Nu we in 10 artikelen vele aspecten van het nieuwe Jeruzalem hebben bekeken, zijn we toe aan het opmaken van de balans. Het nieuwe Jeruzalem laat ons zien hoe God naar de gemeente kijkt, wat Zijn doelstellingen zijn. Maar alleen daar kennis van nemen zou tekort doen aan het beeld wat ons geschetst wordt. Het is niet alleen maar een toekomstbeeld, God kijkt nu al zo naar de gemeente. Als we lezen dat God bouwt, kan dat niet anders zijn dan in perfectie. Anders gezegd, de positie van de gemeente nu, is niet anders dan die ons getekend wordt in Openbaring. Hoe schril steekt de praktijk van alledag van de gemeente vandaag daartegen af. We moeten ons realiseren dat God ook in de praktijk graag iets terug ziet van het hoge ideaal dat Hij met de gemeente heeft. Daarom lopen we nu de artikelen een voor een langs en noteren we wat de bevindingen voor de praktijk van alledag te betekenen heeft.
Artikel 1
- De gemeente is een eenheid: één Lichaam, één Kudde, één Bruid, één Huis, één Tempel en één Stad.
- De gemeente wordt gebouwd, een bouw die tot op de dag van vandaag doorgaat. De stenen die worden toegevoegd zijn levende stenen, ofwel nieuw-wedergeboren christenen. God bouwt, maar betrekt de gelovigen ook bij de bouw.
- Het nieuwe Jeruzalem is een metafoor. Het dient om ons te leren wat God voor ogen staat als Hij bouwt aan de gemeente. Het dient ook om de gelovigen te bemoedigen.
De eenheid van de gemeente ziet op alle wedergeboren gelovigen. Zij vormen samen één lichaam.
12 Want zoals het lichaam een is en vele leden heeft, en alle leden van het lichaam, hoewel vele, een lichaam zijn, zo ook Christus.
13 Immers, wij allen zijn door een Geest tot een lichaam gedoopt, hetzij Joden hetzij Grieken, hetzij slaven hetzij vrijen, en ons allen is van een Geest te drinken gegeven. ( 1Korinte 12:12-13)
Dit maakt duidelijk dat wij die eenheid niet kunnen maken, die is er al. Dat is onze positie. Wat wel van ons wordt verwacht is de eenheid te bewaren. Dat is onze praktijk.
1 Ik vermaan u dan, ik, de gevangene in de Heer, dat u wandelt waardig de roeping waarmee u bent geroepen,
2 terwijl u in alle nederigheid en zachtmoedigheid met lankmoedigheid elkaar in liefde verdraagt
3 en u beijvert de eenheid van de Geest te bewaren in de band van de vrede:
4 een lichaam en een Geest, zoals u ook geroepen bent in een hoop van uw roeping; (Efeze 4:1-4)
Paulus benadrukt verder dat het ene lid van het lichaam alle andere leden op waarde moet schatten. Elk lid hoort erbij, niemand is overbodig.
20 Maar nu zijn er vele leden, maar het lichaam is een.
21 Het oog nu kan niet zeggen tot de hand: Ik heb je niet nodig; of ook het hoofd tot de voeten: Ik heb jullie niet nodig. (1 Korinte 12:20-21)
Helaas is de christenheid hopeloos verdeeld. Vooral in de niet-katholieke wereld is het aantal scheuringen en afsplitsingen schier eindeloos. We moeten ons realiseren dat in al die denominaties zich medegelovigen bevinden, die elk voor zich gekocht en betaald zijn door het bloed van onze Here Jezus Christus. Als we om welke reden dan ook menen een bepaalde gezindte te moeten verwerpen, de broeders en zusters die zich in het midden van zo’n genootschap bevinden mogen we toch niet afwijzen. We zouden zo als oog ongewild tegen de hand zeggen: ‘we hebben je niet nodig’!
Artikel 2
- Vrucht(dragen) en reinheid zijn de materialen waaruit het kleed van de bruid is geweven.
- De bruid van Christus is getooid met blinkend, rein, fijn linnen. Dit zijn de gerechtigheden van de heiligen. Het is de vrucht die ontstaat als de gelovige in de Here Jezus blijft.
- De gelovige kan niet uit zichzelf vruchtdragen, maar kan dit door een slordige levenswandel wel schaden.
- Het doel van de christelijke praktijk is volgens Paulus dat de bruid zonder vlek of rimpel aan Christus kan worden voorgesteld.
- Een christen kan onbedoeld verontreinigd worden door de invloed van wereld; reiniging vindt plaats door het Woord.
- Een slordige levenswandel kan de onbedoelde verontreiniging tot zonde maken. In dat geval is het belijden van en het nalaten van de zonde geboden.
Zie voor een praktische uitwerking uit de reeks ‘De Knecht des Heren’ de afleveringen 79-81 ‘Jezus Christus – De ware wijnstok’.
Artikel 3
- Johannes ziet het nieuwe Jeruzalem vlak na de Grote Verdrukking.
- Het nieuwe Jeruzalem daalt neer vanuit de hemel tijdens het duizendjarig rijk.
- De stad daalt neer, maar landt niet op aarde.
- Het neerdalen van de stad is zinnebeeld van de terugkomst van de Here Jezus; bij die gelegenheid zal Hij verheerlijkt worden in al zijn heiligen en bewonderd in allen die hebben geloofd.
- Hét kenmerk van het nieuwe Jeruzalem is dat het de heerlijkheid van God heeft.
Deze heerlijkheid is ook nu al het deel van de gelovigen. Had de wet heerlijkheid, de genade heeft groter heerlijkheid. Nu de wet, het priesterdom en de ceremoniën verdwenen zijn, gaat het alleen nog om de genade van God.
Wij allen nu, die met onbedekt gezicht de heerlijkheid van de Heer aanschouwen, worden naar hetzelfde beeld veranderd van heerlijkheid tot heerlijkheid, als door de Heer, de Geest. (2 Korinte 3:18)
Zonder sluier over ons gezicht weerspiegelen wij allen de glans van de Heer en veranderen daardoor in zijn evenbeeld; onze glans komt uit de zijne voort, dat wil zeggen uit de Geest van de Heer. (Anne de Vries) (2 Korinte 3:18)
Maar het pad der rechtvaardigen is als het glanzende morgenlicht, dat steeds helderder straalt tot de volle dag. (Spreuken 4:18)
Artikel 4
- De heerlijkheid van de stad is afkomstig van de lichtglans van ‘Iemand die op de troon zat’, de in het oog springende kleuren lijken wit en rood te zijn.
- De muur om de stad dient ter beveiliging, een symbolische muur, want God Zelf is een vurige muur.
- De muur om de stad dient om scheiding te maken tussen de heiligheid van de stad en dat wat buiten de stad is en niet heilig is.
- Poorten zijn er om binnen te laten wie naar binnen mag, om tegen te houden wie geen toegang heeft, om te vergaderen over bestuurlijke aangelegenheden en om recht te spreken.
- Het zijn personen die de poort al dan niet mogen passeren. De poorten van de hemelse Stad leren ons dat de gemeente van de Here Jezus Christus wereldwijd verontreinigd is met kwaadwillende lieden.
- Bij elke poort staat een engel. Dit is een voortzetting van de taken die de engelen al eeuwen uitvoeren met betrekking tot gelovigen en de gemeente.
Wie aan de muur en de poorten van het hemelse Jeruzalem denkt, kan niet om het begrip tucht heen. Het is de Bijbelse tucht die de gemeente in onze dagen dient te beschermen tegen alles wat onheilig en onwaar is. Helaas is de tucht als een muur in verval. Er zitten grote gaten in, en sommige delen van de muur zijn zelf geheel verdwenen.
Als wij gelovigen slordig of nalatig zijn, zal God zelf optreden. Een voorbeeld daarvan is de beschamende gang van zaken rond het avondmaal in de gemeente van Korinte. Aangezien deze toestand zich blijkbaar al geruime tijd voordoet, en niemand er blijkbaar iets aan doet, vertelt Paulus ons dat God Zelf maatregelen neemt.
27 Daarom, wie op onwaardige wijze het brood eet of de drinkbeker van de Heer drinkt, zal schuldig zijn aan het lichaam en het bloed van de Heer.
28 Maar laat men zichzelf beproeven en zo eten van het brood en drinken van de drinkbeker.
29 Want wie eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelf een oordeel, als hij niet het lichaam van de Heer onderscheidt.
30 Daarom zijn er onder u vele zwakken en zieken en nogal velen zijn ontslapen. (1 Korinte 11:27-30)
Zover moet een gemeente het uiteraard niet laten komen. De muur moet sterk zijn en goed worden onderhouden. Waakzaamheid is geboden. Wat niet in de gemeente thuishoort, dient te worden verwijderd. In dit verband onderscheiden we moreel kwaad en leerstellig kwaad. Wat moreel kwaad betreft vinden we opnieuw (!) bij Korinte een treffend voorbeeld. Iemand woont samen met de vrouw van zijn vader. Paulus roept uit dat zo’n zonde zelfs onder de heidenen niet voorkomt! Hij komt resoluut tot zijn punt.
11 Maar nu heb ik u geschreven, dat als iemand die broeder genoemd wordt, een hoereerder is, of een hebzuchtige, afgodendienaar, lasteraar, dronkaard of rover, u met hem geen omgang moet hebben, dat u met zo iemand zelfs niet moet eten.
12 (…) Oordeelt u niet hen die binnen zijn?
13 (…) Doet de boze uit uw midden weg. (1 Korinte 5:11-13)
Iemand die volhardt in moreel kwaad dient buiten de muur te worden gezet. Toch is dat niet het eind van het verhaal. De tucht dient het doel de gemeente rein te houden. Tucht dient echter ook gericht te zijn op herstel. Daarom schrijft Paulus ook iets over het doel van deze tuchtmaatregel.
zo iemand aan de satan over te geven tot verderf van het vlees, opdat de geest behouden wordt in de dag van de Heer Jezus. (1 Korinte 5:5)
Bij verderf van het vlees moeten we denken aan lichamelijk lijden – ziekte bijvoorbeeld. Het dient om de betrokkene tot inkeer te brengen. Het ‘opdat de geest behouden wordt’, toont ons dat het om een gelovige gaat.
Leerstellig kwaad (dwaalleer!) is een kwaad dat eveneens met kracht dient te worden bestreden. Het Nieuwe Testament laat ons veel voorbeelden zien. Paulus schrijft in zijn tweede brief aan Timotheüs het een en ander over dwaalleraren en hoe met deze lieden om te gaan.
16 Maar onttrek je aan ongoddelijk gezwets; want zij zullen voortgaan tot toenemende goddeloosheid 17 en hun woord zal als kanker voortwoekeren. Onder hen zijn Hymeneüs en Filetus,
18 die van de waarheid zijn afgeweken door te zeggen dat de opstanding al heeft plaatsgehad en die het geloof van sommigen omverwerpen. (2 Timotheüs 2:16-18)
Dwaalleer heeft ernstige gevolgen. Het moet dus krachtig worden weersproken, en de verkondigers ervan dienen te worden aangepakt. Daarbij gaat het niet alleen om de reinheid van de gemeente en de bescherming van de gelovigen. Het tot inkeer komen van de dwaalleraar is een even belangrijk doel.
25 de tegenstanders met zachtmoedigheid terechtwijzend; misschien geeft God hun bekering om de waarheid te erkennen
26 en weer ontnuchterd te worden uit de strik van de duivel door wie zij gevangen zijn, om zijn wil te doen. (2 Timotheüs 2:25-26)
Tucht is een zaak van moed en wijsheid. De muren van het hemelse Jeruzalem laten ons zien dat het van het grootste belang is.
Artikel 5
- De inhoud van Petrus’ belijdenis (U bent de Christus, de Zoon van de levende God) is het fundament onder het hemelse Jeruzalem.
- Het onderwijs en de prediking van Paulus (en van de andere apostelen en profeten) is het middel geweest waarmee dit fundament werd gelegd. De Schrift noemt dit ‘het fundament van de apostelen en profeten’.
- Het is niet nodig een ander fundament te leggen (dat zou een ander evangelie betekenen), het is evenmin nodig nog aan dit fundament te werken (lees: toe te voegen).
- Het fundament onder de gehele stad kan Johannes niet zien, het wordt als het ware omsloten door de fundamenten van de muur.
- De Here Jezus is naar de hemel gegaan; Hij – het fundament onder de gemeente – wordt dus niet gezien.
- De gelovigen zouden ‘de Rots’ niet meer zien, zoals dat in de periode tussen Pasen en Hemelvaart wel het geval was. Vanaf Christus’ Hemelvaart zouden ze alleen nog het fundament onder de muur zien, en daar zouden ze genoeg aan hebben.
- Johannes ziet twaalf fundamenten onder de muur rond de stad; de twaalf fundamenten dragen de namen van de twaalf apostelen.
- De fundamenten zijn bekleed met edelstenen; God gebruikt ze als middel om de mens iets van zijn heerlijkheid te laten zien.
Het fundament (U bent de Christus, de Zoon van de levende God) ligt onaantastbaar vast tot in alle eeuwigheden.
Want niemand kan een ander fundament leggen dan wat er ligt, dat is Jezus Christus. (1 Korinte 3:11)
Dit fundament wordt gelegd in de leer van de apostelen en profeten.
Naar de genade van God die mij gegeven is, heb ik als een wijs bouwmeester het fundament gelegd en een ander bouwt erop. (1 Korinte 3:10)
19 (…) u bent medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God,
20 opgebouwd op het fundament van de apostelen en profeten. (Efeze 2:19-20)
Daarom is het ook van het grootste belang dit te onderkennen en te bewaren. Het is de Here Jezus Zelf die aan het eind van Openbaring waarschuwt voor het tornen aan het evangelie.
18 Ik betuig aan een ieder die de woorden van de profetie van dit boek hoort: Als iemand aan deze dingen toevoegt, zal God hem de plagen toevoegen die in dit boek beschreven zijn;
19 als iemand van de woorden van het boek van deze profetie afneemt, zal God zijn deel afnemen van de boom van het leven en uit de heilige stad, van de dingen die in dit boek beschreven zijn. (Openbaring 22:18-19)
Ondanks deze ondubbelzinnige waarschuwing opereren talrijke nieuwe apostelen binnen de gemeente van Jezus Christus met de provocerende boodschap dat zij nieuwe openbaringen ontvangen, die mogelijk zelfs corrigerend kunnen zijn ten opzichte van de Heilige Schrift! (Zie ook mijn reeks ‘Gevaarlijke tijden’.)
Vergelijkbare waarschuwingen omtrent toe- of afdoen vinden we in andere delen van de Bijbel.
Gij zult aan wat ik u gebied, niet toedoen en daarvan niet afdoen, opdat gij de geboden van de Here, uw God, onderhoudt, die ik u opleg. (Deuteronomium 4:2)
Al wat ik u gebied, zult gij naarstig onderhouden; gij zult daaraan niet toedoen, noch daarvan afdoen. (Deuteronomium 12:32)
Zo zegt de Here: Ga in de voorhof van het huis des Heren staan en spreek tegen alle steden van Juda, die komen om zich in het huis des Heren neder te buigen, al de woorden die Ik u gebied tot hen te spreken; doe er geen woord af. (Jeremia 26:2)
8 Maar zelfs als wij, of een engel uit de hemel, u een evangelie verkondigen naast dat wat wij u als evangelie verkondigd hebben, die zij vervloekt!
9 Zoals wij vroeger hebben gezegd, zo zeg ik ook nu weer: als iemand u een evangelie verkondigt naast dat wat u ontvangen hebt, die zij vervloekt! (Galaten 1:8-9)
De Bijbel is compleet en goed, aanvullingen (toevoegingen) zijn niet nodig en niet mogelijk. Het afdoen van Gods Woord is evenmin toegestaan. Wie selectief shopt in de Bijbel, verklaart in wezen dat sommige delen van de Bijbel niet (langer) van toepassing zouden zijn. Gods Woord is Gods Woord. Eerbied is geboden, afblijven dus!
16 Alle Schrift is door God ingegeven en nuttig om te leren, te weerleggen, te verbeteren en te onderwijzen in de gerechtigheid,
17 opdat de mens Gods volkomen is, tot alle goed werk ten volle toegerust. (2 Timotheüs 3:16-17)
(…) niet door de wil van een mens werd ooit profetie voortgebracht, maar heilige mensen van Godswege hebben, door de Heilige Geest gedreven, gesproken. (2 Petrus 1:21)
Artikel 6
- Meten heeft in de Bijbel een gewichtig doel, namelijk bepalen wat het lot is van het gemetene.
- Johannes krijgt in Openbaring tweemaal te maken met een opdracht tot meten, gericht aan hemzelf (H11) en aan een engel (H21-22).
- In de tabernakel en de tempel was het Heilige der Heiligen (de plaats waar God woonde) een kubus; het nieuwe Jeruzalem is eveneens een kubus, God woont in het midden ervan.
- De stad is ontzettend groot, maar niet oneindig.
- Het nieuwe Jeruzalem zal daadwerkelijk vanuit de hemel neerdalen; men ziet dan echter niet een stad, maar de terugkomende Here Jezus met miljoenen christenen.
- We moeten de afmetingen niet willen omzetten naar huidige maten; de genoemde getallen hebben een symbolische betekenis, die behouden moet blijven.
Er bestaat een omstreden theorie die zegt dat God zich in zijn openbaring aanpast aan het bevattingsvermogen van de mensen. Deze theorie draagt de naam accomodatietheorie. In de medische wereld wijst de term accommodatie op de aanpassing van de lens van het oog bij het zien op verschillende afstanden. Omdat we God niet kunnen begrijpen, past God zich aan de mensen aan. Hij maakt gebruik van onze manier van denken. Zo wijst God elke vorm van zonde af, maar grijpt niet meteen in omdat Hij niet wil dat iemand verloren zou gaan, maar dat iedereen behouden wordt. En wat de praktijk van alledag betreft, ziet God een heleboel door de vingers, zonder er mee in te stemmen.
(..) tot betoning van zijn gerechtigheid wegens het voorbij laten gaan van de zonden die tevoren hadden plaatsgevonden onder de verdraagzaamheid van God; (Romeinen 3:25)
Nu zou je kunnen redeneren dat metaforen passen in het beeld van de accomodatietheorie. God informeert mensen over alles wat zij moeten weten, maar doet dat met gebruik van metaforen. De werkelijkheid zouden we niet kunnen begrijpen, maar door middel van metaforen lukt dat wel (enigszins). Ongetwijfeld zal God rekening houden met zijn gehoor, zoals bijvoorbeeld de hoogleraar dat ook doet als hij op een ouderavond iets vertelt over nieuwe ontwikkelingen in het onderwijs. Maar ik denk niet dat dit de echte reden is voor het gebruik van metaforen.
Gebruik van metaforen betekent voorbeelden kiezen om iets uit te leggen. Gelijkenissen worden ze ook wel genoemd. Door gelijkenissen te gebruiken wordt dat wat er bedoeld wordt snel duidelijk, want het sluit aan bij dat wat de mensen in hun dagelijks leven allang weten. Als de gelijkenis goed gekozen is, dan zijn vele details van toepassing. Anders gezegd, in het vertellen van de gelijkenis – of in het gebruik van een metafoor – wordt het mogelijk een gecompliceerd en uitgebreid leerstuk in slechts een paar zinnen weer te geven. Gebruik van metaforen en gelijkenissen werken dus tijdbesparend en nemen niet veel ruimte in op het papier. Stelt u zich eens voor dat metaforen en gelijkenissen niet bestonden. Dat zou tot gevolg hebben dat de Bijbel misschien wel 100 maal zo dik zou zijn als nu. De tekst zou veel minder prettig lezen, en het ‘schatgraven in Gods Woord’ veel minder uitdagend. Johannes schrijft opmerkelijke woorden aan het eind van zijn evangelie.
Er zijn echter nog vele andere dingen die Jezus heeft gedaan, waarvan ik denk dat als zij een voor een werden geschreven, zelfs de hele wereld de geschreven boeken niet zou kunnen bevatten. (Johannes 21:25)
Deze woorden worden vaak afgedaan met een smalend ‘oosterse overdrijving’. Maar we kunnen deze tekst in het kader van ons onderwerp ook anders gebruiken.
De Bijbel bevat vele gelijkenissen en metaforen, waarvan ik denk dat als zij een voor een werden uitgeschreven, de hele wereld de geschreven boeken niet zou kunnen bevatten. (Johannes 21:25)
Dat nu is precies wat ieder die probeert de Schrift uit te leggen ervaart. Ik heb 10 artikelen gewijd aan het hemelse Jeruzalem, maar ondervind toch het knagende gevoel dat ik slechts aan de oppervlakte ben gebleven.
Artikel 7
- In dit artikel ligt de nadruk op het belang van een Gode waardige levenswandel: de straat en het plaveisel van zuiver goud spreken daarvan.
- Het kleed van de bruid is de totale som van alle kledij die de verheerlijkte gelovigen tezamen dragen, de uitkomst van de goede levenswandel van alle heiligen.
- Paulus betoogt dat de gelovige niet uit werken wordt behouden, maar uit geloof. Jakobus hamert op het belang van de werken als kenmerk van waar geloof.
- Wij worden niet gered door goede werken, maar om goede werken voort te brengen.
- Kennis van Gods wil houdt in dat we Gods verwachtingen en voorschriften voor het praktische leven van de gelovigen kennen.
De vaststelling dat de wet (van Mozes) niet langer van kracht is, leidt vaak tot de gedachte dat we ons dus ook niet meer aan de inhoud ervan hoeven te storen. Nu is er een onderscheid tussen het morele deel en het ceremoniële deel van de wet. Met het morele deel wordt bedoeld alles wat in overeenstemming is (of niet) met de gedachten van God over wat goed en netjes is en wat niet. De tien geboden zijn het bekendste voorbeeld. Iemand vermoorden is niet naar Gods wil en gedachte, dus: Gij zult niet doodslaan (een verbod). Respect hebben voor je ouders is wel naar Gods gedachte, dus: Eer uw vader en uw moeder (een gebod).
De Here Jezus zegt iets heel belangrijks over de wet.
Meent niet dat Ik ben gekomen om de wet of de profeten op te heffen; Ik ben niet gekomen om op te heffen, maar om te vervullen. (Mattheus 5:17)
Er is geen tegenstelling tussen Jezus en Zijn leer aan de ene kant en het OT (wet en profeten) aan de andere kant. Hij heeft de wet niet ontbonden, maar haar volmaakt gehoorzaamd. Hij heeft de profeten niet hun relevantie ontnomen, maar hun profetieën verwerkelijkt.
De conclusie van de Here Jezus was dan ook dat de mens niet via de wet behouden kon worden. Dat zou alleen kunnen als zo’n mens in elk opzicht zonder zonde zou zijn, ja, sterker nog, volmaakt zou zijn.
Weest u dan volmaakt zoals uw hemelse Vader volmaakt is. (Mattheus 5:48)
De wet was dan ook niet een middel om het eeuwige leven te verdienen, de wet was een ‘onderwijzer’, een ‘opvoeder’.
De wet is dus onze tuchtmeester geweest tot op Christus, opdat wij op grond van geloof gerechtvaardigd zouden worden. (Galaten 3:24)
De wet is dus een soort oppasser voor ons geweest die ons naar Christus toegedragen heeft; rechtvaardig worden we door ons geloof. (Anne de Vries) (Galaten 3:24)
Natuurlijk gelden wet en profeten nog. Het doel van de voorschriften van de wet is alleen veranderd. Rabbijnen noemen de wet liever ‘de onderwijzing’. En dat is precies wat het is. Het is Gods onderwijzing voor ieder mens, wedergeboren christen of niet. Wij gelovigen kunnen en moeten ook het Oude Testament aannemen voor wat het is: Gods Woord.
Dat de inhoud van de morele wet niet is veranderd, zien we in de brieven in het Nieuwe Testament. Het meeste brieven bevatten aan het eind een deel met aanwijzingen voor ons gedrag. En al die aanwijzingen zijn perfect in overeenstemming met de morele wet uit het Oude Testament. Paulus zegt het heel mooi in zijn brief aan de Galaten.
22 Maar de vrucht van de Geest is: liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.
23 Tegen zulke dingen is geen wet. (Galaten 5:22-23)
Het gedrag van de wedergeboren christen (zichtbaar als de vrucht van de Geest) is in overeenstemming met de wet. Het is overigens goed ons te realiseren dat ook de wedergeboren christen niet in staat is zich volmaakt aan de wet te houden – als van die volmaaktheid sprake zou zijn (en dat kan!), dan is het niet de gelovige die het tot stand brengt, maar de Heilige Geest in en door hem. Paulus noemt dat de vrucht van de Geest.
De wandel van de christen moet in overeenstemming zijn met het einddoel dat God ons toont in de gouden straten van het hemelse Jeruzalem. Dat zal het nooit voor de volle 100% zijn. Ons staan echter machtige hulpmiddelen ten dienste. We zijn de ranken aan de wijnstok: zonder Hem kunnen we niets doen. We hebben het Woord van God, dat een reinigende werking heeft als we ons er mee bezig houden. Als we straks bij de Heer zijn (hetzij na ons ontslapen, of na de opname) zullen we voor de rechterstoel van Christus worden geplaatst. Daar zal blijken wat wel en wat niet in geschikt om bij te dragen aan het kleed van de bruid van Christus. (Zie eventueel mijn ‘De Knecht des Heren’ 79-81)
Artikel 8
- De tempel beschreven aan het eind van het boek Ezechiël is de tempel die tijdens het duizendjarig rijk in het aardse Jeruzalem zal staan.
- Het rivierwater dat onder de rechter zijkant van het huis vandaan stroomt, ten zuiden van het altaar is om te herstellen wat gedurende duizenden jaren wanbeheer van de zondige mens bedorven was.
- Johannes geeft geen beschrijving van de tempel in het nieuwe Jeruzalem: dat kan ook niet want, zo staat er, ‘en een tempel zag ik in haar niet, want de Heer, God de Almachtige, is haar tempel, en het Lam.’
- Het levende water dat stroomt vanuit de troon van God en van het Lam is een metafoor van de Heilige Geest.
- Het rivierwater in het nieuwe Jeruzalem dient niet om iets te herstellen. Het is er om volmaakt in stand te houden wat al volmaakt is.
- Van de verheerlijkte gelovigen wordt gezegd dat hun het oordeel werd gegeven. Ze oordelen de wereld, dat wil zeggen mensen uit alle tijden die niet hebben geloofd en zich niet hebben willen bekeren. Ze oordelen ook over (de gevallen) engelen.
In de Schrift worden verschillende beelden gebruikt om de Heilige Geest mee aan te duiden. De bekendste zijn water, vuur, wind, duif en olie. Omdat in het hemelse Jeruzalem water wordt gebruikt om de Heilige Geest mee aan te duiden, volgen hieronder nog enkele opmerkingen over dit onderwerp, waarbij nog een onderscheid wordt gemaakt tussen water om te drinken en water om te wassen.
Water om te drinken
37 En op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus daar en riep aldus: Als iemand dorst heeft, laat hij bij Mij komen en drinken!
38 Wie in Mij gelooft, zoals de Schrift zegt: Stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien.
39 Dit nu zei Hij van de Geest, die zij die in Hem geloven, zouden ontvangen; want de Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet was verheerlijkt. (Johannes 7:37-39)
Met ‘de laatste, de grote dag van het (Loofhutten)feest’ wordt de zevende dag bedoeld, wat de meest blije dag was (de achtste feestdag was meer een afsluitende rustdag). Op deze dag trekt de Here Jezus, al lerende op het tempelplein, alle aandacht door tegen de gewoonte in te gaan staan (men gaf zittend onderricht). Luid roepend nodigt Hij, op gezaghebbende toon, ieder uit die dorst heeft: ‘hij kome tot Mij en hij drinke!’ Al eerder heeft Hij gezegd dat Hij (geestelijke) dorst kan en wil lessen.
Hiermee sluit de Here Jezus aan bij één van de hoogtepunten van het Loofhuttenfeest. Elke dag van het feest haalde een priester na de morgenoffers, omringd door het volk, met een gouden kruik water uit de vijver van Siloam. Onder gejuich en muziek werd dit naar het altaar gebracht, terwijl het volk de woorden van Jesaja 12:3 reciteerde: ‘dan zult gij met vreugde water scheppen uit de bronnen des heils’. Na één rondgang om het altaar en op de zevende dag zelfs na zeven rondgangen, werd dat water uitgegoten aan de westzijde van het brandofferaltaar, vanwaar het via een buis naar de tempelbeek Kidron stroomde, terwijl de tempelzangers met het volk o.a. Psalm 118:25 zongen: ‘Och Here, geef toch heil!’ Dit alles symboliseerde als herinnering het water dat God tijdens de woestijnreis uit de steenrots deed stromen en als verwachting de stromen van heil die door de Messias gegeven zouden worden.
De Here Jezus maakt duidelijk dat Hij de vervulling van dat storten van water is, dat Hij Degene is die de geestelijke dorst kan lessen: dat Hij de Messias is!
Die stromen van levend water betreffen de zegeningen van de Heilige Geest, bestemd voor degenen die in de Here Jezus gaan geloven. (SB)
Water om te wassen
4 Maar toen de goedertierenheid en de mensenliefde van God, onze Heiland, verschenen is,
5 heeft Hij ons behouden, niet op grond van werken in gerechtigheid, die wij hadden gedaan, maar naar zijn barmhartigheid, door de wassing van de wedergeboorte en de vernieuwing van de Heilige Geest,
6 die Hij rijkelijk over ons heeft uitgestort door Jezus Christus, onze Heiland,
7 opdat wij, door zijn genade gerechtvaardigd, erfgenamen werden naar de hoop van het eeuwige leven. (Titus 3:4-7)
Onze redding is alleen mogelijk op grond van het door Jezus Christus volbrachte werk. Door wedergeboorte krijgen we hier deel aan. Paulus schrijft aan Titus hoe de Heilige Geest werkzaam is ten aanzien van onze behoudenis. De Heilige Geest bewerkt ten eerste de wedergeboorte. Dat is geen werk van de gelovige zelf, maar iets wat aan ons wordt gedaan. Dat laat de doop ook zien. Niemand doopt zichzelf, maar wordt gedoopt. Door zich te laten dopen toont men de wereld dat het oude is voorbij gegaan, dat het nieuwe is gekomen. Ten tweede is er de vernieuwing van ons leven. In onze levenswandel wordt zichtbaar dat we wedergeboren zijn. Ook dat is het werk van de Heilige Geest.
Hoewel we hier dus mogen denken aan de doop, is dat toch niet de eerste gedachte. De Heilige Geest zorgt door de wedergeboorte voor reiniging (Paulus gebruikt het beeld van de doop met water).
Artikel 9
- Het nieuwe Jeruzalem, beeld van de gemeente is de plaats waar opgestane gelovigen voor eeuwig bij Christus zijn.
- Er zijn overeenkomsten tussen het nieuwe Jeruzalem en het paradijs: het is de woonplaats van God en de boom des levens staat daar.
- De vruchten van de boom des levens dienen om ons steeds in herinnering te brengen dat het eeuwige leven ons is gegeven, dat we het hebben gekregen om niet, zoals eten van de vruchten ook gratis is.
- Elders in het Nieuwe Testament lezen we van de vrucht van de Geest.
- De vruchten en bladeren van de levensboom ontvangen hun zegenende, respectievelijk genezende werking door het levende water – een beeld van de Heilige Geest. De vruchten zijn voor de bewoners van het hemelse Jeruzalem – de Gemeente. De bladeren zijn voor de naties om hen te genezen.
Elke gelovige ontvangt de Heilige Geest op het moment van de wedergeboorte. De Geest brengt nieuw leven. Dat nieuwe leven uit zich in gaven van de Geest, en in de vrucht (!) van de Geest. In de beschrijving van het hemelse Jeruzalem vinden we de gaven niet terug, wel is er sprake van vrucht. In het Nieuwe Testament vinden we enkele malen beschrijvingen van de vrucht die de Geest bewerkt.
Om te begrijpen wat we onder vrucht moeten verstaan zetten we twee teksten uit de brief van Paulus aan de Galaten naast elkaar. Beide geven een opsomming, en beide geven een bron.
19 Nu is het duidelijk wat de werken van het vlees zijn: hoererij, onreinheid, losbandigheid,
20 afgodendienst, toverij, vijandschappen, twist, jaloersheid, toorn, partijzucht, tweedracht, sekten,
21 afgunst, moorden, dronkenschappen, zwelgpartijen en dergelijke; (…) (Galaten 5:19-21)
(…) de vrucht van de Geest is: liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. (Galaten 5:22)
De werken van het vlees staan duidelijk lijnrecht tegenover de vrucht van de Geest. |
De werken van het vlees zijn van beneden, de vrucht van de Geest komt van boven. |
De werken van het vlees worden geheel bepaald door de gevolgen van de zondeval. De vrucht van de Geest is het ‘resultaat’ van wedergeboorte, wat weer mogelijk werd gemaakt door het lijden en sterven van de Here Jezus aan het kruis, en daarna Zijn opstanding. |
De werken van het vlees zijn ‘activiteiten’ die door ons mensen worden verricht, de vrucht van de Geest is iets dat in ons tot stand wordt gebracht. |
De werken van het vlees verwijderen ons van God en van elkaar. De vrucht van de Geest doet ons in toenemende mate lijken op de Here Jezus. |
De werken van het vlees zijn in geen enkel opzicht positief te noemen, de vrucht van de Geest is in geen enkel opzicht negatief te noemen. |
Jakobus zet op vergelijkbare wijze twee gedaanten van wijsheid tegenover elkaar.
14 Maar als u bittere jaloersheid en twistzucht in uw hart hebt, roemt en liegt dan niet tegen de waarheid.
15 Dat is niet de wijsheid die van boven neerkomt, maar zij is aards, ongeestelijk, demonisch.
16 Want waar jaloersheid en twistzucht is, daar is wanorde en allerlei kwade praktijk.
17 Maar de wijsheid die van boven is, is in de eerste plaats rein, vervolgens vreedzaam, inschikkelijk, gezeglijk, vol barmhartigheid en goede vruchten, onpartijdig, ongeveinsd.
18 De vrucht van de gerechtigheid nu wordt in vrede gezaaid voor hen die vrede maken. (Jakobus 3:17-18)
Ook hier zien we een scherpe tegenstelling. Het resultaat van ‘aardse, ongeestelijke, demonische’ wijsheid is jaloersheid, twistzucht, wanorde en kwaadaardig gedrag. De wijsheid van boven is gelijk aan de vrucht van de gerechtigheid en brengt vrede.
Artikel 10
- De strijd tussen licht en donker is een van de meest in het oog springende thema’s in de Bijbel.
- Van duisternis lezen we in de beschrijving van het hemelse Jeruzalem niets, behalve dan dat het er niet meer zal zijn.
- De Bijbel laat ons zien dat licht niet noodzakelijkerwijze gekoppeld is aan lichtbronnen als de zon, elektriciteit, vuur en chemische reacties.
- Het licht in het hemelse Jeruzalem komt van de heerlijkheid van God en het Lam.
- Zon en maan kunnen overigens gewoon nog bestaan. Ze zijn alleen voor de verlichting van de stad niet nodig.
- Aangezien het nieuwe Jeruzalem een metafoor is, moeten we elke beschrijving van licht figuurlijk opvatten.
- Volgens de beschrijving van Johannes gaan zij, die geschreven staan in het boek van het leven van het Lam, door de poorten naar binnen.
- Als het duizendjarig rijk ten einde is maakt God alle dingen nieuw. God herstelt niet alleen, maar voegt ook toe. Alles nieuw kan betekenen dat het bestaande wordt herschapen. Het kan ook betekenen dat God nieuwe dingen maakt, zaken waarvan we ons geen voorstelling kunnen maken.
- In de nieuwe situatie zal eeuwige regeringsverantwoordelijkheid ons deel zijn.
Een metafoor is een beeld om iets uit te drukken, op basis van vergelijking. Het nieuwe Jeruzalem is zo’n metafoor. Het gaat daarbij om statische beelden. Zie het begin van Openbaring. Johannes krijgt een aantal metaforen te zien, en de Here Jezus die hem verschenen is, legt uit wat ze betekenen.
De verborgenheid van de zeven sterren die u hebt gezien op mijn rechterhand, en de zeven gouden kandelaars: de zeven sterren zijn de engelen van de zeven gemeenten, en de zeven kandelaars zijn de zeven gemeenten. (Openbaring 1:20)
Dan zijn er de gelijkenissen: verhalen waarmee men een algemene waarheid duidelijk wil maken. Nu geen statische beelden, maar geschiedenissen, gebeurtenissen. Bekende gelijkenissen zijn de zaaier uit Mattheus 13, de barmhartige Samaritaan uit Lukas 10 en de verloren zoon uit Lukas 15.
Metaforen en gelijkenissen zijn bedoeld voor gelovigen, die, geleid door de Heilige Geest uit deze beelden kunnen begrijpen wat God hun wil leren. Paulus schrijft in 1 Korinte hoe geweldig Gods plannen zijn aangaande de gemeente van de Here Jezus Christus.
Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgekomen, wat God bereid heeft voor hen die Hem liefhebben. (1 Korinte 2:9)
Mensen (lees: de natuurlijke, niet wedergeboren mens) hebben geen oog voor God en Zijn daden. Alleen al aan de schepping zou ieder mens moeten kunnen zien, dat God bestaat en alle eer toe komt. Maar daar heeft de mensheid al evenmin een boodschap aan.
19 (…) dat wat van God gekend kan worden, onder hen openbaar is, want God heeft het hun geopenbaard
20 want van de schepping van de wereld af worden wat van Hem niet gezien kan worden, zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid, uit zijn werken met inzicht doorzien -, opdat zij niet te verontschuldigen zijn,
21 omdat zij, hoewel zij God kennen, Hem als God niet verheerlijkt of gedankt hebben, (…) (Romeinen 1:19-20)
De natuurlijke mens heeft alleen zijn eigen belang op het oog, probeert vast te houden aan de eigen positie, en negeert alles wat mogelijkerwijs wijst op het bestaan van God. Je ziet dat de hele geschiedenis door, met als droevig dieptepunt de kruisiging van de Here Jezus. Hij vormde een bedreiging, en dus moest Hij sterven. Dat daarmee juist Gods bedoeling werd verwerkelijkt, hadden ze uiteraard niet in de gaten.
Voor dit soort mensen geldt het woord van Paulus in de eerste plaats. Hun ogen, hun oren, hun harten, ze zijn niet ontvankelijk voor de dingen van God. Dergelijk mensen zien niet welke geweldige plannen God heeft met Zijn schepping, en wat Hij daarvoor allemaal al tot stand heeft gebracht. Als ze het zouden weten, dan zouden ze zich wellicht bekeren. Hoewel, de godsdienstige leiders in Israël konden het weten, ze hoorden de Here Jezus over deze dingen spreken. Maar, zoals gezegd, eigenbelang maakte dat ze niet luisterden. Later, op het getuigenis van Stefanus stopten ze zelfs letterlijk hun oren dicht.
42 Toch geloofden ook zelfs velen van de oversten in Hem; maar om de farizeeën beleden zij Hem niet, opdat zij niet uit de synagoge werden gebannen;
43 want zij hadden de eer van de mensen meer lief dan de eer van God. (Johannes 12:42-43)
56 (…) Zie, ik zie de hemelen geopend en de Zoon des mensen, staande aan Gods rechterhand.
57 Zij echter schreeuwden met luider stem, stopten hun oren toe en stormden als een man op hem af,
58 en zij wierpen hem de stad uit en stenigden hem. (Handeling 7:56-58)
De tekst van Paulus uit 1 Korinte kent echter een verrassende wending in het volgende vers.
Want ons heeft God het geopenbaard door de Geest; (…)(1 Korinte 2:10)
Wat de natuurlijke mens niet heeft gehoord, gezien of bedacht (omdat ze dat niet kunnen), heeft God geopenbaard aan ons, en wel door de Geest. En dan worden de woorden van de Here Jezus gericht aan de discipelen ineens heerlijk duidelijk.
13 Daarom spreek Ik in gelijkenissen tot hen, omdat zij kijkend niet kijken en horend niet horen en niet verstaan.
16 Gelukkig echter uw ogen, omdat zij kijken, en uw oren, omdat zij horen;
17 want voorwaar, Ik zeg u, dat vele profeten en rechtvaardigen hebben begeerd te zien wat u aanschouwt, en zij hebben het niet gezien, en te horen wat u hoort, en zij hebben het niet gehoord. (Mattheus 13:13-15)
Gelovigen krijgen onderwijs in gelijkenissen en metaforen omdat zij het – geleid door de Heilige Geest – kunnen begrijpen. Mensen zonder God, krijgen ook onderwijs in gelijkenissen en metaforen om dat zij het – zonder de Heilige Geest – niet kunnen begrijpen. Zo zien we dat een van de kenmerken van wedergeboorte het verstaan van het onderwijs in gelijkenissen en metaforen is. En zo krijgt ook een bekende uitspraak van de Here Jezus extra reliëf.
Jezus antwoordde en zei tot hem: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: tenzij iemand opnieuw geboren wordt, kan hij het koninkrijk van God niet zien. (Johannes 3:3)
God heeft er alles aan gedaan om zijn kinderen in een bevoorrechte positie te brengen. Als een prediker onder zijn gehoor gelovigen en ongelovigen heeft, zullen de gelovigen hem kunnen volgen, de ongelovigen niet. Zelfs de Here Jezus maakte dat mee.
66 Van toen af trokken velen van zijn discipelen zich terug en wandelden niet meer met Hem.
67 Jezus dan zei tot de twaalf: Wilt u soms ook weggaan?
68 Simon Petrus antwoordde Hem: Heer, naar wie zullen wij toe gaan? U hebt woorden van eeuwig leven. (Johannes 6:66-68)
De ongelovigen haken af, de gelovigen blijven. En toch is Gods genade zo groot dat ongelovigen niet ongelovig hoeven te blijven. Als zulke mensen geraakt worden door de prediking (een werk van de Heilige Geest), dan realiseren ze zich hoe wanhopig ellendig ze er aan toe zijn, en vragen om hulp.
Toen zij nu dit hoorden, werden zij in het hart getroffen en zij zeiden tot Petrus en de overige apostelen: Wat moeten wij doen, mannen broeders? (Handelingen 2:27)
Het antwoord is simpel, en voor geen tweeërlei uitleg vatbaar.
En Petrus zei tot hen: Bekeert u, en laat ieder van u gedoopt worden in de naam van Jezus Christus tot vergeving van uw zonden, en u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen. (Handelingen 2:38)
Zo is het ons gelovigen allemaal vergaan. Het is Gods werk uit louter genade dat we worden behouden. Diezelfde God wil ons nu onderwijzen. Kunt u zich voorstellen hoe teleurstellend het voor God moet zijn, als zijn kinderen daar geen belangstelling voor hebben? Of, dat ze het afdoen met de opmerking dat het te moeilijk is? Natuurlijk zullen er verschillen zijn. Petrus schaamde zich niet te erkennen dat Paulus meer kennis en wijsheid aangaande de dingen van God had dan hij.
15 En houdt de lankmoedigheid van onze Heer voor behoudenis, zoals ook onze geliefde broeder Paulus naar de hem gegeven wijsheid u heeft geschreven;
16 evenals ook in alle brieven, waarin hij over deze dingen spreekt, waarin sommige dingen moeilijk te begrijpen zijn, die de onwetenden en onstandvastigen verdraaien, zoals ook de overige Schriften, tot hun eigen verderf. (2 Petrus 3:15-17)
De Here Jezus geeft in een gelijkenis aan dat van niemand het onmogelijke wordt gevraagd. Hij geeft de een vijf talenten, de ander twee, de derde een, ieder naar zijn eigen bekwaamheid. De opdracht is hun uiterste best te doen. Dat leidt ertoe dat degene met veel talenten er meer bijverdient dan degene met minder. Maar dat is niet belangrijk. Het gaat om de inzet. Wie zich optimaal inzet om de dingen van onze Heer te leren kennen, zal dienovereenkomstig gezegend worden. We zullen lang niet allemaal een Willem Ouweneel, een Jaap Fijnvandraat, of welke bekende bijbelleraar dan ook kunnen zijn. Van belang is alleen dat we de Heer zullen horen zeggen:
(…) Voortreffelijk, goede en trouwe slaaf, over weinig ben je trouw geweest, over veel zal ik je stellen; ga de vreugde van je heer in. (Mattheus 25:21)