Nadat de Heer Jezus gezegd heeft dat het Evangelie van het Koninkrijk in heel de wereld gepredikt zal worden tot een getuigenis voor alle volken, vervolgt Hij met de gruwel van de verwoesting. Zie onderstaande tabel.
Mattheus 24:14-15 | Openbaring 13:15 |
14 En dit evangelie van het koninkrijk zal over het hele aardrijk worden gepredikt tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde komen.
15 Wanneer u dan de gruwel van de verwoesting, waarover gesproken is door de profeet Daniël, zult zien staan op de heilige plaats – laat hij die het leest, daarop letten! – |
15 En hem werd macht gegeven om een geest te geven aan het beeld van het beest, opdat het beeld van het beest zelfs zou spreken, en zou maken dat allen die het beeld van het beest niet zouden aanbidden, gedood zouden worden. |
Vergelijken we dit met Openbaring dan zien we dat met Mattheus 24:14 het einde van de eerste helft van de laatste jaarweek wordt bereikt. Vers 15 vervolgt met de tweede helft van de laatste jaarweek. Dat is de periode die we kennen als de grote verzoeking, of ook wel als de tijd van Jacobs benauwdheid of de grote verdrukking. In Openbaring blijkt dat het ene (de eerste helft) niet zomaar in het andere (de tweede helft) overgaat. Diverse gebeurtenissen worden beschreven. Pas in hoofdstuk 13 van Openbaring komen we ‘de gruwel’ tegen. Wat gebeurt er allemaal in de periode Openbaring 8 tot en met Openbaring 12?
Openbaring 8
Het Lam opende het zevende zegel, zo wordt ons verteld in Openbaring 8:1. In eerste instantie gebeurt er niets. Sterker nog, we lezen dat er een stilzwijgen komt in de hemel, ongeveer een half uur lang.
En toen het Lam het zevende zegel geopend had, kwam er een stilte in de hemel van ongeveer een halfuur. (Openbaring 8:1)
Ons wordt niet verteld hoever dat zwijgen reikt, en op wie het allemaal van toepassing is. Laten we een paar opties in ogenschouw nemen. Wie laten zich allemaal horen in de voorafgaande hoofdstukken? In Openbaring 4 lezen we over de vier levende wezens.
En de vier levende wezens hadden elk afzonderlijk zes vleugels, rondom en van binnen waren zij vol ogen en zij hebben geen rust, dag en nacht, en zeggen: Heilig, heilig, heilig, Heer, God de Almachtige, die was en die is en die komt. (Openbaring 4:8)
Deze vier levende wezens zijn nu ineens stil. In Openbaring 5 lezen we ook van lofprijzingen.
9 En zij (de vier levende wezens en de vierentwintig oudsten) zingen een nieuw lied en zeggen: U bent waard het boek te nemen en zijn zegels te openen; want U bent geslacht en hebt voor God gekocht met uw bloed uit elk geslacht en taal en volk en natie,
10 en hebt hen voor onze God gemaakt tot een koninkrijk en tot priesters; en zij zullen over de aarde regeren.
11 En ik zag, en hoorde een stem van vele engelen rond de troon en de levende wezens en de oudsten, en hun getal was tienduizenden tienduizendtallen en duizenden duizendtallen,
12 en zij zeiden met luider stem: Het Lam dat geslacht is, is waard te ontvangen de kracht en rijkdom en wijsheid en sterkte en eer en heerlijkheid en lof.
13 En elk schepsel dat in de hemel en op de aarde en onder de aarde en op de zee is, en alles wat daarin is, hoorde ik zeggen: Hem die op de troon zit, en het Lam, zij de lof en de eer en de heerlijkheid en de macht tot in alle eeuwigheid. (Openbaring 5:9-13)
De vier levende wezens, de gemeente (in de gedaante van 24 oudsten) en honderden miljoenen engelen zingen het Lam lof, eer, heerlijkheid en macht toe. Deze gigantische ‘praisedienst’ valt ineens stil. Ten slotte is er nog het gebeuren uit hoofdstuk 7.
9 Daarna zag ik en zie, een grote menigte die niemand kon tellen, uit elke natie en alle geslachten en volken en talen, stond voor de troon en voor het Lam, bekleed met lange witte kleren en met palmtakken in hun handen.
10 En zij riepen met luider stem de woorden: Het heil aan onze God die op de troon zit en aan het Lam. (Openbaring 7:9-10)
Hier is het de grote menigte die niemand kon tellen, uit elke natie en alle geslachten en volken en talen. Zij staan voor de troon en voor het Lam en roepen God en het Lam heil toe. Ook zij worden stil.
Eenmaal per jaar valt Nederland gedurende 2 minuten stil – in het kader van de dodenherdenking op 4 mei. 2 minuten maar, en toch, wat lijken die 2 minuten lang te duren. Stelt u zich eens voor dat we niet geacht worden 2 minuten stil te zijn, maar een half uur! Het zal lijken alsof er geen einde aan komt. Vanwaar nu die stilte in de hemel? Daar worden verschillende verklaringen voor gegeven. Is het een soort stilte voor de storm? Is het moment van de grote verdrukking aangebroken? Zien we hier iets van het hart van God? Hij moet oordelen, maar is nog steeds ’traag tot toorn’?
Waarschijnlijk heeft het iets te maken met de hierboven beschreven hemelse eredienst. Die wordt onderbroken. Er vindt namelijk een indrukwekkende ceremonie plaats.
Allereerst krijgen de zeven engelen die voor God staan elk een bazuin.
En ik zag de zeven engelen die vóór God stonden en aan hen werden zeven bazuinen gegeven. (Openbaring 8:2)
Ze gebruiken die niet meteen. Pas in vers 7 wordt de eerste bazuin geblazen.
En de eerste engel blies op de bazuin (…)(Openbaring 8:7)
De bazuinen delen dus tot dat moment in de algemene stilte.
Dan verschijnt een andere engel op het toneel. Hij heeft een gouden wierookvat bij Zich.
En er kwam een andere engel, die met een gouden wierookvat bij het altaar ging staan.(…)(Openbaring 8:3)
De meeste uitleggers gaan ervan uit dat deze engel niemand minder dan de Here Jezus Zelf. Hij gaat bij het altaar staan. Op dat altaar bevinden zich de gebeden van alle heiligen. God stelt groot belang in deze gebeden. De Here Jezus voegt wierook toe aan de gebeden.
(…) Aan hem werd veel reukwerk gegeven, opdat hij dat samen met de gebeden van alle heiligen op het gouden altaar vóór de troon zou leggen. (Openbaring 8:3)
Zo wordt aan al die gebeden kracht verleend. Tevens worden ze zo voor God aangenaam gemaakt. Uit de gehele context moeten we concluderen dat deze gebeden een vraag aan God inhouden om spoedig rechtvaardig te gaan oordelen. En dat is dan ook wat er gebeurt. Een prachtig voorbeeld van het feit dat bidden zin heeft!
En de rook van het reukwerk steeg, met de gebeden van de heiligen, uit de hand van de engel op tot vóór God. (Openbaring 8:4)
Ten slotte neemt de Here Jezus vuur van het altaar om dat op de aarde te werpen.
En de engel nam het wierookvat en vulde dat met het vuur van het altaar en wierp het op de aarde, en er kwamen stemmen, donderslagen, bliksemstralen en een aardbeving. (Openbaring 8:5)
Ineens is het gedaan met de stilte. Er is geen uitstel meer. God gaat oordelen!
De gruwel der verwoesting
We komen dan nu aan dat zeer opmerkelijke vers 15 uit Mattheus 24, waarin we niet alleen de Here Jezus ‘horen spreken’, maar waarin de Heilige Geest (Degene die Johannes ingeeft wat te schrijven) sprekend naar voren komt.
Wanneer u dan de gruwel van de verwoesting, waarover gesproken is door de profeet Daniël, zult zien staan op de heilige plaats – laat hij die het leest, daarop letten! – (Mattheus 24:15)
Het gaat om een zeer bijzonder teken. Welk teken? Het teken waarover gesproken is door de profeet Daniel. En wat is dat teken dan? Antwoord: ’De gruwel der verwoesting zal staan op de heilige plaats’. De Heilige Geest zegt: ‘Laat hij die het leest, daarop letten!’ Waarom? Het is van het grootste belang te begrijpen wat hier bedoeld wordt. Immers, het begrijpen is voorwaarde om op het juiste moment goed te kunnen reageren. De Here Jezus vertelt wat de enig juiste reactie zal zijn: vluchten! De verzen Mattheus 24:15-22 schetsen dus drie zaken.
- De gruwel van de verwoesting, waarover gesproken is door de profeet Daniël, zal staan op de heilige plaats (vers 15);
- Vluchten! (Vers 16-20)
- De grote verdrukking begint; de meest afschrikwekkende tijd die de aarde ooit gekend heeft en zal kennen (vers 21-22).
We kunnen deze teksten weer vergelijken met verzen uit Openbaring. Zie onderstaande tabel.
Mattheus 24:15-22 | Openbaring 12 en 13 |
15 Wanneer u dan de gruwel van de verwoesting, waarover gesproken is door de profeet Daniël, zult zien staan op de heilige plaats – laat hij die het leest, daarop letten! –
16 laten dan zij die in Judea zijn, vluchten naar de bergen. 17 Wie op het dak is, moet niet naar beneden gaan om iets uit zijn huis te halen, 18 en wie op de akker is, moet niet terugkeren naar wat hij achterliet om zijn kleren te halen. 19 Maar wee de zwangeren en de zogenden in die dagen! 20 En bid dat uw vlucht niet zal plaatsvinden in de winter en ook niet op een sabbat. 21 Want dan zal er een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is vanaf het begin van de wereld, tot nu toe, en zoals er ook nooit meer zijn zal. 22 En als die dagen niet ingekort werden, zou er geen vlees behouden worden; maar ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen ingekort worden. |
15 En hem werd macht gegeven om een geest te geven aan het beeld van het beest, opdat het beeld van het beest zelfs zou spreken, en zou maken dat allen die het beeld van het beest niet zouden aanbidden, gedood zouden worden. (Openbaring 13:15)
En de vrouw vluchtte naar de woestijn, waar zij een plaats had, die door God voor haar gereedgemaakt was, opdat men haar daar zou voeden twaalfhonderdzestig dagen. (Openbaring 12:6)
7 En het beest werd macht gegeven om oorlog te voeren tegen de heiligen en om hen te overwinnen, en hem werd macht gegeven over elke stam, taal en volk. 8 En allen die op de aarde wonen, zullen het aanbidden, althans van wie de namen niet zijn geschreven in het boek des levens van het Lam Dat geslacht is, van de grondlegging van de wereld af. (Openbaring 12:7-8) En het werd een mond gegeven om grote woorden en godslasteringen te spreken, en het werd macht gegeven om dit tweeënveertig maanden lang te doen. (Openbaring 13:5) |
We worden dus verwezen naar het boek Daniël. Nogmaals: De Geest zegt: ‘laat hij die het leest, daarop letten!’ Die verwijzing wordt niet voor niets gegeven. Drie maal komt ons onderwerp in het boek Daniël aan de orde, in respectievelijk de hoofdstukken 9, 11 en 12.
In Daniel 9:27 lezen we
Hij zal voor velen het verbond versterken, één week lang. Halverwege de week zal Hij slachtoffer en graanoffer doen ophouden.
De boodschap is hier tweeledig:
1. ‘Hij’ zal voor velen het verbond verzwaren, een week lang;
2. ‘Hij’ zal halverwege de week slachtoffer en graanoffer doen ophouden.
De goddeloze heerser van die dagen zal een verbond (een verdrag) sluiten met Israel. Uit de manier van formuleren (verzwaren) kunnen we afleiden dat dit verdrag al voor het begin van de laatste jaarweek tot stand komt. Immers, anders heeft de toevoeging ‘verzwaren, een week lang’ geen zin. Het zou betekenen dat terwijl de inkt van de handtekeningen nog nat was, de voorwaarden van het verdrag meteen al verzwaard zouden worden. Dat klinkt niet erg logisch. Het verdrag bestaat dus waarschijnlijk al langer, en bij het ingaan van de laatste jaarweek zal het worden verzwaard. Wat die verzwaring inhoudt wordt niet duidelijk.
We hebben eerder gezien dat de eerste helft van de laatste jaarweek een verschrikkelijke tijd zal zijn. Maar de echte ‘grote verdrukking’ komt halverwege de laatste jaarweek. Het begint als de goddeloze heerser de tempeldienst zal doen ophouden.
Daniel 11:31 deelt ons mee dat
er uit hem krachtige armen zullen voortkomen. Die zullen het heiligdom en de vesting ontheiligen en het steeds terugkerende offer wegnemen en de verwoestende gruwel opstellen. (Daniel 11:31)
Vier punten vallen op:
1. uit ‘hem’ krachtige zullen armen voortkomen;
2. ‘die armen’ zullen het heiligdom en de vestiging ontheiligen;
3. ‘die armen’ zullen het steeds terugkerend offer wegnemen;
4. ‘die armen’ zullen de verwoestende gruwel opstellen.
Armen worden met name in het Oude Testament gebruikt als beeld van de grote macht van God. Je zou kunnen zeggen dat armen staan voor ‘God in actie’. Neem bijvoorbeeld de woorden die God spreekt tot Mozes over de ophanden zijnde exodus.
Zeg daarom tegen de Israëlieten: Ik ben de HEERE. Ik zal u uitleiden van onder de dwangarbeid van de Egyptenaren. Ik zal u redden uit hun slavernij en u verlossen door een uitgestrekte arm en door zware strafgerichten. (Exodus 6:5)
Vele eeuwen later herinnert Jesaja zich deze machtige gebeurtenissen. Temidden van alle ellende in zijn dagen weet hij dat er maar Een is die kan redden: God. Daarom roept hij tot JHWH, om het handelen van de arm van de HEERE.
Ontwaak, ontwaak, bekleed u met kracht, arm van de HEERE! Ontwaak als in de dagen van weleer, als bij de generaties van vroeger eeuwen! (Jesaja 51:9)
Dat de Heilige Geest het optreden van de satan omschrijft als het handelen van ‘krachtige armen’, betekent derhalve dat de macht die tijdens de grote verdrukking wordt uitgeoefend zo groot zal zijn, dat het voor niemand mogelijk is daar aan te ontsnappen. Zijn heersersmacht zal alle kwaadaardig gezag uit de wereldgeschiedenis verre overtreffen. Nedukadnezar, Nero, Djengis Khan, Stalin of Hitler, ze zullen onschuldige kleine kinderen lijken in vergelijking met deze apocalyptische despoot.
De oproep van de Here Jezus aan het gelovige overblijfsel is dan ook duidelijk. Als je dat (de gruwel der verwoesting in de tempel) ziet, vlucht! Meteen! Niet eerst nog wat spulletjes ophalen, en bid dat je gemakkelijk kunt wegkomen.
Daniel 12:11 tenslotte vertelt ons
dat van de tijd af dat het steeds terugkerende offer weggenomen zal worden en de verwoestende gruwel opgesteld zal zijn, het duizend tweehonderdnegentig dagen zijn. (Daniel 12:11)
De tijd die verloopt vanaf het wegnemen van het steeds terugkerend offer en het opstellen van de verwoestende gruwel in de tempel tot aan het eind van de grote verdrukking zal 1290 dagen duren.
Hier doet zich iets merkwaardigs voor. Daniel spreekt over 1290 dagen, dat is 43 maanden. In Openbaring lezen we van 1260 dagen of 42 maanden. De tijd die Johannes noemt is dus een maand korter dan wat Daniel schrijft. Des te opvallender is het dan ook dat de Here Jezus spreekt over het inkorten ‘van die dagen’. Daniel profeteert 43 maanden, de Here Jezus zegt dat die tijd zal worden ingekort, Johannes profeteert daarom (?) 42 maanden!? Wie zal het zeggen? Het is maar een gedachte.
Paulus
De gruwel is dus een afgodsbeeld. Niet zomaar een beeld trouwens. Het heeft trekken van wat we tegenwoordig een robot noemen. Johannes beschrijft nauwkeurig wat de ‘kwaliteiten’ van het afgodsbeeld zullen zijn: ‘satan zal een geest geven aan het beeld van het beest, opdat het beeld van het beest zal spreken’. Dit lijkt ook te zijn om de oudtestamentische tekening van afgoden te logenstraffen. Vergelijk de tekening van afgoden uit Psalm 115 met het beeld uit de grote verdrukking. Satan lijkt als het ware te zeggen: ‘Zie je wel dat ik het beter weet’. Onzin natuurlijk, het is allemaal bedrog.
Hoe dit ook zij, het beeld zal aangebeden worden. Satan zal eindelijk zijn zin hebben. In het beeld wordt immers hijzelf aanbeden. De grote tegenstander laat zich vereren alsof hij god is. Paulus schrijft over deze gruwel in woorden die al het voorgaande in dit artikel lijken samen te vatten.
(…) de tegenstander, die zich ook verheft boven al wat God genoemd of als God vereerd wordt, zodat hij als God in de tempel van God gaat zitten en zichzelf als God voordoet. (2 Thessalonicenzen 2:4)
Dit alles leidt dus tot de grote verdrukking, waarvan de Here Jezus al profeteerde dat het de donkerste periode uit de wereldgeschiedenis zal zijn.
Want dan zal er een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is vanaf het begin van de wereld, tot nu toe, en zoals er ook nooit meer zijn zal. (Mattheus 24:21)
En in Daniël lezen wij:
Het zal een benauwde tijd zijn, zoals er niet geweest is sinds er een volk is geweest tot op die tijd. (Daniel 12:1)
In het volgende artikel gaan ons bezighouden met Mattheus 24:23-31.