Bediening

Het woord bediening betekent in wereldlijke zin iets als ‘iemand helpen, iemand van dienst zijn’. Zo spreken we van ‘een goede bediening’ in een restaurant. Proberen we de betekenis in godsdienstig opzicht te verwoorden, dan vinden we definities als ‘de rang, stand of functie van Apostel, Profeet, Leraar, Evangelist en Herder in de gemeente van Jezus Christus’. Maar deze definitie heeft ook iets ‘werelds’. Het zet de deur op een kier voor zelfverheffing, alsof iemand die een bediening heeft hoger staat dan de ‘gewone’ gelovige.

Als we – met eerbied gesproken – door Gods ogen naar de betekenis kijken, dan valt meteen op dat niemand een bediening ‘verwerft’ of ‘verovert’. Nee, het is God Die een mens een bediening toevertrouwt. In het woord ‘bediening’ zit ‘dienen’. In christelijk zin is een bediening een dienst aan God en een dienst aan gelovigen en niet-gelovigen. De bediening der verzoening is in de eerste plaats toevertrouwd aan de Here Jezus. Hij zegt het Zelf heel duidelijk:

(…) gelijk de Zoon des mensen niet gekomen is om Zich te laten dienen, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen. (Mattheus 20:28)

In het Oude Testament vinden we uitvoerige omschrijvingen van Zijn bediening.

Jesaja 53:

  • Onze ziekten heeft hij op zich genomen;
  • Onze smarten gedragen;
  • Hij werd doorboord om onze overtredingen;
  • Hij werd verbrijzeld om onze ongerechtigheden;
  • Hij droeg de straf die ons de vrede aanbrengt;
  • Door zijn striemen is ons genezing geworden;
  • De Here heeft ons aller ongerechtigheid op Hem doen neerkomen;
  • Hij werd mishandeld;
  • Hij heeft Zichzelf ten schuldoffer gesteld;
  • Hij heeft Zijn leven uitgegoten in de dood;
  • Hij heeft veler zonden gedragen;
  • Hij heeft voor de overtreders gebeden.

Jesaja 61:

  • Hij werd gezonden om een blijde boodschap te brengen aan ootmoedigen;
  • om te verbinden gebrokenen van hart;
  • om voor gevangenen vrijlating uit te roepen;
  • voor gebondenen opening der gevangenis;
  • om uit te roepen een jaar van het welbehagen des Heren.

Het woord der verzoening

Wij christenen geloven dat Jezus Christus door zijn dood aan het kruis het mogelijk heeft gemaakt de relatie tussen God en mens – die door de zondeval verbroken was – te herstellen. De Here Jezus spreekt bij verschillende gelegenheden over deze verzoening. Uniek is Zijn vaststelling dat alleen Hij de verzoening tot stand heeft gebracht.

Jezus zeide tot hem: Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij. (Johannes 14:6)

Op het geloof in de Here Jezus Christus hebben we het eeuwige leven ontvangen, zijn we verzoend met God. Deze verzoening geldt in principe voor alle mensen. God wil niet dat er ook maar een mens verloren gaat

(…) daar Hij niet wil dat iemand verloren gaat, maar dat allen tot bekering komen. (2 Petrus 3:9)

3 (…) God, onze Heiland,

4 die wil dat alle mensen behouden worden en tot kennis van de waarheid komen. (1 Timotheüs 2:3-4).

De Here Jezus heeft de verkondiging van dit geweldige nieuws aan de gelovigen toevertrouwd.

En alles is uit God, die ons met Zichzelf heeft verzoend door Christus en ons de bediening van de verzoening heeft gegeven  (2 Korinte 5:19).

Want Gods medearbeiders zijn wij  (1 Korinte 3:9).

Dit betekent dus dat een klein deel van de bediening der verzoening door gelovigen wordt verricht. Wat een voorrecht!