Tekenen der tijden
We hebben de laatste tijd (en met reden!) veel gehoord over tekenen der tijden. Ook heeft het verschijnsel van de complottheorie veel aandacht getrokken. Een en ander heeft uiteraard met elkaar te maken. De Here Jezus waarschuwt voor verleiders, Paulus schrijft over valse leraars en profeten. Complottheorieën, verleiders, valse leraars en valse profeten, het is een pot nat.
Rond het coronavirus doen de wildste fantasieën de ronde. Ik ga er hier nu niet verder op in. Het punt dat ik wil maken is dat we er voor moeten waken de Bijbelse profetieën te vermengen met onze fantasie (lees: complottheorieën).
De contouren van vervulling van veel profetieën wordt in onze tijd zichtbaar. We moeten echter voorzichtig zijn met het wijzen op bepaalde ontwikkelingen alsof die de vervulling van voorzeggingen in Gods Woord zouden zijn. Al te haastige conclusies leiden tot onwenselijke gevolgen. Het ernstigste gevolg is wel dat niemand meer de profetieën serieus neemt, want ‘het zal wel weer niets zijn …’ Denk eens terug aan de ophef die ontstond toen de EEG uitgroeide tot tien lidstaten. Volgens velen het bewijs dat het herstelde Romeinse Rijk in aantocht was. Maar inmiddels telt de EU ruim 20 lidstaten, en is de theorie onhoudbaar geworden. De verkondigers van deze misvatting hoor je niet meer, en excuses kunnen er niet af. Meer recente alarmsignalen als rode manen zijn eenzelfde lot beschoren. Het klopt gewoon niet, het is gebaseerd op slecht Bijbellezen.
Niettemin roept de Here Jezus ons op waakzaam te zijn. Daarbij moeten we goed bedenken dat we als gelovigen niet gehouden zijn tekenen te verwachten, maar de Here Jezus Zelf! We kunnen zo gefascineerd raken door alles wat er gebeurt, dat we onze blik niet omhoog richten – waar onze verlossing vandaan zal komen – maar naar beneden, naar deze wereld. Daarom moet de vraag niet zijn: waar wachten we op?, maar Wie verwachten we? Paulus schrijft er dikwijls over.
20 Want ons burgerschap is in de hemelen, waaruit wij ook de Heer Jezus Christus als Heiland verwachten,
21 die het lichaam van onze vernedering zal veranderen tot gelijkvormigheid aan het lichaam van zijn heerlijkheid, naar de werking van de macht die Hij heeft om ook alles aan Zich te onderwerpen. (Filippi 3:20-21)
En heel opmerkelijk, Paulus stelt vast dat we ons niet hoeven te laten verrassen.
4 Maar u, broeders, bent niet in de duisternis, zodat die dag u als een dief zou overvallen;
5 want u bent allen zonen van het licht en zonen van de dag. Wij zijn niet van de nacht of van de duisternis. (1 Thessalonica 5:4-5)
We zijn niet in de duisternis, want we wandelen in het licht van de Here Jezus.
Jezus dan sprak opnieuw tot hen en zei: Ik ben het licht van de wereld; wie Mij volgt, zal geenszins in de duisternis wandelen, maar zal het licht van het leven hebben. (Johannes 8:12)
Hij – het vleesgeworden Woord – gaf ons het profetische Woord dat schijnt als een licht in de duisternis. Lees wat Petrus er over schrijft.
19 En zo hebben wij het profetische woord des te vaster, en u doet er goed aan daarop acht te geven als op een lamp die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw harten.
20 Weet dit eerst, dat geen profetie van de Schrift een eigen uitlegging heeft.
21 Want niet door de wil van een mens werd ooit profetie voortgebracht, maar heilige mensen van Godswege hebben, door de Heilige Geest gedreven, gesproken. (1 Petrus 1:19-21)
We hebben het profetische Woord gekregen van God, reden waarom we er zorgvuldig mee moeten omgaan. Geen eigenmachtige uitleg dus. Zo’n uitleg kan tot ongewenste gevolgen leiden. Hoe vaak hebben we al niet gehoord van leraars die de Schrift zo uitlegden dat het in hun eigen kraam te pas kwam, en zo hun medegelovigen wisten te manipuleren. Sektevorming ligt op de loer, valse leraars strijken miljoenen aan donaties op. Maar Petrus wijst er ook op dat het profetische Woord niet zomaar ‘opborrelt’ in de gedachten van zich profeten noemende lieden. De profeten zijn heilige (!) mensen, die in opdracht van God spraken, daartoe gedreven door de Heilige Geest. Het gaat er dus om dat we zowel bij het duiden van tekenen van de tijd, als het aanhoren van profetieën zeer zorgvuldig moeten zijn en ons opstellen zoals de Joden te Berea.
(…) zij ontvingen het woord met alle bereidwilligheid, terwijl zij dagelijks de Schriften onderzochten of deze dingen zo waren. (Handelingen 17:11)
Is de opname nabij?
Laten we eerst vaststellen dat de opname niet uitblijft omdat nog een of meer profetieën vervuld zouden moeten worden. We dienen ons dus heel goed realiseren dat er geen tekenen der tijden bestaan die de naderende opname zouden aankondigen. Alle in de Bijbel genoemde tekenen der tijden zien op de komst van de Dag des Heren, dat wil zeggen op de Grote Verdrukking, op de regering van de Antichrist, maar ook op de komst van de Grote Koning en het laatste oordeel.
De gemeente staat hier volkomen buiten. Natuurlijk zien we tekenen der tijden (het begin der weeën) om ons heen. Maar met de opname heeft dat niets te maken. Uiteraard kun je stellen dat als de opname voor de Grote Verdrukking plaatsvindt, de tekenen der tijden ons laten zien dat de opname nabij moet zijn. En dat klopt. Als de Grote Verdrukking vlakbij is, is de opname nog dichterbij. Toch moeten we ons niet blindstaren op de tekenen, ons er als het ware door laten verlammen. Want voor we het weten steken allerlei complottheorieën hun lelijke kop weer op. Het zijn juist dat soort verhalen dat gelovigen onzeker, zelfs angstig maakt. Petrus heeft een goed advies.
Omgordt daarom de lendenen van uw verstand (1), weest nuchter (2) en hoopt volkomen op de genade die u gebracht wordt bij de openbaring van Jezus Christus (3). (1 Petrus 1:13)
Laten we even sectie plegen.
- We worden opgeroepen de lendenen van ons verstand te omgorden. Dit is een beeld uit het dagelijkse leven in die tijd. Men droeg lange gewaden, die het lopen konden belemmeren. Om nu gemakkelijker te kunnen bewegen werd dat lange kleed omhoog gebracht en met een gordel vastgemaakt. Zo kan onze geestelijke wandel danig worden belemmerd doordat allerlei ballast ons bewegen belemmert. Doordat we bezig zijn met van alles en nog wat, komen we moeilijker vooruit dan zou kunnen en moeten. Weg dus met al die onnodige (waan)denkbeelden!
- Een gelovige moet nuchter zijn. Ook dit wordt in geestelijk opzicht bedoeld. Iedere gelovige weet immers zo ook wel dat dronkenschap niet bij een kind van God past. Daar zijn we het wel over eens. Echter, wie dronken is, loopt niet meer recht, maar waggelt onzeker langs onbekende wegen. Geestelijk gedacht betekent dit dat een gelovige een helder onderscheidingsvermogen behoort te hebben, en zich doordacht uit in woord, gedrag en oordeel.
- We hebben genade ontvangen op het moment van onze wedergeboorte. Die genade bezitten we echter nog grotendeels in geloof. Pas als de Here Jezus komt zullen we ten volle het ons beloofde ontvangen – Hij brengt het met Zich mee. Wanneer zal dat gebeuren? Wel, onze Heiland komt om ons in veiligheid te brengen. Dat gebeurt door middel van de opname. Op dat moment wordt de genade waarop we in geloof onze hoop hadden gevestigd, ons deel.
Wie zo leeft zal zich door allerlei niet in de war laten brengen. Zo iemand is bezig met zaken die er toe doen. Aan het eind van de grote toespraak die de Here Jezus houdt over de laatste dingen, maakt Hij een leerzame opmerking.
45 Wie is dan de trouwe en wijze slaaf, die de heer over zijn huisbedienden gesteld heeft om hun het voedsel te geven op de juiste tijd?
46 Gelukkig die slaaf, die zijn heer, als hij komt, zo bezig zal vinden. (Mattheus 24:45-46)
Voedsel mogen we hier letterlijk en geestelijk opvatten. Voedselbanken en andere voorzieningen tonen aan dat ook onder ons veel mensen wonen, die zo weinig te spenderen hebben dat ze geholpen moeten worden. Jakobus wijst daar nadrukkelijk op in zijn brief.
15 Als een broeder of zuster zonder kleding zijn en gebrek hebben aan het dagelijkse voedsel
16 en iemand van u zegt tot hen: Gaat heen in vrede, warmt u en verzadigt u, maar u geeft hun niet het voor het lichaam benodigde, wat baat het? (Jacobus 2:15-16)
Hij gebruikt dit voorbeeld om uit te leggen wat dood geloof is, maar juist in het voorbeeld zit de aanwijzing dat voorzien in de noden van broeders en zusters een teken van levend geloof is.
Maar de Here Jezus spreekt uiteraard ook over geestelijk voedsel. Hij Zelf legde de satan het zwijgen op door te wijzen op de onmisbare voedingswaarde van Gods Woord.
Hij antwoordde echter en zei: Er staat geschreven: ‘Niet van brood alleen zal de mens leven, maar van alle woord dat door de mond van God uitgaat’. (Mattheus 4:4)
Wie zo voorziet in de behoeften van zijn broeders en zusters, zal niet worden overvallen door de komst van de Heer. Hij hoeft zich niet te schamen, integendeel, hij (of zij) wordt geprezen. En dat niet alleen, de trouwe slaaf krijgt ook een beloning. Het hoort bij de vele beloften die ons zijn gedaan.
Zie, Ik kom spoedig, en mijn loon is bij Mij om een ieder te vergelden zoals zijn werk is. (Openbaring 22:12)
Vandaar dus dat we ons hoeven niet te laten verrassen.
4 Maar u, broeders, bent niet in de duisternis, zodat die dag u als een dief zou overvallen;
5 want u bent allen zonen van het licht en zonen van de dag. Wij zijn niet van de nacht of van de duisternis. (1 Thessalonica 5:4-5)