Melchisedek: koning en priester
We hebben gezien hoe Aäron de hogepriester type was van de Here Jezus als Hogepriester. Zonder nu opnieuw op de taken van de hogepriester in te gaan, moeten we onder ogen zien dat dit type zijn beperkingen heeft. Ja, de Here Jezus is Hogepriester en over dat Hogepriesterschap valt veel te leren als we de persoon, de kleding en de taken van de Oudtestamentische hogepriester bestuderen. Dé beperking was echter dat Aäron een sterfelijk mens was. Hij kon dus alleen maar tijdelijk hogepriester zijn. Bovendien was hij een zondig mens. Daarom moest hij behalve offers voor het volk ook offers voor zichzelf brengen. Beide aspecten – sterfelijk en zondig – kunnen niet op de Here Jezus van toepassing zijn. Daarom was een tweede type nodig om het ‘betere’ van de Here Jezus (zoals de schrijver van de Hebreeënbrief het benoemt) als Hogepriester te begrijpen. Dat type is Melchisedek. David profeteert in Psalm 110 dat de Here Jezus eeuwig priester zal zijn ‘naar de ordening van Melchisedek’.
De HEERE heeft gezworen, en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt Priester in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizédek. (SV)(Psalm 110:4)
Dus niet alleen in het Nieuwe Testament wordt Melchisedek opgevoerd als type, al in het Oude Testament wordt aangekondigd dat de Here Jezus eeuwig priester zal worden – en dat Melchisedek model staat. Wat staat er in de brief aan de Hebreeën over Melchisedek geschreven?
1 Want deze Melchizedek, koning van Salem, priester van God de Allerhoogste, die Abraham tegemoet ging toen hij van het verslaan van de koningen terugkeerde, en hem zegende,
2 aan wie ook Abraham een tiende van alles gaf, is in de eerste plaats naar de uitleg van zijn naam: koning van de gerechtigheid, en vervolgens ook: koning van Salem, dat is koning van de vrede,
3 en terwijl hij zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsregister, zonder begin van dagen of einde van leven is, maar op de Zoon van God lijkt, blijft hij priester voor altijd.
4 Aanschouwt nu hoe groot deze was, aan wie zelfs de aartsvader Abraham een tiende van de buit gaf. (Hebreeën 7:1-4)
Allereerst valt op dat Melchisedek zowel koning als priester is. In Israël was dat onmogelijk. De koning kwam uit de stam Juda, de hogepriester uit de stam Levi. Het was bovendien niet ‘slechts’ onmogelijk, het was zelf verboden voor een koning om priesterlijke taken uit te voeren. Berucht in dit verband is de misstap van Uzzia.
16 Maar toen hij (SK: Uzzia) machtig geworden was, werd zijn hart zo hoogmoedig, dat hij zeer snood handelde en ontrouw werd jegens de Here, zijn God, door de tempel des Heren binnen te gaan om op het reukofferaltaar reukwerk te ontsteken.
17 Maar de priester Azarja ging hem achterna en met hem tachtig priesters des Heren, flinke mannen,
18 En zij stelden zich tegenover koning Uzzia en zeiden tot hem: U komt het niet toe, Uzzia, reukwerk te ontsteken voor de Here, maar de priesters, de zonen van Aäron , die geheiligd zijn om reukwerk te ontsteken. Ga uit het heiligdom, want gij zijt ontrouw en het zal u niet tot eer gerekend worden door de Here God.
19 Toen werd Uzzia toornig; het wierookvat om reukwerk te ontsteken was in zijn hand. En terwijl hij tegen de priesters toornde, brak de melaatsheid uit aan zijn voorhoofd ten aanschouwen van de priesters, in het huis des Heren bij het reukofferaltaar.
20 De hogepriester Azarja en al de priesters keerden zich naar hem toe en zie, hij was melaats aan het voorhoofd; toen dreven zij hem haastig vandaar weg, en ook hij zelf haastte zich naar buiten te gaan, want de Here had hem geslagen.
21 Koning Uzzia nu was melaats tot de dag van zijn dood. En als melaatse woonde hij in een afgezonderd huis, want hij was uitgesloten van het huis des Heren. (…) (2 Kronieken 26:16-21)
Bij Melchisedek lag dit geheel anders. Hij was koning én priester. Bedenk daarbij dat de geschiedenis van Abraham en Melchisedek speelde ver voor het ontstaan van Israël. Van wetgeving als op de Sinaï was derhalve nog geen sprake. Verder is opvallend dat we nergens in de Bijbel gegevens vinden over zijn voorgeslacht, nageslacht of geboorte- dan wel sterfjaar. Voor de Bijbellezer verschijnt hij als het ware plotseling ‘uit het niets’, en verdwijnt hij ook even geruisloos weer.
Melchisedek: Priester
In tegenstelling tot Aäron was Melchisedek geen hogepriester. Dat kon ook niet, want er was maar één priester. Aäron daarentegen was een hogepriester die door vele priesters werd ondersteund. Melchisedek was priester van God de Allerhoogste. Dat duidt op een hoge positie. En dat blijkt, want Abraham wordt door Melchisedek gezegend. Veelzeggend in dit verband is de opmerking van de schrijver van Hebreeën.
Nu is het onwedersprekelijk, dat het mindere door het meerdere wordt gezegend. (NBG)(Hebreeën 7:7)
Daarnaast geeft Abraham aan Melchisedek een tiende van het beste van de buit verkregen uit de overwinning op de koningen (Genesis 14). ‘Aanschouwt nu hoe groot deze was,’ roept de schrijver van Hebreeën uit – Melchisedek dus.
Verder moeten we vaststellen dat Melchisedek priester was voor altijd, niet voor een in tijd begrensde periode. Hij had geen voorganger, hij had geen opvolger.
(…) zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsregister, zonder begin van dagen of einde van leven is, maar op de Zoon van God lijkt, blijft hij priester voor altijd. (Hebreeën 7:3)
Soms wordt onderwezen dat Melchisedek een verschijning van Christus is, een soort pre-incarnatie. Maar dat kan niet kloppen. De Hebreeëntekst stelt heel duidelijk dat Melchisedek in een aantal aspecten ‘lijkt op de Zoon van God’. Melchisedek is een type van de Here Jezus, omdat we iets kunnen leren over de Here Jezus. Daarom ook moeten we ‘zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsregister, zonder begin van dagen of einde van leven’ niet letterlijk nemen. In Hebreeën wordt ons op Melchisedek gewezen, vanwege de manier waarop hij in Genesis wordt getekend. En dan zien we inderdaad dat ons niets wordt medegedeeld over het voorgeslacht van Melchisedek, of over zijn nageslacht. Evenmin wordt ons verteld of en wanneer hij werd geboren, en wanneer hij stierf. In deze tekening lijkt hij dus op de Here Jezus. En omdat deze overeenkomsten er zijn, is Melchisedek geschikt als type van de Here Jezus, om – hetzij nogmaals gezegd, van de andere eigenschappen van Melchisedek nieuwe en belangrijke dingen te leren over de Here Jezus.
Melchisedek: Koning
De naam Melchisedek betekent ‘mijn koning is gerechtigheid’. Hij was koning van Salem, priester van God de Allerhoogste. Salem betekent ‘vrede’, hij is dus ook ‘koning van de vrede’. De meeste uitleggers zijn het er over eens dat Salem het latere Jeruzalem is. Voor die opvatting vinden we ondersteuning in Psalm 76.
2 God is bekend in Juda, zijn naam is groot in Israel;
3 In Salem was immers zijn tent, en op Sion zijn woning; (Psalm 76:2-3)
Juda wordt genoemd (Jeruzalem ligt in Juda), en in vers 3 wordt het ‘In Salem was zijn tent’, gelijkgesteld aan ‘en op Sion zijn woning’. Misschien mogen we stellen dat de bevolking van Salem ten tijde van Melchisedek God de Allerhoogste diende. Later is men weer teruggevallen in het heidendom.
Melchisedek: type van de Here Jezus
- Priester voor altijd
Melchisedek is ‘zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsregister, zonder begin van dagen of einde van leven’. Daarin lijkt hij op de eeuwige Zoon van God.
(…) zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsregister, zonder begin van dagen of einde van leven is, maar op de Zoon van God lijkt, blijft hij priester voor altijd. (Hebreeën 7:3)
- Koning van de gerechtigheid, Koning van de vrede
Hoewel Melchisedek priester was, stamde hij, net als de Here Jezus niet af van Levi. Melchisedek was ‘naar de uitleg van zijn naam: koning van de gerechtigheid, en vervolgens ook: koning van Salem, dat is koning van de vrede’.
aan wie ook Abraham een tiende van alles gaf, is in de eerste plaats naar de uitleg van zijn naam: koning van de gerechtigheid, en vervolgens ook: koning van Salem, dat is koning van de vrede, (Hebreeën 7:2).
De Here Jezus zal een rechtvaardige Heerser zijn volgens een profetie uit Jeremia:
Zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat Ik aan David een rechtvaardige Spruit zal verwekken; die zal als koning regeren en verstandig handelen, die zal recht en gerechtigheid doen in het land. (Jeremia 23:5)
In Hebreeën staat dat Melchisedek Abraham zegende, dat is ‘hem die de beloften had’.
maar hij die zich niet tot hun geslacht kon rekenen (SK: Melchisedek), heeft tienden genomen van Abraham en hem die de beloften had gezegend. (Hebreeën 7:6)
Tijdens het Duizendjarig Vrederijk zal de Here Jezus Israël zegenen en tot een zegen maken.
Gelijk gij onder de volken een vervloeking geweest zijt, o huis van Juda en huis van Israël, zo zult gij, doordat Ik u heil schenk, een zegen worden; vreest niet, laten uw handen sterk zijn. (Zacharia 8:13)
- ‘Standplaats’: Jeruzalem
Melchisedek was koning en priester in Salem, het latere Jeruzalem. De Heer Jezus zal vanuit Jeruzalem over de aarde regeren. Jeruzalem is de stad van de grote Koning.
34 Maar Ik zeg u helemaal niet te zweren, niet bij de hemel, want hij is de troon van God;
35 niet bij de aarde, want zij is de voetbank voor zijn voeten; niet bij Jeruzalem, want zij is de stad van de grote Koning; (Mattheus 5:34-35).
- In het Duizendjarig Rijk zullen de volken hun rijkdommen naar Jeruzalem brengen
Melchisedek ontving van Abraham de tiende (van het beste van de buit van de verslagen koningen).
maar hij die zich niet tot hun geslacht kon rekenen (SK: Melchisedek), heeft tienden genomen van Abraham (…). (Hebreeën 7:6)
5 Dan zult gij het zien en stralen van vreugde; uw hart zal zich ontroerd verruimen, want tot u zal de rijkdom der zee zich wenden, het vermogen der volken zal tot u komen.
11 En uw poorten zullen bestendig openstaan, dag noch nacht zullen zij gesloten worden, opdat men tot u inbrenge het vermogen der volken, (…). (Jesaja 60:5, 11)