In Christus en In de Heer
In aflevering 91 heb ik gewezen op de aanduidingen ‘in Christus’ en ‘in de Heer’. Voor een goed begrip van de inhoud van dit artikel herhaal ik een korte passage uit dat eerdere artikel.
Petrus houdt op de Pinksterdag na de uitstorting van de Heilige Geest een vlammende toespraak. Het volbrachte werk van de Zoon van God heeft talloze aspecten. Petrus noemt er twee.
Laat het hele huis van Israël dan zeker weten, dat God Hem zowel tot Heer als tot Christus heeft gemaakt, deze Jezus die u hebt gekruisigd. (Handelingen 2:36)
De Here Jezus is tot Heer gemaakt, dat wil zeggen tot Iemand die alle macht in handen heeft (zie ook Mattheus 28:18b). Tevens is Hij tot Christus gemaakt, dat is Hij die Drager en Uitdeler is van al Gods beloften.
De Here Jezus is dus Heer en Christus. Dat we dat niet door elkaar heen mogen gebruiken zien we prachtig geïllustreerd in de brief van Paulus aan Efeze. Elke keer als de grote apostel spreekt over ‘in Christus’ gaat het om (geestelijke) zegeningen, voorrechten. Gebruikt Paulus daarentegen het woord ‘Heer’, dan doelt hij op onze verantwoordelijkheid.
In de Heer
In de brief aan de Efeziërs bezigt Paulus zevenmaal de uitdrukking ‘in de Heer’. Laten we ze in het kort nagaan.
Efeze 1:15
Daarom ook, daar ik gehoord heb van het geloof in de Heer Jezus dat onder u is, en van de liefde die u hebt tot alle heiligen
Paulus is blij en dankbaar vanwege het geloof van de Efeziërs. Bijzonder is hier dat hij niet spreekt over geloof in God, of geloof in de Zoon van God, of geloof in Christus, maar geloof in de Heer Jezus. De Efeziërs zijn gehoorzame volgelingen van de opgestane, verhoogde Heer geworden.
Wie geloof heeft in de Here Jezus als Heer, onderwerpt zich aan Zijn gezag. Niet langer doet hij zijn eigen wil. Zo iemand zal zoeken de wil te doen van de Heer van alle dingen. Paulus mag dienen als voorbeeld van iemand met zo’n geloof. Zijn tong beleed dat ‘Jezus Christus Heer is, tot heerlijkheid van God de Vader’ (Filippi 2:11).
Efeze 2:21
in Wie het hele gebouw, goed samengevoegd, opgroeit tot een heilige tempel in de Heer;
Stel dat de hele gemeente de wil van de Heer liefheeft en ten uitvoer brengt, wat zou dat een prachtig gevolg hebben voor de heiligheid van en de orde in Gods Huis! Het gebouw is heilig omdat de gelovigen (waaruit deze tempel wordt opgebouwd) door de Here zijn apart gezet. Het is God Die bouwt, maar gelovigen zijn verantwoordelijk zo te leven dat ze Gods heilige tempel tot sieraad zijn.
Efeze 4:17
Dit nu zeg en betuig ik in de Heer, dat u niet meer moet wandelen evenals de volken wandelen in de vruchteloosheid van hun denken
Paulus heeft nogal wat te melden. Hij schrijft over de geloofsleer, over het gewenste gedrag van gelovigen, over de toekomstige dingen, etc. Maar hij zegt of schrijft niet zomaar wat. Zijn woorden zijn woorden ‘in de Heer’, dat wil zeggen dat de inhoud van zijn verkondiging bekrachtigd wordt met het gezag van de Here Jezus. Op een andere plaats stelt hij zijn woorden zelfs gelijk aan het Woord van God.
En daarom ook danken wij God onophoudelijk, dat u, toen u van ons het woord van de prediking van God hebt ontvangen, het hebt aangenomen niet als een woord van mensen, maar, zoals het waarlijk is, als Gods woord, dat ook werkt in u die gelooft. (1 Thessalonica 2:13)
Nemen we deze twee punten tezamen, dan blijkt dat woorden gesproken ‘in de Heer’ dezelfde lading en betekenis hebben als ‘Gods Woord’. Beide uitdrukkingen geven met kracht aan dat ook de brieven van Paulus voluit ‘het Woord van God’ zijn.
Efeze 5:8
want vroeger was u duisternis, maar nu bent u licht in de Heer; wandelt als kinderen van het licht
Het is de Here Jezus, Die door Zijn Geest ons tot licht maakt (Johannes 8:12). We zijn licht, maar ‘in de Heer’. De vraag is nu hoe dat licht zichtbaar wordt. Uit dit woord van Paulus blijkt dat dit niet vanzelf gaat. Hij roept de gelovigen daarom op ‘als kinderen van het licht te wandelen’. Hoe meer we beantwoorden aan de oproep te wandelen ‘in de Heer’, dus in elk aspect van ons leven Hem te gehoorzamen, hoe meer licht van ons zal afstralen, en hoe meer we in de wereld als zodanig opgemerkt worden. Het tegendeel is ook waar, ten eerste wat onze levenswandel betreft:
Gaat niet met ongelovigen onder een ongelijk juk. Want welk deelgenootschap hebben gerechtigheid en wetteloosheid? Of welke gemeenschap heeft licht met duisternis? (2 Korinte 6:14)
maar ook aangaande de geloofsleer:
Dwaalt niet! Verkeerde omgang bederft goede zeden. (1 Korinte 15:33)
Conclusie: wandel zoals de Here Jezus ons heeft voorgeleefd, en mijdt alles wat verontreinigt.
Efeze 6:1
Kinderen, weest jullie ouders gehoorzaam in de Heer, want dat is terecht.
Deze oproep aan kinderen maakt duidelijk dat Paulus zich richt tot kinderen behorend tot een christelijk gezin. ‘In de Heer’ kunnen we daarom lezen als ‘want dat wil de Here Jezus’. Ook kunnen we het opvatten als ‘je ouders mogen je niet vragen de Here Jezus ongehoorzaam te zijn’. Het doet ons tevens denken aan de jonge jaren van onze Heiland. Na Zijn verblijf in de tempel lezen we ‘en Hij daalde met hen af en kwam in Nazareth en Hij was hun onderdanig’ (Lukas 2:51).
Efeze 6:10
Overigens, sterkt u in de Heer en in de kracht van zijn sterkte.
Gelovigen hebben kracht nodig, iets wat ze niet van zichzelf hebben. Deze kracht is nodig ‘om te kunnen standhouden tegen de listen van de duivel’ (Efeze 6:11). Met de duivel komt een enorme horde overheden en machten mee, wereldbeheersers van de duisternis, geestelijke machten van de boosheid’ (Efeze 6:12). Deze machten bevinden zich in de hemelse gewesten. Christus is gezeten in deze hemelse gewesten en wel boven deze machten. Wij, de gelovigen, zitten daar ook, in Hem. Vanwege de positie van Christus en ons geplaatst zijn in Hem, hebben we van de boze overheden en machten niets te vrezen. Anders is het hier op aarde. De overheden en machten hebben heerschappij (!) over de ongelovigen. Niet over gelovigen. Helaas leven gelovigen niet altijd ‘geestelijk’, ze hebben dan een ‘slordige’ wandel. Zij worden kwetsbaar, omdat hun geloofsverbondenheid met Christus aan kracht verliest. En daar proberen de machten en overheden meteen misbruik van te maken. Ze zullen trachten zo’n gelovige te verleiden. Om dat te voorkomen roept Paulus ons op sterk te zijn en te blijven ‘in de Here’. Dat kan omdat we als gelovigen deel hebben aan een bijzondere kracht.
16 opdat Hij naar de rijkdom van zijn heerlijkheid u geeft door zijn Geest met kracht gesterkt te worden naar de innerlijke mens,
20 Hem nu, die in staat is zeer overvloedig te doen boven alles wat wij bidden of denken, naar de kracht die in ons werkt, (Efeze 3:16, 20)
Wat deze kracht vermag is bekend. Het is dezelfde kracht die Christus uit de doden deed opstaan (Efeze 1:20)! Gelovigen hebben de Heilige Geest ontvangen. Het is de Geest van God die deze kracht in onze innerlijke mens toepast. Dus is het opnieuw ‘in de Heer’. Zonder Hem gaat het niet.
Efeze 6:21
Opdat ook u mijn omstandigheden weet, hoe het met mij gaat, zal Tychicus, de geliefde broeder en trouwe dienaar in de Heer, u alles bekend maken; (Efeze 6:21)
Alles wat mij aangaat zal Tychicus, de geliefde broeder en trouwe dienaar en medeslaaf in de Heer, u bekend maken. (Kolosse 4:7)
Tychicus is een helper en een broeder van Paulus. Op vele manieren ondersteunt hij het werk van de apostel. Zo brengt hij brieven bij verschillende gemeenten en leest ze waarschijnlijk ook voor. Aan het slot van zijn brief aan Kolosse schrijft Paulus bijvoorbeeld ‘wanneer de brief bij u is gelezen, zorgt er dan voor dat hij ook wordt gelezen in de gemeente van de Laodiceeërs en dat ook u die uit Laodicea leest’.
Tychicus wordt in het Nieuwe Testament verschillende keren genoemd. Hier (en dus ook in de brief aan Kolosse) prijst Paulus Tychicus vanwege zijn grote waarde voor de evangelieverkondiging. Deze verhoudingen kennen we uiteraard vandaag de dag ook. Veel broeders en zusters die in het werk van de Heer actief zijn, worden gesteund door andere gelovigen – hetzij financieel, hetzij in praktische zin.
Wat is nu de betekenis van dit vers? Allereerst dit: Paulus noemt Tychicus niet zijn dienaar, maar dienaar ‘in de Heer’. Tychicus diende dus de Here Jezus, niet Paulus. Zijn dienst aan de Here bestond uit het ondersteunen van Paulus. Dit is een belangrijk gegeven. Ogenschijnlijk lijkt er immers een soort hiërarchie te bestaan. Paulus is de hoofdapostel, die verschillende andere gelovigen ‘in dienst heeft’. Maar zo zit het niet.
Tychicus is Paulus’ broeder, net als Paulus dienaar ‘in de Heer’ en medeslaaf. Het kan ook niet anders. Wie zich ten dienste stelt van een mens loopt het risico vroeger of later teleurgesteld te moeten afhaken. Wie daarentegen dient ‘in de Heer’ weet dat hij niet een mens dient (zoals Paulus in Tychicus’ geval), maar de Here Jezus. Dan zal het werk wel standhouden, want het is ‘in de Here’. Daarbij moeten we bedenken dat ‘succes’ geen graadmeter is voor wie ‘in de Here’ dient. Trouw en toewijding aan de Here Jezus, daar gaat het om.
Zijn heer zei tot hem: Voortreffelijk, goede en trouwe slaaf, over weinig ben je trouw geweest, over veel zal ik je stellen; ga de vreugde van je heer in. (Mattheus 25:23)