Dit is de laatste aflevering over de gezindheid van de Here Jezus. In het vorige artikel zagen we hoe de Here Jezus omging met teleurstellingen. Hij bracht alles bij Zijn hemelse Vader. Naar de mensen om Zich heen straalde Hij daarentegen een goddelijk rust uit, verheven als Hij was boven alle omstandigheden – hoewel Hij er niet ongevoelig voor was.

Een laatste voorbeeld

Deze keer het mijns inziens mooiste voorbeeld dat de Here Jezus ons geeft. Eerst nog even een herinnering aan een tekst uit het vorige artikel.

De smaad heeft mij het hart gebroken, en ik ben verzwakt. Ik wachtte op een teken van medelijden, maar tevergeefs, op troosters, maar ik vond hen niet. (Psalm 69:21)

Je zou kunnen zeggen dat in al deze teleurstellende ervaringen sprake is van een stukje onwetendheid bij de mensen. Bij het hieronder volgende voorbeeld is dat echter beslist niet het geval.

Johannes de Doper

De wegbereider van de Koning die komen zou zat in de gevangenis. En gevangenissen in die tijd waren wel wat anders ingericht dan die we nu in Nederland hebben. Hoe lang hij daar heeft gezeten weten we niet. Zeker is wel dat elke dag in de cel eentje te veel was. Johannes kende uiteraard de Schriften. Hij kende de profetieën. In die profetieën werd nota bene zelfs over hem gesproken – hij zou ‘uitgaan voor het aangezicht des Heren, om zijn wegen te bereiden, om aan zijn volk te geven kennis van heil in de vergeving hunner zonden’. (Maleachi 4:5-6; Lukas 1:17)

Dat had hij gedaan. En hoe! Hele drommen mensen waren naar hem toegekomen en werden geraakt door zijn boodschap. Zij kwamen tot berouw, en lieten zich dopen. Uiteindelijk kwam ook de Here Jezus naar hem toe. Ook Hij liet Zich dopen. Johannes had nog op Hem gewezen en luidkeels geroepen dat ‘ze moesten zien op het Lam, dat de zonde der wereld wegneemt‘. (Johannes 1:29) Maar dat was allemaal verleden tijd. Hij zat in een sombere gevangenis, wachtend op de dingen die komen zouden.

Toen kwamen zijn discipelen hem opzoeken in de gevangenis. Ze vertelden hem wat er allemaal gebeurde. Het hele land sprak over die rabbi uit Nazareth, van Zijn gezaghebbende woorden, van de wonderen en tekenen die hij verrichtte.

Inderdaad, geweldig wat er gebeurde, maar er knaagde toch iets. Steeds moest hij weer denken aan die paar woorden uit Jesaja, ‘om voor gevangenen vrijlating uit te roepen en voor gebondenen opening der gevangenis’. (Jesaja 61:1)

Op een dag hield hij het niet langer vol. Hoe begrijpelijk! We lezen in Lukas.

En Johannes riep een tweetal van zijn discipelen tot zich en zond hen naar de Here om te zeggen: Zijt Gij het, die komen zou, of hebben wij een ander te verwachten? (Lukas 7:19)

En ze gingen…

Toen de mannen bij Hem gekomen waren, zeiden zij: Johannes de Doper heeft ons tot U gezonden, om te zeggen: Zijt Gij het, die komen zou, of hebben wij een ander te verwachten? (Lukas 7:20)

Eigenlijk hoefden ze niets te vragen, ze zagen het antwoord met hun eigen ogen.

Op dat ogenblik genas Hij velen van ziekten en plagen en boze geesten en aan vele blinden schonk Hij het gezicht. (Lukas 7:21)

Wat ze zagen was de vervulling van een andere profetie uit Jesaja.

5 Dan zullen de ogen der blinden geopend en de oren der doven ontsloten worden;

6 Dan zal de lamme springen als een hert en de tong van de stomme zal jubelen; (Jesaja 35:5-6)

Johannes’ discipelen stelden toch de vraag. In Zijn antwoord benadrukte de Here het gewicht van wat ze zagen. Hij voegde er iets belangrijks aan toe.

en zalig is wie aan Mij geen aanstoot neemt. (Lukas 7:23)

Dat was een zaligspreking. Zalig zijn zij die hetzelfde geloven als dat wat de Here Jezus over Zichzelf zegt.

Pijnlijk

De vraag op zich was pijnlijk voor de Here Jezus. Bent U het of hebben we een ander te verwachten? In Johannes lezen we wat de consequenties zijn als men niet gelooft wat de Here Jezus over Zichzelf zegt.

Ik ben gekomen in de naam mijns Vaders en gij neemt Mij niet aan; indien een ander komt in zijn eigen naam, die zult gij aannemen. (Johannes 5:43)

We weten allemaal over wie de Here Jezus hier sprak. Johannes de Doper zal het zo niet bedoeld hebben, maar de vraag die hij stelde sneed de Here Jezus door het hart. Wat ging er door Hem heen? Bent U het, of een ander? Bent U het of Barabbas? Bent u het of verwachten we – zonder het te beseffen – de Antichrist?

Het bleef verborgen voor de discipelen van Johannes, en ook de omstanders merkten er niets van. Integendeel, de Here sprak respectvol over Johannes en zijn dienst!

Maar wat zijt gij gaan zien? Een profeet? Ja, Ik zeg u, zelfs meer dan een profeet. (Lukas 7:26)

Wat een les voor ons. Hoe gauw zijn wij niet geneigd iemand die ons al dan niet met opzet beledigt met gelijke munt terug te betalen. Maar dat past ons gelovigen niet. Net zoals de Here Jezus het deed, mogen we dit alleen kenbaar maken aan onze hemelse Vader. Laten we in Zijn voetsporen treden en de oproep van Paulus serieus nemen.

Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was … (Filippenzen 2:5)