Bedelingen

Wie met een oprecht hart het Onze Vader bidt, doet niets verkeerds. Toch kon het wel eens zo zijn dat de christelijke bidder God en zichzelf daarmee tekort doet.

In mijn artikel Rekenen met tekenen heb ik enkele malen gewezen op het belang van het juist onderscheiden van bedelingen. C. Van der Haagen omschrijft het begrip in zijn boek Profetisch Perspectief als volgt.

De bijbel verdeelt “de tijd”, d.w.z. de gehele periode vanaf de schepping van Adam tot de nieuwe hemel en aarde, in zeven zogenaamde “bedelingen” van ongelijke duur. Vijf daarvan zijn reeds voorbijgegaan, in de zesde leven wij en de zevende moet nog komen. Het is “Gods plan der eeuwen”.

In dit artikel zijn twee bedelingen van belang, de bedeling van de wet en de bedeling van de genade. We leven nu in de bedeling van de genade (ook wel: genadetijd, tijd van de gemeente). Merk op dat de bedeling van de wet onderbroken wordt door de genadetijd. De genadetijd wordt afgesloten met de Opname van de gemeente.

1 Onschuld → Hof van Eden
2 Geweten → Voor de zondvloed
3 Menselijk bestuur → Na de zondvloed
4 Belofte → Aartsvaders
5a Wet → van Exodus tot aan het Kruis
6 Genade → van het Kruis tot aan de Opname
5b Wet → Grote Verdrukking
7 Koninkrijk → Duizendjarig Rijk

De bedeling van de Wet zou aanvankelijk in een keer doorlopen tot aan het Duizendjarig Rijk en worden afgesloten met de komst van de Messias. Vrijwel onmiddellijk daarna zou het Duizendjarig Rijk aanbreken. Mattheüs vertelt ons hoe de prediking van de komst van het Koninkrijk begon.

1 In die dagen nu trad Johannes de doper op en predikte in de woestijn van Judea

2 en zei: Bekeert u, want het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. (Mattheüs 3:1-2)

Het koninkrijk was nabij, want de Koning was gekomen! Later werden de discipelen door de Here Jezus Zelf uitgezonden om te prediken.

Als u nu heengaat, predikt aldus: Het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. (Mattheüs 10:7)

Maar Israël verwierp de Messias. Het is in Mattheüs 12 dat de leidslieden van Israël de Geest die in de Here Jezus werkzaam was bestempelden als een onreine geest, als de satan zelf.

Toen de farizeeën dit echter hoorden, zeiden zij: Deze drijft de demonen alleen maar uit door Beëlzebul, de overste van de demonen. (Mattheüs 12:24)

Dit was niets minder dan een lastering van de Heilige Geest, een zonde die niet zal worden vergeven.

(…) elke zonde en lastering zal de mensen worden vergeven; maar de lastering van de Geest zal niet worden vergeven. (Mattheüs 12:31)

De Here Jezus trok meteen de consequentie uit deze gang van zaken. Israël verwierp zijn koning. Daarom zou Israël ter zijde worden gesteld. Deze terzijdestelling wordt ons aan het begin van Mattheüs 13 symbolisch voorgesteld.

Op die dag ging Jezus uit het huis (= beeld van Israël) en ging zitten bij de zee (= beeld van de volken). (Mattheüs 13:1)

De verkondiging van het Koninkrijk van God veranderde van karakter. Geen openlijke aankondiging meer zoals dat tot op dat moment het geval was, maar een verkondiging voor ingewijden. Het viel de discipelen dan ook onmiddellijk op dat er iets was veranderd. Hun vraag aan de Here Jezus getuigde daarvan.

En de discipelen kwamen naar Hem toe en zeiden tot Hem: Waarom spreekt U in gelijkenissen tot hen? (Mattheüs 13:10)

Het antwoord van de Here Jezus is duidelijk. Hij wees op de profeet Jesaja die in zijn dagen al had geprofeteerd dat het zo zou lopen.

14 (…) aan hen wordt de profetie van Jesaja vervuld, die zegt: ‘Met het gehoor zult u horen en geenszins verstaan, en kijkend zult u kijken en geenszins zien;

15 want het hart van dit volk is vet geworden en hun oren zijn hardhorend geworden en hun ogen hebben zij gesloten, opdat zij niet misschien met hun ogen zien en met hun oren horen en met hun hart verstaan en zich bekeren, en Ik hen gezond maak’. (Mattheüs13:14-15)

Het criterium is geloof. De leidslieden van Israël geloofden niet dat Jezus van Nazareth de beloofde Messias was. De discipelen geloofden dat wel. En dus had de Here Jezus voor hen een heel andere boodschap.

16 Gelukkig echter uw ogen, omdat zij kijken, en uw oren, omdat zij horen;

17 want voorwaar, Ik zeg u, dat vele profeten en rechtvaardigen hebben begeerd te zien wat u aanschouwt, en zij hebben het niet gezien, en te horen wat u hoort, en zij hebben het niet gehoord. (Mattheüs 13:16-17)

Later zou de Here Jezus aan Nicodemus bevestigen dat geloof en de daarbij behorende wedergeboorte noodzakelijk was om de dingen aangaande het Koninkrijk te kunnen begrijpen.

Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: tenzij iemand opnieuw geboren wordt, kan hij het koninkrijk van God niet zien. (Johannes 3:3)

Verandering van karakter

We zien dus het volgende. In het Oude Testament werd door vele profeten voorzegd dat het Koninkrijk zou komen. Uit al die profetieën blijkt dat de komst van het koninkrijk gepaard zou gaan met het herstel van Israël. Dit herstel zou leiden tot grote zegen voor de volken en resulteren in vrede en gerechtigheid op aarde. In het evangelie van Mattheüs (dat de Here Jezus tekent als de Koning) verandert profetie in verkondiging. Het koninkrijk was nabij! Helaas werd deze prediking verworpen.

Dit betekende niet dat het koninkrijk werd uitgesteld. Integendeel, het is gekomen, maar kreeg een nieuw karakter. Dit was in het Oude Testament niet voorzegd. Dat is dan ook de reden waarom de Here Jezus van een geheimenis spreekt. Paulus geeft in zijn brief aan de Kolossenzen een eenvoudige definitie van een geheimenis.

(Een geheimenis is iets dat) alle eeuwen en geslachten verborgen is geweest, maar dat nu geopenbaard is aan zijn heiligen. (Kolosse 1:26)

Zoals we hierboven al zagen is dat wat de Here Jezus doet in Mattheüs 13. Hij openbaart geheimenissen.

Hij nu antwoordde en zei tot hen: Omdat het u (= de discipelen) is gegeven de verborgenheden (of: geheimenissen) van het koninkrijk der hemelen te kennen, maar hun (= het volk Israël) is het niet gegeven. (Mattheüs 13:11)

Werd Israël dikwijls vergeleken met een wijngaard, en ging het daarin om de druiven, nu verschuift het perspectief naar de wereld, die als een akker is. En in plaats van het zoeken naar te oogsten druiven, strooit de Zaaier het zaad van het Woord over de akker met als doel een nieuwe oogst. Uit de gelijkenis van de Zaaier blijkt overigens dat niet al het gezaaide zaad oogst oplevert. De gelijkenis van het goede zaad leert ons dat niet alleen de Zaaier zaait, maar ook Zijn tegenstander: ‘een vijandig mens’ in de gelijkenis. Deze laatste zaait dolik: als plant lijkt de dolik precies op de tarwe, maar als de vrucht rijp is, is er wel duidelijk onderscheid. Uit het verband blijkt dat zaad (goed of fout) niet alleen ziet op de verkondiging, maar ook op mensen.

37 (…) Hij die het goede zaad zaait, is de Zoon des mensen,

38 de akker is de wereld, het goede zaad, dat zijn de zonen van het koninkrijk,

39 de dolik zijn de zonen van de boze (…). (Mattheüs 13:37-39)

Hieruit mogen we concluderen dat het koninkrijk der hemelen bestaat uit allen die zich met de naam christen tooien. Dat kunnen ware gelovigen zijn (de tarwe), het kunnen naamchristenen zijn (dolik). Wij mensen zien geen verschil. Pas als de oogsttijd daar is zal duidelijk worden wie tarwe was en wie dolik. Duidelijk is in ieder geval dat allen die tarwe zijn zullen worden opgenomen, terwijl de dolik-mensen achterblijven ten tijde van de Opname. Tot die tijd is het koninkrijk der hemelen een ‘gemengd gezelschap’.

De Here Jezus vertelt echter nog meer in Mattheüs 13. Twee korte gelijkenissen onthullen een groot geheimenis.

44 Het koninkrijk der hemelen is gelijk aan een schat, in de akker verborgen, die een mens vond en verborg; en vanwege zijn blijdschap daarover gaat hij heen en verkoopt alles wat hij heeft, en koopt die akker.

45 Het koninkrijk der hemelen is eveneens gelijk aan een koopman die mooie parels zocht;

46 toen hij nu een zeer kostbare parel gevonden had, ging hij weg en verkocht alles wat hij had, en kocht die. (Mattheüs 13:44-46)

De akker is de wereld, de Here Jezus heeft deze akker gekocht. Hij heeft daarom recht op deze wereld, inclusief alles wat zich op de wereld bevindt. Het was de schat die maakte dat Hij alles verkocht. Hij kocht de wereld en verwierf zich de gemeente. In deze gelijkenis moeten we onder gemeente de afzonderlijke gelovigen verstaan. Een echte schat bestaat immers ook uit vele kostbare voorwerpen, bijvoorbeeld een groot aantal gouden munten.

In de gelijkenis van de parel gaat het ook om de gemeente. De Here Jezus zocht en vond. Wie zoekt weet wat hij zoekt, zo ook de Here Jezus. Immers, de gemeente was al voor de grondlegging van de wereld gekend. In dit beeld gaat het daarom om de gemeente als één geheel, één schitterende parel. Een parel wordt gevormd in een oester als daar een zandkorrel naar binnen komt. Dit irriteert het zachte vlees. De oester legt daarom laagjes parelmoer om de scherpe buitenkant van de zandkorrel heen. En zo komt de parel tot stand als direct gevolg van lijden. Een prachtig beeld van het lijden van de Here Jezus op Golgotha.

Eerste conclusie

Laten we de boodschap van het evangelie van Mattheüs kort samenvatten.

Tot en met hoofdstuk 12 vertelt Mattheüs over de verkondiging van het voor Israël beloofde Koninkrijk. De Koning was gekomen. Onder Zijn rechtvaardige regering zou Israël eindelijk de positie gaan innemen die het al eeuwen lang was beloofd, maar vanwege ongeloof en ongehoorzaamheid niet had ontvangen. Helaas herhaalde de geschiedenis zich. Ook nu moest de Koning constateren dat Israël niet wilde. Hoofdstuk 12 geldt als voorlopig dieptepunt als de leiders van het volk de Heilige Geest lasteren.

Maar hiermee was alles niet verloren, integendeel. De Here Jezus verlegt Zijn werkterrein van Israël naar de wereld. De komst van het Koninkrijk krijgt nu een ander, (voorlopig) karakter. Het draagt de naam Koninkrijk der Hemelen, omdat de troon in de hemel staat, niet op aarde. Binnen dit Koninkrijk bevinden zich gelovigen en ongelovigen. Ook vernemen we van de komst van de Gemeente. De Here Jezus spreekt van een schat, beeld van talloze voorwerpen van waarde, de door wedergeboorte tot kinderen van God geworden gelovigen. Maar Hij vertelt ook over de kostbare parel, waarmee de Gemeente als geheel wordt bedoeld.

Dit alles heeft gevolgen voor de prediking. De Bergrede en andere toespraken van de Here Jezus uit hoofdstuk 1-12 waren gericht tot de toekomstige burgers van het Duizendjarig Rijk, waaronder de discipelen. Bij nauwkeurige lezing zien we duidelijk de sporen van dit alles. Binnen het kader van dit artikel beperk ik me nu verder tot het Onze Vader.

Het Onze Vader

Men zegt wel eens dat Johannes 3:16 het bekendste Bijbelvers is. Dat zou best eens zo kunnen zijn, ware het niet dat er ook nog het gebed is dat we kennen als ‘het Onze Vader’. Dit gebed wordt al eeuwen lang, talloze malen per dag over de gehele wereld gebeden. Het wordt uitgesproken, het wordt gezongen. In het latijn is het bekend onder de naam Pater Noster. We vinden het in Mattheüs 6.

5 En wanneer u bidt, zult u niet zijn als de huichelaars; want die zijn er zeer op gesteld om in de synagogen en op de hoeken van de straten te staan bidden om door de mensen gezien te worden. Voorwaar, Ik zeg u dat zij hun loon al hebben.

6 Maar u, wanneer u bidt, ga in uw binnenkamer, sluit uw deur en bid tot uw Vader, Die in het verborgene is; en uw Vader, Die in het verborgene ziet, zal het u in het openbaar vergelden.

7 Als u bidt, gebruik dan geen omhaal van woorden zoals de heidenen, want zij denken dat zij door de veelheid van hun woorden verhoord zullen worden.

8 Word dan aan hen niet gelijk, want uw Vader weet wat u nodig hebt, voordat u tot Hem bidt.
9 Bidt u dan zo: Onze Vader, Die in de hemelen zijt. Uw Naam worde geheiligd.

10 Uw Koninkrijk kome. Uw wil geschiede, zoals in de hemel zo ook op de aarde.
11 Geef ons heden ons dagelijks brood.
12 En vergeef ons onze schulden, zoals ook wij onze schuldenaren vergeven.

13 En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. [Want van U is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, tot in eeuwigheid. Amen.] (Mattheüs 6:5-13)

Wil men het gebed goed op waarde schatten dan is het allereerst nodig het in zijn verband te lezen. In dit geval dus vanaf Mattheüs 6:5. En dan zien we dat de Here Jezus zijn discipelen allereerst uitlegt hoe men niet moet bidden.

Bid niet om op te vallen (zoals de huichelaars doen), maar bid in je eentje, in je binnenkamer. De mensen zien je dan niet, maar je hemelse Vader wel. Maar ook opvallend luid bidden, ‘mooi bidden’ of lang bidden kunnen vormen van aandachttrekkerij zijn.

Gebruik weinig woorden voor je gebed. Dat wil o.a. zeggen dat het niet de bedoeling is voortdurend hetzelfde te zeggen en dat maar eindeloos te herhalen. Zo bidden katholieken gedachteloos (?) rozenkransen en draaien boeddhisten hun gebedswielen. Maar de kans op verhoring wordt niet groter door veel en vaak hetzelfde te bidden. Dat is een heidens gebruik. Het is een misplaatste vorm van ‘goede werken’.


 

Rozenkrans

Het Onze Vader is een vast onderdeel van de zogenaamde rozenkrans. Een rozenkrans of paternoster is een gebedssnoer in gebruik in de Rooms-Katholieke Kerk. Het rozenkransgebed bestaat uit het bidden van het Onze Vader (15 maal) en het Weesgegroet (150 maal) door de rozenkrans driemaal te doorlopen.

Hoewel het zeker goede elementen bevat – zo wordt tijdens het bidden van de rozenkrans het leven, het lijden en de verrijzenis van Jezus overwogen, komt het voortdurend herhalen van dezelfde woorden dicht in de buurt van heidense gebedsmolens en mantra’s.


 

Gebedsmolen

Op de buitenzijde van de cilinder staat een gebed of een mantra geschreven. Volgens het Tibetaans boeddhisme heeft het ronddraaien van een gebedsmolen hetzelfde effect als het uitspreken van gebeden of mantra’s.


Een uitzondering

Een uitzondering op het door de Here Jezus afgekeurde bidden van steeds dezelfde woorden vormt het herhaald bidden voor een bepaalde zaak, zonder daarbij steeds dezelfde bewoordingen te gebruiken in de veronderstelling dat de verhoring in de letterlijke herhaling zit. De gelijkenis van de onrechtvaardige rechter is daar een mooi voorbeeld van.

1 Hij nu sprak ook een gelijkenis tot hen, met het oog daarop dat zij altijd moesten bidden en niet moedeloos worden

(…)

7 Zal God dan zijn uitverkorenen geenszins recht verschaffen, die dag en nacht tot Hem roepen, en laat Hij hen lang wachten? (Lukas 18:1-7)

Voor wie bedoeld?

Het Onze Vader is niet voor christenen bedoeld. De Here Jezus onderwees dit gebed in de tijd dat de Joodse wet nog van kracht was. De Gemeente was nog niet geboren. Kijken we kort naar een voorbeeld: In de zaligsprekingen spreekt de Here Jezus op een bepaald moment de volgende woorden.

Gelukkig de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven. (Mattheüs 5:5)

Wij christenen weten dat dit niet de toekomst is waarnaar wij mogen uitzien. Onze toekomst ligt in het Vaderhuis.

2 In het huis van mijn Vader zijn vele woningen; als het niet zo was, zou Ik het u hebben gezegd, want Ik ga heen om u plaats te bereiden.

3 En als Ik ben heengegaan en u plaats heb bereid, kom Ik weer en zal u tot Mij nemen, opdat ook u zult zijn waar Ik ben. (Johannes 14:2-3)

Israël daarentegen leefde wel uit de verwachting van een aardse toekomst. Het Oude Testament geeft daar op vele plaatsen getuigenis van.

Maar de zachtmoedigen zullen de aarde bezitten en vreugde scheppen in grote vrede. (HSV)(Psalm 37:11)

De Heilige Geest moest nog worden uitgestort. Zolang dat nog niet het geval was, wilde de Here Jezus zijn discipelen een aanwijzing geven hoe te bidden.

Het Onze Vader valt geheel binnen deze Joodse sfeer. Dus moeten we concluderen dat het Onze Vader bestemd is voor de discipelen en allen die het koninkrijk verwachten totdat de genadetijd aanbreekt, een soort tussentijd dus.

Het einde van deze tussentijd wordt door de Here Jezus gemarkeerd als Hij uitlegt dat de christenen op een andere grondslag bidden dan de discipelen van het Koninkrijk.

23 (…) alles wat u de Vader zult bidden in mijn naam, zal Hij u geven.

24 Tot nu toe hebt u niets gebeden in mijn naam; bidt en u zult ontvangen, opdat uw blijdschap volkomen zal zijn. (Johannes 16:23-24)

Het Onze Vader is een gebed dat niet wordt gebeden in de naam van Jezus. Christenen bidden juist wel in de naam van Jezus. Daarenboven bidden christenen in de Geest.

(…) terwijl u te allen tijde bidt in de Geest met alle gebed en smeking, en daartoe waakt met alle volharding en smeking voor alle heiligen (Efeze 6:18)

Raamwerk

Het Onze Vader is geen kant-en-klaar gebed, bedoeld voor dagelijks gebruik. Het is veeleer een raamwerk, waarin de essentiële onderdelen die in een gebed aan bod dienen te komen in de juiste volgorde worden benoemd.

Het gebed begint met zaken die Gods eer betreffen. Daarna komen onze belangen aan bod. Zo geformuleerd zal iedereen ogenblikkelijk zeggen: ‘Logisch!’ Eerst God, dan de mensen. Helaas, in de praktijk gaat het (ook in het christelijke gebed!) vaak anders. We vallen als het ware meteen met de deur in (Gods!) huis en doen ons beklag, of verwoorden onze behoeften. De Here Jezus leert hier zijn discipelen dat God de eerste plaats moet hebben, ook in ons gebed.

Onze behoeften worden vervolgens samengevat in de bede ‘geef ons heden ons dagelijks brood’. Iedereen zal kunnen begrijpen dat voor een normaal menselijk leven meer noden dienen te worden gelenigd dan alleen ‘dagelijks brood’. Alle benodigdheden uit het dagelijks leven mogen hier aan bod komen. Overigens heeft de Here Jezus in Mattheüs 6:25-34 gezegd, dat God weet dat we onze dagelijkse behoeften hebben, en dat Hij daar dan ook in voorziet.

‘Elkaar vergeven’ is het derde punt. In deze bede zien we heel duidelijk dat het Onze Vader een andere grondslag heeft dan het bidden van de christen. De bede om vergiffenis zal worden verhoord, indien wij ook weten te vergeven. Het staat er als een voorwaarde. Willen wij niet vergeven, dan zal God ons ook niet vergeven. Hier beluisteren we de wet. De christen staat echter op de grond van de genade.

Maar weest jegens elkaar goedertieren, welgezind, elkaar vergevend, zoals ook God in Christus u vergeven heeft. (Efeze 4:32)

De grondslag voor het vergeven door een christen is in de Genadetijd gelegen in Gods vergiffenis. U ziet, dat is een omkering van zaken!

De vierde bede is ‘leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze’. Ook hier zien we een duidelijk verschil met de christelijke positie. Deze vierde bede bestaat uit twee delen. De eerste is de vraag niet in verzoeking te hoeven terecht te komen. Die verzoeking zou er toe kunnen leiden dat de bidder de Vader zou verloochenen. De verzoeking komt van de verzoeker, de satan. Daarom mag de bidder meteen ook vragen of de Vader satan bij hem uit de buurt wil houden. Anders gezegd, de satan vormt nog een reële bedreiging. De niet-wedergeboren mens staat machteloos tegenover de duivel.

De christelijke positie is ook hier geheel anders. Christus ging in de dood om satan zijn macht te ontnemen en hem zijn prooi te ontrukken.

(…) opdat Hij door de dood te niet zou doen hem die de macht over de dood had, dat is de duivel (Hebreeën 2:14)

Als iemand zich bekeert dan ontvangt zo iemand vergeving op grond van het werk op het kruis en wordt hij ontrukt aan satans macht doordat Christus satan verslagen heeft door in de dood te gaan. Wel heeft satan nog steeds bewegingsvrijheid om het ook de christen moeilijk te maken. Maar anders dan de discipelen van het koninkrijk bidt de christen niet of de Vader de satan van hem wil weghouden. De christen heeft de positie van Christus ontvangen, en is in Hem overwinnaar. Daarom roepen Paulus, Jakobus en Petrus ons op ons teweer te stellen in de kracht van Christus.

Doet de hele wapenrusting van God aan, om te kunnen standhouden tegen de listen van de duivel. (Efeze 6:11)

(…) Weerstaat echter de duivel en hij zal van u vluchten. (Jakobus 4:7)

8 Weest nuchter, waakt; uw tegenpartij, de duivel, gaat rond als een brullende leeuw, op zoek wie hij zou kunnen verslinden.

9 Weerstaat hem, standvastig in het geloof (…) 1 Petrus 5:8-9

Ten slotte is er nog de bede ‘Want van U is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, tot in eeuwigheid. Amen.’ Hierover kunnen we kort zijn. De oudste handschriften hebben deze woorden niet. De meeste vertalingen zetten hem tussen haken. Je kunt je niet aan de indruk onttrekken dat de bedoeling van deze toevoeging was het Onze Vader meer de gedaante van een gebed te geven. Daarmee wordt ook duidelijk dat men wel aanvoelde dat het Onze Vader niet perse bedoeld is om letterlijk zo te worden gebeden. Zoals gezegd, het is eerder een raamwerk. De Here Jezus geeft aan welke elementen in een gebed aan de orde dienen te komen en in welke volgorde. Het is aan de bidder hier nader invulling aan te geven.

Grote Verdrukking

We keren nog even terug naar de bedelingen. In dit artikel kwamen twee aan de orde, die van de wet en die van de genade. Ook hebben we gezien dat de bedeling van de wet eigenlijk uit twee delen bestaat. Een eeuwenlang deel voordat de bedeling van de genade aanbrak, en een kort zevenjarig deel, nadat de bedeling van de genade afgerond is.

5a Wet → van Exodus tot aan het Kruis
6 Genade → van het Kruis tot aan de Opname
5b Wet → Grote Verdrukking

Feitelijk is de Grote Verdrukking de tweede helft van de zevenjarige periode, omdat de meeste uitleggers het erover eens zijn dat halverwege de zeven jaar de antichrist zijn masker zal afrukken om zijn ware aard te tonen.

21 Want er zal dan een grote verdrukking zijn zoals er niet geweest is van het begin van de wereld af tot nu toe en er ook geenszins meer zal komen.

22 En als die dagen niet werden verkort, zou geen enkel vlees behouden worden, maar terwille van de uitverkorenen zullen die dagen worden verkort. (Mattheüs 24:21-22)

Het zal een vreselijke tijd zijn. Zacharia meldt dat het volk Israël het zwaar te verduren krijgt.

8 In het gehele land, luidt het woord des Heren, zullen twee derden uitgeroeid worden en de geest geven, maar een derde zal daarin overblijven.

9 Dat derde deel zal Ik in het vuur brengen, en Ik zal hen smelten, zoals men zilver smelt, ja hen louteren, zoals men goud loutert. Zij zullen mijn naam aanroepen en Ik zal hen verhoren. Ik zeg: Dat is mijn volk; en zij zullen zeggen: De Here is mijn God. (Zacharia 13:8-9)

Het is bijna niet voor te stellen, maar deze profetie lijkt te zeggen dat tweederde van het volk Israël uitgeroeid zal worden. Sinds de holocaust gedurende de Tweede Wereldoorlog weten we helaas maar al te goed, dat zoiets mogelijk is. Staat Israël dan nog een holocaust te wachten? Het heeft er alle schijn van.

Een derde zal overblijven, en naar alle waarschijnlijk de basis vormen van het Israël dat tijdens het Duizendjarig Rijk tot grote bloei zal komen. Maar ook voor dat derde deel zal de Grote Verdrukking een verschrikkelijke tijd zijn. En tijdens die afschuwelijke jaren zal het Onze Vader pas echt en voor het laatst worden gebeden door diegenen voor wie het bedoeld was. Daarom nu opnieuw de woorden van het Onze Vader, met een op de Grote Verdrukking toegesneden toelichting.

(…) Onze Vader, Die in de hemelen zijt. Uw Naam worde geheiligd.

 

God de Vader is in de hemel. Hij is uiteraard ook op aarde (want Hij is alomtegenwoordig), maar Zijn troon staat in de hemel. Op aarde staat ook een troon, die van de antichrist. Deze afschuwelijke figuur doet niets anders dan God lasteren, Diens Naam ontheiligen. Dat zal ware gelovigen door merg en been gaan. Maar ze bidden, vragen God of Hij wil zorgdragen voor het heiligen van Zijn Naam.
Uw Koninkrijk kome. Uw wil geschiede, zoals in de hemel zo ook op de aarde.

 

Gelovigen in de Grote Verdrukking zullen weet hebben van de zeven jaar die deze vreselijke tijd zal duren. Ze weten ook dat daarna het Duizendjarig Rijk zal aanbreken. Vurig bidden ze om de komst van het koninkrijk voor Israël, dat al zo lang beloofd is. Dan zal Gods wil ook op aarde worden gedaan, op een manier zoals dat nog nooit eerder het geval was. In de hemel werd Gods wil altijd al gedaan, op aarde zal het ook zo worden.
Geef ons heden ons dagelijks brood.

 

De antichrist zal een systeem invoeren waardoor het voor gelovigen onmogelijk wordt te kopen en verkopen. Voedsel zal heel moeilijk te verkrijgen zijn. Maar God weet dat ze voedsel nodig hebben. Lang geleden in de woestijn, verzag Hij het volk van al het nodige. Deze bede zal in de Grote Verdrukking dikwijls gehoord worden – de urgentie is heel groot, groter dan wat we ons (zelfs in moeilijke tijden) kunnen voorstellen.
En vergeef ons onze schulden, zoals ook wij onze schuldenaren vergeven.

 

Vervolging leidt tot heiliging – denk aan de analogie van edele metalen die in vuur van verontreiniging worden ontdaan. De gelovigen zullen steeds scherper gaan zien dat al deze ellende het gevolg is van hun zonden. Voldoende reden om God te vragen om vergeving. De heiliging brengt ook meteen het besef met zich mee dat vergeving krijgen niet los staat van vergeving schenken
En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.

 

Wat zal de verzoeking hevig zijn! De satan zet in de persoon van de antichrist alles op alles om de mensheid zover te krijgen dat ze hem aanbidden. Wie niet meewerkt, zal worden vervolgd en gedood. Blijf dan maar eens staande! Dat kan alleen in Gods kracht. Vandaar de bede of God hen niet aan de woede van satan wil overlaten, maar wil verlossen van dit vreselijke kwaad.

Conclusie

Het Onze Vader is geen kant-en-klaar gebed. Het is een raamwerk, een beknopte aanwijzing hoe te bidden, wat te bidden, en in welke volgorde. De Here Jezus verwachtte van zijn discipelen dat ze aan de onderdelen in eigen woorden invulling zouden geven, waar mogelijk of nodig met een persoonlijker toets.

Het Onze Vader is niet bestemd voor de christen. Uit talrijke voorbeelden valt af te leiden dat het past in de Joodse sfeer, als onderdeel van de bedeling van de wet. Toch is het Onze Vader het meest gebeden gebed in de christenheid. En dat is opmerkelijk.

De christen mag immers vrijelijk naderen tot God. Dat is een onvoorstelbaar groot voorrecht, wat in geen enkel opzicht mag worden vervangen door menselijke bedenksels en regelgeving.

Aan de andere kant, wie met een oprecht hart het Onze Vader bidt, doet daarmee niets verkeerds. Maar het is zo weinig, zo schraal in vergelijking met de voorrechten die God de christen in Zijn Zoon heeft gegeven.

19 Daar wij dus, broeders, vrijmoedigheid hebben om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus,

20 langs de nieuwe en levende weg die Hij ons heeft ingewijd door het voorhangsel heen, dat is zijn vlees,

21 en wij een grote priester over het huis van God hebben,

22 laten wij naderen met een waarachtig hart, in volle zekerheid van het geloof, de harten door besprenkeling gezuiverd van het kwaad geweten en het lichaam gewassen met rein water. (Hebreeën 10:19-22)