De levende steen
We zijn bezig met het thema Jezus Christus als de rots, de levende steen en het fundament. In dit artikel ‘de steen’. Petrus schrijft in zijn eerste brief over ‘de levende steen’.
En komt tot Hem, de levende steen, door de mensen wel verworpen, maar bij God uitverkoren en kostbaar, (1 Petrus 2:4)
De steen is levend, omdat Hij opgestaan is uit de dood en leven geeft. De mensen wilden Hem niet, ze verwierpen Hem. Maar de verwerping was gelijktijdig de manier waarop de Here Jezus de weg naar de Vader opende. Dat kon Hij omdat Hij Gods Zoon was, de Zoon in Wie de Vader Zijn welbehagen had. In Handelingen is het dezelfde Petrus die ons verzekert dat alleen in de Here Jezus de weg tot behoudenis is gegeven.
En de behoudenis is in niemand anders, want er is ook onder de hemel geen andere naam aan de mensen gegeven, waardoor wij moeten behouden worden. (Handelingen 4:12)
De steen
Daniël legde Nebukadnezar de betekenis uit van de droom die hem zeer verontrustte. Nadat hij de diverse materialen waaruit het beeld was opgebouwd had genoemd, kwam hij bij de ondergang van het beeld.
34 Terwijl gij bleeft toezien, raakte, zonder toedoen van mensenhanden, een steen los, die het beeld trof aan de voeten van ijzer en leem en deze verbrijzelde;
35 Toen werden tegelijkertijd het ijzer, het leem, het koper, het zilver en het goud verbrijzeld, en zij werden gelijk kaf op een dorsvloer in de zomer en de wind voerde ze mee, zodat er geen spoor meer van te vinden was; maar de steen die het beeld getroffen had, werd tot een grote berg, die de gehele aarde vulde. (Daniël 2:34-35)
Veel uitleggers zien in de steen het koninkrijk van God. God zal uiteindelijk alle menselijke machten te niet doen, en op aarde een eeuwig rijk vestigen. Dit is in overeenstemming met de betekenis van het beeld, die ons de wereldgeschiedenis toont in vier wereldrijken. Maar in de nadere uitleg zei Daniel iets opmerkelijks:
37 Gij, o koning, koning der koningen, aan wie de God des hemels het koningschap, macht, sterkte en eer geschonken heeft,
38 Ja, in wiens hand Hij de mensenkinderen, waar zij ook wonen, de dieren des velds en het gevogelte des hemels heeft gegeven, en die Hij tot heerser over die alle heeft gemaakt, gij zijt dat gouden hoofd. (Daniël 2:37-38)
Dus niet het Babylonische rijk, maar de persoon Nebukadnezar wordt met het gouden hoofd aangeduid. De vorst is gelijk aan zijn imperium. Aan de Franse koning Louis XIV (de zonnekoning) wordt de uitspraak ‘L’état, c’est moi (de staat, dat ben ik)’ toegeschreven. En recenter, toen de FBI de kantoren van Trumps advocaat Michael Cohen doorzocht, noemde Trump dat ‘een rasechte aanval op ons land’. Cohen is de persoonlijke advocaat van Trump. Een onderzoek naar Cohen is een onderzoek naar Trump. Trump identificeert zichzelf met de Verenigde Staten, dus is het een aanval op het hele land. Trump is de Verenigde Staten. Nebukadnezer, Lodewijk XIV, Trump, ze zijn allemaal uit hetzelfde hoogmoedige hout gesneden.
Het hoeft dus niet te bevreemden als we in de steen uit de droom van Nebukadnezar de Here Jezus herkennen. De steen doet twee dingen: Hij verwijdert alles wat van menselijke makelij is, en stelt daar het Rijk van God voor in de plaats. In Mattheüs komt de Heer terug op dit thema.
En wie op deze steen valt, zal verpletterd worden, en op wie hij valt, die zal hij vermorzelen. (Mattheus 21:44)
Hier zien we hetzelfde, namelijk de vernietigende kracht van de steen. Ons wordt een aarden pot voor ogen gesteld. Als de pot op de steen valt (de Here Jezus als ‘de steen des aanstoots’), breekt de pot in stukken. Valt de steen op de pot, dan wordt deze verbrijzeld – de allesvernietigende werking van het oordeel.
De hoeksteen
Er zijn verschillende interpretaties aangaande ‘de hoeksteen’ (of sluitsteen) bekend. Soms wordt een funderingssteen bedoeld, waarop de rest van het gebouw rust. Maar het kan ook de bovenste steen in een boogconstructie zijn. Beide booghelften worden door de sluitsteen overeind gehouden, met als gevolg dat de meeste druk op deze steen staat. |
Het is in ieder geval een belangrijk onderdeel van een gebouw. De tekst waarop veel aanhalingen in het Nieuwe Testament zijn gebaseerd vinden we in Psalm 118.
De steen die de bouwlieden versmaad hebben, is tot een hoeksteen geworden; (Psalm 118:22)
De Here Jezus betrekt dit beeld op Zichzelf:
Jezus zeide tot hen: Hebt gij nooit gelezen in de Schriften: De steen, die de bouwlieden afgekeurd hadden, deze is tot een hoeksteengeworden; van de Here is dit geschied, en het is wonderlijk in onze ogen? (Mattheus 21:42)
De bouwlieden zijn de Joodse leidslieden. De manier waarop de Here Jezus het citaat gebruikt, maakt het in feite tot een profetie. Het proces van afkeuring was reeds in volle gang. De definitieve afwijzing zou leiden tot de kruisiging op Golgotha. Maar God oordeelde anders. Juist de afgekeurde steen zou de belangrijkste positie krijgen. In zijn tweede toespraak in Jeruzalem haalt Petrus deze metafoor aan. Nu echter is het geen profetie meer, maar heilsgeschiedenis. Golgotha ligt achter ons, de afgekeurde steen is tot hoeksteen geworden.
Dit is de steen, door u, de bouwlieden, versmaad, die nochtans tot hoeksteen is geworden. (Handelingen 4:11)
Het gaat nog verder. Het beeld van de hoeksteen laat niet alleen zien dat de Here Jezus de Allerbelangrijkste is in de plannen van God. Het toont ons ook dat Hij, en Hij alleen in staat is gelovigen tot ‘levende stenen te maken’, hen te redden voor de eeuwigheid. Daarom vervolgt Petrus zijn toespraak in Handelingen met de heilsboodschap.
En de behoudenis is in niemand anders, want er is ook onder de hemel geen andere naam aan de mensen gegeven, waardoor wij moeten behouden worden. (Handelingen 4:12)
Later komt hij er in zijn eerste brief op terug.
Daarom staat er in een Schriftwoord: Zie, Ik leg in Sion een uitverkoren en kostbare hoeksteen, en wie op hem zijn geloof bouwt, zal niet beschaamd uitkomen. (1 Petrus 2:6)
Levende stenen
De metafoor van de hoeksteen is nóg rijker. God bouwt een huis, een geestelijk huis. Elke wedergeboren christen wordt als ‘levende steen’ aan dat huis toegevoegd. In het huis vindt de dienst aan God plaats. De dienst wordt uitgevoerd door ‘de levende stenen’ die een heilig priesterschap vormen. Ze brengen geestelijke offers. Het gehele geestelijke gebouw wordt overeind gehouden door de hoeksteen, door Jezus Christus. Onze offers zijn aanvaardbaar voor God. Dat kan omdat ze in Zijn Zoon aangenaam worden gemaakt.
4 En komt tot Hem, de levende steen, door de mensen wel verworpen, maar bij God uitverkoren en kostbaar,
5 en laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijk huis, om een heilig priesterschap te vormen, tot het brengen van geestelijke offers, die Gode welgevallig zijn door Jezus Christus. (1 Petrus 2:4-5)