‘Heer’ – meer dan alleen een aanspreektitel

In het vorige artikel zagen we dat we onderscheid dienen te maken tussen de uitdrukking ‘In Christus’ en ‘In de Heer’. Elke keer als we lezen over ‘in Christus’ gaat het om (geestelijke) zegeningen, voorrechten. Wordt daarentegen ‘in de Heer’ gebruikt, dan zijn onze verantwoordelijkheid het onderwerp. In deze aflevering kijken we nog wat nader naar ‘in de Heer’.

Als we Jezus Christus onze Heer noemen, mag dat niet bij woorden alleen blijven. Hij ís onze Heer, en we eren Hem niet alleen door Hem als zodanig aan te spreken, maar vooral door onze verantwoordelijkheid te nemen en Hem te gehoorzamen. Dat lijkt eenvoudiger dan het is. Immers, soms vereist gehoorzaamheid dat we ingaan tegen onze eigen gevoelens en opvattingen.

Dat de combinatie aanspreken en in praktijk brengen erg belangrijk is, blijkt uit de zorgvuldigheid waarmee de Heilige Geest over deze dingen spreekt. Neem nu de twee Judassen uit de groep van twaalf discipelen.

Van Judas Iskariot – de verrader – lezen we nergens dat hij de Here Jezus aansprak met ‘Heer’. Hij kwam niet verder dan ‘rabbi’, want hij erkende Jezus niet als de Messias van Israël. Heel duidelijk zien we dat als de Here Jezus uitspreekt dat een van de twaalven Hem zou verraden. Hoofd voor hoofd vragen de discipelen ‘Ik toch niet, Heer?’ Behalve Judas, hij vraagt ‘Ik toch niet, Rabbi?’

22 En zij werden zeer bedroefd en begonnen een voor een tot Hem te zeggen: Ik toch niet, Heer?

25 Het zou goed voor die mens zijn als hij niet geboren was. Judas nu, die Hem overleverde, antwoordde en zei: Ik toch niet, Rabbi? Hij zei tot hem: Jij hebt het gezegd. (Mattheus 26:22,25)

Bij een latere gelegenheid stelt de andere Judas (niet Iskariot wordt er bij vermeld (!)) de Here een vraag. Dan blijkt dat deze Judas de Here wel erkent als ‘zijn Heer’.

Judas, niet de Iskariot, zei tot Hem: Heer, en hoe komt het dat U Zichzelf aan ons zult openbaren en niet aan de wereld? (Johannes 14:22)

Zo nauwkeurig gaat de Heilige Geest om met de beschrijving van alles wat met Jezus Christus te maken heeft! Het mag ons bewust maken van het belang van dit onderwerp. Hieronder volgt een aantal voorbeelden waarin het ‘Heer zijn’ van Jezus Christus een bijzondere betekenis krijgt.

1. Jezus is Heer

De gekruisigde Jezus is Heer over alles. Dus niet alleen over de gelovigen, over Zijn gemeente, maar ook over alle boze machten (satan incluis), wereldlijke machten en de gehele schepping. Deze Heer wordt ‘Heer der Heerlijkheid’ genoemd. Zijn rijk is ‘heerlijkheid’. Hij kwam uit Zijn heerlijkheid naar de aarde. Hij keerde terug naar Zijn heerlijkheid in de hemel. En als Hij wederkomt zal Hij Zijn gemeente die heerlijkheid schenken.

die geen van de oversten van deze wereld heeft gekend (want als zij haar hadden gekend, zouden zij de Heer der heerlijkheid niet gekruisigd hebben); (1 Korinte 2:8)

Het woord dat Hij aan de zonen van Israël heeft gezonden, toen Hij vrede verkondigde door Jezus Christus – Deze is aller Heer(Handelingen 10:36)

2. Jezus is Heer van het geheel gemeentelijke leven

Zoals hierboven gezegd, de gekruisigde Jezus is Heer over alles. Dat ‘alles’ omvat eerst en vooral de gemeente. Zij dient in alle aspecten van het gemeentelijke en geestelijke leven gehoorzaam te zijn aan de Heer. Maar is ze dat ook? Helaas moeten we constateren dat dit niet het geval is. In al te veel aangelegenheden volgt de gemeente niet de wil van haar Heer, maar meent het beter te weten. Ik laat hier voorbeelden achterwege, want iedereen die enig geestelijk inzicht heeft, kan zo met een lijstje van betreurenswaardige lengte komen.

Als iemand meent een profeet te zijn of geestelijk, laat hij erkennen, dat wat ik u schrijf een gebod van de Heer is. (1 Korinte 14:37)

3. De dag des Heren

Ik verkondig niet de opvatting dat de zondag in plaats van de sabbat is gekomen. We doen er beter aan te onderkennen dat we niet ‘onder de wet’ zijn, en dat we ons derhalve in een andere situatie bevinden dan het volk Israël onder de wet. Een gebod ‘houd de zondag’ staat dan ook niet in het Nieuwe Testament. Wel staan er enkele aanwijzingen die ons leren dat áls er een bijzondere dag is, dit de eerste dag van de week zou moeten zijn.

Toen wij nu op de eerste dag van de week vergaderd waren om brood te breken, sprak Paulus, die de volgende dag zou vertrekken, hen toe en rekte zijn rede tot middernacht. (Handelingen 20:7)

Laat ieder van u op de eerste dag van de week bij zichzelf iets terzijde leggen en opsparen naardat hij welvaart heeft, opdat de inzamelingen niet pas gebeuren wanneer ik kom. (1 Korinte 16:2)

In Openbaring 1 komen we zelfs letterlijk de uitdrukking ‘de dag van de Heer’ tegen. Nu leren velen dat dit betekent dat Johannes in de geest enkele duizenden jaren vooruit werd geplaatst om van de ‘dag des Heren’ getuige te zijn. Hoe aannemelijk ook, dit lijkt niet de bedoeling van de tekst te zijn. Er staat namelijk letterlijk ‘de bij de Heer behorende dag’. En dan denken we toch in de eerste plaats aan de dag van de opstanding, de zondag.

Ik kwam in de Geest op de dag van de Heer, en ik hoorde achter mij een luide stem als van een bazuin, (Openbaring 1:10)

4. De tafel van de Heer

De tafel van de Heer is een verwijzing naar de maaltijd des Heren, ofwel het avondmaal. Dit gebeuren dient met de grootste eerbied en zorgvuldigheid te worden uitgevoerd. Bedenk dat de Heer gastheer is. Hij zegt ons ‘Neemt, eet, dit is Mijn lichaam. En, als Hij de drinkbeker aanreikt ‘Drinkt allen daaruit’. Het geschiedt aan ‘Zijn tafel’, het is ‘Zijn beker’, de ‘drinkbeker des Heren’.

U kunt niet de drinkbeker van de Heer drinken en de drinkbeker van de demonen; u kunt niet deelnemen aan de tafel van de Heer en aan de tafel van de demonen. (1 Korinte 10:21)

5. Het Woord

Het Woord van God is een bijzonder boek. Het stelt ons voortdurend vragen. Die vragen zijn gebaseerd op het feit dat de Schrijver van de Bijbel op de hoogte is van onze diepste zielenroerselen. Neem nu Psalm 139. De laatste twee verzen vormen een gebed.

23 Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart, toets mij en ken mijn gedachten;

24 Zie, of bij mij een heilloze weg is, en leid mij op de eeuwige weg. (Psalm 139:23-24)

Dit doorgronden van ons hart en beoordelen van onze gedachten gebeurt door middel van het Woord. Paulus schrijft in Hebreeën hoe dat werkt.

Want het woord van God is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard, en het dringt door tot verdeling van ziel en geest, zowel van gewrichten als van merg, en oordeelt de gedachten en overleggingen van het hart. (Hebreeën 4:12)

God kent ons hart. Als we verlangen te leven zoals God dat van ons vraagt, dan moeten we het Woord zijn werk laten doen. Dat kan alleen als we de Bijbel openen en lezen. Onvermijdelijk komen dan zonde en ongeloof aan het licht. Dat geldt voor ieder mens. Voor de gelovige geldt ook dat andere: het Woord reinigt.

25 (…) Christus heeft de gemeente liefgehad en heeft Zichzelf voor haar overgegeven,

26 opdat Hij haar zou heiligen, haar reinigend door de wassing met water door het woord,

27 opdat Hij de gemeente voor Zich zou stellen, heerlijk, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, maar opdat zij heilig en onberispelijk zou zijn. (Efeze 5:25-27)

Als Christus werkelijk onze Heer is, dan zal het luisteren naar en gehoorzamen van Zijn Woord voor ons een vreugde zijn. Paulus gaat echter nog een stap verder.

Laat het woord van Christus rijkelijk in u wonen, (…) (Kolosse 3:16)

Twee woorden vallen op: wonen en rijkelijk. Wonen wil zeggen dat het Woord ‘Zich thuis voelt in ons hart’. Dat kan alleen als er geen dingen zijn die met Gods wil in strijd zijn. Rijkelijk wil zeggen dat we er vol van zijn. Ons doen en laten, maar ook onze omgang met medegelovigen en ongelovigen wordt er door bestuurd. En daar ligt het kardinale punt. Het Woord kennen is één ding, het Woord toepassen in alle aspecten van ons leven is nog heel wat anders. Woont het Woord inderdaad rijkelijk in ons hart, dan mogen we zeggen dat we de Here Jezus niet alleen ‘Heer’ noemen, maar dat we Hem van harte gehoorzamen!