Brood

Misschien is brood wel het meest bekende voedsel dat onze wereld kent. Vrijwel overal komen we het tegen. Zelfs onder onze zegswijzen zijn er vele met brood als onderwerp. ‘Iemand het brood uit de mond stoten’, ‘Wiens brood men eet, diens woord men spreekt’, en ‘Zich de kaas niet van het brood laten eten’ zijn maar een paar van de vele voorbeelden.

De Bijbel getuigt van het feit dat mensen voedsel nodig hebben. De Here Jezus leerde ons bidden ‘Geef ons heden ons dagelijks brood’. Hij leerde ons echter ook dat de mens ‘niet alleen van brood zal leven, maar van alle woord, dat uit de mond Gods uitgaat’.

Het is duidelijk dat voedsel gegeten moet worden, willen we er profijt van hebben. Dat geldt voor stoffelijk voedsel en geestelijk voedsel. Wie precies weet hoe brood in elkaar zit, welke bestanddelen het bevat en hoe het bereid moet worden, heeft, om in leven te blijven, niets aan die kennis. Hij zal het brood moeten eten. Wie in geestelijk opzicht alles van de christelijke dogma’s weet, maar er niet van eet, zal het leven niet ontvangen.

Jezus Christus is het Brood des levens

In Johannes 6 lezen we hoe de Here Jezus de menigte voedt. Door het vermenigvuldigen van een paar broden en vissen krijgen duizenden mensen te eten. Het zal niet verbazen dat men paf staat. De Here Jezus gebruikt dit wonder om op een ander, belangrijker ‘soort’ voeding te wijzen: geestelijk voedsel.

De natuurlijke mens lijdt honger. Een honger die niet te stillen is. Satan en de wereld voorzien in vele vormen van ‘voedsel’. Het haalt echter niets uit. De honger blijft. Slechts één vorm van geestelijk voedsel kan deze honger stillen: het Brood des levens.

33 want dat is het brood Gods, dat uit de hemel nederdaalt en aan de wereld het leven geeft.

34 Zij zeiden dan tot Hem: Here, geef ons altijd dit brood.

35 Jezus zeide tot hen: Ik ben het brood des levens; wie tot Mij komt, zal nimmermeer hongeren en wie in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten. (Johannes 6:33-35)

De Here Jezus probeert zijn volksgenoten er van te overtuigen dat ze Hem moeten ontvangen. Hij is het Brood des Levens. Maar ze willen er niets van weten. Ze beginnen over het manna in de woestijn, en over Mozes. Naar hun onwrikbare overtuiging is dat de hoogste zegen die uit de hemel kan neerdalen. Iets wat daar bovenuit stijgt kan niet bestaan. De Here Jezus wijst op Zichzelf. Hij is het Brood des Levens, maar de mensen reageren schamper:

41 De Joden dan morden over Hem, omdat Hij gezegd had: Ik ben het brood, dat uit de hemel nedergedaald is,

42 en zij zeiden: Is dit niet Jezus, de zoon van Jozef, wiens vader en moeder wij kennen? Hoe zegt Hij nu: Ik ben uit de hemel nedergedaald? (Johannes 6:41-42)

De Here probeert opnieuw begrijpelijk te maken waarover Hij spreekt:

Ik ben het levende brood, dat uit de hemel nedergedaald is. Indien iemand van dit brood eet, hij zal in eeuwigheid leven; en het brood, dat Ik geven zal, is mijn vlees, voor het leven der wereld. (Johannes 6:51)

Het leidt echter alleen maar tot meer ongeloof:

De Joden dan streden onderling en zeiden: Hoe kan deze ons zijn vlees te eten geven? (Johannes 6:52)

Het droevige eindresultaat is dat veel mensen zich van Hem afkeren.

Van toen af keerden vele van zijn discipelen terug en gingen niet langer met Hem mede. (Johannes 6:66)

Het is intriest dat de liflafjes van deze wereld zeer in trek zijn, terwijl het voedsel dat de mens het eeuwige leven kan geven wordt versmaad. Denk overigens maar niet dat wie christen is voortaan door de wereld met rust wordt gelaten. Ook de gelovige krijgt voortdurend van alles voorgeschoteld en tast gretig toe. Het gevolg is duidelijk: wie zich met gebakjes en ander snoepgoed heeft volgegeten, heeft geen trek meer in een degelijke boterham met kaas.