De Here Jezus is het Brood des Levens. Geestelijk voedsel dus. Voedsel heeft alleen nut als we het tot ons nemen en verteren. Christus moet onze eerste levensbehoefte zijn. Zoals brood uit meerdere bestanddelen bestaat (bloem, zemelen, gist, water), zo kunnen we aan geestelijk voedsel verschillende aspecten herkennen.
Twee bestanddelen nodig voor ons behoud
a. Gods Zoon werd mens
De Here Jezus is God. Hij is mens geworden, heeft vlees aangenomen. Dit is de eerste waarheid die we ’tot ons moeten nemen’. Het is het eerste bestanddeel van het geestelijk voedsel.
Ik ben het levende brood, dat uit de hemel nedergedaald is. Indien iemand van dit brood eet, hij zal in eeuwigheid leven; (…) (Johannes 6:51)
Het geloof in de vleeswording van Gods Zoon is essentieel voor onze behoudenis. De Here Jezus werd geboren in Bethlehem. Bijzonder is dat de naam Bethlehem (Beit Lechem) ‘Broodhuis’ betekent.
b. Gods Zoon stierf plaatsvervangend
Als de Here Jezus op aarde was gekomen, maar niet op Golgotha gestorven, waren we nog in onze zonden. Anders gezegd, het bewonderen van de Persoon Jezus van Nazareth, zoals Hij hier op aarde leefde en arbeidde zal ons niet het eeuwige leven geven. De Here Jezus kwam om te sterven voor onze zonden, plaatsvervangend. Het tweede bestanddeel dat we nodig hebben is het geloof dat Hij voor ons stierf. Hij gaf Zijn leven, Hij gaf Zijn lichaam.
(…) en het brood, dat Ik geven zal, is mijn vlees, voor het leven der wereld. (Johannes 6:51)
De Here Jezus was (met eerbied gesproken) een levend wezen. Hij zou zijn leven geven, Hij moest sterven. Nu kan men geen levend wezen eten als dat niet is gestorven.
Jezus dan zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij gij het vlees van de Zoon des mensen eet en zijn bloed drinkt, hebt gij geen leven in uzelf. (Johannes 6:53)
Bloed afgescheiden van het vlees betekent dood. Ons geestelijk voedsel bestaat daarom ook uit het ’tot ons nemen’ van het bloed van de Here Jezus. Eten van het vlees van de Zoon des mensen en drinken van het bloed betekent in geloof aannemen dat Hij voor ons (voor jou, voor mij) is gestorven. Voor alle duidelijkheid: de Here Jezus spreekt hier niet over het avondmaal.
Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage. (Johannes 6:54)
Eten om te groeien
Wie het Brood des levens gegeten heeft is gered voor de eeuwigheid. Dat wil echter niet zeggen dat we dan ‘klaar’ zijn. De Bijbel laat zien dat gelovigen moeten groeien, geestelijk groeien. Zo onderscheidt Johannes in zijn eerste brief kinderen, jongelingen en vaders.
12 Ik schrijf u, kinderkens, want de zonden zijn u vergeven om zijns naams wil.
13 Ik schrijf u, vaders, want gij kent Hem, die van den beginne is. Ik schrijf u, jongelingen, want gij hebt de boze overwonnen. Ik heb u geschreven, kinderen, want gij kent de Vader.
14 Ik heb u geschreven, vaders, want gij kent Hem, die van den beginne is. Ik heb u geschreven, jongelingen, want gij zijt sterk en het woord Gods blijft in u en gij hebt de boze overwonnen. (1 Johannes 2:12-14)
Het hoeft ons dus ook niet te verbazen dat bij die verschillende stadia van groei verschillend voedsel hoort. Petrus spreekt over pasgeboren kinderen en melk.
(…) verlangt als pasgeboren kinderen naar de redelijke, onvervalste melk, opdat gij daardoor moogt opwassen tot zaligheid, (1 Petrus 2:2)
Pasgeboren kinderen verlangen naar moedermelk. Deze melk is de beste voeding die een zuigeling kan krijgen; er zitten geen ongewenste stoffen in en de melk is ook niet aangelengd met water. Het voedsel is het woord waarin Christus centraal staat – in Bijbelstudie en prediking.
Paulus schrijft ook over melk, maar dan in een heel ander verband.
Melk heb ik u gegeven, geen vast voedsel, want dat kondt gij nog niet verdragen. Ja, dat kunt gij ook nu nog niet, (1 Korinte 3:2)
Net als Petrus vergelijkt Paulus het ‘sinds kort wedergeboren zijn’ met de geboorte van een baby. Zo’n baby heeft melk nodig. Maar er komt een moment dat melk wordt vervangen door ‘steviger kost’. Uit het verband blijkt dat de Korintiërs een flinke poos geleden tot bekering waren gekomen. Ze waren dus toe aan vast voedsel. Maar dat kon ’toen’ niet, en ‘nu’ nog niet. Vlak na hun bekering waren ze ‘zuigeling’, en ‘nu’ nog steeds.
Het is dan ook niet voor niets dat Paulus in 1 Korinte 15 uitgebreid ingaat op de opstanding van de doden. Blijkbaar was dat voor hen ‘onverteerbaar’.
Terug naar de apostel Johannes.
Ik heb u geschreven, vaders, want gij kent Hem, die van den beginne is. Ik heb u geschreven, jongelingen, want gij zijt sterk en het woord Gods blijft in u en gij hebt de boze overwonnen. (1 Johannes 2:14)
Kinderen – schrijft hij – weten dat hun zonden zijn vergeven. Jongelingen zijn verder. Ze weten dat het christenleven strijd kent – de boze zal er alles aan doen hen ten val te brengen. Maar ze zijn sterk (in Christus) en het woord van God. Vaders zijn gelovigen die ouder en ervaren zijn. Hun kennis is meer dan alleen theorie. Zij kennen de Bijbel en weten die toe te passen in alle aspecten van het christenleven.
Paulus geeft dezelfde definitie in zijn brief aan de Hebreeën.
Maar de vaste spijs is voor de volwassenen, die door het gebruik hun zinnen geoefend hebben in het onderscheiden van goed en kwaad. (Hebreeën 5:14)
Een volwassene eet vast voedsel. Hij kan onderscheiden welk voedsel gezond is en welk bedorven. Hij is dus in staat goed en kwaad te onderscheiden. Zo weten volwassenen of ontvangen onderwijs waar en opbouwend is, of dat het afbreuk doet aan het evangelie en de deur opent tot dwaling.