Hemelen?
Onder mensen heerst een merkwaardig soort lichtzinnigheid. Als het gesprek komt op het leven na de dood, over hemel en hel, dan is de reactie heel vaak ‘met mij zit het wel goed’. Men benadrukt vervolgens dat men geen misdadiger is en dat men altijd ‘iedereen het zijne heeft gegeven’. Als de balans van hun leven zou worden opgemaakt, zou die naar de positieve kant uitslaan. En natuurlijk komen ze in de hemel. Dat er andere zaken meespelen komt niet in hen op. Of willen ze het liever niet weten? Hoe het ook zij, het is een vreemde houding, die van een zekere hoogmoed getuigt.
Want, hoezo komen ze in de hemel? Wie bepaalt dat? Het is Gods hemel. Het is niet de mens die uitmaakt wie in de hemel komt, maar God. En ja, iedereen is welkom, maar wel op Gods voorwaarden. Wat zijn die voorwaarden?
Wedergeboorte
De natuurlijke mens is niet geschikt om tot het eeuwige leven in te gaan. Hij dient een radicale, fundamentele verandering te ondergaan: wedergeboorte, dat is het ontvangen ‘van Boven’ van nieuw leven, van een Goddelijke natuur.
De wedergeboorte vindt plaats als
- Je weet dat je gezondigd hebt en je hart niet deugt. Je ziet je hopeloze toestand voor God in.
- Je God hebt verteld dat je een zondaar bent en vraagt om gered te worden.
- Je gelooft en belijdt dat Jezus Christus voor jou aan het kruis is gestorven.
Bekering en geloof zijn dus nodig. Of zoals Paulus het uitdrukte:
Stel uw vertrouwen op de Here Jezus en u zult behouden worden, u en uw huis”. (Handelingen 16:31)
Deze drie punten zeggen niets over het moment waarop wedergeboorte plaatsvindt. Zo kan iemand tijdens het horen van een prediking, of het lezen van een Bijbelgedeelte spontaan tot geloof komen, en wedergeboorte ontvangen. Anderen groeien op in een christelijk gezin, onderschrijven van harte de drie punten, maar weten niet wanneer zij tot levend geloof kwamen. Van echt belang is dit niet, zolang de drie genoemde punten maar werkelijkheid zijn. En bij twijfel is het verstandig alsnog in gebed tot God te gaan. Hij stuurt de oprechte gelovige echt niet weg.
En laten we duidelijk vaststellen: dit moet gebeuren. De Bijbel laat er geen twijfel over bestaan. Zonder wedergeboorte, zonder geloof geen toegang tot het Koninkrijk Gods, tot het eeuwige leven.
Verwonder u niet, dat Ik u gezegd heb: Gijlieden moet wederom geboren worden.(Johannes 3:7)
Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe. (Johannes 3:16)
Koninkrijk
Er zou enige verwarring kunnen ontstaan vanwege het gebruik van de term ‘Koninkrijk van God’. Het Koninkrijk van God is niet hetzelfde als de hemel, en al evenmin gelijk aan het eeuwige leven. Er zijn overeenkomsten en verschillen. De overeenkomsten die voor dit artikel van belang zijn liggen in de noodzaak van wedergeboorte. Iemand die niet is wedergeboren kan het Koninkrijk van God niet binnengaan, heeft niet het eeuwige leven en geen toegang tot de hemel.
Goed genoeg?
Nog even over dat gesprek aan het begin. Stel, een christen getuigt van het feit ‘behouden te zijn’, en dus zeker weet na het sterven opgenomen te worden in de hemel. Helaas, hoon is zijn deel. Hij krijgt voor de voeten geworpen dat ‘hij zich nog al wat verbeeldt, dat hij zich zeker beter voelt dan een ander’. Ziet u de karikatuur? Zelf vindt men zich goed genoeg om in de hemel te komen, maar als een ander daarvan getuigt…
Het zal waarschijnlijk niet veel uitmaken, maar het past een christen in zo’n geval duidelijk te maken dat hij zich niet beter acht, maar heeft geleerd dat hij juist niet goed genoeg is. Het is de genade in Christus die hem toegang verleent. Het volgende Bijbelse voorbeeld laat aan duidelijkheid niets te wensen over.
39 Een der gehangen misdadigers lasterde Hem: Zijt Gij niet de Christus? Red Uzelf en ons!
40 Maar de andere antwoordde en zeide, hem bestraffende: Vreest zelfs gij God niet, nu gij hetzelfde vonnis ontvangen hebt?
41 En wij terecht, want wij ontvangen vergelding, naar wat wij gedaan hebben, maar deze heeft niets onbehoorlijks gedaan.
42 En hij zeide: Jezus, gedenk mijner, wanneer Gij in uw Koninkrijk komt.
43 En Hij zeide tot hem: Voorwaar, Ik zeg u, heden zult gij met Mij in het paradijs zijn. (Lucas 23:39-43)
Christus verzekert de moordenaar aan het kruis de toegang tot het eeuwige leven. Waarom? Omdat hij toegeeft slecht te zijn en alleen maar kan hopen op genade. En dat geldt voor elke gelovige! Ik ben christen omdat ik Christus geloof als Hij zegt dat ik slecht ben. Maar ik geloof Hem ook als Hij zegt dat ik behouden ben op grond van genade.