Een Profeet die wonderen verrichtte
De wonderen die de Here Jezus deed, behoorden bij Zijn bediening als profeet voor Israël. Daarom ook hielden deze (!) wonderen op, toen de apostel Paulus het voorlopig einde van Israëls geschiedenis en het begin van de gemeente aankondigde. Christus predikte het evangelie van het koninkrijk en gaf in Zijn wonderen een voorsmaak van het duizendjarig vrederijk. Het zijn ‘de krachten van de toekomende eeuw’ (Hebreeën 6:5). De beloften aan Israël waren uitsluitend aards: gezondheid, overvloed en overwinningen over zijn vijanden. De discipelen moesten aankondigen ‘Het koninkrijk is nabij’, en hiermee samenhangend kregen zij het bevel: geneest de zieken, reinigt melaatsen, werpt boze geesten uit.
5 Deze twaalf heeft Jezus uitgezonden en Hij gebood hun, zeggende: Wijkt niet af op een weg naar heidenen, gaat geen stad van Samaritanen binnen;
6 begeeft u liever tot de verloren schapen van het huis Israëls.
7 Gaat en predikt en zegt: Het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.
8 Geneest zieken, wekt doden op, reinigt melaatsen, drijft boze geesten uit. (…) (Mattheus 10:5-8)
Een dergelijke bediening wordt in de huidige bedeling aan niemand gegeven. Het evangelie van de genade belooft geestelijke zegeningen in de hemelse gewesten, en wat heden autoriteit aan de prediking geeft, zijn niet de wonderen, maar het complete, volmaakte Woord van God.
Gezegend zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons met allerlei geestelijke zegen in de hemelse gewesten gezegend heeft in Christus. (Efeze 1:3)
God spreekt
In de Hebreeënbrief wordt ons uitgelegd dat het nieuwe verbond in elk opzicht groter en beter is dan het oude.
Ziet dan toe, dat gij Hem, die spreekt, niet afwijst. Want als genen niet ontkomen zijn, toen zij Hem afwezen, die zijn godsspraak op aarde deed horen, hoeveel te minder wij, als wij ons afwenden van Hem, die uit de hemelen (spreekt). (Hebreeën 12:25)
In het oude verbond sprak God op aarde (vanaf de Sinaï). In het nieuwe verbond spreekt God vanuit de hemel. Het spreken vanuit de hemel ziet op de hemelse inhoud van de boodschap. Ook kunnen we denken aan het spreken van de Zoon die uit de hemelen is neergedaald en nu weer in de hemel aan Gods rechterhand zit. Daarnaast wordt wel gedacht aan het spreken van God bij de wederkomst van de Here Jezus. Uit dit alles mogen we afleiden dat Israël Gods aardse volk is en de gemeente Gods hemelse volk.
Gods spreken tot en omgang met Israël is altijd gepaard gegaan met wonderen en tekenen. Denk aan de uittocht uit Egypte, het verblijf in de woestijn, de richterentijd, denk aan profeten als Elia en Elisa. Als dan dé Profeet optreedt, zal zijn spreken meer dan ooit tevoren begeleid worden met krachten, wonderen en tekenen. De tekenen kwamen van God, Hij gebruikte ze om de Here Jezus aan te wijzen als de beloofde Messias.
(…) zij gingen heen en predikten overal, terwijl de Here medewerkte en het woord bevestigde door de tekenen, die erop volgden. (Marcus 16:20)
Mannen van Israël, hoort deze woorden: Jezus, de Nazoreeër, een man u van Godswege aangewezen door krachten, wonderen en tekenen, die God door Hem in uw midden verricht heeft, zoals gij zelf weet, (Handelingen 2:22)
Inderdaad, de Here Jezus is dé Profeet!
En tegenwoordig?
Hierboven schreef ik: ‘Daarom ook hielden deze (!) wonderen op, toen de apostel Paulus het voorlopig einde van Israëls historie en het begin van de gemeente aankondigde.’ Israël verwierp de Here Jezus als de voor hen bestemde Koning, en daarmee ook het koninkrijk. De tekenen, wonderen en krachten hadden niet (!) tot geloof geleid. Aan het eind van Handelingen vinden we dan ook een veelzeggende uitspraak van Paulus, gericht tot de Joden in Rome.
Het zij u dan bekend, dat dit heil Gods aan de heidenen gezonden is; die zullen dan ook horen! (Handelingen 28:28)
De opdracht die de Gemeente vervolgens ontvangt is heel anders, dan die aan de verkondigers van het koninkrijk der hemelen was gegeven.
De opdracht luidt niet langer …
7 Gaat en predikt en zegt: Het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.
8 Geneest zieken, wekt doden op, reinigt melaatsen, drijft boze geesten uit. (…) (Mattheus 10:7-8)
maar …
predik het woord, wees paraat, gelegen en ongelegen; weerleg, bestraf, vermaan in alle lankmoedigheid en lering. (2 Timotheüs 2:4)
Wil dit nu zeggen dat tegenwoordig geen wonderen en tekenen kunnen gebeuren? Nee, beslist niet. Uit bovenstaande blijkt echter wel, dat het accent verschoven is. Bij de verkondiging van het koninkrijk valt op dat elke prediker geroepen is zieken te genezen, doden op te wekken, melaatsen te reinigen, boze geesten uit te drijven. Ook in de gemeente kunnen deze tekenen, wonderen en krachten plaats vinden. Het verschil is echter dat het nu gaat om sommigen, niet om allen.
7 Maar aan ieder wordt de openbaring van de Geest gegeven tot wat nuttig is.
8 Want aan de een wordt door de Geest gegeven een woord van wijsheid; en aan een volgende een woord van kennis volgens dezelfde Geest;
9 aan een ander geloof door dezelfde Geest; en aan een volgende genadegaven van genezing door de ene Geest;
10 en aan een volgende werkingen van krachten; en aan een volgende profetie; en aan een volgende onderscheidingen van geesten; aan een ander allerlei talen; en aan een volgende uitlegging van talen. (1 Korinte 12:7-10)
Allen ontvangen de Heilige Geest, allen ontvangen gaven. Sommigen ontvangen één gave, anderen wellicht meer dan één. Maar er is geen sprake van dat iedereen alle gaven ontvangt. Dit leidt er toe dat niet iedereen dezelfde taak heeft. Paulus spreekt over bedieningen. Wie van de Here een bediening krijgt toegewezen, ontvangt ook de benodigde gave.
28 En God heeft sommigen in de gemeente gesteld: ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars, vervolgens krachten, vervolgens genadegaven van genezingen, hulpbetoningen, besturingen, allerlei talen.
29 Zijn allen soms apostelen? Zijn allen soms profeten? Zijn allen soms leraars? Hebben allen soms krachten?
30 Hebben allen soms genadegaven van genezingen? Spreken allen soms in talen? Zijn allen soms uitleggers? (1 Korinte 12:28-30)
Ten slotte valt op dat het doel van de uitoefeningen van de gaven anders is. Lees wat de apostel Paulus hierover schrijft. Bij de verkondiging van het Koninkrijk waren de wonderen en tekenen een onderdeel van de boodschap – ze hoorden bij elkaar. Bij de verkondiging van het evangelie van de genade in de Here Jezus gaat het om de verkondiging door middel van het Woord. De gaven van de Geest dienen dan nu ook in de eerste plaats tot opbouw van de gemeente. Ze hebben als doel het geloofsleven van anderen te versterken.
Maar aan ieder wordt de openbaring van de Geest gegeven tot wat nuttig is. (1 Korinte 12:7)
Hoe is het dan, broeders? Wanneer u samenkomt, heeft ieder een psalm, heeft een leer, heeft een openbaring, heeft een taal, heeft een uitlegging; laat alles gebeuren tot opbouwing. (1 Korinte 14:26)
Gebeuren er dan geen wonderen en tekenen buiten de kerkzaal? Natuurlijk wel. Net zoals ook genezingen plaatsvinden die losstaan van de gave van genezing – door gebedsverhoring. We moeten doen wat God ons geeft te doen. Van ons wordt echter niet verwacht wonderen, tekenen en krachten te claimen. We moeten ons laten leiden door Gods Geest.