De Rots
Een van de meest geciteerde Bijbelse aanhalingen aangaande Christus als ‘de Rots’ vinden we in de eerste Korintebrief.
(…) allen dezelfde geestelijke drank dronken, want zij dronken uit een geestelijke rots, welke met hen medeging, en die rots was de Christus. (1 Korinte 10:4)
Deze ene zin bergt een schat aan geestelijke rijkdommen in zich. In het (derde) vers voorafgaand aan dit vierde lezen we al over ‘geestelijke spijs’.
(…) allen hetzelfde geestelijke voedsel aten, (1 Korinte 10:3)
Nu, in het vierde vers, schrijft Paulus over ‘geestelijke drank’. Water uit een rots is een wonder. In de beschrijving van de gebeurtenis waar Paulus op doelt lezen we dat Mozes specifieke aanwijzingen van de Here krijgt om dit wonder te ‘bewerkstelligen’.
5 Daarop zeide de Here tot Mozes: Ga voor het volk uit en neem enige van de oudsten van Israël met u; neem ook de staf waarmee gij de Nijl geslagen hebt, in uw hand en ga heen.
6 Zie, Ik zal daar voor u op de rots bij Horeb staan; dan zult gij op de rots slaan en daaruit zal water te voorschijn komen, zodat het volk kan drinken. En Mozes deed alzo voor de ogen van de oudsten van Israël. (Exodus 17:5-6)
Hij moest voor het volk uit gaan – dat wil zeggen: Mozes liep voorop en het volk volgde. Vlak voor het moment van het wonder moest Mozes enkele oudsten meenemen naar de plaats waar het wonder zou plaatsvinden. Hij moest ook zijn staf meenemen. Niet zomaar een staf, maar die ene speciale staf, waarmee Mozes in Egypte wondertekenen mocht verrichten. Het meenemen van die staf zal het volk hebben voorbereid op hetgeen komen zou, een ingrijpen van God. Ten slotte wordt Mozes (ogenschijnlijk ten overvloede) opgedragen ‘heen te gaan’, dus op weg te gaan. Dit alles staat in het vijfde vers van Exodus 7. In het volgende vers deelt God mee dat Hij op de rots bij Horeb zal staan. Waarschijnlijk is het de bedoeling dat Mozes op die rots – de rots dus waarop de Here staat – zal slaan. Hij doet het, het water komt tevoorschijn en het volk heeft te drinken. Het water stroomt geruime tijd. Als iedereen van het volk de gelegenheid moet krijgen te drinken kan dat ook niet anders. In o.a. de Psalmen vinden we verwijzingen naar deze gebeurtenissen.
15 Hij kliefde rotsen in de woestijn, en drenkte hen rijkelijk met watervloeden;
16 Hij deed beken vloeien uit de rots en water neerstromen als rivieren.
20 Zie, Hij sloeg de rots, dat er water vloeide, en beken stroomden; (Psalm 78:15-16, 20)
De Rots was Christus, het water de Heilige Geest
We zagen al dat God op de Rots zou staan, en dat Paulus ons vertelt dat de Rots Christus was. Uit de hele gang van zaken wordt duidelijk dat de mens niet in staat was water uit de rots tevoorschijn te doen komen. Zo was het ook onmogelijk dat de mens de Heilige Geest uit de hemel zou kunnen doen neerdalen. Christus de Rots moest eerst worden geslagen. De slagen werden toegebracht door mensenhanden. Hier in de woestijn was het Mozes die de slag toebracht. Op Golgotha waren het de soldaten en de Joodse leidslieden en in hen de hele mensheid. Christus’ werk is volbracht, de ware Rots is geslagen, het verkwikkende water heeft gevloeid, zodat alle dorstige zielen kunnen drinken (MacIntosh II, p. 138).
De bevestiging van dit alles vinden we in het evangelie van Johannes.
37 En op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus en riep, zeggende: Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke!
38 Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien.
39 Dit zeide Hij van de Geest, welke zij, die tot geloof in Hem kwamen, ontvangen zouden; want de Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was. (Johannes 7:37-39)
(…) Indien gij wist van de gave Gods en wie het is, die tot u zegt: Geef Mij te drinken, gij zoudt het Hem gevraagd hebben en Hij zou u levend water hebben gegeven. (Johannes 4:10)
De geestelijke Rots
Paulus schrijft in 1 Korinte 10:4 over de geestelijke Rots die met Israël meeging. Paulus weet Wie die geestelijk Rots is: Christus. Hieruit leren we dat achter alle watergevende rotsen in de woestijn de ware Rots aanwezig was. Deze aanwezigheid toont ons dat Christus al voor Zijn geboorte bij God was, maar ook dat Christus reeds in het Oude Testament fungeerde als middelaar tussen God en mensen. Het is tevens het zoveelste bewijs dat onze Heer Jezus Christus God is.