Wat is onze Here een fantastisch Persoon! Lees alleen maar het eerste hoofdstuk van de brief aan de Hebreeën en het wordt duidelijk Wie de Here Jezus is: God Zelf.
Ik wil deze aflevering gebruiken om nog eens goed naar de Here Jezus te kijken. Ja, ons onderwerp is de Knecht des Heren. Maar deze Knecht stelt alle andere personen in de schaduw.
Er is een vertaling van het Nieuwe Testament van de hand van Anne de Vries. U weet wel, die van ‘Ik bid niet voor bruine bonen’. Ik neem hoofdstuk 1 van de brief aan de Hebreeën over. Waarom?
Jezus noemt Zichzelf het levende brood dat uit de hemel is nedergedaald (Johannes 6:51). En daarna zegt hij dat we ons met dat brood moeten voeden. Dat is geestelijk voedsel. We voeden ons met Hem door over Hem te lezen, te leren, na te denken. De tekst staat er zonder nadere uitleg, want voorgekauwd voedsel is smakeloos en ontdaan van de meeste voedingsstoffen. Het kan zeer zegenrijk zijn eens een geheel andere vertaling te nemen. Het helpt om de aandacht te vestigen op aspecten die door gewoonte niet meer opvallen.
Om de veelheid aan gedachten duidelijker weer te geven, heb ik de teksten gescheiden.
Vroeger heeft God heel vaak en op allerlei manieren tot onze voorvaders gesproken door middel van de profeten. Maar in deze eindtijd heeft hij tot ons gesproken door zijn eigen Zoon. |
Die heeft hij tot erfgenaam van alle dingen verklaard, en samen met hem heeft hij trouwens de werelden geschapen. |
De Zoon is de afstraling van Gods majesteit, het afgietsel van Gods diepste wezen. |
Hij houdt alles in stand door zijn machtige woord. |
Hij heeft ons bevrijd van onze zonden en daarna heeft hij plaatsgenomen rechts van Gods troon in de hemel. |
Hoeveel groter hij is dan de engelen blijkt duidelijk uit de veel verhevener benamingen waarmee hij aangeduid wordt. |
Want het is ondenkbaar dat God tegen een engel zou zeggen: Jij bent mijn Zoon, vandaag heb ik je in het leven geroepen, of dit: Ik zal een Vader voor hem zijn, en hij voor mij een Zoon. |
Of dit wat hij zegt als hij zijn eerstgeborene binnenvoert in de wereld van de mensen: Al Gods engelen moeten hem hulde brengen. |
Van de engelen zegt hij: Van zijn engelen maakt hij blazende winden, van zijn dienaren vuur en vlam. |
Maar van zijn Zoon zegt hij dit: Uw troon, O God, blijft eeuwig en altijd staan. Het gezag van uw rijk, dàt is pas rechtvaardig gezag! |
Rechtvaardigheid hebt u liefgehad, het onrecht hebt u gehaat; daarom heeft God u, O God, met feestelijke olie gezalfd, u en niet een van uw vrienden. |
En ook dit: U zelf, Heer, hebt heel in het begin de aarde opgebouwd, en ook de hemel hebt u met uw eigen handen gemaakt. Als die twee vergaan, zult u er nog altijd zijn. Ze zullen verslijten als kledingstukken, en dan zult u ze bundelen als oude kleren en vervangen door nieuwe. |
Maar u zult nog altijd dezelfde zijn; u houdt nooit op te bestaan. |
En ook dit heeft hij nooit tegen een engel gezegd: Kom naast me zitten, rechts van mij, dan zal ik zelf je vijanden voor je op de knieën brengen. |
Nee, de engelen zijn juist dienende geesten, die er op uitgestuurd worden om diegenen van dienst te zijn voor wie behoud weggelegd is. |
Inderdaad, onze Here is een fantastisch Persoon!