Geheimenissen
De apostel Paulus mocht van de Here Jezus geheimenissen aangaande de gemeente te openbaren. Daar hoort ook het geweldige leerstuk over het hoofdschap van de Here Jezus bij. In de Efezebrief en ook in die aan Kolosse roert Paulus dit onderwerp meerdere malen aan.
In deze aflevering de eerste mededelingen hieromtrent in de brief aan Efeze.
Paulus begint zijn betoog (zie Efeze 1:1-14) met uiteen te zetten dat de behoudenis van God is. De mens kan zichzelf niet redden. Eenmaal gered ontvangen we geestelijke zegeningen van de Vader, van de Zoon en van de Geest; en in Jezus Christus hebben we alles wat we voor het leven en de dienst nodig hebben. Geestelijke zegeningen, daarover gaat het in de brief aan Efeze.
Nu zijn de zinnen van Paulus niet altijd eenvoudig. Ze zijn vaak lang en daardoor lopen we het risico dingen over het hoofd te zien. Hieronder het bedoelde gedeelte uit Efeze 1. Links de weergave uit de Herziene Statenvertaling, rechts dezelfde verzen in de weergave van Anne de Vries. Ik nodig de lezer uit beide vertalingen rustig door te lezen, en ook onderling te vergelijken. De opbrengst van deze inspanning zal de moeite waard blijken.
15 Daarom, omdat ook ik gehoord heb van het geloof in de Heere Jezus onder u, en van de liefde voor alle heiligen, | 15 Daarom, nu ik gehoord heb van jullie geloof in de Heer Jezus en van jullie liefde voor alle gelovigen, |
16 houd ik niet op voor u te danken, als ik in mijn gebeden aan u denk, | 16 nu dank ik God voortdurend voor jullie, en ik vergeet nooit voor jullie te bidden. |
17 opdat de God van onze Heere Jezus Christus, de Vader van de heerlijkheid, u de Geest van wijsheid en van openbaring geeft in het kennen van Hem, | 17 Ik vraag dan of de God van onze Heer Jezus Christus, de Vader aan wie alle eer toekomt, wijsheid en inzicht in jullie geest wil leggen, zodat je hem leert kennen; |
18 namelijk verlichte ogen van uw verstand, om te weten wat de hoop van Zijn roeping is, en wat de rijkdom is van de heerlijkheid van Zijn erfenis in de heiligen, | 18 dat je innerlijke oog verlicht mag worden, zodat je kunt onderscheiden wat je verwachten mag nu hij je geroepen heeft, hoe rijk en heerlijk het aandeel is dat je temidden van de gelovigen krijgt aan de erfenis, |
19 en wat de allesovertreffende grootheid van Zijn kracht is aan ons die geloven, overeenkomstig de werking van de sterkte van Zijn macht, | 19 en hoe overweldigend groot zijn macht is, beschikbaar voor ons die op hem vertrouwen.
20 Het is dezelfde goddelijke kracht |
20 die Hij gewerkt heeft in Christus, toen Hij Hem uit de doden opwekte en aan Zijn rechterhand zette in de hemelse gewesten, | die hij uitgeoefend heeft in Christus, toen hij hem opwekte uit de dood en hem in de hemel de plaats aan zijn rechterhand gaf, |
21 ver boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij en elke naam die genoemd wordt, niet alleen in deze wereld, maar ook in de komende. | 21 ver boven alle heersers, machthebbers, regeerders, hooggeplaatsten of hoe ze maar heten mogen, niet alleen in deze tijd, maar ook in de tijd die komt. |
22 En Hij heeft alle dingen aan Zijn voeten onderworpen en heeft Hem als hoofd over alle dingen gegeven aan de gemeente, | 22 Hij heeft alles in onderworpenheid aan zijn voeten gelegd en zo, boven alles verheven, heeft hij hem tot het hoofd van de gemeente gemaakt. |
23 die Zijn lichaam is en de vervulling van Hem Die alles in allen vervult. (HSV)(Efeze 1:15-23) | 23 De kerk is zijn lichaam, en als zodanig omvat ze de volheid van God, die het hele heelal vervult. |
Zoals gezegd, in Efeze 1:1-14 besteedt Paulus ruime aandacht aan de geestelijke zegeningen die ons ten deel zijn gevallen. Daarna, in de verzen 15 en 16 schrijft hij dat hij God dankt en voorbede doet. Het danken richt zich op het voorgaande. Alles wat Paulus schreef is van toepassing op de Efeziërs. Zij geloven het en leven ernaar. Het is dus geen dode letter, maar zichtbaar in de levenspraktijk van de gehele gemeente. Er is sprake van geloof in de Here Jezus en van liefde voor alle gelovigen. Vandaar dat Paulus vers 15 begint met het woordje ‘daarom’. Er is reden tot dank, en grond voor voorbede. Die voorbede is gericht op geestelijke groei.
Voorbede
Het is weliswaar prachtig dat de Efeziërs zich alle geestelijke zegeningen uit vers 1-14 hebben toegeëigend, maar er is meer. Nu ze zover zijn, wil Paulus ze graag op weg helpen naar nog rijkere zegeningen. Wat vraagt Paulus in zijn voorbede?
1. God geve hun de Geest van wijsheid en van openbaring
– opdat zij God de Vader nóg beter leren kennen.
2. God geve hun verlichte ogen
– zodat ze open gaan voor de rijke erfenis waarin de gelovigen zullen delen;
– opdat ze leren zien hoe groot de kracht van God is die aan hen en in hen werkt;
– opdat ze leren zien dat die kracht dezelfde is als de kracht die het mogelijk maakte dat de Here Jezus opstond uit de dood, en plaatsnam aan de rechterhand van God;
– opdat ze leren zien dat die plaats hoger is dan de plaats die welke andere machthebber dan ook zou kunnen innemen;
– opdat ze leren zien dat dit niet alleen voor nu geldt, maar ook voor de toekomst;
– opdat ze leren zien dat God alles onderwerpt aan Christus.
Een hele opsomming! Maar we zijn er nog niet. Wie goed leest ziet dat deze voorbede een opklimmend karakter heeft. We gaan als het ware steeds hoger. De apotheose wordt bereikt in vers 22. Deze Christus is door God tot hoofd van de gemeente gemaakt! Maar ook daarmee zijn we er nog niet. Het hoofdschap van Christus is niet een statisch iets, nee het is een levende verbinding (vers 23). Het is een voortdurende werkzaamheid: de gemeente heeft alles van Christus ontvangen. Alles wil zeggen: leiding, bescherming en groei. Tegelijkertijd leren we dat dit ontvangen niet afgerond is, maar nog steeds voortduurt. Jezus Christus brengt de gemeente tot meer volheid – in een eeuwigdurend proces!
Willem Ouweneel vatte de gedachte achter deze voorbede eens beeldend samen met woorden als deze: ‘Paulus vertelt de Efeziërs dat God hun allerlei cadeautjes heeft gegeven; hij dringt erop aan ze niet aan de kant te leggen voor later, maar ze meteen open te maken.’
Wie nauwkeurig leest zal opmerken dat in vers 10 ook al sprake is van het begrip ‘hoofd’ in verbinding met Christus. Toch gebruiken niet alle vertalingen daar het woord hoofd.
Hieronder eerst Efeze 1:10 in de Telosvertaling: “dat Hij Zich had voorgenomen in Zichzelf aangaande de bedeling van de volheid der tijden, om alles wat in de hemelen en wat op de aarde is onder een hoofd samen te brengen in Christus;” En dit is de weergave van de Herziene Statenvertaling: “om in de bedeling van de volheid van de tijden alles weer in Christus bijeen te brengen, zowel wat in de hemel als wat op de aarde is.” Waarom gebruikt de ene vertaling nu wel het woord ‘hoofd’ en de andere niet? Dat zit zo. In de grondtekst van vers 10 staat niet ‘hoofd’ (kephalē), maar een langer woord (anakephalaioō) waarin kephalē voorkomt. Hoewel de gedachte in de tekst lijkt te suggereren dat het hier ook om het hoofdschap van Christus gaat, zijn de meningen daarover verdeeld. Voor mij reden om deze tekst voorlopig onbesproken te laten. Het gaat in dit artikel dus om Efeze 1:22, dat een onderdeel vormt van de verzen 1:15-23. |