Mattheus 24 handelt over de gebeurtenissen voorafgaand aan de vestiging van het Duizendjarig Rijk. De meeste Bijbellezers zullen dan meteen denken aan het boek Openbaring. Dat gaat toch voor het allergrootste deel over die periode? Dat klopt. Maar velen realiseren zich niet dat de overeenkomst Mattheus 24 – Openbaring heel ver gaat. Ja, zelfs zover dat we rustig kunnen stellen dat Mattheus 24 parallel loopt met Openbaring. Heel frappant is het dan om te zien dat overeenkomstige gebeurtenissen inderdaad in precies dezelfde volgorde worden weergegeven. Met dat vergelijk gaan we in dit derde artikel beginnen. Als ‘bijvangst’ zullen we meteen een veel helderder blik op onze tijd krijgen. Ook zullen foute uitleggingen aan het licht komen. Al met al een pleidooi voor het toch vooral ‘Schrift-met-Schrift’ vergelijken.

De gruwel van verwoesting

Daniel spreekt in zijn profetieën over de gruwel van verwoesting.

Hij zal voor velen het verbond versterken, één week lang. Halverwege de week zal hij slachtoffer en graanoffer doen ophouden. Over de gruwelijke vleugel zal een verwoester zijn, zelfs tot aan de voleinding, die, vast besloten, uitgegoten zal worden over de verwoeste. (Daniel 9:27)

Van de tijd af dat het steeds terugkerende offer weggenomen zal worden en de verwoestende gruwel opgesteld zal zijn, (…) (Daniel 12:11)

Twee gebeurtenissen worden hier genoemd.

  1. Het dagelijkse brandoffer wordt niet langer gebracht;
  2. Men plaatst een afgodsbeeld in de tempel.

De Here Jezus verwijst in Mattheus 24 naar de tweede gebeurtenis.

Wanneer u dan de gruwel van de verwoesting, waarover gesproken is door de profeet Daniël, zult zien staan op de heilige plaats – laat hij die het leest, daarop letten! – (Mattheus 24:15)

Mattheus beschrijft hoe de Here Jezus het plaatsen van een afgodsbeeld in de tempel als kantelpunt aanmerkt. Heel opvallend daarbij is de afsluitende opmerking: ‘laat hij die het leest, daarop letten!’ Nu zal Mattheus niet gewaagd hebben eigen woorden toe te voegen. De inhoud van deze woorden maken het tevens onwaarschijnlijk dat de Here Jezus ze heeft uitgesproken – Hij is hier immers aan het woord, en niet bezig iets op te schrijven. Nee, hier spreekt de Heilige Geest. De Geest inspireert Mattheus tot het toevoegen van deze woorden. En daarmee wordt benadrukt hoe belangrijk dit is. Het is een extra waarschuwing. Als de inwoners van Jeruzalem zien dat in de (dan herbouwde) tempel een afgodsbeeld wordt geplaatst, weten ze dat dit het ultieme teken is waarop ze moesten wachten.

We raadplegen opnieuw het boek Daniel. Hij geeft dezelfde informatie als de Here Jezus.

Hij (de antichrist) zal voor velen het verbond versterken, één week lang. Halverwege de week zal Hij slachtoffer en graanoffer doen ophouden. (Daniel 9:27)

Uit Daniels tekst valt af te leiden dat deze gebeurtenis halverwege de laatste jaarweek (een periode van zeven jaar) zal plaatsvinden. Het zal ‘het startschot’ zijn voor de grote verdrukking.

Dit wordt in Openbaring bevestigd. Aangezien 7 jaren 84 maanden zijn, moet 42 maanden wel drie-en-een-half jaar betekenen. Ook op andere manieren komen we aan deze tijdsduur. Zo spreekt Openbaring tevens over 1260 dagen. 7 jaar van 360 dagen zijn 2520 dagen. 1260 is de helft van 2520. Zie onderstaande citaten.

(…) En zij zullen de heilige stad vertrappen, tweeënveertig maanden lang. (Openbaring 11:2)

(…) en het werd macht gegeven om dit tweeënveertig maanden lang te doen. (Openbaring 13:5)

(…) zij zullen, in rouwkleding gekleed, twaalfhonderdzestig dagen lang profeteren. (Openbaring 11:3)

Indeling I

Uitgaande van het hierboven genoemde kantelpunt kunnen we in Mattheus 24 een eerste verdeling maken. Vers 1 tot en met 14 handelt over de tijd die begint met de derde verwerping van de Messias door het volk Israël (zie noot vorig artikel) tot en met de eerste helft van de laatste jaarweek uit Daniel 9. Vers 15 tot en met 31 beslaat de tweede helft van de laatste jaarweek, de grote verdrukking.

Indeling II

Mattheus 24 begint met de discipelen. Onder de indruk van het uitzicht wijzen ze de Here Jezus op de gebouwen van de tempel. Het moet inderdaad een prachtig schouwspel zijn geweest. Maar in plaats van te bevestigen dat het allemaal heel mooi is, zegt de Heer dat van al deze pracht en praal niets zal overblijven.

Jezus antwoordde en zei tegen hen: Ziet u dit alles? Voorwaar, Ik zeg u: hier zal niet één steen op de andere steen gelaten worden die niet afgebroken zal worden. (Mattheus 24:2)

Dat was wel even schrikken. Als de Here Jezus even later een plekje heeft gevonden om uit te rusten, komen de discipelen naar Hem toe om Hem te vragen over welke tijd Hij spreekt.

Zeg ons, wanneer zullen deze dingen gebeuren? En wat is het teken van Uw komst en van de voleinding van de wereld? (Mattheus 24:3b)

Opvallend is dat de Here niet verder ingaat op de verwoesting van de tempel. Dus de vraag ‘wanneer zullen deze dingen gebeuren?’, wordt verder niet besproken. Meteen begint de Here Jezus te spreken over ‘wat is het teken van Uw komst’ en ‘wat is het teken van de voleinding van de wereld’. We stellen daarom vast dat de rede van de Here Jezus uit de volgende twee delen bestaat.

  1. Vers 4 tot en met 14 handelt over de tijd die begint met de huidige bedeling en loopt tot en met de eerste helft van de laatste jaarweek uit Daniel 9.
  2. Vers 15 tot en met 31 beslaat de tweede helft van de laatste jaarweek, de grote verdrukking.

Vergelijken met …

Als we Mattheus 24 op deze manier naast Openbaring kunnen leggen, dan rijst meteen de vraag waar in Openbaring we moeten beginnen. De Here Jezus geeft ons in Mattheus 24 een duidelijke aanwijzing. Hij spreekt over velerlei gebeurtenissen en rampspoeden, en sluit die opsomming af met vers 8.

Maar al die dingen zijn nog maar een begin van de weeën. (Mattheus 24:8)

De HSV vertaalt hier weeën, de oude Statenvertaling geeft smarten. Het Griekse woord dat hier door Mattheus gebruikt wordt (ōdinōn), kan inderdaad op beide manieren worden vertaald. Het ziet in ieder geval op ondraaglijke angst, met betrekking tot de rampen die aan de komst van de Messias voorafgaan. Welnu, deze rampen, deze weeën beginnen op het moment dat het Lam het eerste zegel verbreekt van de boekrol, die alleen Hij kon inzien.

En ik zag hoe het Lam het eerste van de zegels opende en ik hoorde een van de vier dieren met een stem als van een donderslag zeggen: Kom en zie! (Openbaring 6:1)

 Het eerste zegel

We vergelijken vanaf dit punt de rede van de Here Jezus uit Mattheus 24 met Openbaring 6 en verder. Bedenk dat Hij die de rede in Mattheus 24 uitsprak, Dezelfde Persoon is als Hij die de zegels in Openbaring verbreekt!

De opening van het eerste zegel markeert het begin van de laatste jaarweek. Vanaf dit moment zullen zeven jaren verstrijken, waarvan de laatste 3½ jaar de gevreesde grote verdrukking vormen. Hiermee is niet gezegd dat de eerste 3½ jaar gemakkelijk zullen zijn, integendeel. We starten hier onze vergelijking. De verzen die worden vergeleken zullen in een tabel naast elkaar worden geplaatst.

Mattheüs 24:4-5 Openbaring 6:1-2
4 En Jezus antwoordde en zei tegen hen: Pas op dat niemand u misleidt.

5 Want velen zullen komen onder Mijn Naam en zeggen: Ik ben de Christus; en zij zullen velen misleiden.

 

1 En ik zag hoe het Lam het eerste van de zegels opende en ik hoorde een van de vier dieren met een stem als van een donderslag zeggen: Kom en zie!

2 En ik zag en zie, een wit paard, en Hij Die erop zat, had een boog. En Hem was een kroon gegeven en Hij trok uit, overwinnend en om te overwinnen.

Het begin van de laatste jaarweek zal worden gekenmerkt door bedrog. Nu is dat op zich niets nieuws. Ook in de afgelopen eeuwen was het een komen en gaan van oplichters. Mensen die beweerden iets bijzonders te zijn, maar het niet waren. Te denken valt aan Joseph Smith (1805 – 1844).

Hij kreeg volgens de mormonen in 1823 bezoek van een engel genaamd Moroni. Moroni vertelde dat er beschreven gouden platen lagen bij een heuvel. ‘Met Gods hulp’ werden die platen in 1827 vertaald door Joseph en dat werd het Boek van Mormon, het verhaal van de eerste bewoners van Amerika. Een en ander leidde tot de stichting van ‘De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen’. (bron)

Iemand die zich Jezus Christus noemt, volgelingen die heiligen heten te zijn, en de situering in de eindtijd, het sprookje van Joseph Smith heeft het allemaal. Dit bedrog kan echter eenvoudig worden aangetoond. Er was immers een tweede boek nodig om legitimiteit te verlenen aan stichter Joseph Smith. Ware gelovigen weten echter dat Gods Woord voltooid is. Er mag niets aan worden toegevoegd, er mag niets aan worden afgedaan. Gods Woord waarschuwt bovendien voor lieden als Smith en zijn engel Moroni.

6 Ik verwonder mij erover dat u zich zo snel afwendt van Hem Die u in de genade van Christus geroepen heeft, naar een ander evangelie,

7 terwijl er geen ander is; al zijn er ook sommigen die u in verwarring brengen en het Evangelie van Christus willen verdraaien.

8 Maar zelfs als wij, of een engel uit de hemel, u een evangelie zouden verkondigen, anders dan wat wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt.

9 Zoals wij al eerder gezegd hebben, zo zeg ik ook nu weer: Als iemand u een evangelie verkondigt anders dan wat u ontvangen hebt, die zij vervloekt. (Galaten 1:6-9)

Mensen als Smith stellen echter weinig voor als we ze vergelijken met de duivelse personages die in de laatste jaarweek zullen verschijnen. De witte ruiter uit Openbaring 6:2 lijkt op Christus de vredevorst. Hij is echter een valse Christus. Hij gaat uit om te overwinnen. Zijn zegetocht gaat niet gepaard met bloedvergieten, want hij heeft slechts een boog, de pijl ontbreekt. Maar die heeft hij ook niet nodig. Zijn wapen zal gelegen zijn in overtuigingskracht, een gladde tong. Hij is de wolf, die spreekt als het lam. Hij brengt vrede. Dat hij in staat is in de gehele wereld vrede te brengen is een teken dat hij over bovennatuurlijke krachten beschikt – hem gegeven door boze machten. De vrede die hij brengt is echter een schijnvrede. Het zal ook maar van korte duur zijn. Paulus verwijst naar dit alles in een van zijn brieven.

2 Want u weet zelf nauwkeurig dat de dag van de Heer komt als een dief in de nacht.

3 Wanneer zij zullen zeggen: Vrede en veiligheid, dan zal een plotseling verderf over hen komen zoals de barensnood over een zwangere, en zij zullen geenszins ontkomen. (1 Thessalonica 5:2-3)

Sommige Bijbelvertalingen (o.a. HSV) schrijven alle woorden die betrekking hebben op de persoon van de witte ruiter met een hoofdletter. De Telos-vertaling en ook de NBG daarentegen gebruiken geen hoofdletters. Dat lijkt me beter.

Concluderend kunnen we stellen dat de Here Jezus begint met te waarschuwen voor bedriegers, en dat de laatste jaarweek zoals beschreven in Openbaring inderdaad begint met het optreden van een geraffineerde bedrieger. 

Het tweede zegel

We zagen hoe ook Paulus de situatie aan het begin van de laatste jaarweek beschrijft. Alles is rustig, geen oorlog, alleen maar vrede, alles is veilig. Maar dan: plotseling wordt de mensheid overvallen door verderf, weg is de vrede, want het tweede zegel wordt verbroken.

Mattheus 24:6-7a Openbaring 6:3-4
6 U zult horen van oorlogen en geruchten van oorlogen; pas op, word niet verschrikt, want al die dingen moeten gebeuren, maar het is nog niet het einde.

7a Want het ene volk zal tegen het andere volk opstaan, en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk;

3 En toen het Lam het tweede zegel geopend had, hoorde ik het tweede dier zeggen: Kom en zie!

4 En een ander paard, dat rood was, trok uit, en aan hem die erop zat, werd macht gegeven de vrede van de aarde weg te nemen, en te maken dat men elkaar zou afslachten. En hem werd een groot zwaard gegeven.

De Here Jezus gaat in Mattheus 24 vanaf ver s 6 verder met het uitspreken van Zijn profetische rede. Hij spreekt van oorlogen, en dat op wereldwijde schaal. Tegelijkertijd vertelt Hij dat dit allemaal moet gebeuren, maar dat, hoe erg het ook is, dit nog niet het einde is.

Na de bedrieger van het eerste zegel verschijnt een tweede ruiter op het toneel, schrijft Johannes. Deze berijdt een rood paard, de kleur van bloed. Hij heeft een groot zwaard, wat hem in staat stelt een ware slachting aan te richten. Twee zaken worden hier naast elkaar geplaatst. Hij neemt de vrede weg (het bewijs dat de eerste ruiter inderdaad (schijn)vrede had gebracht), en hij bewerkt dat de mensen elkaar bestrijden en uitmoorden. Oorlogen zijn er altijd geweest, maar het toneel dat ons nu voor ogen wordt geschilderd, overstijgt dat allemaal. Letterlijk elk volk, en letterlijk elk koninkrijk zal tegen elkaar oorlog voeren – hetgeen tot een gigantisch bloedbad zal leiden.

 Het derde zegel

Ook het derde zegel brengt een ruiter in actie. Na de onvoorstelbare wereldbrand van het tweede zegel zal de wereldeconomie grotendeels verwoest zijn. Dat leidt tot desastreuze tonelen. Wereldwijde hongersnoden zullen zich voordoen, en opnieuw, op een schaal die we ons nauwelijks kunnen voorstellen.

Mattheus 24:7b Openbaring 6:5-6
7b en er zullen hongersnoden zijn

 

 

 

 

 

5 En toen het Lam het derde zegel geopend had, hoorde ik het derde dier zeggen: Kom en zie! En ik zag, en zie, een zwart paard, en hij die erop zat, had een weegschaal in zijn hand.

6 En ik hoorde te midden van de vier dieren een stem zeggen: Een maat tarwe voor een penning en drie maten gerst voor een penning. En breng de olie en de wijn geen schade toe.

De derde ruiter berijdt een zwart paard, en heel opvallend, zijn instrument is een weegschaal. Zwart is de kleur van de dood en van de rouw. Na alle doden vanwege het oorlogsgeweld, zullen hongersnoden minstens zoveel slachtoffers eisen.

Voor het weinige nog beschikbare voedsel worden woekerprijzen gevraagd. Eén karige maaltijd kost evenveel als de verdienste van een dagloner (zie Mattheus 20:2).

In schril contrast met de honger blijkt er wel voldoende olie en wijn te zijn. Volgens Spreuken 21:17 zijn dat welvaartsproducten, zaken die niet kunnen verzadigen. Het betekent in ieder geval dat de rijken het zoals gewoonlijk langer volhouden dan de armen. Maar ook dat zal maar tijdelijk blijken te zijn. 

Het vierde zegel

De Here Jezus vervolgt zijn rede met de aankondiging van besmettelijke ziekten en wereldwijd verspreide aardbevingen. Dit loopt parallel met de komst van de vierde ruiter.

Mattheus 24:7c Openbaring 6:7-8
7c en besmettelijke ziekten en aardbevingen in verscheidene plaatsen.

 

 

 

 

 

7 En toen het Lam het vierde zegel geopend had, hoorde ik de stem van het vierde dier zeggen: Kom en zie!

8 En ik zag, en zie: een grauw paard en die erop zat, zijn naam was de dood, en het rijk van de dood volgde hem. En hun werd macht gegeven over het vierde deel van de aarde om te doden met het zwaard, met honger, met de dood en door de wilde dieren van de aarde.

Deze vierde ruiter heeft een paard met een merkwaardige kleur: bleekgroen of grijsgroen. Het is de kleur van een lijk. Deze ruiter heeft geen boog, geen zwaard en ook geen weegschaal bij zich. Maar hij draagt wel een naam: de dood. In tegenstelling tot de eerste drie ruiters, is hij niet alleen. Hij heeft gezelschap van het dodenrijk: de hades. De slachting die nu volgt overtreft al het eerdere. 25% van de mensheid wordt gedood. Het doden vindt plaats door (opnieuw) het zwaard (talloze conflicten zullen ontstaan vanwege de allesomvattende tekorten), hongersnoden (was er bij het derde zegel sprake van schaarste, nu is alle voedsel echt op), de dood (besmettelijke ziekten en aardbevingen) en (heel opmerkelijk) wilde dieren. 

Het vijfde zegel

Vier zegels zijn geopend. Vreselijke rampen hebben de mensheid getroffen. Niettemin zegt de Here Jezus dat dit nog maar een begin van de weeën is. Bij de opening van het vijfde zegel zien we geen volgende ruiter, maar wordt de aandacht gevestigd op de zielen onder het altaar.

Mattheus 24:8-9 Openbaring 6:9-11
8 Maar al die dingen zijn nog maar een begin van de weeën.

9 Dan zullen zij u overleveren aan verdrukking en u doden, en u zult door alle volken gehaat worden omwille van Mijn Naam.

 

 

 

 

 

 

 

9 En toen het Lam het vijfde zegel geopend had, zag ik onder het altaar de zielen van hen die geslacht waren omwille van het Woord van God, en omwille van het getuigenis dat zij hadden.

10 En zij riepen met luide stem: Tot hoelang, heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt U ons bloed niet aan hen die op de aarde wonen?

11 En aan ieder van hen werd een lang wit gewaad gegeven. En tegen hen werd gezegd dat zij nog een korte tijd moesten rusten, totdat ook het aantal van hun mededienstknechten en hun broeders, die evenals zij gedood zouden worden, volledig zou zijn geworden.

We maken hier voor het eerst kennis met ‘het getrouwe overblijfsel van de Joden’. Na de opname van de gemeente (die plaatsvindt voor het begin van de laatste jaarweek) keert de verantwoordelijkheid voor het getuigenis van God op aarde terug bij Israël. Deze groep mensen zal de verkondiging van het koninkrijk hervatten. Opnieuw zal de boodschap van Johannes de Doper en de Here Jezus worden gehoord: ‘Bekeer u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen’. Hun prediking wordt gehoord, maar niet geloofd. Sterker nog, het leidt tot een ongehoord brute vervolging. Het overblijfsel van de Joden zal worden gehaat als nooit tevoren, ze worden vervolgd en op grote schaal gedood. Waarom? Omwille van de Naam van de Here Jezus! Dat betekent dat het overblijfsel niet alleen de komst van het Koninkrijk verkondigt, maar ook dat ze getuigen van hun geloof in de Here Jezus!

Na de opening van het vijfde zegel zien we onder het altaar de zielen van ‘hen die geslacht waren omwille van het Woord van God, en omwille van het getuigenis dat zij hadden’. Geslacht zijn doet denken aan een offer. Geen wonder dat we deze zielen onder het altaar zien. Een altaar is immers dé plaats om offers te brengen. De lichamen van deze martelaren zijn nog niet opgewekt. Daarmee wordt eens te meer aangetoond dat de gemeente niet door de grote verdrukking zal gaan. Zij ontvingen eerder al hun verheerlijkte lichaam, en zijn opgenomen in de hemel. We komen de Gemeente in Openbaring tegen als ‘u, die in de hemelen woont’. Alle mensen die achterbleven na de opname worden geïdentificeerd met ‘hun die op de aarde wonen’.

(…) Wee, wee, wee hun die op de aarde wonen (…)(Openbaring 8:13)

Daarom, verblijd u, hemelen, en u die daarin woont! (…)(Openbaring 12:12)

De twee groepen worden verschillend benaderd. Die op aarde wonen horen een afstandelijk ‘hun’. De hemelingen daarentegen ‘u’. ‘Hun’ vertelt ons dat zij niet gekend worden, ‘u’ betekent dat de hemelingen wel bij naam worden genoemd.

Het kan niet genoeg benadrukt worden dat we in de laatste jaarweek op aarde niet met de gemeente te maken hebben. Het overblijfsel bestaat namelijk niet uit christenen. Zij geloven wel in Christus, zij getuigen van Hem en verkondigen het evangelie van het Koninkrijk der hemelen, maar zijn geen onderdeel van het lichaam van Christus. Dat blijkt heel duidelijk uit hun roep om wraak. Christenen behoren niet om wraak te roepen. Zij bidden om vergeving en genade. 

Neem Stefanus:

En terwijl hij neerknielde, riep hij met luider stem: Heer, reken hun deze zonde niet toe. En toen hij dit gezegd had, ontsliep hij. (Handelingen 7:60)

De oudtestamentische gelovige heeft wel weet van wraak. Zijn roep om vergelding heeft een functie, namelijk opkomen voor de eer van God.

Waarom zouden de heidenvolken zeggen: Waar is hun God? Laat de wraak voor het vergoten bloed van Uw dienaren bekend worden voor onze ogen onder de heidenvolken. (Psalm 79:10)

God heeft een grens gesteld aan het aantal gelovigen dat zal lijden. Anders gezegd, als een vastgesteld aantal bereikt is, zal het doden stoppen. Het criterium dat wordt aangelegd is derhalve geen tijdstip, in de zin van een bepaalde datum. Gods maatstaf heeft te maken met ‘de maat is vol’. We vinden dat in meer gevallen.

De vierde generatie zal hier terugkeren, want de maat van de ongerechtigheid van de Amorieten is tot nu toe niet vol. (Genesis 15:16)

Aan het einde van hun koningschap, wanneer de afvalligen de maat hebben volgemaakt, zal er een meedogenloze koning opstaan, bedreven in slinkse streken. (Daniel 8:23)

Want ik wil niet, broeders, dat u geen weet hebt van dit geheimenis (opdat u niet wijs zou zijn in eigen oog), dat er voor een deel verharding over Israël is gekomen, totdat de volheid van de heidenen is binnengegaan. (Romeinen 11:25)

Ter completering van de gebeurtenissen rond het vijfde zegel noemt de Here Jezus in Mattheus 24 twee gevolgen van de hevige vervolgingen.

Mattheus 24:10-11  Openbaring
10 En dan zullen er velen struikelen en zij zullen elkaar overleveren en elkaar haten.

11 En er zullen veel valse profeten opstaan en die zullen er velen misleiden.

Niet alle Joden zullen het tot martelaar brengen. Er zullen er ook zijn die struikelen, van hun geloof afvallen, die hun volksgenoten haten, ja zelfs overleveren. Dit alles wordt nog verergerd door valse profeten, die, zo zegt de Here Jezus, velen zullen misleiden. Deze valse profeten zullen van een ander kaliber zijn, dan de ‘profeten’ in onze tijd. Dat zijn vrijwel altijd charlatans, die vanuit hun vleselijke gezindheid zich verheffen alsof ze iets bijzonders zouden zijn. De valse profeten die optreden bij het vijfde zegel zullen bezetenen zijn, ze worden aangedreven door boze geesten, als de leugengeest uit de tijd van Achab.

Welnu, zie, de HEERE heeft een leugengeest in de mond van deze profeten van u gegeven, en de HEERE heeft onheil over u uitgesproken. (2 Kronieken 18:22)

Een vreselijke tijd dus. Zij, die trouw willen blijven aan hun Heer worden van alle kanten in het nauw gedreven. Ze worden overgeleverd aan verdrukking en dood, ze worden gehaat door alle volken. Bovendien worden ze ook gehaat en overgeleverd door hun eigen volksgenoten. En niet in de laatste plaats, het leven wordt hun ook nog eens moeilijk gemaakt door het optreden van vele valse profeten. En dat alles ‘omwille van Zijn Naam’.

 Het zesde zegel

In één zin beschrijft de Here Jezus de gevolgen van het openen van het zesde zegel. Anarchie!

Mattheus 24:12 Openbaring 6:12-17
12 En doordat de wetteloosheid zal toenemen, zal de liefde van velen verkillen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

12 En ik zag toen het Lam het zesde zegel geopend had, en zie, er kwam een grote aardbeving, en de zon werd zwart als een haren zak, en de maan werd als bloed,

13 en de sterren van de hemel vielen op de aarde, zoals een vijgenboom zijn onrijpe vijgen afwerpt als hij door een harde wind wordt geschud.

14 En de hemel week terug als een boekrol die wordt opgerold. En alle bergen en alle eilanden werden van hun plaats gerukt.

15 En de koningen van de aarde, de groten, de rijken, de oversten over duizend, de machtigen en alle slaven en vrije mensen verborgen zich in de grotten en tussen de rotsen in de bergen.

16 En zij zeiden tegen de bergen en de rotsen: Val op ons en verberg ons voor het aangezicht van Hem Die op de troon zit, en voor de toorn van het Lam.

17 Want de grote dag van Zijn toorn is aangebroken en wie kan dan staande blijven?

Dit punt komt ons mogelijk bekend voor. Is het niet Paulus die Timotheüs waarschuwt voor ‘zware laatste dagen’. Zou hij het over dezelfde gebeurtenissen hebben als de Here Jezus in Mattheus 24? Laten we eerst maar eens lezen wat hij precies schrijft.

1 Maar weet dit, dat er in de laatste dagen zware tijden zullen zijn;

2 want de mensen zullen zelfzuchtig zijn, geldzuchtig, grootsprekers, hoogmoedigen, lasteraars, de ouders ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig,

3 liefdeloos, onverzoenlijk, kwaadsprekend, onbeheerst, ruw, zonder liefde tot het goede,

4 verraders, roekeloos, opgeblazen, meer liefhebbers van genot dan liefhebbers van God.

5 Ogenschijnlijk bezitten zij godsvrucht, maar de kracht daarvan verloochenen zij. (…) (2 Timotheus 3:5)

Paulus schetst het beeld van de gemeente aan het eind van de genadetijd – mogelijk vlak voor de opname. Hij noemt een lange rij kenmerken van zich gelovig noemende mensen. Het heeft allemaal te maken met de praktische levenswandel, waar dus veel aan mankeert. De oorsprong van deze verkeerde wandel ligt in hun onveranderde hart. Ze lijken vrome mensen, maar hun gedrag laat zien dat de kracht die voortkomt uit een gereinigd geweten en een zuivere wandel hun onbekend is. Ze hebben hun eigen pleziertjes liever dan dat ze God aanbidden. Het is dus het ontbreken van de ware liefde tot God, die leidt tot een wetteloze levenswandel.

De woorden van de Here Jezus in Mattheus 24 ‘doordat de wetteloosheid zal toenemen, zal de liefde van velen verkillen‘ lijken hetzelfde te zeggen, maar dat is niet zo. Wie nauwkeurig leest, ziet dat oorzaak en gevolg hier zijn omgedraaid. Paulus spreekt over het ontbreken van liefde, die leidt wetteloosheid. De Here Jezus zegt daarentegen dat toenemende wetteloosheid zal leiden tot een verkillen (verliezen, verminderen) van liefde bij velen (niet allen!). Wat is er aan de hand?

Het zesde zegel wordt geopend, en dat leidt tot een reeks onvoorstelbare rampen.

  1. een grote aardbeving;
  2. de zon wordt zwart als een haren zak;
  3. de maan wordt als bloed;
  4. de sterren van de hemel vallen op de aarde;
  5. de hemel wijkt terug als een boekrol die wordt opgerold;
  6. alle bergen en alle eilanden worden van hun plaats gerukt.

Het is ondoenlijk een accurate beschrijving te geven van wat deze zes punten behelzen. Zelfs zij die het te zijner tijd meemaken, zullen dat niet kunnen. Punt 1 en punt 6 spreken van een gigantische aardbeving, die het complete aardoppervlak zal treffen. Hoe zwaar aardbevingen in onze tijd ook kunnen zijn, het is maar kinderspel vergeleken bij wat hier wordt beschreven. Bergen en eilanden worden van hun plaats gerukt! Wie wel eens aan de voet van een berg in de Alpen heeft gestaan weet dat er dan werkelijk gigantische krachten werkzaam moeten zijn. Zo’n enorme klomp gesteente wordt in zijn geheel verplaatst. En dan te bedenken dat Johannes spreekt over alle bergen en alle eilanden.

Tegelijkertijd doen zich een aantal wereldschokkende atmosferische verschijnselen voor. De zon wordt zwart, de maan bloedrood en de hemel wijkt terug als een boekrol die wordt opgerold (zie foto). Bij de sterren die van de hemel op aarde vallen kunnen we denken aan massaal neerstortende meteorieten en kometen.

Rolwolk tijdens dreigend onweer. Foto van Eazydp uit 2007 in Downtown Racine, Wisconsin (USA)

Deze gebeurtenissen zullen zo heftig zijn dat men maar een ding wil: weg van hier! Maar waar naartoe? We lezen dat ze zich verbergen in de grotten en tussen de rotsen in de bergen. Maat hoe veilig is dat, te midden van zoveel geweld? Uiteindelijk beseffen ze dat bedolven worden door al die ‘bewegende bergen’ misschien maar het beste is. Voor het eerst immers schrijven ze dat wat er gebeurt rechtstreeks toe aan God. Het oordeel van God is losgebroken! Maar helaas, geen spoor van berouw, alleen maar blinde angst.

Stellen we ons de mensheid voor na deze rampen. De hele wereld ligt in puin. Als bergen van hun plaats worden gerukt, wat zal dat dan betekenen voor menselijke bouwwerken? Werkelijk niets meer staat overeind. Regeringsgebouwen, militaire structuren, communicatiemiddelen, alles, werkelijk alles is weg. Dat betekent dat geen overheid meer kan functioneren. Er ontstaat derhalve een wereldwijde chaos onder de overlevenden. Het recht van sterkste zal heersen, de wetten van de jungle bepalen het verkeer van mensen onderling. We zien een wereld zonder overheid, zonder gezag, we zien een radeloze mensheid. Bij het minste of geringste barst geweld los. Elk stukje voedsel zal voldoende aanleiding zijn om gewelddadig op te treden. Het wordt ieder voor zich. Deze vergaande wetteloosheid leidt er toe dat de liefde van velen zal verkillen. Hoe treffend schetst de Here Jezus deze toestand. De wetteloosheid regeert, terwijl de wetteloze nog niet eens is gekomen. Hoe nauwkeurig zijn Mattheus 24 en Openbaring met elkaar in overeenstemming.

Om te voorkomen dat de artikelen te lang worden zetten we hier een punt. In het volgende artikel pakken we de draad weer op met Mattheus 24:13-14 in het licht van Openbaring 7 en 8.