Leiding vanuit de hemel
De interactie tussen de drie-enige God en de gelovige op aarde kent veel aspecten. Uiteraard is hier geen sprake van een gelijkwaardige verhouding. Het initiatief ligt bij God, de uitvoering en de kracht daartoe eveneens. God leidt ons door zijn Geest en zijn Woord. God leidt ons eveneens door de omstandigheden, door wat we meemaken. Zijn leiding heeft verschillende doelen. Zo kan God ons willen klaarmaken voor een bepaalde taak, of wil Hij ons hart dichter bij Hem brengen door tuchtiging en heiliging.
Hulp vanuit de hemel
Het onderwerp van deze en volgende artikelen is Jezus Christus, de Hogepriester. Dit bepaalt ons bij een ander aspect van de interactie tussen God en mens: hulp. Deze hulp komt op verschillende manieren tot uiting.
1. Hulp bij bidden
In hoofdstuk 8 van zijn brief aan de Romeinen gaat Paulus in op de treurige staat waarin de schepping zich bevindt. Die gebrekkigheid maakt dat de hele schepping uitziet, ja smacht naar de dag dat God alle dingen gaat herstellen. Dit smachten gaat niet aan de gelovigen voorbij. Wij – schrijft Paulus – zien uit naar de verlossing van ons lichaam.
Dit lijden in de huidige schepping doet ons echter wel verlangen naar Gods toekomst. En dit komt ook tot uiting in onze gebeden. Wij zijn zwak, en weten zelfs niet wat we in dit verband moeten bidden. We weten meestal ook niet wat Gods wil onder de huidige omstandigheden is. Johannes schrijft in zijn eerste brief dat het verhoren van gebeden samenhangt met het bidden in overeenstemming met de wil van God. Maar wie durft van zichzelf te zeggen dat hij op de hoogte is van Gods wil? Niemand toch? Ja, we kennen een aantal algemene uitspraken in de Bijbel. Maar er is zo oneindig veel meer wat we niet weten, dat ons bidden onvermijdelijk maar zeer beperkt is. En dat weet God. Daarom heeft Hij voorzien in de broodnodige hulp.
26 En evenzo komt ook de Geest onze zwakheid te hulp; want wat wij naar behoren zullen bidden, weten wij niet, maar de Geest Zelf bidt voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen.
27 En Hij die de harten doorzoekt, weet wat de bedoeling van de Geest is, want Hij bidt, in overeenstemming met God, voor heiligen. (Romeinen 8:26-27)
De Geest Zelf bidt voor ons met ‘onuitsprekelijke verzuchtingen’. Wat zijn die onuitsprekelijke verzuchtingen? Sommigen menen dat het hier om tongentaal gaat. Letterlijk staat er echter iets als ‘onuitgesproken, zonder woorden’. Het is in ieder geval zo, dat de ‘activiteit’ van de Heilige Geest in de harten van de gelovigen door God wordt opgemerkt, begrepen en verhoord.
2. Voorbidder
Nu we gered zijn door het bloed van Jezus Christus, kan niemand ons nog met succes aanklagen bij God. Evenmin is het mogelijk dat iets of iemand ons zou kunnen scheiden van de liefde van Christus. Niettemin is er reden om voor ons te pleiten. Gelovigen worden vaak verdrukt, en hebben te lijden onder vervolging. Satanswerk. Een prachtig voorbeeld van zo’n pleitgebed vinden we bij Lukas.
31 Simon, Simon, zie, de satan heeft dringend verlangd u allen te mogen ziften als de tarwe;
32 Ik heb echter voor jou gebeden dat je geloof niet zou ophouden; (…)(Lukas 22:31-32)
Net als bij Job staat God de satan toe de discipelen (en talloze andere gelovigen) op de proef te stellen. Er staat immers ‘u allen’. Satans bedoeling zal uiteraard zijn om Petrus en de zijnen ten val te brengen – letterlijk: hun geloof doen ophouden. Die mogelijkheid is blijkbaar reëel aanwezig, gezien het feit dat de Here Jezus reeds heeft gebeden voor zijn discipelen. Een gebed met het doel staande te blijven. Het krachtigste gebed dat maar mogelijk is. De Here Jezus zegt dat Zelf.
41 (…) Jezus sloeg de ogen opwaarts en zeide: Vader Ik dank U, dat Gij Mij verhoord hebt.
42 Zelf wist Ik, dat Gij Mij altijd verhoort (…) (NBG)(Johannes 11:41-42)
God de Vader verhoort de gebeden van zijn Zoon altijd. Deze voorbede vindt nog steeds plaats. Paulus benadrukt de macht van deze Voorbidder: Hij is gestorven en opgewekt, en zit aan de rechterhand van God. Deze machtige Persoon bidt voor ons dat ons geloof niet zal ophouden. Ophouden betekent hier niet dat de gelovige alsnog verloren zou kunnen gaan. Het gaat hier om het ‘geloof in de praktijk’. Petrus heeft al eerder ervaren wat het betekent ‘dat zijn geloof ophield’. Tijdens de storm op het meer, liep hij op het water… totdat zijn geloof ophield. De Here Jezus bidt voor ons dat ons geloof niet zal bezwijken, maar dat we (meer dan) overwinnaars zullen blijken te zijn.
Christus Jezus is het die gestorven is, ja nog meer, die opgewekt is, die ook aan Gods rechterhand is, die ook voor ons bidt. (Romeinen 8:34)
3. Voorspraak
We weten het allemaal. Een gelovige zou niet moeten zondigen. Dat past niet bij iemand die wedergeboren is tot een levende hoop, die geheiligd is, die een heilige wordt genoemd. Toch zondigt iedere christen. Niet dat dit onvermijdelijk is. Een gelovige hoeft niet te zondigen – idealiter. Het gebeurt echter wel – dagelijks. God heeft in de Here Jezus in alles voorzien. Ook na de wedergeboorte zondigen we – jonggelovigen kunnen er danig van in de war raken. Gelukkig zijn ook de zonden van de gelovigen – begaan na hun bekering – verzoend. Toch kunnen we het er niet zo maar bij laten zitten. Laten we luisteren naar Johannes. Hij begint zijn eerste brief met te schrijven over gemeenschap.
(…) En onze gemeenschap is met de Vader en met zijn Zoon Jezus Christus. (1 Johannes 1:3)
Deze gemeenschap is gebaseerd op het volbrachte werk van de Here Jezus Christus.
Hij is een verzoening voor onze zonden en niet alleen voor de onze, maar ook voor die der gehele wereld. (1 Johannes 2:2)
De verloren zondaar is verzoend met God. Hij leeft in een wonderlijke, onverdiende en genadige nieuwe werkelijkheid: kind van God, in nauwe relatie met zijn hemelse Vader. Maar dan blijkt het kind van God te kunnen zondigen. Ook daar heeft God rekening mee gehouden. Hij vraagt van ons Hem eerlijk te vertellen wat er fout is gegaan, en vergeeft en reinigt ons. Zouden we dat nalaten, dan komt de gemeenschap met onze Hemelse Vader in het gedrang. Dat vindt Hij vreselijk, en ook wij zouden daar geen genoegen mee moeten nemen. Hier is de remedie.
Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid. (1 Johannes 1:9)
We belijden onze zonden. God is getrouw en rechtvaardig. Hij vergeeft ons en reinigt ons. Let er op dat Johannes schrijft dat God getrouw en rechtvaardig is. Wij zouden verwachten dat er zou staan genadig en barmhartig, maar dat is niet het geval. God is getrouw en rechtvaardig jegens de gelovige, maar Hij is genadig en barmhartig voor de zondaar die nog voor eigen rekening staat.
God is getrouw, dat wil zeggen, Hij is betrouwbaar. Hij heeft beloofd dat alle zonden zijn weggedaan door het vergoten bloed van de Here Jezus. Dat geldt derhalve ook voor de zonden van gelovigen. Hij houdt Zich aan Zijn belofte.
God is ook rechtvaardig. De Here Jezus heeft onze straf gedragen. Voor de zonde die ik als gelovige doe, is al betaald. En een rechtvaardige God straft niet tweemaal hetzelfde vergrijp.
Mijn kinderen, ik schrijf u deze dingen opdat u niet zondigt. En als iemand zondigt, wij hebben een voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige; (1 Johannes 2:1)
Deze hele opzet is bedoeld om de gelovige er van te doordringen dat hij niet moet zondigen. Om nu echter te voorkomen dat wanhoop toeslaat – het lukt immers niet zonder zonde te leven – wijst Johannes op de Here Jezus. Hij is onze Voorspraak, onze Pleitbezorger, onze Zaakwaarnemer voor het aangezicht van de Vader. Als ik heb gezondigd, dan is de satan er als de kippen bij om mij te beschuldigen. Dan wordt de Here Jezus er bij geroepen. Hij wijst de satan erop dat Hij ook voor deze zonde is gestorven en dat de schuld reeds is betaald. We kunnen gerust zijn, onze zaak is bij de Here Jezus in de best mogelijke handen.
Elly en Rikkert zingen in een kinderliedje over zondigen. Dat zondigen is stom, stom, stom. Maar weet je wat pas echt stom is? Niet naar je hemelse Vader gaan, en Hem vertellen wat er gebeurd is.