De slimste mens – Maarten van Rossem

In de aflevering van De slimste mens van woensdag 5 augustus 2020 ging Maarten van Rossem voor de zoveelste maal te keer tegen het door hem veronderstelde wrede en gewelddadige karakter van het Oude Testament. Veronderstelde wrede en gewelddadige karakter ja, want het berust nergens op. Uiteraard, je vindt in het Oude Testament niet weinig geschiedenissen waarin oorlog en geweld een rol spelen. Het Oude Testament is een boek dat vertelt over de wereldgeschiedenis vanaf Adam en Eva tot op de geboorte van Jezus Christus. Vele duizenden jaren dus. Als je het dan wreed en gewelddadig vindt dat daarin oorlog voorkomt, ben je wel heel vreemd bezig. Stel je voor dat er geen enkele oorlog vermeld wordt: dan had je de historicus van Rossem eens moeten horen over het ondeugdelijke van de geschiedschrijving van Mozes en zijn medeauteurs!

Het probleem ligt uiteraard ergens anders. Niet de Bijbel, niet het Oude Testament is het probleem, van Rossem – en meer algemeen: de ongelovige mens – is het probleem. De Bijbel stelt bij monde van de Here Jezus klip en klaar dat de niet-wedergeboren mens Gods Woord niet kan begrijpen. Dat geldt voor elk mens, zelfs voor emeritus hoogleraren. Een paar voorbeelden.

Vlak na zijn opstanding geeft de Here Jezus de Emmaüsgangers uitleg over het Oude Testament, en dan met name hoe dat spreekt van alles wat met Hem zou gebeuren.

En te beginnen met Mozes en alle profeten legde Hij hun uit wat in al de Schriften over Hem stond. (Lukas 24:27)

Het was blijkbaar een bijzondere uitleg, want naderhand spraken ze verwonderd over wat de woorden van de Here Jezus in hen teweeg bracht.

Was ons hart niet brandend in ons, toen Hij onderweg tot ons sprak, toen Hij ons de Schriften opende? (Lukas 24:32)

Later die dag verscheen de Here Jezus in het midden van de discipelen. De discipelen waren dermate verbaasd dat de Here Jezus zomaar in hun midden stond, dat ze niet konden geloven wat ze zagen en hoorden. De Here Jezus komt hun te hulp.

44 Hij nu zei tot hen: Dit zijn de woorden die Ik tot u sprak toen Ik nog bij u was, dat alles moest worden vervuld wat over Mij geschreven staat in de wet van Mozes en in de profeten en psalmen.

45 Toen opende Hij hun verstand, opdat zij de Schriften verstonden,

46 en zei tot hen: Zo staat er geschreven dat de Christus moest lijden en uit de doden opstaan op de derde dag (Lukas 24:44-46)

Ziet u het? De Here Jezus opende hun verstand! Hoe dat kan, en hoe dat werkt staat er niet bij, we zouden het waarschijnlijk niet kunnen begrijpen. Maar het kan blijkbaar wel, en het was nodig ook. Op meer plaatsen komen we aanwijzingen tegen dat de natuurlijke mens (lees: de niet-wedergeboren mens) de dingen van God niet kan begrijpen. Zo zegt de Here Jezus het volgende in Zijn gesprek met Nicodemus.

Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: tenzij iemand opnieuw geboren wordt, kan hij het koninkrijk van God niet zien. (Johannes 3:3)

Later zal Paulus de Efeziërs schrijven. Ook hij rept over het ontbreken van inzicht bij de niet-wedergeboren mens.

17 (…) evenals de volken wandelen in de vruchteloosheid van hun denken,

18 verduisterd in hun verstand, vreemd aan het leven van God, wegens de onwetendheid die in hen is, wegens de verharding van hun hart.

Paulus brengt hier nogal wat te berde. Van de niet-wedergeboren mens kunnen we zeggen dat zijn denken vruchteloos is, zijn verstand verduisterd, dat hij geen idee heeft van het leven (als kind) van God, dat er op dat punt volstrekte onwetendheid is, mede omdat zijn hart verhard is. Het is dan ook geen wonder dat zo iemand (ook al heeft hij een torenhoog IQ) volkomen en voortdurend de plank misslaat als het om Gods Woord gaat.

Ik zou het hierbij kunnen laten, maar kan me voorstellen dat lezers gediend zijn met wat meer informatie over het hoe en waarom van oorlog en geweld in het Oude Testament. Laten we een poging wagen.

Bescheiden zijn

Een artikel over de rol van geweld in de Bijbel mag niet ontaarden in het ter verantwoording roepen van God. De hele Bijbel is aan ons gegeven, we mogen er dan ook naar hartenlust in grasduinen op zoek naar antwoorden. Maar laten we als uitgangspunt nemen dat God God is, en wij slechts mensen. God Zelf geeft de grenzen aan.

De verborgen dingen zijn voor de Here, onze God, maar de geopenbaarde zijn voor ons en onze kinderen voor altijd (…)(Deuteronomium 29:29)

Dit vers vormt de afsluiting van een hoofdstuk waarin Mozes Israël waarschuwt niet in dezelfde zonden te vervallen als de oorspronkelijke bewoners van het land Kanaän. Als Israël dat wel doet (en daarmee het verbond breekt) zullen oordelen als die welke Sodom, Gomorra, Adama en Seboim troffen, ook over Israël komen. Zelfs de ballingschap wordt hier al aangekondigd.

De Here heeft hen in toorn en grimmigheid en grote verbolgenheid uit hun land gerukt en hen weggeslingerd naar een ander land, zoals dit thans het geval is. (Deuteronomium 29:28)

Wat zijn nu de verborgen dingen, en wat de geopenbaarde? Over de geopenbaarde zijn de meeste uitleggers het wel eens: dat is de wet, of ruimer gesteld: het Woord van God. De verborgen dingen laten zich lastiger omschrijven. Dat is ook logisch, want verborgen betekent letterlijk onvindbaar. Als we ons tot ‘het geweld in de Bijbel’ beperken dan zou het ‘verborgene’ wel eens kunnen slaan op het verborgen handelen van God in de geschiedenis. In dit verband zouden we dan kunnen concluderen dat de geopenbaarde dingen slaan op Gods wet, en de gevolgen die het wel of niet houden van de wet kan hebben. De Bijbel staat immers vol met beloften en waarschuwingen, en dus hoeft het de mens dan ook niet te verbazen dat God doet wat Hij heeft beloofd, of waarmee Hij heeft gedreigd. Toch staat slechts een klein deel van de hele wereldgeschiedenis in Gods Woord vermeld. Het meeste wordt weggelaten, blijft dus verborgen. Eén voorbeeld, voor we ons onderwerp ter hand nemen. In de Bijbel worden kinderoffers (aan de afgod Moloch) en mensenoffers in het algemeen, verboden. Uit buitenbijbelse bronnen blijkt echter dat mensenoffers niet ongebruikelijk waren.

Mensenoffers kwamen vaak voor in Meso-Amerika en het Azteekse Rijk was hier geen uitzondering op. Volgens de Azteekse mythologie was het mensenoffer een noodzakelijke goddelijke opdracht die dan ook op grote schaal werd uitgevoerd. Zo waren de Bloemenoorlogen een reeks oorlogen die slechts bestonden als middel om krijgsgevangenen buit te maken voor het altaar. Azteekse bronnen meldden 80.400 slachtoffers tijdens de inwijdingsceremonie van de Templo Mayor. (Bron: Wikipedia)

Waarom deed God hier niets aan? Hoe kon men zo’n gruwelijke praktijk in stand houden? We weten het niet, het antwoord valt blijkbaar onder ‘de verborgen dingen’.

Geweld in soorten en maten

Om het onderwerp enigszins inzichtelijk te maken dienen we het in kleinere stukken te verdelen, categoriseren dus. Ruwweg gesproken komen in de Bijbel vier vormen van geweld voor.

  1. Geweld in opdracht van God, uitgevoerd door God of door een of meer engelen

Daarvan bestaan vele voorbeelden. De bekendste is uiteraard de zondvloed. Maar ook het oordeel over Sodom, Gomorra, Adama en Seboim, de plagen van Egypte, het stoppen van de draaiing van de aarde ten tijde van Jozua, allerlei ‘natuurrampen’, waarvan wordt vermeld dat God ze over de aarde bracht, en – nu nog in de toekomst – de oordelen tijdens de Grote Verdrukking, het zijn allemaal voorbeelden van geweld van Godswege.

  1. Geweld in opdracht van God, uitgevoerd door de mens

Het meest pregnante, en tevens meest aangehaalde voorbeeld van deze categorie is de uitroeiing van de bevolking van Kanaän, tijdens de inname van het beloofde land door Israël. Het leidt geen enkele twijfel dat de opdracht van God kwam, een opdracht met een lange voorgeschiedenis en met redenen omkleed. 

  1. Geweld niet in opdracht van God, wel toegelaten door God en uitgevoerd door satan

Satan trekt de waarachtigheid van het geloofsvertrouwen van Job in twijfel, omdat God Job rijk heeft gezegend. Om satan te tonen dat Jobs geloof wel echt is mag hij het gezin van Job en Job zelf geweld aandoen.

  1. Geweld niet in opdracht van God, wel toegelaten door God en uitgevoerd door de mens

Van David lezen we dat hij ‘grote oorlogen’ heeft gevoerd (1 Kronieken 22:8). Vele daarvan waren rechtstreeks in opdracht van God. Maar er waren ook momenten dat David zijn macht misbruikt heeft. Zo ging hij – om de gevolgen van zijn overspel met Bathseba te verbergen – met list te werk, in de hoop dat Uria gemeenschap had met zijn vrouw en het te verwachten kind van de wettige echtgenoot zou lijken te zijn. Maar Uria was een rechtschapen man, bleef zich als een dienaar van God gedragen waardoor David niets bereikte. In arren moede gaf hij legerleider Joab een opdracht: ‘Plaats Uria in het heetst van de strijd; trekt u dan van hem terug, opdat hij getroffen worde en sneuvele’ (2 Samuel 11:15). Uria sneuvelde inderdaad, waardoor David bloedschuld op zich laadde, zeer tot ongenoegen van God. ‘Maar de zaak, die David gedaan had, was kwaad in de ogen des Heren’ (2 Samuel 11:27). Zo staan er vele voorbeelden in de Bijbel van mensen die uit eigenbelang gewelddadig handelden.

Hoe staat het met de omvang van het geweld in de Bijbel?

Bij het beantwoorden van deze vraag kunnen we twee zaken onderscheiden: frequentie en getal. Anders gezegd, hoe vaak komt het voor en om hoeveel slachtoffers gaat het? Reinier Sonneveld besteedde in Visie 18 uit 2015 aandacht aan deze vragen. Eerst over de frequentie.

‘Zeker, ook een enkel sterfgeval is al verschrikkelijk genoeg, maar het helpt mij toch om te beseffen dat het gaat over enkele tientallen incidenten in duizenden jaren. Zeg, een á twee per eeuw. Een willekeurige krant beschrijft per dag meer geweld.’

Als we het over de omvang hebben dan merkt hij op dat Bijbelvertalingen de zaak soms verergeren.

‘Het woord dat vaak met ‘duizend’ wordt vertaald, kun je ook als ‘groep’ lezen. Dan zijn er niet ‘twintigduizend’ mensen vergaan, maar ‘twintig legereenheden’. Het woord ‘stad’ in je bijbeltje, betekent meestal ‘kasteel’.

In Jericho waren voornamelijk soldaten gelegerd en geen onschuldige burgers. Uit archeologische ontdekkingen blijkt bovendien, dat het er niet meer dan een paar honderd waren.’

En dan is er ook nog het spraakgebruik, dat ons soms op het verkeerde been kan zetten.

(…) de vijand is ‘tot de laatste man’ vernietigd, maar dezelfde zin gaat verder over wie er ‘ontkomen waren’. Dat kan logischerwijs niet, zou je zeggen. Wel als je beseft dat Jozua geen wiskundige taal gebruikt, maar eerder spreekt als een voetbaltrainer, die bijvoorbeeld zegt over de andere ploeg: ‘Er is niets meer van ze over!’ Wiskundig gezien is dat onzin, maar iedereen snapt wat hij bedoelt.

Nog eenmaal Sonneveld:

(…) God vindt alle geweld verschrikkelijk. Hij rouwt zelfs als er dieren sterven, vertelt Hij aan Jona – daarom redt Hij Ninevé. God heeft geen enkel grammetje plezier in ellende.

Sterker nog: Hij vindt het veel afschuwelijker dan wij, want Hij kent alle pijn van alle mensen. Dat maakt het Oude Testament al duidelijk en dat zie ik ook bij Jezus. Ik hoef me als gelovige dus niet gedrongen te voelen om iets goed te praten – Jezus verafschuwt elk geweld, God evenzeer, en ik mag dat dus ook.

En de zondvloed en de genocide in Kanaän dan?

Ook hier wil ik eerst een citaat van een andere auteur opnemen. Het gaat om het boek ‘Wie is onze God? Arabische christenen, Israël en de aard van God’ (Zoetermeer, 2006) van B.J.G. Reitsma. Hij stelt daarin op de pagina’s 243-244 het volgende:

‘Moderne kritiek op God, vanwege zijn vermeend ‘gewelddadig’ handelen in het Oude Testament (Joz. 6), doet soms hypocriet aan. In onze eeuw zijn we gemiddeld in staat geweest elk jaar meer mensen uit te roeien dan Israël in de hele verovering van Kanaän heeft gedood. Elke dag sterven er meer mensen de hongerdood, vanwege de hoge rentelast op de schuld van derdewereldlanden aan het Westen, dan er mensen omkwamen bij de verovering van Jericho. Elk jaar worden meer kinderen door ouders, familieleden of bekenden mishandeld en misbruikt, dan er mensen omgekomen zijn bij de zogenaamde heilige oorlogen in het Oude Testament. Het komt hypocriet over dat we, door Jozua te bekritiseren, pretenderen te weten wat moreel juist en onjuist is (vgl. Rom. 2:21, 24).’ (p. 243-244).

Zie voor een poging tot duiding van het waarom of waartoe van deze verschrikkelijke gebeurtenissen mijn artikel Nephilim. Noch de zondvloed, noch de uitroeiing van de Amorieten vallen echter onder de categorie ‘zinloos geweld’. Het is juist omgekeerd. Al meteen na de zondeval belooft God de komst van de Messias (Genesis 3:15). De zondvloed kwam om ervoor te zorgen dat de belofte gestand kon worden gedaan. Eeuwen later doet God Abraham de belofte dat de Messias uit zijn nageslacht zal voortkomen (Genesis 12:2-3). Zou God Israël zo zonder meer in het land Kanaän hebben gebracht, dan was het risico op vermenging zo groot, dat de Messiasbelofte in gevaar zou komen. En dus gaf God opdracht tot het slaan met de ban.

1 Wanneer de Here, uw God, u in het land gebracht zal hebben, dat gij in bezit gaat nemen, en Hij voor u uit vele volken verdreven zal hebben, de Hethieten, de Girgasieten, de Amorieten, de Kanaanieten, de Perizzieten, de Chiwwieten, en de Jebusieten, zeven volken, talrijker en machtiger dan gij,

2 En de Here, uw God, hen aan u overgeleverd zal hebben, zodat gij hen verslaat, dan zult gij hen volkomen met de ban slaan; gij zult met hen geen verbond sluiten en hun geen genade verlenen.

3 Gij zult u ook met hen niet verzwageren; uw dochters zult gij aan hun zonen niet geven, noch hun dochters nemen voor uw zonen. (Deuteronomium 7:1-3)

De Messias zou komen. Tweemaal werd de vervulling van die belofte dermate bedreigd dat God wel moest ingrijpen. Had Hij dat niet gedaan dan was de redding van de mensheid voor de eeuwigheid niet tot stand gekomen. Twee keer moest God op een verschrikkelijke manier ingrijpen, om te voorkomen dat iets nog veel ergers zou gebeuren. Vergelijk het werk van een chirurg. Soms moet hij een been amputeren, om het leven van de patiënt te redden. Daar komt nog bij dat God in het geheel geen plezier heeft in het lijden van mensen, en al helemaal niet in hun sterven.

(…) Ik heb geen welgevallen aan de dood van wie sterven moet, luidt het woord van de Here Here; daarom bekeert u, opdat gij leeft. (Ezechiel 18:32)

Het zien van het koninkrijk van God

Voor een gelovige kunnen deze overwegingen dienstig zijn om het geheel van Gods plannen te overzien, ook als daarin dingen gebeuren die op het eerste gezicht onbegrijpelijk zijn. Voor de ongelovige liggen deze dingen anders. Die ziet de Bijbel als een antiek boek, hooguit interessant, maar verder van geen praktische waarde. De gedachte aan een God vervult hen met weerzin. Hun spreken over God is vaak sarcastisch: ‘God is liefde toch? Nou, mooie liefde is dat, hele volken laten uitroeien. Als God zulke dingen doet, wil ik niets met Hem te maken hebben.’ Maar wat zegt de apostel?

17 (…) gerechtigheid van God wordt daarin geopenbaard op grond van geloof (…)

18 (…) toorn van God wordt van de hemel geopenbaard over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van mensen die de waarheid in ongerechtigheid bezitten. (Romeinen 1:17-18)

Paulus schrijft hier over het evangelie. Het is een openbaring van hemelse dingen. Hij noemt hier twee zaken, de gerechtigheid van God en de toorn van God.

De gerechtigheid van God is in deze verzen niet de persoonlijke gerechtigheid van God of de gerechtigheid waarmee Hij rechtspreekt, maar de gerechtigheid die Hij aan mensen toerekent, en die Hij aan mensen geeft. (SB)

De openbaarwording van Gods toorn maakt duidelijk dat de verhouding tussen God en mens volledig verstoord is. Gods toorn betreft alle goddeloosheid en ongerechtigheid van mensen. Goddeloosheid wil zeggen leven zonder rekening te houden met God. Ongerechtigheid is het niet voldoen aan de wetten en de wil van God.

Dan is er nog het woordje waarheid. Waarheid is hier dat het bestaan van God openbaar is door middel van de schepping. Van de kant van de mensen is er een agressieve rebellie tegen het erkennen van de waarheid over God. (SB)

Het is dus niet alleen een kwestie van ‘kunnen’, het is veel meer een zaak van ‘niet willen’. Wie zijn gal spuwt over de Bijbel laat zien niets met God te maken te willen hebben, en laat dat zien door alles wat aan God herinnert te minachten. Zijn minachting geldt de Bijbel, en alle mensen die wel in God geloven. Woorden van waarschuwing treffen dan ook geen doel, ze worden met een smalend lachen beantwoord.

Gelovigen weten echter beter. Gods is liefde, inderdaad. Maar God is meer, zoveel meer. Hij is niet een lievige oude man, die een beetje op Sinterklaas lijkt. Hij is de grote God, de Schepper van hemel en aarde. Hij schiep de mens, ook de mensen die niets van Hem willen weten. Hij bezit alle macht. Paulus spreekt over deze dingen tegenover de inwoners van Athene.

30 Met voorbijzien dan van de tijden der onwetendheid beveelt God nu aan de mensen, dat zij zich allen overal moeten bekeren,

31 omdat Hij een dag heeft bepaald, waarop Hij het aardrijk in gerechtigheid zal oordelen door een man die Hij daartoe heeft bestemd, waarvan Hij aan allen zekerheid heeft gegeven door Hem uit de doden op te wekken. (Handelingen 17:30-31)

Er komt een dag dat God de mensheid zal laten oordelen door Zijn Zoon Jezus Christus. Iedereen, die niet heeft willen knielen bij het kruis van Golgotha, zal dan worden veroordeeld. De Man die voor allen stierf wordt Rechter over hen die niet wensten te geloven in God. Het ultieme bewijs daarvoor is het feit dat God deze Man uit de doden heeft opgewekt. Dat staat allemaal in Gods Woord. Helaas, het raakt de harten van de Atheners niet. We lezen dan ook treurige woorden.

Toen zij nu van een opstanding van doden hoorden, spotten sommigen; en anderen zeiden: Wij zullen u daarover nog wel eens horen. (Handelingen 17:32)

Dat is het. Spotten, of uitstellen. Wie smalend spreekt over de Bijbel, Gods Woord, is een spotter. Voor dergelijke mensen geldt de ultieme waarschuwing:

Vreselijk is het te vallen in de handen van de levende God! (Hebreeën 10:31)

Conclusie

De Bijbel is geen gewelddadig Boek, verre van dat. Je kunt de Bijbel echter wel verkeerd uitleggen. En dat gebeurt helaas maar al te vaak. Gods Woord verdient beter!