Het koninkrijk der hemelen
Israël heeft de Zoon van David, de Here Jezus verworpen. Het gevolg van dit alles is dat het beloofde koninkrijk niet kon komen (nog niet …). De Here Jezus is nu als de man van hoge geboorte uit de gelijkenis.
Hij zei dan: Een man van hoge geboorte reisde naar een ver land om voor zich een koninkrijk te ontvangen en terug te keren. (Lukas 19:12)
Nu het aardse deel van zijn koninkrijk Hem niet wil, is de Koning verborgen. De Koning is in de hemel. Zijn koninkrijk is daarom nu het koninkrijk der hemelen.
In zijn toespraak op de eerste Pinksterdag spreekt Petrus over deze dingen. Christus (en niet David!) is opgewekt en opgenomen in de hemel. Maar let op, Petrus gebruikt het woordje ’totdat’. Er komt dus een moment dat ook het aardse deel van zijn koninkrijk Hem wordt onderworpen. Zolang dat niet het geval is, wordt de Koning niet gezien op aarde.
32 Deze Jezus heeft God opgewekt, waarvan wij allen getuigen zijn.
34 Want David is niet opgevaren naar de hemelen, maar hij zegt zelf: ’De Heer heeft tot mijn Heer gezegd: Zit aan mijn rechterhand,
35 totdat Ik uw vijanden tot een voetbank voor uw voeten stel’. (Handelingen 2:32, 34-35)
David spreekt in Psalm 110 over zijn verre Nazaat, de Here Jezus. Hij gebruikt tweemaal een woord dat we in het Nederlands vertalen met ‘Heer’. Daarom lijkt dat wat er staat een beetje merkwaardig. Het betekent iets als ‘Mijn koning, God, zegt tegen u:’. Het is dus God, de Vader die spreekt tot Gods Zoon. Vader en Zoon zijn Beiden inderdaad Heer van David, daarom dus is ‘De Heer heeft tot mijn Heer gezegd’ een goede vertaling.
Gelijkenissen over het koninkrijk der hemelen
We leven ondertussen wel degelijk in zijn koninkrijk. Zoals gezegd, in het koninkrijk der hemelen. De Heer Jezus heeft ons de geheimenissen van dat koninkrijk onthuld in Mattheus 13. Hét grote geheimenis is wel dat het koninkrijk een zichtbaar deel heeft en een onzichtbaar deel. Het zichtbare deel omvat alle mensen die de naam van Christus dragen, wedergeboren of niet-wedergeboren. We noemen dit ‘de belijdende christenheid’. Niet-wedergeborenen noemen we ook wel ‘naamchristenen’. De volgende gelijkenissen handelen over het zichtbare deel.
24 Het koninkrijk der hemelen is gelijk geworden aan een mens die goed zaad in zijn akker zaaide.
25 Terwijl echter de mensen sliepen, kwam zijn vijand en zaaide dolik midden tussen de tarwe en ging weg. (Mattheus 13:24-25)
31 Het koninkrijk der hemelen is gelijk aan een mosterdzaad, dat een mens nam en in zijn akker zaaide;
32 het is wel kleiner dan alle zaden, maar als het is opgegroeid, is het groter dan de groenten en wordt een boom, zodat de vogels van de hemel in zijn takken komen nestelen. (Mattheus 13:31-32)
Het koninkrijk der hemelen is gelijk aan zuurdeeg, dat een vrouw nam en verborg in drie maten meel, totdat het geheel doorzuurd was. (Mattheus 13:33)
Het zaad dat gezaaid wordt (het Woord van God) is goed. Iemand anders (de boze) heeft echter ook gezaaid: deze vijand gebruikte dolik (slecht zaad). De resultaten van de oogst zullen daarom gemengd zijn. En gemengd betekent hier, waardig om te worden geoogst, of niet waardig om te worden geoogst, en dus alleen maar geschikt om te worden verbrand. Zolang de oogsttijd niet is aangebroken gaat de groei door.
Dat de resultaten van de groei spectaculair lijken, tonen ons de volgende twee gelijkenissen. Van een klein zaadje, tot een grote boom. Van een klompje deeg tot een compleet gerezen brood. Het blijkt echter dat de macht van het kwaad een grote rol in deze groei speelt. De boom is dermate groot dat vogels hun nesten in de takken maken. Deze vogels echter zijn beeld van de boze. Eerder had de Here Jezus al verteld dat de boze (de vogels) zouden komen om het goede zaad weg te roven. En het rijzen van het deeg wordt veroorzaakt door zuurdeeg, dat overal in de Bijbel zonde en werking van de zonde betekent.
Dan volgen twee gelijkenissen over het verborgen karakter van het koninkrijk der hemelen: de schat in de akker, en de parel van grote waarde. Verborgen in het grote geheel van de belijdende christenheid bevinden zich namelijk de wedergeboren christenen, die samen de gemeente van de Here Jezus vormen.
Het koninkrijk der hemelen is gelijk aan een schat, in de akker verborgen, die een mens vond en verborg; en vanwege zijn blijdschap daarover gaat hij heen en verkoopt alles wat hij heeft, en koopt die akker. (Mattheus 13:44)
45 Het koninkrijk der hemelen is eveneens gelijk aan een koopman die mooie parels zocht;
46 toen hij nu een zeer kostbare parel gevonden had, ging hij weg en verkocht alles wat hij had, en kocht die. (Mattheus 13:45-46)
De akker is de wereld, de Here Jezus heeft deze akker gekocht. Hij heeft daarom recht op deze wereld, inclusief alles wat zich op de wereld bevindt. Het was de schat die maakte dat Hij alles verkocht. Hij kocht de wereld en verwierf zich de gemeente. In deze gelijkenis moeten we onder gemeente de afzonderlijke gelovigen verstaan. Een echte schat bestaat immers ook uit vele kostbare voorwerpen, bijvoorbeeld een groot aantal gouden munten.
In de gelijkenis van de parel gaat het eveneens om de gemeente. De Here Jezus zocht en vond. Wie zoekt weet wat hij zoekt, zo ook de Here Jezus. Immers, de gemeente was al voor de grondlegging van de wereld gekend. In dit beeld gaat het daarom om de gemeente als één geheel, één schitterende parel. Een parel wordt gevormd in een oester als daar een zandkorrel naar binnen komt. Dit irriteert het zachte vlees. De oester legt daarom laagjes parelmoer om de scherpe buitenkant van de zandkorrel heen. En dus komt de parel tot stand als direct gevolg van lijden. Een prachtig beeld van het lijden van de Here Jezus op Golgotha.
Geen tweede keus
De vestiging van het koninkrijk der hemelen vond niet plaats omdat het oorspronkelijke plan niet haalbaar bleek. Het is eerder een alternatieve route, nodig om de omstandigheden te doen ontstaan die nodig zijn voor de Zoon van David om zijn troon te kunnen bestijgen. Immers, de Heer Jezus regeert nu ook en wel totdat al zijn vijanden aan Hem zijn onderworpen.
22 Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden.
23 Maar ieder in zijn eigen orde: Christus als eersteling, daarna die van Christus zijn, bij zijn komst.
24 Daarna is het einde, wanneer Hij het koninkrijk aan God de Vader overgeeft, wanneer Hij alle overheid en alle gezag en kracht te niet gedaan heeft.
25 Want Hij moet regeren, totdat Hij al zijn vijanden onder zijn voeten heeft gelegd.
26 Als laatste vijand wordt de dood te niet gedaan. (1 Korinte 15:22-26)