zo zal het ook in de toekomst zijn.

Maar ook vandaag de dag is het helaas maar al te gewoon dat christenen worden gedood vanwege hun geloof. Zou dat voor onze tijdgenoten gemakkelijker zijn te dragen dan de gedode gelovigen tijdens de grote verdrukking? Natuurlijk niet.

Het overgrote deel van de mensen wordt niet gedwongen de antichrist te aanbidden. Verreweg de meesten doen dat vrijwillig. Zij kiezen immers voor satan en tegen God. Je ziet het in het steeds terugkerende ‘refrein’ van onwilligheid. Geen bekering, geen berouw, maar wel God de schuld geven

20 En de overige mensen, die niet door deze plagen werden gedood, bekeerden zich niet van de werken van hun handen; zij bleven de demonen aanbidden en de gouden, zilveren, koperen, stenen en houten afgoden, die niet kunnen zien, horen of lopen.

21 Ook bekeerden zij zich niet van hun moorden, hun tovenarij, hun ontucht en het plegen van diefstal. (Openbaring 9:20-21)

En de mensen werden verzengd door grote hitte. Maar zij lasterden de Naam van God, Die macht heeft over deze plagen, en zij bekeerden zich niet om Hem eer te geven. (Openbaring 16:9)

En zij lasterden de God van de hemel vanwege hun pijn en vanwege hun zweren, maar zij bekeerden zich niet van hun werken. (Openbaring 16:11)

Maar de mensen lasterden God vanwege de plaag van de hagel, want de plaag van de hagel was zeer groot. (Openbaring 16:21)

Ook wat de macht van de antichrist betreft is het goed alles in juist perspectief te zien. Hoewel hij ogenschijnlijk de macht over leven en dood heeft, is het God die alles stuurt, en de antichrist  gebruikt voor Zijn plannen. Zo zagen we al dat God de harten van de koningen stuurt (Openbaring 17:17). En als puntje bij paaltje komt is hij niet in staat zichzelf, noch zijn volgelingen te beschermen tegen de oordelen van God. De eerste schaal veroorzaakt een kwaadaardige en schadelijke zweer bij de mensen die het merkteken van het beest hadden en die zijn beeld aanbaden (Openbaring 16:2). De vijfde schaal wordt uitgegoten op de troon (!) van het beest, met als gevolg dat zijn koninkrijk wordt verduisterd. De volgelingen van het beest bijten op hun tong van pijn, lezen we in Openbaring 16:10. God is sterker dan de boze, dat wordt hier overduidelijk. Immers, de schaal wordt uitgegoten op de troon (= het machtscentrum) van de antichrist. De gevolgen bereiken van daaruit elke vazal van de boze.

Ook voor de dag er was, ben Ik, en er is niemand die uit Mijn hand kan redden. Ik zal werken, en wie zal het keren? (Jesaja 43:13)

Daarom, voor de gelovige anno nu is er geen enkele reden bang te zijn. Overigens heeft het ook geen enkele zin ‘voorbereid’ te zijn. Ja, soms lijken bepaalde ontwikkelingen op de macht van de antichrist vooruit te lopen. Maar is dat echt zo?

Het grote probleem met veel Bijbeluitleg over dit onderwerp is dat men profetieën over de toekomst toepast op gebeurtenissen nu. Uit zijn verband gerukt lijken de passages rond het merkteken veel op streepjescode, QR-code en andere digitale registratiemethoden. Maar kun je dat zo stellen? Ik betwijfel het.

Het aanbrengen van een merkteken op een mens komt in de Schrift vaker voor. Een paar voorbeelden.

Kaïn ontvangt een teken dat ook door andere mensen kan worden gezien.

Maar de HEERE zei tegen hem: Daarom zal al wie Kaïn doodt zevenvoudig gewroken worden! En de HEERE merkte Kaïn met een teken, zodat niemand die hem tegenkwam, hem zou doden. (Genesis 4:15)

In het tweede voorbeeld krijgen mannen die trouw zijn aan JHWH een merkteken; het kan gezien worden door engelen, over mensen wordt in dit verband niet gesproken.

4 En de HEERE zei tegen Hem: Trek midden door de stad, midden door Jeruzalem, en zet een merkteken op de voorhoofden van de mannen die zuchten en kermen over al de gruweldaden die in het midden ervan gedaan worden.

6 (…) Raak echter niemand aan op wie het merkteken is. Begin vanuit Mijn heiligdom. Toen begonnen zij bij de oudere mannen die zich vóór het huis bevonden. (Ezechiël 9:4,6)

Hieronder wordt het beeld van een zegelring of een zegelstempel geschetst. Het vertelt ons dat God zijn zegel op Zijn eigendom laat zetten, een zegel dat bescherming biedt.

2 En ik zag een andere engel opkomen van waar de zon opgaat, met het zegel van de levende God. En hij riep met luide stem tegen de vier engelen aan wie het gegeven was de aarde en de zee schade toe te brengen,

3 en zei: Breng geen schade toe aan de aarde, en ook niet aan de zee en de bomen, totdat wij de dienaren van onze God aan hun voorhoofd verzegeld hebben. (Openbaring 7:2-3)

In de volgende passage vinden we de gelovigen uit de vorige verzen terug. De sprinkhanen uit de put mogen iedereen pijnigen, maar niet de gelovigen die het eigendom van God zijn. Daaruit volgt dat de demonen in staat zijn het zegel te lezen en te herkennen.

Hierboven zagen we ook dat de antichrist niet in staat is zijn volgelingen te beschermen tegen de oordelen die over de wereld komen. God daarentegen kan dat wel. We zien hier het bewijs.

En tegen hen (de sprinkhanen uit de put van de afgrond) werd gezegd dat ze geen schade mochten toebrengen aan het gras van de aarde, of welke groene plant of welke boom dan ook, maar alleen aan de mensen die het zegel van God niet op hun voorhoofd hadden. (Openbaring 9:4)

Vervolgens lezen we dat ook de 144.000 een merkteken hebben ontvangen. Hun ‘eigenaar’ heeft zijn zegel op hun voorhoofden gezet: de Naam van de Vader van het Lam.

En ik zag, en zie, het Lam stond op de berg Sion, en bij Hem honderdvierenveertigduizend mensen met op hun voorhoofd de Naam van Zijn Vader geschreven. (Openbaring 14:1)

Satan wordt wel de aap van God genoemd, hij aapt immers alles na. En ja hoor, ook het verzegelen van de gelovigen door God wordt door de antichrist geïmiteerd. Ook hij laat ieder die dat wil (!), een zegel geven. Het is vrijwillig, zo blijkt uit Openbaring 19:20. Het heeft een religieuze lading. Iedereen die ‘lid is van de club’ krijgt allerlei voordelen. Wie niet lid wil zijn, valt buiten de boot en moet zichzelf maar zien te redden. Uit de context valt af te leiden dat mensen dit teken wel kunnen zien.

16 En het maakt dat men aan allen, kleinen en groten, rijken en armen, vrijen en slaven een merkteken (het merkteken van de naam van het eerste beest) geeft op hun rechterhand of op hun voorhoofd,

17 en het maakt dat niemand kan kopen of verkopen, behalve hij die dat merkteken heeft, of de naam van het beest of het getal van zijn naam. (Openbaring 13:16-17)

En het beest werd gegrepen, en met hem de valse profeet, die in zijn tegenwoordigheid de tekenen gedaan had, waardoor hij hen misleid had die het merkteken van het beest ontvangen hadden en die zijn beeld aanbeden hadden. (Openbaring 19:20)

Van alle vormen van tekening van gelovigen (Kaïn incluis) kun je stellen dat het tot stand kwam zonder menselijke technische hulpmiddelen. Het heeft steeds een bovennatuurlijk karakter. Als we dan in Openbaring 13:2 lezen dat satan zijn macht en gezag aan de antichrist overdroeg en hem een grote vrijheid van handelen gaf, vermag ik niet in te zien waarom zijn merkteken afhankelijk zou zijn van menselijk vernuft. Daar komt nog bij dat de antichrist pas bovennatuurlijke vermogens ontvangt bij de aanvang van de grote verdrukking – dus halverwege de laatste jaarweek. 

Zou het om menselijke techniek gaan, dan zou dat al helemaal gebruiksklaar moeten zijn op het moment dat de antichrist aantreedt. Dat wordt zeer problematisch. Tijdens de eerste helft van de laatste jaarweek wordt de aarde getroffen door een wereldoorlog (tweede zegel), massale slachting onder de bevolking (vierde zegel) en een gigantische wereldwijde aardbeving, die zo hevig is dat bergen en eilanden van hun plaats worden gerukt (zesde zegel). Wat zou dit heel laten van een door mensenhanden aangelegde digitale infrastructuur? Niets, men zou van voren af aan moeten beginnen. Maar met welke middelen? Alles is immers verwoest. 

De antichrist kan daar niet op wachten. Hij heeft immers maar een korte tijd. Een lange voorbereidingstijd om de zaak operationeel te krijgen kan hij zich al helemaal niet veroorloven. Nee, ons menselijk kunnen speelt hierin geen enkele rol. Alle handelingen beschreven in Openbaring 13 zullen voortkomen uit bovennatuurlijke vermogens. Daarom, uitspraken als ‘ik verzet me tegen de komst van antichrist’, en ‘daar werk ik niet aan mee’, getuigen van een verontrustende mate van Bijbels onbenul.

Slot

Er is een belangrijk verschil in de werking van de Heilige Geest in Oudtestamentische tijden, in de huidige genadetijd en straks in de laatste jaarweek.

Zowel in Oudtestamentische tijden als in de laatste jaarweek is er een werking van de Geest. De vrijmachtige werking van de Geest zien we in verschillende voorbeelden. 

Exodus 35:31 De Geest van God heeft hem (Bezaleël) vervuld met wijsheid, inzicht, kennis en allerlei vakmanschap
Richteren 14:61 Toen werd de Geest van de HEERE vaardig over hem (Simson)
2 Samuel 23:2 De Geest van de HEERE heeft door mij (David) gesproken
2 Kronieken 24:20 Toen bekleedde (vervulde) de Geest van God Zacharia, de zoon van Jojada, de priester

Opvallend is dat de Heilige Geest doorgaans voor een beperkte periode werkt. De Geest komt, het door God opgedragen werk wordt verricht, waarna de Geest weer wijkt. Soms ook is grove zonde de aanleiding voor het Zich terugtrekken van de Geest.

1 Samuel 16:14 De Geest van de HEERE was van Saul geweken
Psalm 51:13 neem Uw Heilige Geest niet van mij weg 

De Here Jezus gaf veel informatie over de Heilige Geest. Deze zou komen, zou worden uitgestort. De aanwezigheid van de Heilige Geest zou een ander karakter krijgen dan de situatie in het Oude Testament.

Het tijdelijke van de werkzaamheid van de Geest zou veranderen in een permanente aanwezigheid. De Geest komt in de gelovige op het moment van de wedergeboorte. Hij woont in de gemeente, Hij woont in elke gelovige afzonderlijk. Hij gaat niet meer weg, zelfs niet na grove zonde. Niet dat dit geen gevolgen heeft. De Geest kan worden bedroefd, ja zelfs uitgedoofd; vertrekken doet Hij echter niet.

Johannes 7:39 En dit zei Hij over de Geest, Die zij die in Hem geloven, ontvangen zouden; want de Heilige Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was.
Johannes 14:16 En Ik zal de Vader bidden, en Hij zal u een andere Trooster geven, opdat Hij bij u blijft tot in eeuwigheid.
Johannes 14:17 namelijk de Geest van de waarheid, Die de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet, maar u kent Hem, want Hij blijft bij u en zal in u zijn.
1 Korinte 3:16 Weet u niet dat u Gods tempel bent en dat de Geest van God in u woont?
1 Korinte 6:19 Of weet u niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, Die in u is en Die u van God hebt ontvangen, en dat u niet van uzelf bent?

In de laatste tekst (1 Korinte 6:19) staat ‘weet u niet dat u niet van uzelf bent?’ Paulus voegt in het volgende vers toe ‘Want u bent voor een prijs gekocht’. Hierboven zagen we dat het ‘eigendomsbewijs’ wordt aangebracht middels een merkteken, een zegel. God verzegelt de 144.000, de antichrist brengt een merkteken aan op de mensen die hem aanbidden. Het merkteken roept: ’Van mij!’

Het is met ons christenen niet anders. Ook wij zijn verzegeld, ook wij dragen het merkteken van onze Eigenaar. Dat zegel is echter niet een aangebracht teken in de vorm van een figuur of een aantal woorden. Het zegel dat wij dragen is veel heerlijker: het is de Heilige Geest. 

Efeze 1:13 In Hem bent ook u, nadat u het Woord van de waarheid, namelijk het Evangelie van uw zaligheid, gehoord hebt; in Hem bent u ook, toen u tot geloof kwam, verzegeld met de Heilige Geest van de belofte,
Efeze 4:30 En bedroef de Heilige Geest van God niet, door Wie u verzegeld bent tot de dag van de verlossing. 

Dit is een goddelijk zegel, letterlijk. Wij mensen kunnen het niet zien. Engelen en demonen wel. De geestelijke wereld ziet heel duidelijk wie wel en wie niet van Christus zijn. Dit zegel kan en zal niet worden verwijderd. De Here Jezus heeft beloofd dat de Heilige Geest voor eeuwig bij en in ons blijft. Dat geldt ook als de opname daar is. De gemeente, alle christenen worden opgenomen. Maar aangezien de Heilige Geest voor altijd in ons blijft, gaat de Heilige Geest mee naar het Vaderhuis. Er is een verband tussen het wegnemen van de Heilige Geest en de komst van de antichrist. Paulus spreekt van een weerhouder, een Iemand die voorkomt dat de antichrist aan zijn satanische klus begint. De combinatie van verzegeling en weerhouding toont eens te meer de realiteit van de komende opname aan.

2 Thessalonica 2:6-7 6 En u weet wat hem nu weerhoudt, opdat hij op zijn eigen tijd geopenbaard wordt.

7 Want het geheimenis van de wetteloosheid is al werkzaam. Alleen is er iemand die hem nu weerhoudt, totdat hij uit het midden verdwenen is.

Na de opname breekt de laatste jaarweek aan. De werkzaamheid van de Heilige Geest wordt weer zoals die in het Oude Testament was. Sommigen worden ‘begeesterd’ tot een taak – zie de 144.000, anderen niet. Verzegeling vindt niet meer plaats door middel van de inwonende Heilige Geest. Dat voorrecht valt alleen de gemeente ten deel. Verzegeling keert terug tot ‘handwerk’. Een bovennatuurlijke techniek, dat wel, een die wij nu niet kunnen bevatten. Daar komt geen computer aan te pas, geen QR-code, geen streepjescode, geen ingespoten chip, geen enkele vorm van menselijke techniek.

Voor het overige …

1 Welnu dan, laten ook wij, nu wij door zo’n menigte van getuigen omringd worden, afleggen alle last en de zonde, die ons zo gemakkelijk verstrikt. En laten wij met volharding de wedloop lopen die voor ons ligt,

2 terwijl wij het oog gericht houden op Jezus, de Leidsman en Voleinder van het geloof. (Hebreeën 12:1-2)

Leer de stem van onze Heiland verstaan …

4 En wanneer hij zijn eigen schapen naar buiten gedreven heeft, gaat hij voor hen uit, en de schapen volgen hem, omdat zij zijn stem kennen.

5 Maar een vreemde zullen zij beslist niet volgen, maar zij zullen van hem wegvluchten, omdat zij de stem van vreemden niet kennen. (Johannes 10:4-5)

Gehoorzaam onze Heiland …

Ten slotte, broeders, verblijd u, laat u terechtbrengen, laat u aansporen, wees eensgezind, leef in vrede. En de God van de liefde en de vrede zal met u zijn. (2 Korinte 13:11)

Meer hebben we niet nodig.