Geestelijk voedsel nuttigen wil zeggen: ons voeden met de Here Jezus. Daar zitten – zoals al eerder opgemerkt – twee kanten aan.

  1. Manna: Het leven van de Here Jezus op aarde;
  2. Hemels koren: De opgestane Christus.

 Manna

Ietwat generaliserend gesproken zou je kunnen zeggen dat het manna betrekking heeft op:

  1. Het kindje Jezus in de armen van Maria;
  2. Het aardse leven van Christus;
  3. Zijn verzoenend sterven op Golgotha.

En werkelijk, er zijn gelovigen die niet verder komen dan de eerste hoofdstukken uit Mattheus en Lukas. Van alles wat de Bijbel leert over de geboorte van onze Messias genieten ze volop. De tijd rond het Kerstfeest is voor hen het hoogtepunt van het kerkelijk jaar. Maar er is meer.

Het leven zoals de Here Jezus dat op aarde leefde is voor andere gelovigen van even grote waarde, en terecht. Ze genieten van de daden van de Here Jezus, van Diens woorden, van Diens barmhartigheid.

Dan is er het lijden en sterven van onze Here Jezus. Welke gelovige wordt daar niet door gesterkt? Niemand zou überhaupt christen kunnen zijn zonder het gebeuren op Golgotha. Daarom vormt voor talloze gelovigen het avondmaal het hoogste goed.

Is hier iets verkeerds aan? Nee, in het geheel niet. Maar, het is zo jammer het daar bij te laten. We kunnen ons gemakkelijk vinden in de constatering dat alleen Kerst wel wat karig is als het om geestelijk voedsel gaat. Kerst en het aardse leven van Christus heeft al heel wat meer ‘voedingswaarde’. En wie gaat voor geboorte, levenswandel en Golgotha heeft ‘het beste deel’ van het manna gekozen. Het gaat hier niet om wat verkeerd zou zijn. Het gaat er om te zien dat er nog veel meer is. Dat de gelovige ontzettend veel laat liggen als hij zich tot het manna beperkt.

Hemels koren

Hemels koren heeft alles te maken met de opstanding van Jezus Christus. Het veroveren van het land Kanaän door Israël is type van onze verantwoordelijkheid. Israël zou het land Kanaän krijgen, het was beloofd door God. Maar hoeveel van het land dat zou worden hing af van hun eigen inzet.

 Elke plaats die uw voetzool betreden zal, geef Ik ulieden, zoals Ik tot Mozes gesproken heb. (Jozua 1:3)

Stel dat Israël was blijven wonen nabij de plaats waar ze de Jordaan waren overgetrokken. Hoeveel van het land zouden ze dan in bezit hebben kunnen nemen? Vrijwel niets.

Dit nu geldt ook voor de christen. Paulus schrijft in het eerste hoofdstuk van de brief aan de Efeziërs over de geweldige dingen die God voor ons in petto heeft.

Gezegend zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in de hemelse gewesten in Christus, (Efeze 1:3)

 ‘Alle geestelijke zegening in de hemelse gewesten in Christus’. Wat staat hier?

  1. God heeft ons gezegend met ‘alle geestelijke zegening’;
  2. Deze geestelijke zegeningen worden gevonden in de hemelse gewesten;
  3. Deze geestelijke zegeningen komen tot ons in Christus.

Het klinkt veelbelovend, maar wat moeten we ons er bij voorstellen? Dat is dezelfde vraag die de Israëlieten zich gesteld zullen hebben. Heel het land is het beloofde land. Maar wat moet je je daar bij voorstellen? Zo’n vraag zal alleen maar worden beantwoord als je op pad gaat. Je zult tegenstand ontmoeten, er zal strijd zijn. Maar God heeft beloofd ‘Elke plaats die uw voetzool betreden zal, geef Ik ulieden’. En ze zouden er niet alleen voor staan.

(…) Sidder niet en word niet verschrikt, want de Here, uw God, is met u, overal waar gij gaat. (Jozua 1:9)

Als de christen op weg gaat in de geestelijke gewesten zal er ook tegenstand zijn. De satan wil koste wat kost voorkomen dat de christen ’terrein wint’. Hij weet namelijk wat de resultaten zullen zijn. Hieronder twee van die opbrengsten.

En wij allen, die met een aangezicht, waarop geen bedekking meer is, de heerlijkheid des Heren weerspiegelen, veranderen naar hetzelfde beeld van heerlijkheid tot heerlijkheid, immers door de Here, die Geest is. (2 Korinte 3:18)

18 zult gij dan samen met alle heiligen, in staat zijn te vatten, hoe groot de breedte en lengte en hoogte en diepte is,

19 en te kennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat, opdat gij vervuld wordt tot alle volheid Gods. (Efeze 3:18-19)

Satan wil niet dat wij veranderen van heerlijkheid tot heerlijkheid, en ook niet dat we vervuld worden tot alle volheid Gods, terwijl God dat juist wel wil. Ook wij staan er niet alleen voor. Als we dit alles laten liggen, zal er geen strijd zijn. Het is de weg van de minste weerstand. De Here Jezus heeft juist de weg van de meeste weerstand gekozen. Zijn lijden en sterven heeft ons onnoemelijk veel zegen gebracht. Maar daar mag het niet bij blijven. De Heer is opgestaan. Hij wil ons zegenen.

(…) opdat u weet wat de hoop van zijn roeping is, wat de rijkdom is van de heerlijkheid van zijn erfenis in de heiligen (Efeze 1:18)

Laten we toch ons vertrouwen op God stellen. Hij wil ons zoveel geven. Maar Hij kan ons niets geven, als wij niet naar Hem opzien – als een kind dat vol verwachting uitziet naar de cadeaus die het op zijn verjaardag zal krijgen.