Vervulling van profetieën

Hoewel we daar niet zo vaak aandacht aan besteden is het gegeven dat de Here Jezus de Zoon van David wordt genoemd van belang bij het begrijpen van profetieën aangaande het Duizendjarig Rijk. In zowel het Oude als het Nieuwe Testament wordt voortdurend vooruitgekeken naar het Duizendjarig Rijk, het tijdperk waarin God met Israël eindelijk tot Zijn doel komt. De Here Jezus, gezien als Zoon van David, zal zitten op de troon van Zijn (voor)vader David. De engel Gabriël maakt dit in zijn boodschap aan Maria ondubbelzinnig duidelijk.

32 Deze zal groot zijn en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en de Heer, God, zal Hem de troon van zijn vader David geven,

33 en Hij zal over het huis van Jakob koning zijn tot in eeuwigheid en aan zijn koningschap zal geen einde zijn. (Lukas 1:32-33)

De Zoon van Maria is de beloofde Zoon van David, de beloofde Koning. Maar Hij is veel meer dan dat. Hij is Zoon van de Allerhoogste, én zoon van David. Laten we als voorbeeld eens kijken naar het slot van Openbaring.

Ik, Jezus, (…) Ik ben de wortel en het geslacht van David, de blinkende morgenster. (Openbaring 22:16)

Uit deze tekst blijkt dat de Here Jezus zowel de stamvader (wortel) als de nakomeling (geslacht) van David is. Van alle profetieën is Hij de vervulling. Uit deze woorden blijkt ook eens te meer hoe groot Hij is. Hij beheerst verleden en toekomst, de hele geschiedenis. Door de woorden ‘Ik ben’ te gebruiken wijst Hij op wie Hij is: God. Ook noemt Hij Zich ‘de blinkende morgenster’. Dit is genomen uit de Messiaanse profetie van Bileam.

Ik zie hem, maar niet nu; ik schouw hem, maar niet van nabij; een ster gaat op uit Jakob, een scepter rijst op uit Israël (Numeri 24:17)

De morgenster is Venus. Vanwege het feit dat Venus vanaf de aarde gezien altijd betrekkelijk dicht bij de zon staat, is Venus alleen zichtbaar gedurende enkele uren vóór zonsopkomst.1) Dus vlak voordat de dag begint. Daarom is de komst van de Here Jezus ook te begrijpen als de aankondiger van een nieuwe toekomst. Die toekomst is de volmaakte nieuwe dag, de opgang van de zon der gerechtigheid, waarover Maleachi profeteert.

Maar voor u, die mijn naam vreest, zal de zon der gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder haar vleugelen; gij zult uitgaan en springen als kalveren uit de stal. (Maleachi 4:2)

Petrus vertelt de verbaasde joden in Jeruzalem dat David een profeet was. David wist wat er zou gaan gebeuren, want God had het hem verteld én beloofd. Zo kon David, zo’n duizend jaar voor Christus in vaste overtuiging schrijven over de vervulling van de hem gegeven beloften.

1 Dit zijn de laatste woorden van David: (…)

2 De Geest des Heren spreekt door mij, zijn woord is op mijn tong;

3 Israëls God spreekt, Israëls Rots zegt tot mij: Een rechtvaardige heerser over de mensen, een heerser in de vreze Gods,

4 Hij is als het morgenlicht bij het opgaan der zon, een morgen zonder wolken: door de glans na de regen spruit jong groen uit de aarde.

5 Maar niet alzo mijn huis bij God! Toch heeft Hij mij een eeuwig verbond gegeven, geordend in alles en verzekerd. Want al mijn heil en alle welbehagen, zou Hij die niet laten uitspruiten? (2 Samuël 23:1-5)

Maar niet alleen aan David werd dit geopenbaard, op veel andere plaatsen vinden we dat de troon van David zal worden bezet door de Zoon van God.

6 Ik heb immers mijn koning gesteld over Sion, mijn heilige berg.

7 Ik wil gewagen van het besluit des Heren: Hij sprak tot mij: Mijn zoon zijt gij; Ik heb u heden verwekt. (Psalm 2:6-7)

Niet alleen David werd beloofd, dat in de verre toekomst een Uniek Persoon op de troon zal zitten. Ook die Persoon Zelf ontving deze belofte.

Vraag Mij en Ik zal volken geven tot uw erfdeel, de einden der aarde tot uw bezit. (Psalm 2:8)

Er zal verzet zijn, tegen de Zoon van God nota bene. Zij die niet wensen te buigen zullen de gevolgen daarvan ondervinden. Maar wie bescherming bij Hem zoekt, zal bewaard worden.

Kust de zoon, opdat hij niet toorne en gij onderweg niet te gronde gaat, want zeer licht ontbrandt zijn toorn. Welzalig allen die bij Hem schuilen! (Psalm 2:12)

De aankondiging van de komst van deze Goddelijke troonpretendent gaat steeds gepaard met verwijzing naar de troon (van David), in combinatie met bijzondere zegeningen. Zo mag ook Jesaja vertellen over deze wonderlijke Persoon. Hij is het Kind in de kribbe te Bethlehem, Hij is de Zoon die God gaf omdat Hij de wereld zo lief had.

Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op zijn schouder en men noemt hem Wonderbare Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst. (Jesaja 9:5)

Zijn regering zal worden gekenmerkt door vrede, recht en gerechtigheid. Dat begint al in het Duizendjarig Rijk, en zal zich voortzetten tot in eeuwigheid. Hij zal niet door mensen in deze positie worden geplaatst, maar door God Zelf.

Groot zal de heerschappij zijn en eindeloos de vrede op de troon van David en over zijn koninkrijk, doordat hij het sticht en grondvest met recht en gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid. De ijver van de Here der heerscharen zal dit doen. (Jesaja 9:6)

Ezechiël, die veel heeft moeten prediken tegen ergerlijke afgoderij in Jeruzalem, mag de genezing van deze kwaal aankondigen. Let op, weer in combinatie met de troon!

En Hij zeide tot mij: Mensenkind, [dit] [is] de plaats van mijn troon en de plaats mijner voetzolen, waar Ik wonen zal onder de Israëlieten tot in eeuwigheid; het huis Israëls zal mijn heilige naam niet meer verontreinigen, zij noch hun koningen, met hun ontucht en met de lijken van hun koningen na hun dood. (Ezechiël 43:7)

De zegen die Israël zal ontvangen, zal zich uitstrekken tot over de gehele wereld. Men zal erkennen dat het centrum van de wereld Jeruzalem is, en dat de ware wijsheid daar vandaan komt.

Te dien tijde zal men Jeruzalem noemen de troon des Heren, en alle volken zullen zich daarheen verzamelen om de naam des Heren te Jeruzalem, en zij zullen niet meer wandelen naar de verstoktheid van hun boos hart. (Jeremia 3:17)

Als de Here Jezus (Mijn Knecht David!) op de troon is gezeten, wordt ook de profetie vervuld die aankondigt dat God Zelf te midden van Zijn volk zal wonen. En die ‘inwoning’ is permanent, eeuwig. Het betekent ook dat het volk Israël in zijn geheel thuis is, en thuis blijft. Het zal bekrachtigd worden met een eeuwig (!) verbond, dat nooit zal vervallen. Behalve de troon, zal zo ook de Tempel van God voor eeuwig in het midden van Israël zijn.

25 Zij zullen wonen in het land dat Ik aan mijn knecht Jakob gegeven heb en waarin hun vaders gewoond hebben; ja, zij zullen daarin wonen, zij, hun kinderen en hun kindskinderen, tot in eeuwigheid, en mijn knecht David zal hun voor eeuwig tot vorst zijn.

26 Ik zal met hen een verbond des vredes sluiten, een eeuwig verbond met hen zal het zijn; Ik zal hun een plaats geven, hen vermeerderen en mijn heiligdom voor eeuwig te midden van hen stellen. (Ezechiël 37:25,26)

1) of: gedurende enkele uren na zonsondergang.