Deprimerende informatie

Gelovigen die vertrouwd zijn met de brieven van Paulus aan Thessalonica zullen vaak denken aan 1 Thessalonica 4. We lezen daar tamelijk gedetailleerd over de Opname en hoe de volgorde van de gebeurtenissen zal zijn. De wetenschap dat er een Opname komt heeft consequenties, schrijft Paulus. Het mag ons rust en zekerheid geven. Veel mensen leven in (geestelijke) duisternis. Zij hebben geen weet van deze dingen en kijken onzeker naar wat de toekomst brengen zal. Als het gaat over de dag des Heren weet de gelovige dat die zal komen als een dief in de nacht (1 Thessalonica 5:2), voor ongelovigen althans. Dat is bij gelovigen niet het geval. Tenminste, bij die gelovigen die hun Bijbel kennen. Gelovigen verkeren niet in de duisternis, zij zullen niet door die dag (de dag des Heren) worden overvallen. Waarom niet? Omdat God ons niet heeft bestemd tot toorn, maar tot het verkrijgen van de behoudenis door onze Heer Jezus Christus. Anders gezegd, de toorn (die op de Dag des Heren) openbaar zal worden, zal de gelovigen niet treffen. Zij zijn middels de Opname in veiligheid gebracht. Wij weten immers dat de Here Jezus voor ons is gestorven, opdat wij samen met Hem leven. Wij verwachten niet de Dag des Heren, maar de Dag van de Opname.

Want ons burgerschap is in de hemelen, waaruit wij ook de Heer Jezus Christus als Heiland verwachten (Filippi 3:20)

Daarom is het van belang de werkelijkheid in Bijbels licht te bezien. Er gebeurt van alles, en een mens zou er bang van worden. En werkelijk, velen zijn bang, laten zich angst aanjagen, waaronder helaas ook veel gelovigen. Laten we eens een bekende passage uit Jesaja 43 bekijken.

11 Ik, Ik ben de Here, en buiten Mij is er geen Verlosser.

12 Ik heb verkondigd, verlost en doen horen, en ben geen vreemde onder u; gij toch zijt mijn getuigen, luidt het woord des Heren, en Ik ben God.

13 Ook voortaan ben Ik dezelfde en niemand redt uit mijn hand. Ik werk, en wie zal het keren? (Jesaja 43:11-13)

Deze woorden (gesproken tot Israël) hebben een wonderlijke zeggingskracht voor de christenen vandaag de dag. Ja, Christus is Here. Er is onder de hemel geen andere Naam gegeven waardoor wij behouden moeten worden. De Here heeft het evangelie verkondigd, heeft de apostelen het evangelie laten verkondigen en ziet er op toe dat de verkondiging van het evangelie tot op de dag van vandaag doorgaat. De Here Jezus is geen vreemde voor ons (toch?). Wij gelovigen zijn zijn getuigen, en wij belijden dat de Here Jezus Gods Zoon is. Hij is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid, Hij is God. Niemand redt uit Zijn hand, ja, want het is vreselijk te vallen in de handen van de levende God. Ik werk, zegt onze Heer, en wie zal het keren? Het antwoord is uiteraard: niemand. Wij hoeven echter niet bang te zijn, want onze Heer heeft veel geruststellende woorden gesproken.

18 En Jezus kwam naar hen toe en sprak tot hen de woorden: Mij is gegeven alle macht in hemel en op de aarde.

20 En zie, Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding van de eeuw. (Mattheus 28:18, 20)

Ik nu zeg u, mijn vrienden: weest niet bang voor hen die het lichaam doden en daarna niets meer kunnen doen. (Lukas 12:4)

Dit heb Ik tot u gesproken, opdat u in Mij vrede hebt. In de wereld hebt u verdrukking, maar hebt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen. (Johannes 16:33)

Naar mijn overtuiging zien we op dit ogenblik ontwikkelingen die er op duiden dat God bezig is het toneel in gereedheid te brengen voor wat de Schrift de Dag des Heren noemt. Er zijn mensen die in 5G een volgende stap zien om de antichrist in te staat te stellen ieder mens volledig te controleren. Geheimzinnige genootschappen lijken de mensheid voor te bereiden op een wereldregering met één wereldgodsdienst. Met opzet schrijf ik het zo zorgvuldig mogelijk. We weten het immers niet echt? En wat speelt er allemaal wel niet op de achtergrond dat zich aan onze waarneming onttrekt?

Sommige gelovigen lijken voor zich een taak te zien in het waarschuwen van medegelovigen voor bepaalde ontwikkelingen. Misschien goed bedoeld, maar is dat de taak van gelovigen? Voor je het weet werk je Gods plannen tegen. Niet dat het wat uitmaakt, want zoals hierboven al verwoord: God werkt, wie zal het keren?

Maar satan dan? Die werkt toch achter de schermen aan zijn plan om te incarneren in de antichrist en zo de aanbidding van de mensheid te forceren? Ongetwijfeld, maar zou satan ook maar iets kunnen doen als God het hem belette? Natuurlijk niet. Het is net als met de geschiedenis van Job. Als satan de ruimte krijgt, blijkt hij tot veel in staat. Toch zegt God tegen hem: ‘Tot hier en niet verder!’

Niettemin kan het bezig zijn met allerlei vermoedens, en het vervolgens doorgeven aan anderen tot ongewenste gevolgen leiden. Daarom nu terug naar Thessalonica. Paulus heeft hen verteld over de Opname, en er ook over geschreven. Ze waren op de hoogte. En toch ging het mis. Ze hadden te lijden onder zware vervolging, zo heftig dat ze moesten denken aan Paulus’ woorden over de Dag des Heren. En dan komt iemand op het onzalige idee een preek van Paulus te vervalsen, of een brief te schrijven alsof die van Paulus was (2 Thessalonica 2:2). Het was in ieder geval voldoende om de Thessalonicenzen alle moed te ontnemen. Ga maar na. De Opname is geweest, en om een of andere reden zijn zij achtergebleven. Wat een ramp! Dat zal vast en zeker een straf zijn voor iets wat ze verkeerd hebben gedaan. En nu moeten ze door de Grote Verdrukking heen.

De toelichting bij de tweede brief van Paulus aan de Thessalonicenzen stelt dat deze tweede brief kort na de eerste is geschreven. De apostel heeft ongetwijfeld gehoord van deze nare ontwikkelingen in Thessalonica en haast zich de jonge gemeente te hulp te schieten. Eerst zet hij opnieuw de gang van zaken rond de komst van de Here Jezus uiteen. Voornaamste boodschap: dat ze vervolgd worden heeft niets te maken met de Dag des Heren. Integendeel, het is geen straf, maar een zegen.

een bewijs van het rechtvaardig oordeel van God, dat u het koninkrijk van God waard geacht wordt, waarvoor u ook lijdt; (2 Thessalonica 1:5)

Bij Petrus vinden we dezelfde waarheid.

Want dat is genade, als iemand droeve dingen verdraagt ter wille van het geweten voor God, terwijl hij onrechtvaardig lijdt. (1 Petrus 2:19)

Zo is het doorheen de gehele kerkgeschiedenis gegaan. Dan hier, dan daar, werden christenen vervolgd. Ook vandaag de dag gaat die vervolging door. Men stelt wel eens dat heden ten dage meer christenen worden vervolgd dan ooit tevoren. Maar hoe je het ook wendt of keert, het heeft met de Dag des Heren niets te maken. Bovendien, de dreigende klank die van de Dag des Heren uitgaat, geldt niet voor de gemeente.

Wat is de Dag des Heren eigenlijk?

De Dag des Heren heeft alles te maken met de wederkomst van Jezus Christus. De consequentie van de terugkomst van de Here Jezus is echter niet voor iedereen gelijk. Het maakt nogal wat uit of je lid van de gemeente bent, of iemand uit de volken (en dus onbekeerd), of iemand uit het volk Israël (eveneens onbekeerd).

Als de Schrift over de komst van de Here Jezus voor de gemeente spreekt, is het altijd vol positieve verwachting en geruststellend. Voor de gemeente (de ware gelovigen) geldt immers dat de Heer komt om de gemeente van deze aarde te evacueren en in het Vaderhuis te brengen!

Voor Israël betekent de wederkomst van Christus verlossing, verlossing uit de macht van de vijanden. Daaraan vooraf gaat echter een periode van grote beproeving die nodig is om het volk terug te brengen tot de Heer.

Voor de volken, die zich tegen God gekeerd hebben, maar ook voor de afvallige christenheid en voor die joden, die zich niet bekeren, betekent de wederkomst oordeel. Dan is er sprake van de Dag des Heren die komt als een dief in de nacht. Dan is er dus sprake van ‘dreigend onheil’.

We zien dus dat de Dag des Heren begint met de Opname. Daarna volgt de zeventigste jaarweek van Daniel. Die wordt verdeeld in twee helften. De laatste 3½ jaar kennen we als ‘de Grote Verdrukking’.

Voor de gelovigen betekent de komst van Jezus Christus echter alleen maar blijdschap.

Dit alles heeft Paulus uitgebreid besproken met de Thessalonicenzen, waarna hij vertrok naar andere steden. Helaas duikt er tijdens zijn afwezigheid nepnieuws op.

1 Wij vragen u echter, broeders, in verband met de komst van onze Heer Jezus Christus en onze bijeenvergadering tot Hem,

2 dat u niet zo snel in uw denken geschokt of verschrikt wordt, noch door geest, noch door woord, noch door brief als van ons, alsof de dag van de Heer al aangebroken zou zijn. (2 Thessalonica 2:1-2)

‘Noch door geest’ wil zeggen een (valse (!)) profetie, ‘noch door een woord’, een woord van onderricht, een preek, een lezing, ‘noch door een brief’, een valse brief die zogenaamd van Paulus afkomstig zou zijn. Het nepnieuws behelst – zoals eerder betoogd – dat de Dag des Heren al aangebroken was. Als dat waar was – en het was niet waar – zouden de Thessalonicenzen om een voor hun onbekende reden niet weggevoerd zijn in de lucht. En dat terwijl Paulus het hun zo duidelijk had uitgelegd. Je hoort Paulus bijna zuchten. Hij had bij wijze van spreken de hielen nog niet gelicht, of het ging al mis. Ja, het was weliswaar een jonge gemeente, maar toch … Verderop verzucht Paulus opnieuw – je voelt de frustratie – ‘zijn jullie dan alles al weer vergeten?’

3 Laat niemand u op enigerlei wijze bedriegen (…)

5 Herinnert u zich niet dat ik u dit gezegd heb, toen ik nog bij u was? (2 Thessalonica 2:3, 5)

Toepassing

Uit dit alles blijkt hoe belangrijk het is het profetische Woord te kennen. Petrus hamert daar op in zijn tweede brief.

En zo hebben wij het profetische woord des te vaster, en u doet er goed aan daarop acht te geven als op een lamp die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw harten. (2 Petrus 1:19)

Het is al vele malen betoogd, en ik herhaal het hier nog een keer: de Schrift noemt geen voorwaarden die nog moeten worden vervuld, voordat de Opname kan plaatsvinden. Het kan elk moment gebeuren, vandaag nog.

Alle artikelen, boeken, lezingen en wat dies meer zij, die handelen over ‘wat er allemaal gaande is’, bespreken zaken die uiteindelijk met de Grote Verdrukking te maken hebben. Ja, het is waar, we zien nu al contouren van de maatschappij die de antichrist zal stichten, een maatschappij die de kwalificatie ‘hel op aarde’ verdient. Als deze informatie dient om ongelovigen te waarschuwen, dan heb ik daar geen enkele moeite mee. Het is echter maar de vraag of het zo werkt. Een ongelovige kan alleen maar tot geloof komen, als de Heilige Geest in hem of haar werkt. En de prediking die daarbij behoort, richt zich altijd op het schuldig staan van de onbekeerde mens tegenover een Heilig God, gevolgd door het aanbod van Gods genade in Jezus Christus op grond van geloof. Een dergelijke prediking wordt echt niet krachtiger als onderwerpen als het getal 666 en de slag bij Armageddon er bij betrokken worden.

Voor gelovigen heeft deze constante aandacht voor (naar hun aard) negatieve ontwikkelingen tot gevolg dat hun blik op de aarde wordt gericht. Ook al gaat het om dingen die met Gods plannen te maken hebben, deze aandacht vervult menig gelovige met een gevoel van onbehagen, van onrust. Het kan het zicht op Gods soevereiniteit vertroebelen. Het kan de indruk wekken dat de macht van satan wel heel groot is. Deze fascinatie is niet goed voor het geestelijk leven van de gelovige. Al in het Oude Testament lezen we een waarschuwing daartegen.

Wee hun, die verlangen naar de dag des Heren! Wat toch zal de dag des Heren voor u zijn? Duisternis is hij, en geen licht! (Amos 5:18)

De Here Jezus waarschuwt voor teveel aardsgericht zijn.

20 (…) verzamelt u schatten in de hemel, waar geen mot of afvreter ze bederft en waar dieven niet inbreken of stelen;

21 want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn. (Matheus 6:20-21)

Het belang van deze woorden van de Here Jezus kunnen niet worden overschat. Altijd maar weer bezig zijn met de ontwikkelingen op het wereldtoneel trekt onze aandacht af van ‘onze schatten in de hemel’. De gemeente is een hemels volk met een hemelse bestemming. De gemeente zal de eeuwigheid in het Vaderhuis doorbrengen, niet op aarde. Zouden we dan niet vooral bezig moeten zijn met hemelse dingen? Paulus roept het de Efeziërs toe.

Gezegend zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in de hemelse gewesten in Christus (Efeze 1:3)

Altijd maar weer aandacht voor het wereldgebeuren drukt de gelovige neer. En de Bijbel is heel duidelijk over het belang van een gezond gedachteleven.

23 Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart, toets mij en ken mijn gedachten;

24 Zie, of bij mij een heilloze weg is, en leid mij op de eeuwige weg. (Psalm 139:23-24)

Overigens, broeders, al wat waar, al wat eerzaam, al wat rechtvaardig, al wat rein, al wat beminnelijk, al wat welluidend is, als er enige deugd en als er enige lof is, bedenkt dat. (Filippi 4:8)

Het gaat dus om onze gerichtheid. Waarop zijn onze gedachten gericht? Of beter: op Wie zijn onze gedachten gericht? Wie stierf voor ons? Wie heeft ons gered? Wie zal ons komen halen? Met Wie zullen we de eeuwigheid doorbrengen? De schrijver van de Hebreeënbrief roept een aantal malen op onze aandacht op Hem te richten.

wij zien Jezus, (…) met heerlijkheid en eer gekroond, (…) (Hebreeën 2:9)

Daarom, heilige broeders, deelgenoten van de hemelse roeping, beschouwt de apostel en hogepriester van onze belijdenis (Hebreeën 3:1)

terwijl wij zien op Jezus, de overste leidsman en de voleinder van het geloof, die om de vreugde die voor Hem lag, het kruis heeft verdragen, terwijl Hij de schande heeft veracht, en die is gaan zitten aan de rechterzijde van de troon van God. (Hebreeën 12:2)

13 Laten wij daarom tot Hem uitgaan buiten de legerplaats, terwijl wij zijn smaad dragen.

14 want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomstige. (Hebreeën 13:13-14)

In 2 Kronieken 20 lezen we hoe Josafat, de koning van Juda, bedreigd wordt door machtige vijanden. Maar hij raakt niet in paniek, hij kijkt op naar de Here. Hij erkent dat hij en zijn volk machteloos zijn om de vijand te weerstaan. Hij zegt: ‘Op U zijn onze ogen gevestigd.’ Wat een ontroerend gebed! Het antwoord van de Here kwam snel: ‘Weest niet bevreesd en wordt niet verschrikt voor deze grote menigte, want het is geen strijd van u, maar van God.’ Die dag ondervonden de koning en zijn volk dat God machtig is de strijd op te nemen tegen elke vijand als Zijn kinderen op Hem vertrouwen. Iemand vroeg eens aan een klein meisje dat pas haar hart aan de Here gegeven had: ‘En als de satan nu eens voor de deur staat en probeert je bang te maken?’ Het meisje zei: ‘Dan vraag ik aan de Here Jezus of Hij naar de deur gaat!’ Gelovigen worden vaak geconfronteerd met de machtige invloed van de satan en net als Juda hebben wij geen kracht en zijn we niet tegen de vijand opgewassen. Maar als we onze hulpeloosheid erkennen en ons op de Here werpen, wil Hij voor ons de vijand verslaan. De strijd is niet van ons, maar van God!

Uit: Lichtstralen uit het Woord, 1994

Wat dan wel?

De Bijbel leert ons wat onze taak is in deze tijd. Hieronder een paar voorbeelden van wat de Bijbel ons aanreikt.

1. Paulus aan de gemeente te Thessalonica:

9 (…) hoe u zich van de afgoden tot God hebt bekeerd om de levende en waarachtige God te dienen

10 en zijn Zoon uit de hemelen te verwachten, die Hij uit de doden heeft opgewekt, Jezus, die ons redt van de komende toorn. (1 Thessalonica 1:9-10)

2. Paulus geeft ook aan Timotheüs door wat van de christen verwacht mag worden.

predik het woord, wees paraat, gelegen en ongelegen; weerleg, bestraf, vermaan in alle lankmoedigheid en lering. (2 Timotheüs 4:2)

Maar jij, wees nuchter in alles, lijd verdrukking, doe het werk van een evangelist, vervul je dienst ten volle. (2 Timotheus 4:5)

3. Jakobus legt weer een ander accent.

Reine en onbevlekte godsdienst voor God en de Vader is dit: wezen en weduwen te bezoeken in hun verdrukking en zichzelf onbesmet van de wereld te bewaren. (Jakobus 1:27)

4. Ook Petrus windt er geen doekjes om.

U echter bent een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilige natie, een volk tot een eigendom, opdat u de deugden verkondigt van Hem die u uit de duisternis heeft geroepen tot zijn wonderbaar licht, (1 Petrus 2:9)

Het einde van alles nu is nabij, weest dus bezonnen en nuchter tot gebeden. (1 Petrus 4:7)

Samengevat:

  • Dien God
  • Spreek enthousiast over God de Vader en de Here Jezus
  • Bid
  • Leef uit verwachting
  • Geef onderricht vanuit het Woord
  • Doe aan evangelisatie
  • Help diegenen die in moeilijke omstandigheden verkeren
  • Houd je verre van wereldse zaken

Kortom, er is altijd wel iets dat de gelovige kan doen.