De uitdrukking ‘De Grote Herder’ vinden we in de brief aan de Hebreeën. In de Telos-vertaling lezen we:
De God nu van de vrede, die uit de doden heeft teruggebracht de grote herder van de schapen, onze Heer Jezus, door het bloed van het eeuwig verbond (Hebreeën 13:20)
De Hebreeënbrief laat ons de voortreffelijkheid van de Here Jezus zien. Jezus is:
Hoger dan de engelen
Hoger dan de mensen op het toekomstig aardrijk
Hoger dan de vele zonen van God
Hoger dan Mozes, de grootste man van het jodendom
Hoger dan Jozua, die Israël Kanaän binnenvoerde
Hoger dan David, die grootste koning van Israël
Hoger dan Aaron, de grootste hogepriester van Israël.
In het hierboven geciteerde Hebreeën 13:20 lezen we een gedachte aan Mozes. Er wordt een verwijzing naar Jesaja in gezien.
Maar Hij dacht aan de dagen van ouds, aan Mozes, aan zijn volk. Waar is Hij, die de herders zijner kudde voerde uit de wateren? (Jesaja 63:11)
Door Mozes hoorde Israël van het bloed dat aan de deur diende te worden gestreken. Wilde men overleven, dan was dat de enige weg tot redding, want ‘wanneer Ik het bloed zie, dan ga Ik u voorbij’. Het bloed van het lam en het lam zelf spreken van het ware Lam Gods, dat Zijn bloed voor ons vergoot op Golgotha. Het bloed van de Here Jezus is krachtig, meer nog dan ‘het bloed der besprenging, dat krachtiger spreekt dan Abel’ (Hebreeën 12:24). Het is ook krachtiger dan het bloed dat in Egypte aan de deurpost werd gestreken (Exodus 12:7), want dat bloed kon de zonden slechts bedekken. Dat bloed moest elk jaar weer opnieuw in het Heilige der Heiligen worden gebracht (Exodus 30:10). Het bloed van de Here Jezus is echter slechts eenmaal vergoten (Hebreeën 9:28) en heeft een eeuwige verlossing tot stand gebracht (Hebreeën 10:10), en een eeuwig verbond bekrachtigd (Markus 14:24).
Nadat Mozes het volk uit Egypte had geleid moest het door de Schelfzee. Het was JHWH die Mozes en het volk uit het water van de Schelfzee omhoogvoerde (Jesaja 63:11).
Zowel het sterven van het paaslam als de doortocht door de Rode Zee beelden het sterven van de Here Jezus af. Het ‘omhoogkomen van Mozes en volk’ wijst ons op de opstanding.
De gedachte is nu dat (herder) Mozes en het volk (van herders) dankzij het bloed van het paaslam en de doortocht door de zee bewaard bleven, en veilig aan de overkant geraakten. Op vergelijkbare manier gaf de Goede Herder zijn leven voor de Zijnen en voerde hen door de dood naar de veilige overkant waar we leven ‘in nieuwheid des levens’ (Romeinen 6:4).
In dit alles is Hij die voor Golgotha de Goede Herder was, na zijn opstanding de Grote Herder.
De Grote Herder is ook de Overste Herder. Hij schakelt anderen in om delen van de kudde te weiden. Deze herders zijn echter wel verantwoording schuldig aan de Opperherder. Want Petrus schrijft:
(…) hoedt de kudde van God die bij u is en houdt toezicht, niet gedwongen, maar vrijwillig, in overeenstemming met God, ook niet om schandelijke winst, maar bereidwillig; ook niet als heersers over de erfgoederen, maar als zij die voorbeelden voor de kudde worden. En wanneer de overste herder is verschenen, zult u de onverwelkelijke kroon van de heerlijkheid ontvangen. (1 Petrus 5:2-4)
Wat zijn deze dingen groot en bemoedigend om te overdenken! Maar, het is ook heel persoonlijk: deze Herder, die nu de Grote Herder en de Overste Herder is, is ook mijn Herder. Mijn Goede Herder (Psalm 23:1).