Het doel van het eeuwig leven

Eeuwig leven is meer dan een leven zonder einde. Wie verloren gaat en in de hel geworpen wordt heeft daar een leven zonder einde, en, laat dat duidelijk zijn, dat is geen leven. De apostel Johannes beschrijft het doel van eeuwig leven in de aanhef van zijn eerste brief.

3 hetgeen wij gezien en gehoord hebben, verkondigen wij ook u, opdat ook gij met ons gemeenschap zoudt hebben. En onze gemeenschap is met de Vader en met zijn Zoon Jezus Christus.

4 En deze dingen schrijven wij, opdat onze blijdschap volkomen zij. (1 Johannes 1:3-4)

Johannes gebruikt tweemaal het woordje ‘opdat’. Opdat wordt gebruikt als de spreker/schrijver een doel wil aangeven. Zo zien we dat Johannes twee doelen onderscheidt. Ten eerste maakt hij duidelijk dat er een verkondiging was en is, een verkondiging met een doel. Ten tweede geeft hij aan dat zijn brief (‘schrijven wij’) een doel heeft.

Het doel van de verkondiging

De verkondiging was al een poos aan de gang. De Here Jezus had de zendingsopdracht gegeven en deze werd door de apostelen en andere gelovigen uitgevoerd. Johannes schrijft dat ook zijn evangelie het doel ‘verkondigen’ dient.

30 Jezus heeft nog wel vele andere tekenen voor de ogen zijner discipelen gedaan, die niet beschreven zijn in dit boek,

31 maar deze zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zoon van God, en opdat gij, gelovende, het leven hebt in zijn naam. (Johannes 20:30-31)

Verkondiging -> geloof -> eeuwig leven -> gemeenschap

Johannes heeft zijn evangelie geschreven opdat zijn lezers gaan geloven ‘dat Jezus is de Christus, de Zoon van God’. Geloven is zo het verhogen van de Zoon van God door te zien wie Hij is. Zien wie Hij is gaat niet zonder geloof. Geloof dat Jezus de beloofde Messias is, en de Zoon van God. Dit geloof in de Zoon van God houdt meteen ook in het ontvangen van het eeuwige leven, en het toetreden tot ‘de gemeenschap’ met de apostelen en andere gelovigen. Het woord ‘gemeenschap’ wordt het best begrepen als we er ‘innerlijke betrokkenheid’ voor in de plaats zetten. Het centrum van deze innerlijke betrokkenheid is echter niet de kring van gelovigen. Het gaat om de Vader en de Zoon: ‘En onze gemeenschap is met de Vader en met zijn Zoon Jezus Christus’. De onderlinge gemeenschap ontstaat doordat alle gelovigen ‘innerlijke betrokkenheid’ hebben met de Vader en de Zoon.

Blijdschap

Het volgende ‘opdat’ heeft te maken met de uitwerking van geloofsgemeenschap in het leven van de gelovigen. Er waren blijkbaar gelovigen die het bovenstaande (de zegeningen van de gemeenschap met de Vader en de Zoon) niet ten volle kenden. Zo lang dat niet het geval was, kon de apostel zelf niet volkomen blij zijn.

Waarom de zegeningen van de gemeenschap niet ten volle worden gekend

Hoewel veel gelovigen al jarenlang wedergeboren christenen zijn, wordt hun geloofsleven maar al te vaak gekenmerkt door onwetendheid en twijfel aangaande het eeuwige leven. Deze onwetendheid en twijfel wordt veroorzaakt door hun slordige levenswandel. Ons is immers bekendgemaakt hoe we als christen moeten leven, wat daarvoor nodig is.

  1. Volharden in het gebed

Volhardt in het gebed, (Kolossenzen 4:2)

  1. Volharden in het lezen van de Bijbel.

Zie toe op uzelf en op de leer, volhard in deze dingen; (1 Timotheüs 4:16)

Veel gelovigen zijn daar nalatig in. Deze nalatigheid leidt tot een vorm van ondervoeding: ons vertrouwen op God kwijnt langzaam maar zeker weg. Bovendien worden we kwetsbaar voor allerlei wind van leer, die onze geloofsrust verstoort.

  1. Heb de broeders en zusters lief.

Wij weten, dat wij overgegaan zijn uit de dood in het leven, omdat wij de broeders liefhebben. (1 Johannes 3:14)

De apostel Johannes laat dus zien dat broederliefde een teken is van het ontvangen van eeuwig leven!

De eerste gemeente

We begonnen met een tekst uit de eerste brief van Johannes.

3 hetgeen wij gezien en gehoord hebben, verkondigen wij ook u, opdat ook gij met ons gemeenschap zoudt hebben. En onze gemeenschap is met de Vader en met zijn Zoon Jezus Christus.

4 En deze dingen schrijven wij, opdat onze blijdschap volkomen zij. (1 Johannes 1:3-4)

Centraal daarin staat het woord ‘gemeenschap’. In Handelingen wordt beschreven hoe voorbeeldig het begin van de gemeente was.

En zij bleven volharden bij het onderwijs der apostelen en de gemeenschap, het breken van het brood en de gebeden. (Handelingen 2:42)

Duidelijk is dat ‘gemeenschap’ in principe op de gehele gemeente van toepassing is. Het is de Heilige Geest die de gemeenschap tot stand brengt. Pas uit de mond van de Here Jezus begrijpen we hoe groot dit alles is. Ook wordt duidelijk dat woorden tekortschieten. De woorden ‘gemeenschap’ en ‘op elkaar betrokken zijn’ zijn maar een zwakke afspiegeling van wat de bedoeling van de Here Jezus is. We vinden het in Johannes 17 in het gebed van de Zoon tot de Vader.

21 opdat zij allen een zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt.

22 En de heerlijkheid, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, opdat zij een zijn, gelijk Wij een zijn: (Johannes 17:21, 22)

Het uiteindelijke doel is een zijn in (let op: niet een zijn met!) de Vader en de Zoon. De Vader en de Here Jezus zijn een. De gelovigen krijgen deel in die eenheid. Zij zullen één zijn zoals de Vader en de Zoon één zijn. Als de gelovigen een in de Vader en de Zoon zijn zullen ze zeker ook een met elkaar zijn. We weten echter maar al te goed dat dit in de praktijk tegenvalt. Daarom is gebrek aan eenheid onder christenen een veeg teken. Het duidt op een gemis aan gemeenschap met God. Geen wonder dus dat de apostel Johannes aangeeft dat zijn vreugde niet volkomen is. En dus hamert hij op het belang van gemeenschap: gemeenschap met de VADER en de ZOON.