Terugblik
We hebben in het vorige artikel gezien hoe God in de Here Jezus verzoening tot stand heeft gebracht voor Israël. Zonde en overtreding worden afgesloten – het zal niet meer gebeuren, en de ongerechtigheid is verzoend door het bloed van de Here Jezus. Daniël 9:24 noemt echter nog drie ’taken’, die eveneens binnen het bereik van de 490 jaar zullen worden gerealiseerd. Nog even het gehele vers.
Zeventig weken zijn er bepaald
over uw volk en uw heilige stad,
-
- om de overtreding te beëindigen,
- de zonden te verzegelen,
- de ongerechtigheid te verzoenen,
- om een eeuwige gerechtigheid tot stand te brengen,
- om visioen en profeet te verzegelen,
- en om de Heiligheid van heiligheden te zalven. (Daniël 9:24)
In dit artikel zullen we gaan zien wat wordt bedoeld met het tot stand brengen van een eeuwige gerechtigheid, het verzegelen van visioen en profeet en het zalven van de Heiligheid van heiligheden (of ook wel: iets allerheiligst).
Om een eeuwige gerechtigheid tot stand te brengen
Als we de woorden ‘eeuwige gerechtigheid’ lezen, denken we onmiddellijk aan de profeet Jesaja. Elk jaar rond kerstmis wordt een van zijn profetieën gelezen.
Groot zal de heerschappij zijn en eindeloos de vrede op de troon van David en over zijn koninkrijk, doordat Hij het sticht en grondvest met recht en gerechtigheid van nu aan tot in eeuwigheid. (Jesaja 9:6)
We lezen hier dat de komende Messias Heerser zal zijn. Niet alleen omdat Hem dat toekomt, maar ook omdat Hij als Gods Zoon volkomen in staat is elke moeilijkheid te overwinnen. De Heerser zal zitten op de troon van David en heersen over zijn koninkrijk. Kenmerkend voor Zijn regering zijn de trefwoorden ‘grote heerschappij’ en ‘eindeloze vrede’. Beide worden toegepast op de troon en op het koninkrijk. Deze ‘grote heerschappij’ en ‘eindeloze vrede’ staan in schril contrast met de gang van zaken in het Israël uit de dagen van Jesaja. Het rijk was gesplitst, en de heersers maakten er regelmatig een potje van. Afgezien wellicht van David en Salomo was er geen ‘grote heerschappij’ en al evenmin ‘eindeloze vrede’. Integendeel, de troon van David was juist het toneel van onderlinge strijd, intriges en moordpartijen.
Jesaja schrijft dat de komende Heerser Zijn koninkrijk juist wel zal stichten en grondvesten ‘met recht en gerechtigheid’. Ook is het geen tijdelijk bewind. In Daniël 2 lezen we al dat Zijn koninkrijk eeuwig zal zijn. Het beeld uit de droom van Nebukadnezar wordt vernietigd in de tijd van de koningen van het rijk dat uit ijzer en leem bestaat.
Maar in de dagen van die koningen zal de God des hemels een koninkrijk oprichten, dat in eeuwigheid niet zal te gronde gaan, en waarvan de heerschappij op geen ander volk meer zal overgaan: het zal al die koninkrijken verbrijzelen en daaraan een einde maken, maar zelf zal het bestaan in eeuwigheid (Daniël 2:44)
Jezus Christus zal heersen met recht en met gerechtigheid. Dat ziet op het Duizendjarig Rijk. Uit diverse beschrijvingen van de toestand tijdens dat rijk blijkt echter wel dat, hoewel satan gebonden is, de zonde niet geheel verdwenen is.
Daar zal niet langer een zuigeling zijn, die slechts weinige dagen leeft, noch een grijsaard, die zijn dagen niet voleindigt, want de jongeling zal als honderdjarige sterven, zelfs de zondaar zal eerst als honderdjarige door de vloek getroffen worden. (Jesaja 65:20)
Vandaar ook dat er sprake is van heersen. Dankzij de volmaakte regering van de Here Jezus zal een bijna ideale samenleving ontstaan. Maar die moet wel worden afgedwongen. In de pedagogie maakt men onderscheid tussen dwang van buitenaf en drang van binnenuit. Bij dwang van buitenaf wordt het juiste gedrag geforceerd met behulp van allerlei maatregelen: inperking van bewegingsruimte, ontzeggen of juist toezeggen van beloningen, etc. Bij drang van binnenuit is het juiste gedrag eerder een zaak van vreugde, van met graagte willen voldoen aan de wensen van de Ander. Welnu, de Christusregering in het Duizendjarig Rijk zal worden gekenmerkt door dwang. Jeremia profeteert hierover.
5 Zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat Ik aan David een rechtvaardige Spruit zal verwekken; die zal als koning regeren en verstandig handelen, die zal recht en gerechtigheid doen in het land.
6 In zijn dagen zal Juda behouden worden en Israël veilig wonen; en dit is zijn naam, waarmede men hem zal noemen: de Here onze gerechtigheid. (Jeremia 23:5-6)
Deze Heerser is de gerechtigheid is eigen persoon. Je kunt namelijk een ‘is-gelijk’-teken zetten tussen de Here Jezus en gerechtigheid. Daarom kun je zeggen dat het Duizendjarig Rijk een koninkrijk is waar Gerechtigheid heerst.
Maar dat zal niet zo blijven. Het Koninkrijk van Christus, de Vredevorst, zal zich blijven ontwikkelen. Het machtsgebied zal steeds meer worden uitgebreid, totdat het de gehele schepping zal omvatten. Er is ook een ontwikkeling is kwaliteit. Petrus brengt dat mooi onder woorden.
Wij echter verwachten naar zijn belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde waar gerechtigheid woont. (2 Petrus 3:13)
Ziet u het? In de nieuwe hemelen en op de nieuwe aarde heerst gerechtigheid niet langer, nee, ze woont er! De dwang van het Duizendjarig Rijk is dan vervangen door de drang het goede te doen en te denken. Kon in het Duizendjarig Rijk nog zonde voorkomen, in de nieuwe hemelen en op de nieuwe aarde zal ook dat niet langer het geval zijn. Ook hier heeft Jesaja over geprofeteerd.
Uw volk zal geheel uit rechtvaardigen bestaan, voor altoos zullen zij het land bezitten: een scheut die Ik geplant heb, een werk mijner handen, tot mijn verheerlijking. (Jesaja 60:21)
De start van de totstandkoming van al deze dingen ligt zoals gezegd binnen het verloop van de 490 jaren. We lezen hierover aan het eind van Openbaring. Het begint met strijd. Christus komt om orde op zaken te stellen op een verdorven, verwoeste aarde.
En ik zag de hemel geopend, en zie, een wit paard, en Hij die daarop zit, heet Getrouw en Waarachtig, en Hij oordeelt en voert oorlog in gerechtigheid. (Openbaring 19:11)
Uiteindelijk breekt dan het moment aan dat de Koning Zijn troon zal bestijgen.
Wanneer nu de Zoon des mensen komt in zijn heerlijkheid en alle engelen met Hem, dan zal Hij zitten op de troon van zijn heerlijkheid; (Mattheus 25:31)
Een van de eerste regeringsdaden zal zijn het bepalen welke volken wel, en welke volken niet tot de inwoners van het Duizendjarig Rijk zullen behoren.
32 en voor Hem zullen alle volken worden verzameld, en Hij zal ze van elkaar scheiden, zoals de herder de schapen van de bokken scheidt;
33 en Hij zal de schapen aan zijn rechterhand zetten, maar de bokken aan zijn linker.
34 Dan zal de koning zeggen tot hen die aan zijn rechterhand zijn: Komt, gezegenden van mijn Vader, beërft het koninkrijk dat u bereid is van de grondlegging van de wereld af; (Mattheus 25:32-34)
Zonder nu op de criteria van toelating in te gaan, mogen we stellen dat het Duizendjarig Rijk zal worden bewoond door het volk Israël en vele andere volkeren. In Openbaring 20 lezen we bovendien dat waarschijnlijk gelijktijdig met bovenstaande gebeurtenis vele gestorvenen uit de grote verdrukking zullen opstaan en mee regeringsverantwoordelijkheid ontvangen. Zij moeten daarom ook tot de bevolking van het Duizendjarig Rijk worden gerekend.
(…) ; en ik zag de zielen van hen die om het getuigenis van Jezus en om het woord van God onthoofd waren, en die het beest of zijn beeld niet hadden aangebeden en niet het merkteken aan hun voorhoofd en aan hun hand ontvangen hadden; en zij werden levend en regeerden met Christus duizend jaren. (Openbaring 20:4)
De gemeente daarentegen is geen inwoner van het Duizendjarig Rijk. Hun toekomst is hemels, de aarde is nu niet, en straks niet hun thuis.
Want ons burgerschap is in de hemelen, waaruit wij ook de Heer Jezus Christus als Heiland verwachten, (Filippi 3:20)
De gemeente wordt opgenomen om bij de Here te zijn.
daarna zullen wij, de levenden die overblijven, samen met hen in wolken worden opgenomen de Heer tegemoet in de lucht; en zo zullen wij altijd met de Heer zijn. (1 Thessalonica 4:17)
Zij hebben hun thuis in het Huis van de Vader. Toch zullen ook zij regelmatig op aarde worden gezien, aangezien ze met Christus zullen regeren.
(…) zullen wij ook met Hem regeren; (…) (2 Timotheüs 2:12)
En wie overwint en mijn werken tot het einde toe bewaart, die zal Ik macht geven over de volken; (Openbaring 2:26)
De gerechtigheid die door Koning Jezus tot stand zal worden gebracht is veelomvattend. We mogen aannemen dat de volgende kenmerken van toepassing zijn.
Gerechtigheid | Dan zal op goedertierenheid een troon worden gevestigd en in getrouwheid zal daarop in Davids tent zetelen een, die richt en die het recht zoekt en die zich haast gerechtigheid te oefenen. (Jesaja 16:5) |
Vrede | En Hij zal richten tussen volk en volk en rechtspreken over machtige natiën. Dan zullen zij hun zwaarden tot ploegscharen omsmeden en hun speren tot snoeimessen; geen volk zal tegen een ander volk het zwaard opheffen, en zij zullen de oorlog niet meer leren. (Jesaja 2:4) |
Geluk | Gij hebt het volk vermenigvuldigd, zijn vreugde groot gemaakt; het verheugt zich voor uw aangezicht als met de vreugde bij de oogst, zoals men juicht bij het verdelen van de buit. (Jesaja 9:2) |
Lange levensduur | Daar zal niet langer een zuigeling zijn, die slechts weinige dagen leeft, noch een grijsaard, die zijn dagen niet voleindigt, want de jongeling zal als honderdjarige sterven, zelfs de zondaar zal eerst als honderdjarige door de vloek getroffen worden. (Jesaja 65:20) |
Materiële welstand | Want het zaad gedijt, de wijnstok geeft zijn vrucht, het land geeft zijn opbrengst en de hemel geeft zijn dauw; en Ik doe het overblijfsel van dit volk dit alles beërven. (Zacharia 8:3) |
Natuur van de vloek ontheven | Voor een doornstruik zal een cipres opschieten, voor een distel zal een mirt opschieten, en het zal de Here zijn tot een naam, tot een eeuwig teken dat niet uitgeroeid zal worden. (Jesaja 55:13) |
Natuurlijk kunnen nog tientallen andere tekstplaatsen worden genoemd, maar dat overstijgt het onderwerp van dit artikel. Wel hoop ik dat de betekenis van Daniëls profetie ‘een eeuwige gerechtigheid tot stand te brengen’ hiermee enigszins is aangeduid.
Om visioen en profeet te verzegelen
Aan het eind van zijn boek krijgt Daniël tweemaal te horen dat de tijd om te begrijpen wat al de profetieën betekenen – hoe ze moeten worden verklaard – nog niet is gekomen. De reden daarvoor is dat het nog geruime tijd zal duren voordat het zo ver is. Daar weten we alles van, want we zijn inmiddels ruim tweeduizend jaar verder, en nog steeds wachten veel van Daniëls profetieën op vervulling. Het woord dat Daniël daarom hoort is ‘verzegelen’ in combinatie met ‘verborgen’.
Maar gij, Daniël, houd de woorden verborgen, en verzegel het boek tot de eindtijd; (…) (Daniël 12:4)
Doch hij zeide: Ga heen, Daniël, want deze dingen blijven verborgen en verzegeld tot de eindtijd. (Daniël 12:9)
De betekenis is dus hier dat het de mensen niet is gegeven tot in detail te weten hoe de toekomende dingen zullen verlopen. Daarom ook krijgen de discipelen geen antwoord op hun vraag naar de komst van het koninkrijk.
6 Zij dan die waren samengekomen, vroegen Hem aldus: Heer, zult U in deze tijd het koninkrijk voor Israël herstellen?
7 Hij echter zei tot hen: Het komt u niet toe tijden of gelegenheden te weten die de Vader in zijn eigen macht heeft gesteld. (Handelingen 1:6-7)
Nee, zegt de Here, deze kennis is verborgen, verzegeld, (nog) niet voor ‘openbaring’ bestemd. Dat brengt sommigen ertoe te twijfelen aan de betrouwbaarheid van het profetische woord. Petrus benadrukt dat door geen reden voor is.
En zo hebben wij het profetische woord des te vaster, en u doet er goed aan daarop acht te geven als op een lamp die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw harten. (2 Petrus 1:19)
‘Verzegeld’ en ‘verborgen’ wil niet zeggen dat we het maar moeten negeren. Ook daaromtrent krijgt Daniël informatie in de vorm van een profetie.
Maar gij, Daniël, houd de woorden verborgen, en verzegel het boek tot de eindtijd; velen zullen onderzoek doen, en de kennis zal vermeerderen. (Daniël 12:4)
Het is een van de tekenen van de tijd. De verzegeling blijft tot de eindtijd. Dan echter zal men het profetische woord meer en meer bestuderen, met als gevolg dat langzaam maar zeker ‘de puzzelstukjes’ op hun plaats zullen vallen. Er is namelijk een zeer belangrijk verschil tussen de tijd waarin Daniël leefde en onze tijd, en dat is de komst van de Heilige Geest. De Here Jezus noemt profetie als een van de belangrijke onderwerpen waarover de Geest ons zal onderrichten.
Maar wanneer Hij is gekomen, de Geest van de waarheid, zal Hij u in de hele waarheid leiden; want Hij zal vanuit Zichzelf niet spreken, maar alles wat Hij zal horen, zal Hij spreken en de toekomstige dingen zal Hij u verkondigen. (Johannes 16:13)
Als we deze dingen overzien, dan lijkt de betekenis van ‘verzegelen’ te duiden op een soort geheimhouding. Pas als de eindtijd daar is, zal duidelijk worden wat de betekenis van Daniëls profetieën is. Velen zijn inmiddels overtuigd van het feit dat we in de eindtijd leven. En als dat zo is, dan zijn de woorden van de Here Jezus, gesproken aan het eind van Openbaring van toepassing.
En hij zei tot mij: Verzegel de woorden van de profetie van dit boek niet, want de tijd is nabij. (Openbaring 22:10)
Waar Daniël te horen kreeg dat de profetieën in zijn boek niet voor hemzelf waren, wordt de gelovigen nu gezegd dat de nieuwste profetieën (Openbaring) wel voor ons die in de eindtijd leven bestemd zijn, immers, deze profetieën worden juist niet verzegeld.
En daarmee is het zegel op de profetieën van Daniël ook verbroken. Veel delen uit Openbaring sluiten immers naadloos aan op de profetieën van Daniël. Ze geven een nadere invulling, of zorgen voor een verdere uitbreiding. Al met al dus reden te over om ons met het profetische woord bezig te houden. Wel geldt onverkort die andere waarschuwing van Petrus.
Weet dit eerst, dat geen profetie van de Schrift een eigen uitlegging heeft. (2 Petrus 1:20)
Bestuderen ja, maar dan wel onder leiding van de Heilige Geest, Schrift met Schrift vergelijken en vooral waken voor een al te fantasierijke invulling. Ook op dit punt heeft de Here Jezus waarschuwende woorden gesproken.
18 Ik betuig aan een ieder die de woorden van de profetie van dit boek hoort: Als iemand aan deze dingen toevoegt, zal God hem de plagen toevoegen die in dit boek beschreven zijn;
19 als iemand van de woorden van het boek van deze profetie afneemt, zal God zijn deel afnemen van de boom van het leven en uit de heilige stad, van de dingen die in dit boek beschreven zijn. (Openbaring 22:18-19)
Niet meer zeggen dan dat wat de Schrift bevat. Maar evenmin wegverklaren, wat er wel degelijk staat. Zie ook mijn artikel ‘Rekenen met tekenen‘.
Terug naar Daniël 9:24. ‘Zeventig weken zijn bepaald (…) om visioen en profeet te verzegelen’, staat er. Dit lijkt te betekenen dat aan het eind van de 490 jaar (dus tijdens en aan het eind van de grote verdrukking) visioen en profeet verborgen zullen worden. Maar dat kan niet kloppen. We hebben net gelezen dat de Here Jezus opdracht geeft de woorden van Openbaring niet te verzegelen. Wat is trouwens de zin van het verzegelen van profetieën die al eeuwenlang verzegeld zijn? Bovendien kreeg Daniël nog te horen dat de verzegeling zou gelden ’tot de eindtijd’.
Een zegel is een waarheidsmerk. Denk aan een zegelring. De profetie van de 490 jaarweken draagt het stempel van het gezag van God Zelf. Dat betekent dat alles wat Daniël heeft opgeschreven onveranderlijk vastligt. Verzegeld wil daarom zeggen dat het een waarachtige profetie is die zeker in vervulling gaat.
Behalve deze betekenis, is er ook nog gedachte aan ‘het einde van profetie’. Alle profetieën die God heeft gegeven en (vanuit Daniëls positie) nog zal geven zullen met het aflopen van de 490 jaar bekend zijn gemaakt. Anders gezegd, na de 490 jaar komen geen nieuwe profetieën meer. Openbaring valt binnen de 490 jaar, het zijn de laatste profetieën. Oordeel, verdrukking, opstanding, Duizendjarig Rijk, de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, alles staat er in. Daarom ook is toevoegen uit den boze. Bij het aanbreken van het Duizendjarig Rijk zijn geen nieuwe profetieën meer te verwachten. Is dit niet wat Paulus schrijft aan de Korintiërs?
8 De liefde zal nooit vergaan. Profetieën zullen verdwijnen, klanktaal zal verstommen, kennis verloren gaan –
9 want ons kennen schiet tekort en ons profeteren is beperkt.
10 Wanneer het volmaakte komt zal wat beperkt is verdwijnen.(NBV)(1 Korinte 13:8-10)
Om de Heiligheid van heiligheden te zalven
Wat wordt bedoeld met ‘de Heiligheid van heiligheden’, of ‘iets allerheiligst’? Is het de tempel van Ezechiël? Of is het de Here Jezus? De uitleg van deze laatste profetie stuit op een aantal problemen. Als we – zoals ik steeds heb gedaan – stellen dat de jaarweken inhouden dat alle profetieën worden vervuld binnen de periode van 490 jaar, dan stuit de interpretatie tempel van Ezechiël op een groot bezwaar. Het zou namelijk betekenen dat de nieuwe tempel nog tijdens de grote verdrukking wordt gebouwd en ingewijd! Dat lijkt erg onwaarschijnlijk. Aan de andere kant, als het wel om deze tempel gaat, dan zouden we wellicht de claim ‘binnen 490 jaar’ moeten laten vallen. Dat leidt echter weer tot andere problemen. Als 490 jaar niet echt 490 jaar is, hoe zit het dan met de andere getallen binnen deze profetie? Moeten we dan ook rekening houden met een grote verdrukking die langer dan 7 jaar kan duren, om maar iets te noemen? Te vrezen valt dat we dan de weg geheel kwijt raken. Er zijn immers genoeg aanwijzingen dat de tijdsduur van de feitelijke grote verdrukking – de laatste 3,5 jaar – in verschillende bewoordingen als zodanig aangeduid wordt: tijd, tijden en een halve tijd, tweeënveertig maanden en twaalf honderd zestig dagen.
Voor de interpretatie ’tempel van Ezechiël’ pleit het gebruik van het woord ‘allerheiligst’. Dat wordt dikwijls gebruikt in verband met voorwerpen die bij de tabernakel werden gebruikt.
Zeven dagen zult gij over het altaar verzoening doen; gij zult het heiligen en het altaar zal allerheiligst zijn; ieder die het altaar aanraakt, zal heilig zijn. (Exodus 29:37)
En het zal voor Aäron en zijn zonen zijn, en zij zullen het op een heilige plaats eten, want het is allerheiligst voor hem; het behoort tot de vuuroffers des Heren; het is een altoosdurende inzetting. (Leviticus 24:9)
Ook in verband met de tempel van Ezechiël wordt ‘allerheiligst’ als aanduiding gebruikt.
En hij zeide tot mij: De vertrekken aan de noordzijde en de vertrekken aan de zuidzijde, die langs het plein liggen, dat zijn de heilige vertrekken, waar de priesters die de Here het naaste staan, het allerheiligste zullen eten; men zal het allerheiligste daarheen brengen, het spijsoffer, het zondoffer en het schuldoffer, want die plaats is heilig. (Ezechiël 42:13)
De profetie spreekt van allerheiligst en van zalven. Welnu, de tabernakel en verschillende bijbehorende voorwerpen werden gezalfd.
Dan zult gij de zalfolie nemen en de tabernakel met al wat daarin is, zalven; zo zult gij hem heiligen met al zijn gerei, en hij zal heilig zijn. (Exodus 40:9)
Waren we niet op het probleem van de 490 jaar gestuit, dan zou de keus van ’tempel van Ezechiël’ voor de hand liggen …
Of moeten we toch aan de Here Jezus denken? Van Aäron, van wie algemeen aangenomen wordt dat hij een type van de Here Jezus is, vernemen we dat de term ‘allerheiligst’ op hem persoonlijk van toepassing is. Niet alleen voorwerpen kunnen dus ‘allerheiligst’ zijn …
De zonen van Amram: Aäron en Mozes; Aäron werd afgezonderd, opdat hij voor altijd als allerheiligst geheiligd zou worden, hij met zijn zonen, om offers te ontsteken voor het aangezicht des Heren, om Hem te dienen en in zijn naam te zegenen voor altijd. (1 Kronieken 23:13)
Maar niet alleen ‘allerheiligst’ werd voor Aäron gebruikt, ook de handeling ‘zalven’ is op hem van toepassing.
Gij zult Aäron met de heilige klederen bekleden, hem zalven en heiligen, om voor Mij het priesterambt te bekleden. (Exodus 40:13)
Dit past dus wel degelijk bij Daniëls profetie ‘om iets allerheiligst te zalven’. Voeg daarbij dat in Daniël 9:26 ook over de Messias als ‘gezalfde’ wordt gesproken. Geen wonder overigens, want Messias en ook Christus betekent ‘gezalfde’.
En na de tweeënzestig weken zal een gezalfde worden uitgeroeid, terwijl er niets tegen hem is; (…) (Daniël 9:26)
Laten we nu eerst even naar het gehele boek Daniël kijken. Het grote onderwerp zijn de wereldrijken die van tijdelijke aard zijn, versus het koninkrijk van God dat eeuwig is. We zien het in de droom van Nebukadnezar. Na allerlei grote rijken wordt het beeld volkomen verpulverd door een van een berg rollende steen, die vervolgens de gehele aarde vult. Te beginnen bij hoofdstuk 7 krijgt Daniël de ene profetie na de andere. Ze handelen bijna allemaal over grote wereldlijke machten, hoe ze opkomen, en na een tijdje weer verdwijnen. Tussen al die profetieën door vinden we de volgende opmerkelijke passage.
13 Ik bleef toekijken in de nachtgezichten en zie, met de wolken des hemels kwam iemand gelijk een mensenzoon; hij begaf zich tot de Oude van dagen, en men leidde hem voor deze;
14 En hem werd heerschappij gegeven en eer en koninklijke macht, en alle volken, natiën en talen dienden hem. Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet zal vergaan, en zijn koningschap is een, dat onverderfelijk is. (Daniël 7:13-14)
In deze profetische scene zien we hoe de Here Jezus (de mensenzoon!) voor God de Vader gebracht wordt, en hoe Hij koninklijke waardigheid en macht ontvangt. Een koningschap dat niet kan falen, en dat nimmer zal eindigen. Vergelijkbare passages vinden we Openbaring.
En de zevende engel bazuinde, en er kwamen luide stemmen in de hemel die zeiden: Het koninkrijk van de wereld van onze Heer en van zijn Christus (NBG: Gezalfde) is gekomen, en Hij zal regeren tot in alle eeuwigheid. (Openbaring 11:15)
En ik hoorde een luide stem in de hemel zeggen: Nu is de behoudenis gekomen en de kracht en het koninkrijk van onze God en het gezag van zijn Christus (NBG: Gezalfde); want de aanklager van onze broeders, die hen dag en nacht voor onze God aanklaagde, is neergeworpen. (Openbaring 12:10)
Mijn punt is dat de profetische hoofdstukken in het boek Daniël nagenoeg alleen handelen over de vestiging van Gods koninkrijk en het opkomen en vergaan van vele rijken daaraan voorafgaand. Daar tegenover staat dat slechts sporadisch iets over een tempel wordt gezegd. Bedenk ook dat Daniël 9:24 het ‘zalven van iets allerheiligst’ juist als een van de hoofdpunten noemt die binnen het bestek van de 490 jaar zullen plaatsvinden. Mijns inziens is het ook hierom beter te denken aan de zalving van de Here Jezus tot Koning, dan aan het inwijden van de nieuwe tempel.
Schema
Voor de volledigheid geef ik hieronder nog een beknopte weergave van de indeling van de 490 jaar.