Herders in het OT
Herders zijn in de Bijbel, in zowel het Oude als in het Nieuwe Testament bekende verschijningen. Abel was herder, Abraham, Izak en Jakob, Mozes, David en ook een profeet als Amos. In veel gevallen kunnen we deze Oudtestamentische herders beschouwen als type van de Here Jezus waar het zijn Herder-zijn betreft.
Het woord herder wordt echter ook in overdrachtelijke zin gebruikt, namelijk als beeldspraak om een koning of andere leiders aan te duiden. Zij hadden de verantwoordelijkheid als ‘herder’ te functioneren temidden van hun ‘kudde’, het volk.
Er waren in die zin goede en slechte herders. Hoewel ook de goede genoemd worden, is het helaas zo dat het Oude Testament veel aandacht moet besteden aan de slechte herders. De profeet Jeremia laat zien dat de Here Jezus wordt aangekondigd als Degene die zal optreden als echte Goede Herder.
5 Zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat Ik aan David een rechtvaardige Spruit zal verwekken; die zal als koning regeren en verstandig handelen, die zal recht en gerechtigheid doen in het land.
6 In zijn dagen zal Juda behouden worden en Israël veilig wonen; en dit is zijn naam, waarmede men hem zal noemen: de Here onze gerechtigheid. (Jeremia 23:5-6)
De in Jeremia’s dagen in functie zijnde herders doen het tegenovergestelde van wat ze geacht worden te doen. We raadplegen opnieuw Jeremia.
De ‘herders’ verderven en verstrooien de kudde.
Wee de herders, die de schapen welke Ik weid, verderven en verstrooien, luidt het woord des Heren. (Jeremia 23:1).
Ze verstrooien, verstoten en zoeken de kudde niet op.
Daarom, zo zegt de Here, de God van Israel, tot de herders die mijn volk weiden: Gij verstrooit en verstoot mijn schapen, en zoekt ze niet op; zie, Ik bezoek aan u de boosheid uwer handelingen, luidt het woord des Heren. (Jeremia 23:2).
Daarna wordt aangekondigd dat er goede herders zullen komen – uit het verband blijkt dat het om ‘gewone’ mensen gaat, niet om de Here Jezus.
Ook zal Ik over hen herders verwekken om hen te weiden, en zij zullen vrees noch schrik meer hebben, en zij zullen niet gemist worden, luidt het woord des Heren. (Jeremia 23:4)
We lazen eerder al in vers 5 en 6 de aankondiging van de komst van de Here Jezus. Wie zijn dan die menselijke herders uit vers 4? Te denken valt aan de gelovigen uit het Nieuwe Testament die een herderlijke taak hebben ontvangen.
En Hij heeft sommigen gegeven als apostelen, anderen als profeten, anderen als evangelisten, anderen als herders en leraars (Efeze 4:11).
Verder is het opmerkelijk dat Jahweh de echte Herder in het Oude Testament is, getuige het ‘de schapen welke Ik weid‘ uit Jeremia 23:1.
Ezechiël 34
Een van de aangrijpendste hoofdstukken uit het Oude Testament is Ezechiël 34. We lezen hier hoe Jahweh Zich ‘opwindt’ over het gedrag van de door Hem aangestelde herders over Israël. Wat is de aanklacht?
Allereerst eigenbelang:
Het vet eet gij, met de wol kleedt gij u, het gemeste slacht gij (…)(Ezechiël 34:1)
vervolgens moedwillige nalatigheid:
3 (…) de schapen weidt gij niet;
4 Zwakke versterkt gij niet, zieke geneest gij niet, gewonde verbindt gij niet, afgedwaalde haalt gij niet terug, verlorene zoekt gij niet (…)(Ezechiël 34:3-4)
en ten slotte een liefdeloze aanpak:
(…) gij heerst over hen met hardheid en geweldenarij (Ezechiël 34:4)
De gevolgen zijn er dan ook naar.
5 Zij raken verstrooid, omdat er geen herder is, en worden tot voedsel voor al het gedierte des velds; zo raken zij verstrooid.
6 Mijn schapen dwalen rond op alle bergen en op elke hoge heuvel; over de gehele aarde zijn mijn schapen verstrooid zonder dat er iemand is die naar hen vraagt of ze zoekt. (Ezechiël 34:5-6)
Jahweh laat het er echter niet bij zitten.
9 Daarom, gij herders, hoort het woord des Heren.
10 Zo zegt de Here Here: Zie, Ik zal die herders! Ik eis mijn schapen van hen terug, en Ik zal een eind maken aan dat schapenweiden van hen. De herders zullen niet langer zichzelf weiden, Ik zal mijn schapen uit hun mond redden, zodat die hun niet meer tot voedsel dienen. (Ezechiël 34:9-10)
Wat is dan de oplossing?
Want zo zegt de Here Here: Zie, Ik zal zelf naar mijn schapen vragen en naar hen omzien. (Ezechiël 34:11)
Verderop in dit hoofdstuk vinden we ten slotte de profetie waarin Jahweh de definitieve oplossing aankondigt.
Dan zal Ik een herder over hen aanstellen, die hen weiden zal: mijn knecht David. Die zal hen weiden, die zal hun herder zijn. ((Ezechiël 34:23)
De Here Jezus getuigt ervan dat deze profetie op Hem van toepassing is. We lezen het onder meer in het evangelie van Mattheus.
(…) Ik ben slechts gezonden tot de verloren schapen van het huis Israëls. (Mattheus 15:24)