Vrucht

De Here Jezus vertelt in Johannes 15 de gelijkenis van de ware wijnstok. Het is van belang dit gedeelte te lezen vanuit het gezichtspunt van de Here Jezus Zelf. Het gaat in deze gelijkenis (en zovele andere) niet in de eerste plaats over ons, maar om Hem. De gelijkenis begint dan ook niet voor niets met ‘Ik ben de ware wijnstok’. Het gaat dus om een zogenoemde ‘Ik Ben’ – uitspraak. De tweede Persoon die van belang is, is de Vader. De Vader is de landman. Hij houdt Zich bezig met het bevorderen van de juiste condities voor de oogst. De hoofdactiviteit is snoeien (hier: wegnemen) en reinigen. Dat laatste is nodig om te voorkomen dat de sapstroom terecht komt in delen van de plant die niet direct vrucht voortbrengen. Kortweg: de landman wil veel druiven, maar niet te veel bladeren.

Dat snoeien zelf is beperkt tot de ranken. De wijnstok, het deel van de plant van waaruit de ranken ontspruiten en dat in de bodem is geworteld, wordt niet gereinigd. Dat heeft ook geen zin, want de Here Jezus is naar eigen zeggen de wijnstok, en zoals we weten was Hij zonder zonde, ja, kon Hij zelfs niet zondigen.

Snoeien betekent tuchtigen. Snoeien is een pijnlijke aangelegenheid, het staat voor perioden van lijden in het leven van een christen. Het is dan ook van levensbelang dat we inzien dat lijden niet maar iets is dat ons overkomt. ‘Pech hebben’ is hier een verkeerde gedachte. In Hebreeën 12 gaat Paulus uitgebreid in op dit snoeien, dit tuchtigen.

Nu schijnt alle tuchtiging wel op het ogenblik zelf geen vreugde maar voor droefheid te zijn, maar daarna geeft zij aan hen die erdoor geoefend zijn, een vreedzame vrucht van gerechtigheid. (Hebreeën 12:11)

Zetten we dit naast het snoeien dan valt meteen de parallel op.

(…) elke rank die vrucht draagt, die reinigt Hij, opdat zij meer vrucht draagt. (Johannes 15:2)

We zien dus dat het doel van het lijden (snoeien) is het voortbrengen van veel vrucht. Daarnaast is het goed onderscheid te maken tussen lijden dat ons van Godswege overkomt – zoals Job bijvoorbeeld, en lijden dat het gevolg is van een slordige levenswandel. In dat verband is het woord reinigen veelzeggend.

Wie wel en wie niet

Het is altijd goed nauwkeurig te lezen, zeker waar het Gods Woord betreft. Zo worden ‘de ranken’ verschillend benaderd. De Here Jezus spreekt de gelovigen aan met de woorden ‘gij’ en ‘u’, Hij gebruikt dan dus de tweede persoon. Sprekend over naamchristenen lezen we over ‘iemand’, dus de derde persoon. Gelovigen zijn wedergeboren christenen, hebben nieuw leven ontvangen, hebben de Heilige Geest ontvangen en zijn nauw verbonden met hun Heer en Heiland. Bij naamchristenen lijken dikwijls ook deze dingen aanwezig te zijn, maar is het slechts schijn. De Here weet precies wie wel en wie niet tot de Zijnen behoren. Zo lezen we dat tegen de gelovigen wordt gezegd:

Vs 2 elke rank die vrucht draagt, die reinigt Hij, opdat zij meer vrucht draagt.
Vs 3 Blijft in Mij, en Ik in u.
Vs 4 zo ook u niet, als u niet in Mij blijft.
Vs 5 wie in Mij blijft en Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt u helemaal niets doen.
Vs 7 Als u in Mij blijft en mijn woorden in u blijven, bidt alles wat u wilt en het zal u gebeuren.
Vs 8 Hierin is mijn Vader verheerlijkt, dat u veel vrucht draagt, en u zult mijn discipelen zijn.

De naamchristenen daarentegen krijgen heel iets anders te horen:

Vs 2 Elke rank in Mij die geen vrucht draagt, neemt Hij weg;
Vs 6 Als iemand niet in Mij blijft, wordt hij buitengeworpen als de rank en verdort; en men verzamelt ze en werpt ze in het vuur en zij verbranden.

Gelukkig hoeven wij niet te weten wie wel en wie niet bij de Here horen, dat kunnen we rustig bij de Here Jezus laten. Pas als het voor ons zichtbaar wordt, krijgen we een verantwoordelijkheid in deze dingen. Paulus schrijft over dit onderwerp behartigenswaardige woorden.

Evenwel, het vaste fundament van God staat en heeft dit zegel: De Heer kent hen die de zijnen zijn; en: Laat ieder die de naam van de Heer noemt, zich onttrekken aan ongerechtigheid. (2 Timotheüs 2:19)

Hét kenmerk van iemand die nieuw leven heeft ontvangen is het voortdurende verlangen verre te blijven van alle vormen van zonde. Van wie dat niet doet – en namaak valt vroeg of laat altijd door de mand – kunnen we ons afvragen of hij of zij een wedergeboren christen is, dan wel een naamchristen.

Van onze kant af bekeken

Snoeien, reinigen, wegnemen en in het vuur werpen zijn activiteiten van de Vader, de landman. Dat wil echter niet zeggen dat van de gelovigen niets wordt verlangd. Van ons wordt verwacht dat we in Christus blijven, dat Zijn Woord in ons blijft en te bidden. Over deze drie aspecten de volgende keer meer.