Nicodemus
De Here Jezus was een geweldig spreker. We weten weliswaar niet welke klank zijn stem had, of Hij een tenorstem had, of een bas. We weten ook niet of Hij boeiend sprak, in de zin van goed articuleren, of volume en toonhoogte variëren. Wel weten we dat men Hem bewonderde om Zijn prachtige toespraken. Maar zoals bekend is het waarderen van de woorden van de Here Jezus niet voldoende om behouden te worden. Neem nu Nicodemus.
deze (Nicodemus) kwam ‘s nachts bij Hem en zei tot Hem: Rabbi, wij weten dat U van God bent gekomen als leraar; want niemand kan deze tekenen doen die U doet, tenzij God met hem is. (Johannes 3:1)
Hij getuigt dat de Here Jezus ongetwijfeld een van God gezonden leraar was, en wijst daarbij op alle wonderen en tekenen die door de Heiland werden gedaan. Toch wijst niets op wedergeboorte. Immers, hij spreekt de Here Jezus aan met ‘rabbi’. Hij gebruikt niet het woord ‘Heer’. Waarom niet? Paulus legt uit hoe dat zit.
(…) niemand kan zeggen: Heer Jezus, dan door de Heilige Geest.
Wie de Heilige Geest heeft, is wedergeboren. Zo iemand kan in geloof getuigen dat Christus (zijn) ‘Heer’ is. Zonder de Heilige Geest, en dus zonder nieuwgeboren te zijn, gaat dat niet. Trouwens, het hele concept ‘wedergeboorte’ wordt door Nicodemus niet begrepen. Daarom gaat de Here Jezus in de volgende verzen van Johannes 3 uitleggen hoe een mens opnieuw kan worden geboren.
De rijke overste
Het bewonderend luisteren naar de toespraken van de Here Jezus is dus niet voldoende om harten te veranderen. Ons volgende voorbeeld betreft opnieuw een vooraanstaand persoon. Deze man had zojuist beluisterd hoe de Here Jezus volhardend bidden stimuleerde, wat het betekent om werkelijk berouw te hebben, en dat de gezindheid van een kind nodig is. Als de Here Jezus klaar is met zijn toespraak, stapt de man op Hem af en stelt een vraag.
En een overste vroeg Hem aldus: Goede Meester, wat moet ik doen om eeuwig leven te beërven? (Lukas 18:18)
Ook deze man spreekt niet van ‘Here’, maar gebruikt het woord ‘meester’. Net als Nicodemus beseft hij niet Wie er voor hem staat. Daarom probeert de Here Jezus zijn hart te raken.
Jezus echter zei tot hem: Wat noemt u Mij goed? Niemand is goed dan Een: God. (Lukas 18:18-19)
De overste noemt de Here Jezus goed. Hij blijkt niet te beseffen wat hij daarmee zegt. Veel Bijbellezers vinden het antwoord van de Here Jezus verwarrend, want de Here lijkt te zeggen dat zelfs Hij niet goed (dus: zonder zonde) is. Daarover gaat het hier echter niet. Het gaat om de consequentie van de uitspraak van de overste. Als de Here Jezus goed is, (en niemand behalve God is goed) zegt hij daarmee dat de Here Jezus God is – en dat is Hij ook.
Maar het kwartje valt niet. Hij hoort de Here Jezus spreken over het houden van de wet, over het opgeven van alle bezittingen om het leven te ontvangen en haakt af. Alles wat Hij van de Here hoorde blijkt niet zijn hart te hebben bereikt.
Het huis op de rots – geloven én doen
Nu waren zij bepaald niet de enigen. In Markus 6 lezen we iets opmerkelijks over de discipelen. De Here Jezus was zojuist over het water naar hun scheepje gelopen, had geruststellende woorden gesproken en was aan boord gegaan.
51 (…) en zij waren innerlijk bovenmate zeer buiten zichzelf en verwonderden zich;
52 want zij waren door de broden niet verstandig geworden, maar hun hart was verhard. (Markus 6:51-52)
De discipelen hadden de Here Jezus vaker horen spreken dan wie ook. Ze waren door Hem op pad gestuurd om het evangelie te verkondigen, en om zieken te genezen en demonen uit te drijven. Ze hadden teken na teken zien plaatsvinden door de handen van hun Heer. En toch, ‘ze waren niet verstandig geworden, maar hun hart was verhard‘. Even verderop in Markus herhaalt zich dit. Weer had de Here Jezus een grote menigte gevoed. Daarna waren ze met elkaar scheep gegaan en aan boord ontspon zich een merkwaardig gesprek.
13 En Hij verliet hen (de menigte), ging weer aan boord van het schip en ging weg naar de overkant.
14 En zij hadden vergeten broden mee te nemen, en behalve een brood hadden zij niets bij zich in het schip.
(…)
16 En zij overlegden onder elkaar en zeiden dat zij geen broden hadden.
17 En Hij merkte dit en zei tot hen: Waarom overlegt u dat u geen broden hebt? Begrijpt u nog niet en beseft u niet? Hebt u nog uw verharde hart?
18 Hebt u ogen en kijkt u niet, en hebt u oren en hoort u niet?
(…)
21 En Hij zei tot hen: Beseft u nog niet? (Markus 8:13-21)
‘Begrijpt u nog niet? Hebt u nog uw verharde hart? Beseft u nog niet?’, verzucht de Here Jezus. Nee, ze begrepen ‘het’ nog steeds niet. Maar wat was dat dan? Het was het besef dat als de Here Jezus bij hen was, er nimmer ook maar een enkele moeilijkheid kon zijn, die niet zou kunnen worden opgelost. Wat hun ontbrak was het besef, of liever, het geloof dat in de Persoon van de Here Jezus, God in hun midden was. Net zoals Nicodemus, net zoals de rijke overste, waren de discipelen zeer onder de indruk van de Here Jezus. ‘Wie is toch Deze, dat zelfs de wind en de zee Hem gehoorzamen?’, vroegen ze zich eerder al af. Pas geruime tijd later komt het besef dat het antwoord op hun vraag ‘Wie is Hij toch?’, ‘de Zoon van God’, is. Maar zelfs dan moet de Here Jezus de doorbraak forceren.
13 Toen nu Jezus gekomen was in de streken van Caesarea-filippi, vroeg Hij zijn discipelen aldus: Wie zeggen de mensen dat de Zoon des mensen is?
14 Zij nu zeiden: Sommigen: Johannes de doper; en anderen: Elia; en weer anderen: Jeremia of een van de profeten.
15 Hij zei tot hen: U echter, Wie zegt u dat Ik ben?
16 Simon Petrus nu antwoordde en zei: U bent de Christus, de Zoon van de levende God. (Mattheus 16:13-16)
Nu pas kan de Here Jezus Petrus gelukkig prijzen. Deze belijdenis betekent namelijk wedergeboorte en het ontvangen van het eeuwige leven! Vergelijk woorden uit Johannes 1.
11 Hij kwam tot het zijne, en de zijnen hebben Hem niet aangenomen.
12 Maar allen die Hem hebben aangenomen, hun gaf Hij het recht kinderen van God te worden, hun die in zijn naam geloven; (Johannes 1:11-12)
Hij kwam tot het volk Israel, maar Israel als volk aanvaardde Hem niet voor wie Hij was: hun God. Maar, schrijft Johannes, er waren wel individuele personen die zagen, erkenden, geloofden en beleden dat de Here Jezus God was. Zij namen Hem aan, en zij werden wedergeboren tot kinderen van God.
De werkzaamheid van het Woord van God, en dus ook de Woorden van de Here Jezus zit voor mensen in het geloof(svertrouwen). Niet dat God afhankelijk is van ons geloof, maar voor veel Woorden van God geldt wel degelijk dat geloof onontbeerlijk is. Dat is al meteen al zo bij de ‘start’ van het geloofsleven. Het ‘geloofshoofdstuk’ uit de brief aan de Hebreeën geeft een bondige definitie.
Zonder geloof echter is het onmogelijk Hem te behagen; want wie tot God nadert, moet geloven dat Hij is en dat Hij een beloner is van hen die Hem zoeken. (Hebreeën 11:6)
De Bijbel geeft veel voorbeelden van dit principe. Een voorbeeld uit het evangelie naar Marcus maar een en ander glashelder.
1 En Hij kwam opnieuw in de synagoge; en daar was een mens met een verschrompelde hand.
(…)
3 En Hij zei tot de mens met de verschrompelde hand: Kom in het midden staan!
(…)
5 (…) Hij (…) zei tot de mens: Strek uw hand uit. En hij strekte die uit en zijn hand werd hersteld. (Markus 3:1-5)
De genezing volgde op het geloofsvertrouwen. Hij moest doen wat hij nu juist niet kon: zijn hand uitstrekken. Toen hij het deed, zorgde de Heer dat Hij het kon.
Les van de Meester
Nog even naar de titel van dit artikel, Jezus Christus, de Leraar. Het voor ons meest essentiële ‘leerstuk’ is dat onze Heiland God-in-het-vlees is. Tegenover Pilatus verwoordde Hij het zo mooi:
(…) Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen (…)(Johannes 18:37)
De Here Jezus is geboren uit de Maagd Maria, en is derhalve volkomen Mens. Maar voordat Hij Mens werd, bestond Hij al vanaf alle eeuwigheden. Daarom kan Hij naar waarheid zeggen dat Hij in de wereld gekomen is. Geen enkel mens kan dat van zichzelf beweren. Wij bestonden niet voordat wij verwekt werden. De Here Jezus wel.
Eerder al leidde dit onderwerp tot grote woede bij de Joodse leidslieden. Een groot deel van Johannes 5 handelt over dit onderwerp. Luister naar wat Hij zegt.
(…) Wie de Zoon niet eert, eert de Vader niet die Hem heeft gezonden. (Johannes 5:23)
Het is de eindconclusie van een uitgebreid dispuut van de Here Jezus met de Joodse leidslieden. Heel duidelijk had de Here Jezus Zichzelf gepresenteerd als (de Zoon van) God. En uit hun reactie bleek dat Farizeeën en schriftgeleerden Hem goed begrepen hadden.
Daarom dan trachtten de Joden des te meer Hem te doden, omdat (…) Hij Zich aan God gelijk maakte. (Johannes 5:18)
Maar daar liet de Here Jezus het niet bij. Het feit dat Hij van Zichzelf getuigde dat Hij God was, had te maken met het spreken van de waarheid, met de eer die alleen God toekomt én de behoudenis van Zijn toehoorders.
(…) Ik zeg dit, opdat u behouden wordt. (Johannes 5:34)
Met andere woorden: wie behouden wil zijn voor de eeuwigheid, dient in de eerste plaats te geloven dat de Here Jezus God is. Dat is leerstuk nummer 1 van Jezus Christus, de Leraar!