We zagen de vorige keer dat God de Here Jezus op deze aarde had gebracht als een lamp. Zijn licht maakte dat Hij zonder moeite kon worden onderscheiden van de mensen om Hem heen. Maar er was (en is!) geloof nodig om Hem te zien. Een eenvoudig oog noemt de Schrift dat. Ongeloof redeneert, geloof vertrouwt en aanvaardt. Wie zo ontvankelijk is voor het licht van de Here Jezus wordt zelf licht.
Gij zijt het licht der wereld. Een stad, die op een berg ligt, kan niet verborgen blijven. (Mattheus 5:14 )
Het licht dat de gelovige uitstraalt zal zonder het licht van de Here Jezus niet kunnen schijnen. Het licht moet diep in de ziel van de gelovige doordringen. Zonder deze innerlijke werking zal het licht niet stralen, wordt het licht juist tot duisternis.
Zie dan toe, dat het licht dat in u is, geen duisternis is. (Lukas 11:35)
Blind en ziende
De joodse leidslieden ten tijde van het optreden van de Here Jezus meenden licht uit de wet te ontvangen. Paulus hekelt deze hoogmoedige houding van de farizeeën en schriftgeleerden.
17 Als u nu een Jood genoemd wordt, op de wet steunt, in God roemt,
18 zijn wil kent en beproefd wat het beste is, omdat u uit de wet onderwezen,
19 en van uzelf vertrouwt dat u een leidsman bent van blinden, een licht voor hen die in duisternis zijn,
20 een opvoeder van onverstandigen, een leermeester van onmondigen, daar u in de wet de belichaming van de kennis en de waarheid hebt (…). (Romeinen 2:17-20)
Nu is de wet inderdaad een onuitputtelijke bron van kennis en licht.
Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad. (Psalm 119:105)
Maar aangezien in Christus de wet is vervuld, werd het licht van de wet verduisterd, vervangen door een nieuw licht.
Het volk dat in donkerheid wandelt, ziet een groot licht; over hen die wonen in een land van diepe duisternis, straalt een licht. (Jesaja 9:1)
Een eenvoudig, gelovig oog ziet dit licht. Zoals gezegd, ongeloof redeneert, geloof vertrouwt en aanvaardt. De joodse leidslieden redeneerden aan een stuk door, maar geloofden niet. Dit leidde onvermijdelijk tot het verwerpen van de Messias.
En Jezus zeide: Tot een oordeel ben Ik in deze wereld gekomen, opdat wie niet zien, zien mogen, en wie zien, blind worden. (Johannes 9:39)
Wie het licht van Christus wil herkennen, zal moeten erkennen verloren te zijn in zonden en misdaden. Zal moeten toegeven in duisternis te verkeren. Voor zulke mensen opent de Here Jezus de harten. Paulus zegt het in een prachtige metafoor: ‘verlichte ogen van uw hart’ (Efeze 1:18). Zo worden zij die niet zien, ziende.
Wie daarentegen niet wil geloven blijft in de duisternis, zo iemand is wijs in eigen ogen, zo iemand meent zelf het licht te zijn, maar is verblind, verblind door een heel ander licht, een licht uit een andere bron.
3 Als dan ons evangelie al bedekt is, is het bedekt in hen die verloren gaan;
4 in wie de God van deze eeuw de gedachten van deze ongelovigen verblind heeft, opdat de lichtglans van het evangelie van de heerlijkheid van Christus, die het beeld van God is, hen niet zou bestralen. (2 Korinte 4:3-4)
Tot slot
Het is een liedje voor kinderen, maar de inhoud gaat diep. En zeer van toepassing bij ons onderwerp.
Jezus zegt, dat Hij hier van ons verwacht. Dat wij zijn als kaarsjes brandend in de nacht. En Hij wenst, dat ieder tot zijn ere schijnt. Gij in uw klein hoekje en ik in ’t mijn. |
Jezus zegt, dat Hij ieders kaarsje ziet. Of het helder licht geeft, of ook bijna niet. Hij ziet uit de hemel, of wij lichtjes zijn. Gij in uw klein hoekje en ik in ’t mijn. |
Jezus zegt ons ook, dat ’t zo donker is, overal op aarde zond’en droefenis. Laat ons dan in ’t duister held’re lichtjes zijn. Gij in uw klein hoekje en ik in ’t mijn. |