Hoofd

Jezus Christus, Hoofd van de Gemeente is een van die geloofswaarheden die we nauwelijks kunnen begrijpen, laat staan op waarde kunnen schatten. Toch is het goed ook bij dit gegeven stil te staan. Met name Paulus besteedt er uitgebreid aandacht aan. Dat is uiteraard niet voor niets.

Om te beginnen moeten we bedenken dat Jezus Christus, Hoofd van de Gemeente van toepassing is op alle gelovigen uit de genadetijd – de tijd tussen Pinksteren en de opname. Het geldt dus niet voor Henoch, Noach, Abraham, Mozes, David, Salomo, Jesaja, Hizkia en al die andere geloofshelden uit het Oude Testament. Het zal ook niet gelden voor gelovigen uit de laatste jaarweek en het duizendjarig rijk. Jezus Christus is uitsluitend Hoofd van de Gemeente. Alleen dat al is voldoende reden ons te willen verdiepen in wat deze verbinding ons te zeggen heeft.

Verschil

Christus als Hoofd van de Gemeente toont ons het grote verschil tussen gelovigen uit de genadetijd en gelovigen buiten deze periode. Laten we even vergelijken. 

I. Voor alle gelovigen uit alle eeuwen geldt dat het behoud voor de eeuwigheid niet op grond van verdienste wordt verkregen, maar op grond van genade door het geloof. Neem Abraham:

5 Toen leidde Hij hem naar buiten en zei: Kijk toch naar de hemel en tel de sterren, als u ze kunt tellen. En Hij zei tegen hem: Zo talrijk zal uw nageslacht zijn.

6 En hij geloofde in de HEERE, en Die rekende hem dat tot gerechtigheid. (Johannes 15:9)

II. Voor alle gelovigen uit alle tijden geldt dat wedergeboorte noodzakelijk is om onsterfelijkheid te ontvangen.

50 Maar dit zeg ik, broeders, dat vlees en bloed Gods koninkrijk niet kunnen beërven, en de vergankelijkheid beërft de onvergankelijkheid niet.

53 Want dit vergankelijke moet onvergankelijkheid aandoen en dit sterfelijke onsterfelijkheid aandoen. (1 Korinte 15:50, 53)

Als dit alleen voor gelovigen uit de genadetijd zou gelden, dan had God Henoch niet tot Zich kunnen nemen, en was Elia niet weggevoerd naar de hemel zonder eerst te zijn gestorven.

III. Wedergeboren gelovigen uit alle tijden mogen vertrouwen op de werking van de Heilige Geest. David was zich hier terdege van bewust:

De Geest van de HEERE heeft door mij gesproken, en Zijn woord is op mijn tong. (2 Samuel 23:2)

Zo ging dat met alle dienstknechten uit het Oude Testament:

Want niet door de wil van een mens werd ooit profetie voortgebracht, maar heilige mensen van Godswege hebben, door de Heilige Geest gedreven, gesproken. (2 Petrus 1:21)

Zegeningen en verborgenheden

Een verborgenheid is een zaak die onbekend is (of was) tot op het moment van de onthulling ervan. Dat geldt zeker ook voor vele zegeningen in deze genadetijd.

3 Gezegend zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in de hemelse gewesten in Christus,

4 zoals Hij ons in Hem heeft uitverkoren voor de grondlegging van de wereld, (…)(Efeze 1:3-4)

Wat een rijkdom. God de Vader heeft ons in de Here Jezus gezegend met alle (!) geestelijke zegening. En dat was al besloten in de voorbije eeuwigheid, nog voor de aarde werd geschapen, nog voor de mens was geschapen. Wat al die zegeningen behelzen zullen we nimmer ten volle kunnen bevatten. Het is als een bodemloze schatkist.

Verborgenheden

Paulus schrijft over verborgenheden die hem zijn geopenbaard. Aan het eind van de Romeinenbrief legt hij nauwkeurig uit wat verborgenheden (of: geheimenissen) zijn.

25 Hem nu die machtig is u te bevestigen naar mijn evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring van de verborgenheid, die in de tijden van de eeuwen verzwegen is geweest,

26 maar die nu is geopenbaard en door profetische Schriften, naar het bevel van de eeuwige God, tot geloofsgehoorzaamheid aan alle volken is bekend gemaakt, (Romeinen 16:25, 26)

Een verborgenheid is iets dat al vanaf de voorbije eeuwigheid bekend was bij God; het betreft vaak dingen die Hij van plan was. Al de eeuwen door – tot op de tijd van Paulus – werd over deze dingen niet gesproken of geschreven. Geen mens wist er van. Maar nu, in de genadetijd zijn ze geopenbaard met als doel de heidenen te winnen voor het evangelie.

Op andere plaatsen deelt Paulus ons mee wat dan de inhoud van deze verborgenheden is. Hij spreekt tegenover de Efeziërs over ‘de verborgenheid van Christus’.

4 daardoor kunt u, als u dit leest, mijn inzicht opmerken in de verborgenheid van Christus

5 die in andere geslachten de zonen van de mensen niet bekend is gemaakt, zoals zij nu in de Geest geopenbaard is aan zijn heilige apostelen en profeten:

6 dat zij uit de volken mede-erfgenamen zijn en mede-ingelijfden en mede-deelgenoten van de belofte in Christus Jezus door het evangelie (Ef 3:4-6)

De verborgenheid van Christus slaat uiteraard niet op Christus Zelf. Hij was in de tijd van het Oude Testament wel degelijk bekend als de komende Messias. Nee, hier betekent het dat de komst van de Messias niet alleen voor Israël was, maar ook voor de volken. Velen uit de volken zouden mede-erfgenamen en mede-ingelijfden zijn, en mede-deelgenoten worden. Dit betekent in de eerste plaats dat in Christus heidenen en joden volkomen gelijkwaardig zijn. Dat blijkt uit de drie keer ‘mede’. 

Gelovigen uit de volken zullen (1) samen met gelovige joden delen in de hemelse erfenis, gelovigen uit de volken zullen (2) samen met gelovige joden deel uitmaken van het lichaam van Christus, en gelovigen uit de volken zullen (3) samen met de gelovige joden delen in de belofte van de Heilige Geest. De Heilige Geest moet hier gezien worden als het onderpand van de uiteindelijke belofte: het Koninkrijk van God. En nee, dit alles was in het Oude Testament totaal onbekend. 

Hoofd

In het eerste hoofdstuk van de Kolossebrief schrijft Paulus over een aan het bovenstaande verwante verborgenheid.

En Hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente, Hij die het begin is, de eerstgeborene uit de doden, opdat Hij in alle dingen de eerste plaats zou innemen. (Kolosse 1:18)

Christus is het hoofd, de eerste en de belangrijkste. De gemeente is het lichaam. Dat houdt in dat het geestelijk leven van de gemeente geheel afhankelijk is van haar relatie met Hem als haar hoofd. 

(…) terwijl wij de waarheid vasthouden in liefde, in alles opgroeien tot Hem die het hoofd is, Christus (Efeze 4:15-16)

En daarmee stuiten we op de kern van waarover we spreken als we het over Jezus Christus, het Hoofd van de Gemeente hebben. Het is niet een gelijkenis, niet een ‘bij wijze van spreken’, nee, het is een levende werkelijkheid. Ter illustratie: als Paulus Damascus nadert, hoort hij een stem. Je zou verwachten dat die stem zegt: ‘Saul, Saul, waarom vervolg je de gelovigen?’ Integendeel, de stem zegt: ‘Saul, Saul, waarom vervolg je Mij?’ Vervolgens vraagt Paulus ‘Wie bent U, Heer?’, waarop de stem zegt: ‘Ik ben Jezus, die jij vervolgt.’ Het is een levende verbinding, die maakt dat alles wat de gemeente hier wordt aangedaan, ook Jezus Christus, het hoofd van de Gemeente raakt. Dat kan zowel positief als negatief zijn.

Voorwaar, Ik zeg u: voor zoveel u het hebt gedaan aan een van de geringsten van deze broeders van mij, hebt u het Mij gedaan. (Mattheus 25:40)

Voorwaar, Ik zeg u: voor zoveel u het aan een van deze geringsten niet hebt gedaan, hebt u het Mij ook niet gedaan. (Mattheus 25:45)

Alle reden dus om dit onderwerp nader te bekijken!